NL7907562A - Koplampeninrichting voor motorvoertuigen. - Google Patents

Description

* 49 327/AH/AS , -

Koplampeninrichting voor motorvoertuigen.

De uitvinding heeft betrekking op een koplampeninrichting voor motorvoertuigen.

Bij. het streven naar het verschaffen van een maximum verlichting van de rijweg onder ver-5 velende omstandigheden met betrekking tot het rijden zonder de bestuurders van de andere voertuigen te verblinden werd door de motorvoertuigenindustrie tot nu toe gebruik gemaakt van een koplampensysteem, dat voorzien is van een dimlichtverlichtingsstand 10 voor het rijden in de stad en op hoofdwegen, waar andere motorvoertuigen aanwezig zijn, en van een groot licht verlichtingsstand voor gebruik in plattelandsgebieden en op parkeerplaatsen, waar verblindend licht geen probleem oplevert of geen gevaar 15 voor de veiligheid behoeft te betekenen. Bij derge-lijke koplampsystemen wordt op conventionele wijze gebruik gemaakt van hetzij twee, hetzij vier koplampen, die selectief bekrachtigd worden door middel van schakelorganen in het voertuig teneinde de ge-20 wenste groot licht- of dimlicht-verlichting te verschaffen. Koplampsystemen van beide types zijn voldoende bekend en worden veelvuldig gebruikt op motorvoertuigen.

Een duplokoplampenverlichtingssysteem voor 25 motorvoertuigen met schakelorganen en lampen met lichtsluisconsessies, waarmede de lampen in twee of drie verschillende verlichtingsstanden kunnen worden bediend, is bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3.617.795. Bij verlichtingssystemen voor 30 voertuigen, die vier koplampen bevatten, die selectief kunnen worden bekrachtigd door het verschaffen van een dimlicht-, groot licht- en parkeerlicht-verlichtingsstand zijn bekend uit de Amerikaanse 790 75 62 Λ* _ 2- octrooischriften 3.373.311 en 3.818.210.

Duplokoplampsysternen voor voertuigen, die zijn voorzien van koplampen met verschillende combinaties van lenscomponenten, afschermplaatjes en 5 lichtbronnen, die verblindend licht reduceren kunnen door lichtstralen van het ene quadrant naar het andere quadrant te verschuiven teneinde overlappende bundels te vormen, die de lichtstralen concentreren tot conische lichtbundels, of die lichtstralen rege-10 len met een langwerpig huis, dat voorzien is van een gegroefde lens, zijn bekend uit de Amerikaanse octrooischriften 1.338.675, 3.102.692 en 3.219.809.

Hoewel de conventionele koplampverlichtings-systemen in het algemeen vanuit functioneel oogpunt 15 bezien bevredigend waren nadat zij het verblindende licht reduceren en de bestuurder van het voertuig de mogelijkheid verschaffen om het bundelpatroon en de lichtsterkte te variëren in overeenstemming met de omstandigheden tijdens het rijden, hadden 20 zij het nadeel, dat zij relatief duurder en gecompliceerd waren en een grote vermogensingang vereisten, hetwelk een zware belasting op het elektrische systeem van het voertuig betekende en aldus het totale rendement van het voertuig deed vermin-25 deren. Een belangrijk nadeel was dat de bundel patronen, verschaft door deze bekende koplampsy-stemen, geen voldoende verlichting verschaften langs de randen van de.rijweg, waardoor linker en rechter bochten moeilijk te maken en soms gevaar-30 lijk waren. Verder vormt de constante behoefte tot schakelen van de ene verlichtingsstand naar de andere tijdens het rijden teneinde het verblinden van bestuurders van andere weggebruikers te verhinderen een verder probleem van de bekende systemen, 35 daar dit een aanvullende belasting oplegt op de 790 75 62 *- _..3 _ bestuurder en zelfs een gevaarlijke situatie doet ontstaan wanneer een bestuurder vergeet om zijn koplampen van groot licht naar dimlicht te schakelen of zijn koplichten opzettelijk in de groot lichtstand 5 houdt teneinde bij hoge snelheden voldoende ver vooruit te zien op een voor hem vreemde weg.

