NL7907274A - Weergeefapparaat. - Google Patents

Weergeefapparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL7907274A
NL7907274A NL7907274A NL7907274A NL7907274A NL 7907274 A NL7907274 A NL 7907274A NL 7907274 A NL7907274 A NL 7907274A NL 7907274 A NL7907274 A NL 7907274A NL 7907274 A NL7907274 A NL 7907274A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
time
track
magnetic head
signal
frame
Prior art date
Application number
NL7907274A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Publication of NL7907274A publication Critical patent/NL7907274A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/78Television signal recording using magnetic recording
    • H04N5/782Television signal recording using magnetic recording on tape
    • H04N5/783Adaptations for reproducing at a rate different from the recording rate

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)

Description

*; c * 4 PHO 78515 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven We erge efapparaat
De uitvinding heeft betrekking op een weergeef-apparaat voor op een bandvormige magnetiseerbare registra-tiedrager opgenomen televisiesignalen, die zijn opgenomen op de bij het opnemen van de televisiesignalen met een 5 gegeven normale snelheid beweegbare registratiedrager in schuine sporen, die elk een raster van het televisiesignaal bevatten, parallel een elkaar verlopen en naast elkaar zijn^gelegen, onder toepassing van twee magneetkoppen van een roterend aandrijfbare omzetinrichting, die verschil-10 lende azimuthoeken bezitten en bij het opnemen achtereenvolgens naast elkaar gelegen sporen bestrijken, waarbij in naast elkaar gelegen sporen de delen van elk der lijnperioden in een richting loodrecht op de sporen ten opzichte van elkaar zijn uitgericht en tussen naast elkaar 15 gelegen sporen aan het begin en aan het einde daarvan de lijnen ten opzichte van elkaar verspringen overeenkomstig een gegeven' aantal lijnperioden, waarbij een roterend aandrijfbare omzetrichting aanwezig is, die twee voor het uitlezen van de in de sporen opnomen televisiesignalen dienen-20 de, verschillende azimuthoeken overeenkomen met de azimuthoeken van de bij het opnemen gebruikte magneetkoppen. Een dergelijk apparaat is bekend uit het Duitse Offenlegungs-schrift 2,436,9^1.
Met een dergelijk weergeefapparaat kunnen, zoals 25 gebruikelijk, de opgenomen televisiesignalen bij een be-drijfsmodus met dezelfde gegeven normale snelheid van de registratiedrager, waarmee deze werd aangedreven bij het opnemen van de televisiesignalen, door dit apparaat worden uitgelezen en weergegeven. Het is echter ook heel dikwijls 30 gewenst, een weergave van de opgenomen televisiesignalen bij een bedrijfsmodus,. waarbij de registratiedrager stil staat, of de bewegingssnelheid daarvan afwijkt van de ge- 79 0 7 2 7 4 ' r ΐ PHO 78515 2 geven normale snelheid, uit te voeren, om op het beeldscherm van een televisieontvanger een stilstaand beeld of een beeld met vertraagde respectievelijk versnelde bewegingen ten opzichte van het oorspronkelijke beeld te verkrijgen.
5 Bij een apparaat van de in de aanhef genoemde soort, dat magneetkoppen met verschillende azimuthoeken bevat, worden de bovengenoemde bedrijfsmogelijkheden volgens de uitvinding verkregen, doordat bij een gekozen bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager stil staat respectievelijk de 10 registratiedrager zich met een van de normale snelheid afwijkende snelheid beweegt, elk van de beide magneetkoppen een spoor uitleest, waarin de televisiesignalen met een magneetkop, die dezelfde azimuthoek bezit als de uitlezende magneetkop, zijn opgenomen, dat daarbij in de signaalweg 15 voor de weergegeven televisiesignalen een vertragingsin-richting daarvoor is opgenomen, en dat een stuursignaal-schakeling voor deze vertragingsinrichting is aangebracht, die, afhankelijk van de bedrijfsmodus, een door de telkens een spoor uitlezende magneetkop en door de offset tussen 20 de lijnen van naast elkaar gelegen sporen gevormd stuursignaal voor het regelen van de vertragingstijd van de vertragingsinrichting aan deze inrichting afgeeft, waarbij deze de met opeenvolgende rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte 25 van elkaar verschuift, waarin, zonder fazesprong tussen de lijnsynchronisatieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters, de verschillen in tijdafstanden tussen telkens twee opeenvolgende rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster nul respectievelijk minimaal zijn.