Volgens de uitvinding wordt voorzien in een rijwegverlichtingssysteem voor een motorvoertuig, dat bestaat uit een enkel paar koplampen, gemonteerd 10 aan de voorzijde van het voertuig en aan weerszijden van haar langshartlijn zodat de ene koplamp de linker en de andere de rechter koplamp ten opzichte van de bestuurder van een voertuig vormt, uit een lichtbron in elk van deze koplampen, en uit een 15 middel voor het bekrachtigen van deze koplampen, welk middel gevormd wordt door een schakelaar voor het op identieke wijze in werking en buiten werking stellen van de lichtbronnen, waardoor een enkele rijwegverlichtingsstand wordt verschaft, die voor 20 alle rijomstandigheden wordt gebruikt, welke koplampen elk voorzien zijn van een reflectorelement en een lenselement, die een huis vormen en de lichtstralen, geleverd door de bijbehorende lichtbronnen richten tot een lichtbundel van geregelde intensi-25 teit en configuratie zodanig, dat de linker koplamp een bundelpatroon levert met een geconcentreerd gebied van maximum lichtsterkte, welke bundel zich bevindt onder de horizontale as en naar rechts ten opzichte van de verticale as, alsmede aanvullende 30 omgevingsgebieden van licht, die een verlichting van de rijweg over grotere lengte aan de voorzijde van het voertuig verschaffen, terwijl de rechter koplamp een bundelpatroon levert met een geconcentreerd gebied van maximum lichtsterkte, dat zich 35 eveneens bevindt onder de horizontale as en rechts 790 75 62 _ 4- τ· , van de verticale as en voorzien is van aanvullende gebieden van licht, die een verlichting van de rijweg over korte afstand verschaffen, alsook een demp-verlichting voor het midden van de rijweg tussen de 5 twee luchtgebieden van maximum een lichtsterkte, waarbij de lichtbundelsterkte van de rechter koplamp kleiner is dan die van de linker koplamp.

Aldus wordt volgens de uitvinding gebruik gemaakt van een enkel paar koplampen, die elk één 10 een in het brandpunt gelegen lichtbron bevatten en voorzien zijn van reflector- en lenselementen teneinde een samengesteld bundelpatroon en een enkele verlichtingsstand te verschaffen, die gebruikt wordt voor alle rijomstandigheden en alle soorten wegen.

15 De afzonderlijke koplampen zijn zodanig uitgevoerd, dat hun bundelpatronen van elkaar verschillend zijn, doch complementair aan elkaar zodanig, dat zij aan de voorzijde van het voertuig licht van hoge sterkte over zowel lange als korte afstand naar omlaag wer-20 pen op de rijweg, alsook demplicht tussen de twee bundels en omtrekslicht "sterkten", die beide zijden van de rijweg verlichten zonder de bestuurders van andere zich in de nabijheid bevindende voertuigen t'e verblinden. De koplampen zijn dus niet verwissel-25 baar en moeten in druiste onderlinge betrekking aan de voorzijde van het voertuig worden gemonteerd.

Daar slechts een enkele lichtbron (zoals een spiraal gewonden gloeidraad of een compacte wolfraamhalogeen gloeilamp) wordt gebruikt in elke koplamp, is zij 30 op doeltreffende wijze gekoppeld met haar reflector-element en levert de vereiste lichtbundelsterkte, alsook supplementair licht in kritische gebieden van de rijweg bij lage vermogensingangen, zodat aldus energie wordt bespaard en een veilige rijwegver-35 lichting wordt verschaft.

790 75 62 -5 -

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld twee uitvoeringsvormen van de koplampeninrichting volgens de uitvinding zijn weer-5 gegeven. Hierin toont:

Fig. 1 een schematische voorstelling van een conventionele duplokoplampeninrichting zoals deze thans in gebruik is op bepaalde soorten voertuigen , 10 Fig. 2 en 2A isocandeladiagrammen die resp. de dimlicht- en groot licht-patronen voorstellen, verschaft door de duplogloeidraadkoplampen, gebruikt in het conventionele systeem volgens fig.l, Fig. 3 een schematische voorstelling van 15 een conventioneel vier koplampensysteem, dat even eens in gebruik is op al de soorten voertuigen,

Fig. 4, 4A en 4B isocandeladiagrammen, die de dimlicht- en twee grootlicht-patronen voorstellen, verschaft door de verschillende lampen van 20 het conventionele koplampensysteem volgens fig. 3, Fig. 5 een schematische voorstelling van een duplo koplampensysteem, waarop de uitvindings-gedachte is toegepast,

Fig. 6 en 6A isocandeladiagrammen van de 25 afzonderlijke bundelpatronen, geleverd door de linker en rechter koplamp onder gebruikmaking van het ver-lichtingssysteem volgens fig. 5,

Fig. 7 gedeeltelijk een zijaanzicht en gedeeltelijk een doorsnede van een koplamp van het 30 gesloten bundeltype, waarin gebruik is gemaakt van het verlichtingssysteem volgens de uitvinding en waarin als lichtbron een halogeencyclus gloeilamp is gebruikt, en

Fig. 8 een gewijzigde uitvoeringsvorm van 35 de koplamp, waarin als lichtbron gebruik is gemaakt 790 75 62 ; _β • van een spiraal gewonden gloeidraad, eveneens toe pasbaar in het verlichtingssysteem volgens de uitvinding .

Alvorens de verbeterde koplampeninrichting 5 volgens de uitvinding nader te beschrijven volgt hier eerst een kort overzicht van de conventionele systemen die thans in gebruik zijn als achtergrondinformatie en voor een beter begrip van de nieuwe kenmerken van het verbeterde systeem volgens de 10 uitvinding.

Eén van de gebruikelijke koplampsystemen, die thans in gebruik zijn, is weergegeven in fig. 1 en bestaat uit een paar koplampen 10 en 12, die elk een paar lichtbronnen bevatten zoals resp. spiraal 15 gewonden gloeidraden 13, 14 en 15, 16, en verder voorzien zijn van (niet nader weergegeven) gebruikelijke lenzen en parabolische reflectoren. De gloeidraden 14 en 16 vormen de dimlichtbronnen en zijn geplaatst op de brandpunten van de respectieve 20 reflectorelementen van de koplampen 10 en 12. De overige gloeidraden 13 en 15 vormen de groot licht-gloeidraden en zijn buiten het brandpunt geplaatst en in het algemeen boven de dimlichtgloeilampen zoals weergegeven in fig. 1. Een dimlichtverlichting 25 voor het rijden in de stad en in gebieden met een hoge verkeersdichtheid wordt bereikt door het bekrachtigen van beide dimlichtgloeidraden 14 en 16. De groot licht-verlichting voor het rijden in plattelandsgebieden of tolwegen wordt bereikt door het 30 uitschakelen van de dimlichtgloeidraden en het be-: krachtigen van beide groot licht-gloeidraden 13 en 15.

De koplampen bij deze bekende uitvoeringsvorm zijn dus identiek en onderling verwisselbaar.

Het afzonderlijke dimlichtpatroon, voort-35 gebracht door elk van de koplampen 1¾ en 12, is 790 7 5 62 _ 7 - weergegeven in fig. 2 en verschaft een geconcentreerde zone van maximum lichtsterkte in de grootte-orde van ca. 25000 candela, die geplaatst is op de horizontale as H-H van de lamp en iets naar rechts ten 5 opzichte van haar verticale as V-V. De lichtsterkte neemt vanaf deze centrale zone naar buiten toe geleidelijk af, waarbij het licht geconcentreerd wordt om de horizontale as en rechts van de verticale as zoals aangegeven door de vijfde lichtzone (ongeveer 10 5000 candela), die zich in hoofdzaak bevindt in het onderste rechter quadrant en reikt tot iets voorbij de verticale en horizontale assen. Samengestelde dimlichtverlichting, verschaft door de gecombineerde dimlichtpatronen van de twee koplampen, wordt dus 15 gericht naar de rechter zijde van de rijweg (van tegemoetkomende voertuigen vandaan) en wordt iets boven de horizontale as er op afgeknepen.

Daarentegen is het groot licht-patroon, verschaft door een van de conventionele koplampen 20 io en 12 van het duplolampsysteem, steeds zuiver gecentreerd op de snijding van de verticale en horizontale assen van de lamp en verschaft aldus een geconcentreerde zone van hoge lichtsterkte (in grootte-orde van ca. 30000 candela), die aan de 25 voorzijde van het voertuig direct naar omlaag op de weg is gericht. De zones van geringere lichtsterkte spreiden zich vanaf de centrale zone in beide richtingen naar buiten toe uit zoals aangegeven door de beide lichtzones (ca. 10000 candela), die langwerpig 30 is, doch gecentreerd om de horizontale as H-H van de koplamp.

De bovengenoemde lichtsterkten voor de dimlicht- en groot lichtpatronen, verschaft door een conventioneel duplo koplampsysteem zijn ken-35 merkehd en vereisen koplampen van het gesloten bundel- 790 7 5 62 _8 - . gloeidraadtype, die bij een spanning van 12 V onge veer 60 Watt leveren voor de dimlichtgloeidraad en ca. 50 Watt voor de groot licht-gloeidraad. Het totale vermogen voor dit systeem is derhalve ca. 120 5 Watt in de dimlichtstand en ca. 100 Watt in de groot licht-stand.

Fig. 3 toont een verder in gebruik zijnd conventioneel vier koplampensysteem, waarin gebruik is gemaakt van twee paren koplampen 18, 20 en 22, 24, 10 die aan weerszijden van het voertuig zijn geplaatst. De buitenste lampen 18 en 24 bevatten elk een in het brandpunt geplaatste dimlichtgloeidraad 26, resp.