30 Aangezien de beide magneetkoppen bij bedrijfsmodi met een van de normale snelheid afwijkende bewegingssnelheid van de registratiedrager weer telkens die sporen uitlezen, waarin de televisiesignalen met een magneetkop met dezelfde azimuthoek zijn opgenpmen, gaat het hier om sporen, die 35 min of meer dicht bij elkaar zijn gelegen. Door de offset tussen de lijnen van deze sporen en de gewijzigde aftast-omstandigheden daarvoor treden in de weergegeven televisie- 7907274 • » * * PHO 78515 3 signalen tijdfouten op, die ecliter met behulp van de ver-tragingsinrichting weer gecompenseerd respectievelijk zo sterk verkleind worden, dat ze niet meer storend zijn.
Daarmee is op zeer eenvoudige wijze bereikt, dat ook in 5 een bedrijfsmodus met een van de normale snelheid afwijkende bewegingssnelheid van de registratiedrager daardoor met behulp van twee verschillende azimuthoeken bezitten magneetkoppen weergegeven televisiesignalen geen of slechts zo geringe afwijkingen van een standaartelevisiesignaal ver-10 tonen, dat ze zonder beeld- respectievelijk synchronisatie-storingen met een televisieontvanger op bevredigende wijze kunnen worden weergegeven. Er-wordt nog opgemerkt, dat, om te bereiken, dat de magneetkoppen telkens de juiste sporen uitlezen, men zijn toevlucht kan nemen tot maatregelen, 10 die bekend zijn voor apparaten met dergelijke bedrijfsmodi, waarvan de magneetkoppen echter geen verschillende azimuthoeken bezitten. Zo kunnen b.v. de bovengenoemde maatregelen daarin bestaan, dat elk van. de beide magneetkoppen op de roterende omzetinrichting met behulp van een op piëzo-20 elektrische wijze verstelbare drager is aangebracht, door het verstellen waarvan de daarop bevestigde magneetkop wordt gepositioneerd op een door deze magneetkop uit te lezen spoor, zoals b.v. in het Duitse Offenlegungsschrift 2.646.449 is beschreven. Elk van de beide magneetkoppen 2^ kan echter ook een zodanige breedte bezitten, dat deze in elk geval een daardoor uit te leze spoor bestrijkt, waarbij de magneetkop bij het weergeven weliswaar ook nog andere sporen tenminste gedeeltelijk kan bestrijken, maar de daarin opgenomen signalen op grond van de niet overeenkomende ^ azimuthoek niet weergeeft.
Het is zeer voordelig gebleken, wanneer als ver-tragingsinrichting een inrichting met een continue variabele vertragingstijd is aangebracht en wanneer de stuursignaal schakeling een tijdens een raster zaagtandvormige 35 stuursignaal voor de lineair variabele regeling van de vertragingstijd aan de vertragingsinrichting afgeeft, waarbij deze de met opeenvolgende lijnperioden en rasters over- 7907274 % *> PHO 78515 4 eenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar verschuift, waarin de opeenvolgende rastersynchronisatiexmpulsen van elk raster zowel als de opeenvolgende lxjnsynchronisatieimpulsen van 5 elke lijnperiode een met een standaardtelevisiesignaal overeenkomende equidistante onderlinge tijdsafstand bezitten. Daardoor is bereikt, dat het weergegeven televisiesignaal wat de rastersynchronisatiexmpulsen als wat de lijnsynchronisatie impulsen betreft met een standaardtelevisiesignaal 10 overeenkomt. Zodoende is zowel een door een gestoord raster-synchronisatiesignaal overoorzaakt verspringen van het beeld als een door een gestoord lijnsynchronisatiesignaal veroorzaakte storing in het beréik van horizontale kleurovergangen bij een kleurentelevisiesignaal vermeden.