30 en een buiten het brandpunt geplaatste groot licht-gloeidraad 25, resp. 29. De binnenste koplam-15 pen 20 en 22 zijn groot licht-lampen, die elk een enkele gloeidraad .27,. resp. 28 bevatten, die geplaatst zijn op de brandpunten van de parabolische reflectoren. De dimlichtverlicht wordt bereikt door het bekrachtigen van de twee in de buitenste lampen 20 op de brandpunten geplaatste dimlichtgloeidraden 26 en 30 te bekrachtigen. De groot licht-verlichting wordt bereikt door de buitenste lampen te schakelen van de op de brandpunten gelegen gloeilichtgloei-draden naar de twee buiten de brandpunt gloeidraden 25 25, 29, en tegelijkertijd de op de brandpunten ge plaatste gloeidraden 27, 28 van de respectieve binnenste lampen 20 en 22 te bekrachtigen. In de dimlichtstand zijn derhalve slechts de twee buitenste lampen in werking en voor het verschaffen van de 30 groot licht-stand worden alle vier koplampen bekrachtigd. Ook in deze bekende uitvoeringsvorm zijn de (buitenste) koplampen 18 en 24 weer identiek en kunnen onderling worden verwisseld, hetwelk evenzeer geldt voor .de twee binnenste lampen 20, 22.

35 Zoals in fig. 4 is weergegeven, is het 790 75 62 „ 9 _ fc, dimlichtpatroon, verschaft door elk van de buitenste lampen 18 en 24, identiek aan dat, verschaft door de glimlichtgloeidraden van het duplokoplampensysteem met uitzondering van het feit, dat het licht meer 5 geconcentreerd is en meer gelijkmatig verdeeld is om de horizontale as H-H van de lamp, terwijl de lichtbundel nogal in hoofdzaak beperkt is tot in hoofdzaak de rechterzijde van de verticale as V-V.

De centrale lichtzone heeft kenmerkend een licht-10 sterkte van ca. 25000 candela en de vijfde lichtzone is tamelijk compact en heeft een lichtsterkte van ca. 8000 candela zoals in fig. 4 is weergegeven.

Het groot licht-patroon, verschaft door elk van de buitenste dubbelgloeidraadlampen 18 en 24 15 is in fig. 4A aangeduid met "High Beam (2)" teneinde aan te geven, dat dit patroon betrekking heeft op de lampen, die twee gloeidraden bevatten. Zoals reeds opgemerkt, vertoont de centrale lichtzone een lichtsterkte van ca. 12000 candela en is enigszins rechts 20 ten opzichte van de verticale as en iets boven de horizontale as geplaatst. De vijfde lichtzone heeft een lichtsterkte van ca. 4000 candela en is op identieke wijze geplaatst, waarbij de opeenvolgende zones zijdelings naar buiten toe spreiden in beide rich-25 tingen langs de horizontale as.

Het bundelpatroon, verschaft door elk van de binnenste groot lichtkoplampen 20 en 22 met enkele gloeidraad is weergegeven in fig. 4B en is aangeduid met "High Beam (1)". Zoals opgemerkt, 30 verschaft elk van deze lampen een sterkere bundel, waarvan de centrale lichtzone is gecentreerd op het snijpunt van de horizontale en verticale assen en verschaft aldus een zeer krachtige lichtbundel, die aan de voorzijde van het voertuig direct naar omlaag 35 op de weg is gericht en bestemd is voor het verschaf- 790 75 62 * „10 _ ' . fen van een maximum verlichting van de rijweg, onge acht het verblindende effect op andere weggebruikers. Dit blijkt uit het feit, dat de centrale lichtzone kenmerkend een lichtsterkte van ca. 30000 candela 5 en de vijfde een lichtsterkte van ca. 6000 candela heeft zoals in fig. 4B is aangegeven,- waarbij het licht in het algemeen symmetrisch ten opzichte van de horizontale as H-H zijdelings wordt uitgespreid.

In een kenmerkend 12 V-koplampensysteem 10 heeft elk van de dimlichtgloeidraden een nominaal vermogen van ca. 60 Watt, terwijl de groot licht-gloeidraden in de dubbele gloeidraadlampen elk een nominaal vermogen van ca. 37,5 Watt hebben en de enkele groot licht-gloeidraad in elk van de binnenste 15 lampen eveneens een nominaal vermogen van ca. 37,5 Watt heeft. De totale vermogensingang voor dit systeem bedraagt derhalve ca. 120 watt voor de dLmlicht-stand en ca. 150 Watt voor de groot licht-stand.

In tegenstelling tot bij de bovenbeschreven 20 conventionele koplampsysternen wordt in het verbeterde systeem volgens de uitvinding, dat schematisch in fig. 5 is weergegeven, gebruik gemaakt van een enkel paar koplampen 32 en 34, die elk een enkele, op het brandpunt geplaatste lichtbron bevatten, te weten 25 respectieve spiraal gewonden gloeidraden 33 en 35 van geschikt, moeilijk smeltbaar metaaldraad, zoals wolfraamdraad. Elk van de koplampen bestaat uit een gebruikelijke paraboloïdale reflector en een licht regelende (niet nader weergegeven) lens, die langs 30 hun omtrekken met elkaar zijn verbonden en tezamen een huis vormen voor de lichtbron overeenkomstig de standaard beveiligingswijze van koplampen.

In tegenstelling tot bij de thans in gebruik zijnde conventionele koplampsystemen hebben 35 echter de koplampen 32 en 34 van het verbeterde kop- 790 75 62 _11 - V.

lampensysteem volgens de uitvinding, schematisch weergegeven in fig. 5, geen identieke bundelpatronen doch door de aanwezigheid van hiertoe geschikte lens-elementen worden hiermede bundelpatronen verschaft, 5 die onderling zeer verschillend, doch complementair aan elkaar zijn zoals hieronder nader zal worden uiteengezet. De koplampen zijn dus niet onderling verwisselbaar en moeten op de juiste plaats aan de voorzijde van het voertuig worden gemonteerd. Daar 10 het visuele effect van de verschillende bundelpatronen het duidelijkste kan worden voorgesteld vanuit het gezichtspunt van de bestuurder van het voertuig, zal de vanuit de bestuurdersplaats aan de linker zijde van het voertuig geplaatste lamp worden aangeduid 15 met de "linker lamp" en de zich aan de rechter van de bestuurder bevindende koplamp worden aangeduid met de "rechter lamp". Indien de schematische voorstelling, weergegeven in fig. 5 gezien is vanaf een plaats aan de voorzijde van het voertuig, zal dan de kop-20 lamp 32 moeten worden aangeduid met de "rechter lamp" en de koplamp 34 met de "linker lamp".

Daar- de koplampen van het verbeterde systeem volgens de uitvinding niet onderling verwisselbaar zijn, moeten geschikte middelen worden verschaft 25 voor het van elkaar kunnen onderscheiden van de lampen en voor het waarborgen, dat zij op de juiste plaats aan het voertuig worden gemonteerd. Er kunnen bijvoorbeeld op het reflectordeel van de koplampen wignokken van verschillende vormen zijn gevormd, 30 die zullen passen in overeenkomstig gevormde passende verdiepingen of sleuven in het deel van de wagen, waarin de koplampen worden gemonteerd. Indien gewenste kan voor dit doel ook gebruik worden gemaakt van voet-lampaansluitcombinaties.

35 Zoals fig. 6 toont, levert de "linker lamp" 790 75 62 __12 _ i 34 een bundepatroon van hoge lichtsterkte, die een scherpe horizontale afsnijding vertoont, die gecentreerd is rechts van de verticale as V-V van de lamp en enigszins onder haar horizontale as H-H, en 5 verder een enige langwerpige lichtzone 36 van gereduceerde lichtsterkte, die zich uitstrekt voorbij de verticale as, doch duidelijk begrensd is onder de horizontale as. Deze uitstekende "staart" van lage lichtsterkte verschaft de benodigde verlichting 10 langs de linker rand van de rijweg zonder dat hierbij voor tegenliggers verblindend licht wordt geleverd. Zoals aangegeven, heeft de centrale lichtzone een lichtsterkte in de grootte-orde van ca. 55000 candela en is geplaatst in het onderste rechter quadrant 15 onder de horizontale as. De andere lichtzones zijn min of meer concentrisch met de centrale zone en zijn langwerpig in de richting van de horizontale as met uitzondering van de niet-symmetrische zone of "staart" 36 en opeenvolgende zones, die zich 20 dadelijk links van de verticale as uitstrekken. De lichtsterkte van de buitenste lichtzones neemt op gelijkmatige wijze af, doch is nog altijd voldoende voor het verschaffen van zich aan de voorzijde van het voertuig ver omlaag op de weg uitstrekkende 25 goede verlichting zoals gegeven door het feit, dat de vijfde lichtzone een lichtsterkte van ca. 35000 candela heeft, terwijl de achtste lichtzone wordt gevormd door de langwerpige 'ëtaart" 35 met een lichtsterkte van 2000 candela.

30 Het door de "linker lamp" 34 geleverde 1 lichtbundelpatroon verschaft dus een goede zicht baarheid ver omlaag op de rijweg en langs de linker zijde van de rijweg, doch levert geen verblindend licht voor andere weggebruikers, daar het meest 35 lichtsterke deel van de lichtbundel is gericht onder 790 7 5 62 -13- de as en rechts van de verticale as. Deze koplamp vormt aldus een "lange afstand"lamp, die een krachtige lichtbundel levert van de soort, die nodig is voor het veilig rijden met hoge snelheden.

5 Het bundelpatroon, verschaft door de "rechter lamp", is weergegeven in fig. 6A en verschilt totaal van dat van de "linker lamp" uit fig. 6 en is niet even helder, daar de centrale lichtzone dichterbij, doch nog altijd rechts van de verticale 10 as V-V van de lamp is gelegen en een lichtsterkte van ca. 40000 candela heeft.. Bovendien wordt een aanzienlijk gedeelte van het licht in deze bundel vanuit de centrale lichtsterktezone links van de verticale as en onder de horizontale as H-H in beide 15 richtingen zijdelings verspreid, zodat demplicht wordt verschaft naar omlaag op de rijweg dichtbij het voertuig en tussen de twee door de koplampen verschafte zones van hoge lichtsterkte^, terwijl verder de rechter rand van de weg wordt verlicht voor het 20 verschaffen van een goede zichtbaarheid van voetgangers en voor het uitvoeren van rechter bochten.