15
Ook is het echter voordelig gebleken, wanneer als vertragingsinrichting een inrichting met een sprongsgewijs variabele vertragingstijs is aangebracht en wanneer de stuursignaalschakeling een tijdens een raster constant -impulsvormig stuursignaal voor de sprongsgewijs variabele 20 regeling van de vertragingstijd aan de vertragingsinrichting afgeeft, waarbij deze de met opeenvolgende rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar verschuift, waarin de verschillen van de tijdsafstanden tussen telkens twee opeen-25 volgende rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster minimaal zijn. Daardoor is bereikt, dat zowel de vertragingsinrichting als de stuursignaalschakeling zeer eenvoudig en goedkoop uitgevoerd kunnen zijn en dat ondanks de eenvoudige uitvoering juist die storingen, die door een te 30 sterk gestoord rastersynchronisatiesignaal zijn veroorzaakt en erg onaangenaam zijn, namelijk een verspringen van het met een televisieontvanger weergegeven beeld, zijn vermeden.
De uitvinding wordt hierna aan de hand van de bijgaande tekeningen, die enige uitvoeringsvoorbeelden 35 tonen, waartoe de uitvinding echter niet is beperkt, nader toegelicht.
Fig. 1 toont gedeeltelijk schematisch een 7907274 , * f PHO 78515 5 bl.oksch.ema van de voor de uitvindinding van belang zijnde delen van een weergeefapparaat voor op een bandvormige regi-stratiedrager opgenomen televisiesignalen met een roterende omzetinrichting, die twee magneetkoppen met van elkaar ver-5 schillende azimuthoeken bevat, waarbij dit apparaat een ver-tragingstijd voor de weergegeven televisiesignalen bevat.
Xn fig. 2 is schematisch het verloop van de op een bandvormige registratiedrager opgenomen sporen, waarin televisiesignalen zijn opgeslagen, weergegeven.
Μ Fig. 3 toont schematisch met ononderbroken lijnen het verloop van op een registratiedrager opgenomen sporen met onderbroken lijnen en met stippellijnen het verloop van aftastsporen, die de magneetkoppen van de roterende omze-t-inrichting van het apparaat volgens fig. 1 bij het weergeven-15 van de opgetekende televisiesignalen bij een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager stil staat, bestrijken.
In fig. 4 zijn in de diagrammen volgens figuren 4a tot 4h signaal- respectievelijk tijdsvariaties weergegeven, zoals deze in een apparaat volgens fig. 1 bij het 20 weergeven van televisiesignalen bij een bedrijfsmodus met stilstaande registratiedrager optreden.
Fig. 5 toont een schakeling, die een variant is van het apparaat volgens fig. 1, waarbij een vertragings-inrïchting met een sprongsgewijs variabele vertragingstijd 25 aangebracht is. De in een apparaat met de schakeling volgens fig. 5 optredende signaal- respectievelijk tijds-variaties zijn in fig. 4 in de diagrammen volgens figuren 4i tot 4m weergegeven.
Fig. 6 toont, analoog aan fig. 3» naast het ver-30 loop van op een registratiedrager opgenomen sporen met ononderbroken lijnen, met onderbroken lijnen het verloop van aftastsporen van de magneetkoppen, die de magneetkoppen bij weergave van de opgenomen televisiesignalen bij een bedrijfs-modus, waarbij de registratiedrager wordt bewogen met een 35 snelheid gelijk aan twee maak de normale snelheid, bestrijken .