De steeds tot uitdrukking komende zijdelingse spreiding van de vijfde lichtzone (4000 candela) en resulterende langwerpige (staarten) 37 en 38, die 25 deze en de opeenvolgende zones vormen, verschaffen de bovengenoemde dempings- en omtreksverlichtings-effeeten.

De "rechter koplamp" 32 levert dus een lichtbundel, die zeer sterk is, doch onder de hori-30 zontale as onderdrukt is en zodanig is geconfigureerd en gericht, dat zij een "korte afstand" verlichting verschaft, die het "lange afstand" bundelpatroon van de "linker lamp" completteert. De resulterende samengestelde bundel is derhalve voldoende 35 helder voor het verschaffen van een voldoende ver- 790 7 5 62 **- .

14 _ ί lichting van het middengedeelte en de beide rand-gedeelten van de rijweg bij snelheden tot ca. 100 km per uur en een uitstekende zichtbaarheid bij een snelheidsbeperking van 90 km per uur met aanzienlijk 5 minder verblindend licht dan werd voortgebracht bij de groot lichtpatronen van de conventionele duplo-koplamp- en vier koplampsystemen, die thans in gebruik zijn.

De in het verbeterde koplampverlichtings-10 systeem volgens de uitvinding gebruikte koplampen zijn bij voorkeur van een gesloten bundel constructie en bevatten hetzij een compacte halogeencyclus gloeilamp of een spiraal gewonden wolfraam gloeidraad. De in fig. 7 weergegeven koplamp L is van het halo-15 geencyclustype en bestaat derhalve uit een reflector-element 40, dat gesmolten is van glas en een spiegelende film 41 van aluminium of dergelijk reflecterend metaal, dat op haar binnenoppervlak is neergeslagen. Een geschikt glaslenselement 42 is langs 20 haar omtrek vastgesmolten aan het reflectorelement van glas en zodanig gevormd, dat zij voorzien is van een reeks licht-afbuigende '(niet nader weergegeven) prisma's, groeven enz., die zodanig zijn gerangschikt, dat zij de lichtstralen op de juiste wijze 25 afbuigen voor het verschaffen van de bovengenoemde bundelpatronen in overeenstemming met de uit de koplampfabricagetechniek voldoende bekende optische voorschriften en lenstechnieken.

Een buisvormige wolfraam-halogeenlamp 43 30 werd vastgehouden in een paraboloïdaaèflectorelement 40 door tussenkomst van een paar hoofdtoevoerdraden 44 en 45, die lopen door geschikte openingen in de achterzijde van de reflector en door middel van solderen elektrisch zijn samengevoegd met een paar 35 metalen doppen 46, die hermetisch zijn afgedicht aan 790 75 62 —15 — ogen, gevormd aan het buitenoppervlak van de reflector. Aan de respectieve doppen 46 zijn L-vormige metalen aansluitcontacten 47 bevestigd voor het verschaffen van een mesvormig aansluitstuk, dat 5 geschikt is om te worden ingebracht in een geschikte opningsvoet van het elektrische systeem van het voertuig. Het huis van het afgedichte reflectorele-ment en lenselement wordt vacuum gezogen en opge-bruikelijke wijze gevuld met een geschikt inert gas 10 zoals stikstof via een Xniet nader weergegeven) buis, die hierna wordt dichtgeknepen.

De halogeen gloeilamp 43 is aan de hoofd-toevoerdraden 44 en 45 bevestigd door middel van plaatmetaalklemmen 48 en 49, die geschoven zijn 15 over de zijden van de steel en bevestigd aan respectieve toevoerdraden. De lampgeleiders 50 en 51 zijn bevestigd aan lippen aan de uiteinden van de metalen klemmen teneinde de keten te sluiten en de lampgloeidraad 52 te kunnen bekrachtigen. De 20 halogeencycluslamp 43 is zodanig opgesteld, dat haar spiraal gewonden gloeidraad 52 in hoofdzaam samenvalt met het brandpunt van het paraboloxdale glas-reflectorelement 40.

Teneinde te vermijden, dat lichtstralen 25 vanuit de halogeencycluslamp 43 direct door de het lenselement 42 gaan en verblindend licht voortbrengen, wordt bij voorkeur aan de voorzijde een geschikt scherm 53 van plaatmetaal of dergelijk materiaal opgehangen die verborgen is ten opzichte van de gloei-30 draad 52 door middel van een band, die aan het scherm uitsteekt en door middel van puntlassen bevestigd is aan een uitsteeksel van één van de hoofdtoevoerdraden 45 zoals in fig. 7 is weergegeven.

Ook kan de lichtbron bestaan uit een spi-35 raai gewonden wolfraam gloeidraad 54 zoals weerge- 790 75 62 _..1β _ ί » geven in fig. 8, die gehouden wordt in het hermetisch afgedichte omhulsel van een koplamp La door de gloeidraadbenen te bevestigen aan de uiteinden van de hoofdtoevoerdraden 44a, 45a, die bevestigd 5 zijn aan de metalen doppen 46a van het reflector-element 40a. Evenals in de voorgaande uitvoeringsvorm is de gloeidraad 54 geplaatst in het brandpunt van de paraboloïdale reflector en is een metalen scherm 53a bevestigd aan één van de hoofdtoevoer-10 draden 44a teneinde directe lichtstralen te onderscheppen en verblindend licht te vermijden. Het afgedichte omhulsel, gevormd door de samengevoegde glaslens- en reflectorelementen, wordt in dit geval gevuld met een mengsel van stikstof en argon onder 15 een geschikte druk teneinde oxidatie van de gloeidraad te vermijden.

Indien gewenst, kunnen de koplampen ook op zodanige wijze worden vervaardigd, dat de lens kan worden verwijderd van het reflectorelement ten-20 einde een huis te verschaffen, dat niet hermetisch is afgedicht en kan worden gedemonteerd voor het kunnen vervangen van de halogeencycluslamp (of conventionele gloeilamp). Het verwisselen .van de lampen kan ook worden verwezenlijkt door de aan-25 sluitconstructie van de koplamp zodanig uit te voe ren, dat zij kan worden verwijderd van de reflector en vervolgens opnieuw kan worden ingebracht, in welk geval de lens- en reflectorelementen permanent aaneen gevoegd zijn.

30 Zoals voor de vakman duidelijk zal zijn, kunnen de koplampen een cirkelvormige of rechthoekige vorm hebben door het op geschikte wijze te vormen van het reflectorelement en het lenselement zodanig, dat hun omtrekken de gewenste configuratie 35 hebben. Indien gebruik wordt gemaakt van cirkelvor- 790 75 62 < -17- mige koplampen, kunnen zij van het PAR 56-type (met een diameter van 17,78 cm) zijn. Een geschikte afmeting voor rechthoekige koplampen is 10,16 x 16,5 cm.

Daar in elk van de koplampen van het 5 verbeterde koplampverlichtingssysteem volgens de uitvinding slechts één gloeidraad wordt gebruikt en deze in het brandpunt van de reflector is geplaatst, kunnen bundelpatronen met lichtsterkten van de bovengenoemde grootte worden bereikt in elektrische 10 12 V-systemen met een totale vermogeningang in de grootte-orde .van 100-120 Watt (ca. 50 a 60 Watt per lamp). Door de met halogeencyclusgloeilampen bereikte hogere rendementen kunnen vergelijkbare lichtbundel-sterkten waarschijnlijk worden bereid met koplampen' 15 waarin gebruik wordt gemaakt van dergelijke halogeen lichtbronnen en een totale vermogeningang in de grootte-orde van 70 a 100 Watt in het 12 V-systeem (van ca. 35 Watt tot ca. 50 Watt per halogeencyclus-lamp) .

20 In landen zoals Engeland en Japan in plaats van aan de rechter, aan de linker wegzijde rijden, zullen de lenselementen van de "linker" en "rechter" koplamp van het bovenbeschreven systeem volgens de uitvinding uiteraard moeten worden verwisseld en de 25 optische voorschriften van de lensen worden omgekeerd teneinde de juiste afzonderlijke en samengestelde bundelpatronen te verschaffen (d.w.z. bundelpatronen waarin de onderdrukte licht"staart" 36 ongeveer rechts van de verticale as uitstrekt en een deel 30 van het bundelpatroon vormt, dat verschaft wordt door de "rechter" in plaats van de "linker" lamp, enz.).

Conclusies.

790 75 62

Claims (15)

1. Rijwegverlichtingsinrichting voor een motorvoertuig, met het k enmerk, dat deze inrichting bestaat uit een enkel paar koplampen, gemonteerd aan de voorzijde van het voertuig en aan 5 weerszijden van haar langshartlijn, zodat ten opzichte van de voertuigbestuurder de ene een linker koplamp en de andere een rechter koplamp vormt, uit een enkele lichtbron in elk van deze koplampen, en uit een middel voor het bekrachtigen van deze kop-10 lampen in de vorm van een schakelaar voor het in overeenstemming met elkaar bedienen en buiten werking stellen van de lichtbronnen en hiermede een enkele rijwegverlichtingswijze te verschaffen, die gebruikt wordt voor alle rijomstandigheden, welke koplampen 15 elk een reflectorelement en een lenselement hebben, die een huis vormen en de lichtstralen, geleverd door de bijbehorende lichtbronnen, richten tot een lichtbundel van gecontroleerde sterkte en configuratie zodanig, dat de linker koplamp een bundelpatroon 20 levert met een geconcentreerd gebied van maximum lichtsterkte, dat geplaatst is boven de horizontale as en rechts van de verticale as, en met aanvullende omgevende gebieden van licht, die lange afstand-verlichting van de rijweg aan de voorzijde van het 25 voertuig verschaffen, terwijl de rechter koplamp een bundelpatroon levert met een geconcentreerd gebied van maximum lichtsterkte, dat eveneens onder de horizontale as en rechts van de verticale as is geplaatst, en met aanvullende omgevende gebieden van 30 licht, die korte afstand-verlichting van de rijweg verschaffen, alsook dempverlichting voor het midden van de rijweg tussen de twee maximum lichtsterkte- 790 75 62 _19_ - * gebieden, waarbij de bundelsterkte van de rechter koplamp minder is dan die van de linker koplamp.

2. Inrichting volgens conclusie'1, met het k e n m e r k, dat elk van de koplampen 5 verder een scherm bevat, dat aan de voorzijde van een geborgen ten opzichte van de bijbehorende lichtbron is geplaatst.

3. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het lenselement van ten 10 minste ëén van de koplampen verwijderbaar bevestigd is aan het bijbehorende reflectorelement en een huis vormt voor de bijbehorende lichtbron, die is afgesloten, doch niet hermetisch of permanent afgedicht.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t 15 het kenmerk, dat elk van de koplampen van het niet-hermetische afgedichte type is en elk van de lichtbronnen in deze koplampen bestaat uit een compacte halogeen-gloeilamp.

5. Inrichting volgens conclusie 1, m e t 20 het kenmerk, dat elk van de reflectorele- menten hermetisch bevestigd is aan het bijbehorende lenselement en beide koplampen aldus van het afgedichte bundeltype is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t 25 het k enmerk, dat elk van de lichtbronnen bestaat uit een spiraal gewonden gloeidraad van smeltbaar metaaldraad.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk 30 van de reflectorelementen een paraboloïdale configuratie heeft, dat elk van de lichtbronnen in hoofdzaak 790 75 62 2 > _20_ geplaatst is op het brandpunt van het bijbehorende paraboloïdale reflectorelement, dat het door de linker koplamp voortgebrachte bundelpatroon een langwerpig gebied van minder sterk licht bevat, dat 5 zich ten opzicht© van het maximum lichtsterktegebied naar links uitstrekt en voorbij de verticale as van de koplamp en aldus verlichting verschaft voor het nemen van linker bochten door het voertuig, en dat de aanvullende omgevende lichtgebieden in het bundel-10 patroon van de rechterkoplamp zich vanaf het maximum lichtsterktegebied in beide richtingen zijdelings langwerpig uitstrekken en aldus verlichting naar rechts ten opzichte van het voertuig verschaffen en een verbeterde zichtbaarheid van de rechter omtrek 15 van de rijweg in aanvulling op de demp- en korte afstand-verlichting.

8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenm erk, dat elk van de lichtbronnen gemaskeerd wordt door een scherm organen, dat ge- 20 houden wordt op een zodanige plaats ten opzichte van de lichtbronnen het bijbehorende lenselement, dat zij lichtstralen vanuit de lichtbron onderschept, die anders direct door het lenselement zouden gaan.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t 25 het k enmerk, dat de omtreksdelen van het reflectorelement en het lenselement een rechthoekige configuratie hebben.

10. Inrichting volgens conclusie 8, me t het kenmerk, dat de omtreksdelen van het 30 lenselement en het reflectorelement een cirkelvormige configuratie hebben.

11. Inrichting volgens conclusie 8, 9 of 10, 790 75 62 -21 _ met het kenmerk, dat elk van de lichtbronnen wordt gevormd door een compacte wolfraam halogeengloeilamp van buisvormige configuratie.

12. Inrichting volgens conclusie 11, me t 5 het kenmerk, dat elk van de koplampen een nominaal vermogen van 35 a 50 Watt heeft.

13. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de paraboloïdale reflector-elementen gevormd zijn van glasachtig materiaal, dat 10 bekleed is met een spiegelende metaalfilm en dat de" lenselementen eveneens gevormd zijn uit glasachtig materiaal en hermetisch zijn afgedicht met de respectieve reflectorelementen, zodat de koplampen van het afgedichte bundeltype zijn.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat elk van de lichtbronnen bestaat uit een gloeidraad van spiraal gewonden moeilijk smeltbaar draad.

15. Inrichting volgens conclusie 14, me t 20 het kenmerk, dat elk van de koplampen een nominaal vermogen van 50 a 60 Watt heeft. 790 75 62