In fig. 7 zijn in de diagrammen volgens figuren 7907274 •S'·· » PHO 78515 6 7a tot 7h signaal- respectievelijk tijdsvariaties weergegeven, die in een apparaat volgens fig. 1 bij bet weergeven van televisiesignalen bij een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met het dubbele van de normale snel-5 heid wordt bewogen, optreden.
De diagrammen volgens figuren 7i en Jk. tonen voor een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met het dubbele van de normale snelheid wordt bewogen, het ver-loop van de vertragingstijd van de vertragingsinrichting en het uitgangssignaal van de in fig. 5 getoonde schakeling.
Fig. 8 toont op analoge wijze als figuren 3 en 6 het verloop van dé aftastsporen bij een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met een snelheid gelijk aan het drievoudige van de normale snelheid wordt bewogen.
15
In fig.9 zijn weer signaal- en tijdsvariaties weergegeven, die in een apparaat volgens fig. 1 bij het weergeven van televisiesignalen bij een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met 'een snelheid gelijk aan het drievoudige van de normale snelheid wordt bewogen, optreden.
Fig. 10 toont op analoge wijze als figuren 3, 6 en 8 het verloop van aftastsporen bij een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met een snelheid gelijk aan de helft van de normale snelheid wordt bewogen.
25
In fig. 11 zijn overeenkomstig een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met een snelheid gelijk aan de helft van de normale snelheid wordt bewogen, in de diagrammen volgens figuren 11a tot 11e signaal- en tijdsvariaties, die in een apparaat volgens fig. 1 optreden,
oU
weergegeven, en in de diagrammen folgens figuren 11f en 11g is het verloop van de vertragingstijd van de vertragingsinrichting en is het uitgangssignaal bij een apparaat met de schakeling volgens ifg.. 5 weergegeven.
35 Het in fig. 1 getoonde weergeefapparaat is voor het weergeven van televisiesignalen bestemd, die op een bandvormige magnetiseerbare registratiedrager 2 op een uit fig. 2 blijkende wijze zijn opgenomen. De televisiesignalen 7907274 • ψ r *ι * ; PHO 78515 7 zijn opgenomen op de bij het opnemen daarvan met een gegeven normale snelheid ^ in de richting van de pijl 3 beweegbare registratiedrager 2 in parallel aan elkaar verlopende, naast elkaar gelegen schuine sporen I, IX, III, IV, V enz., 5 waarbij in elk spoor een raster van het televisiesignaal aanwezig is. De registratie vond plaats met twee magneetkop-pen van een roterend aandrijfbare omzetinrichting, die verschillende azimuthoeken +«& en -ecbezitten en bij het opnemen achtereenvolgens naast elkaar gelegen sporen in de 10 richting van de pijl 4 met een snelheid bestrijken. In fig. 2 is het feit, dat de magneetkoppen voor het opnemen van de televisiesignalen van elkaar verschillende azimuthoeken + ei en -et bezaten, schematisch geïllustreerd, doordat de met dikkere lijnen aangeduide posities van de synchroni-15 satieïmpulsen van het televisiesignaal in naast elkaar gelegen sporen ten opzichte van de spoorloodlijn de ene keer de azimuthoek +ot en de ander keer de azimuthoek -oc bezitten en omgekeerd. Daarbij dient nog te worden opgemerkt, dat in fig. 2 de lijnsynchronisatieïmpulsen met een enkele dik-20 kere lijn zijn aangeduid en dat het begin van de rastersyn-chronisatieïmpulsen door twee naast elkaar gelegen dikkere lijnen is weergegeven. In het onderhavige geval is aangenomen, dat het begin van elke rastersynchronisatie-impuls op een afstand van zes lijnperioden van het begin van het over-25 eenkomstige raster ligt. De lengte van de rastersynchroni-satieïmpulsen is in fig. 2 niet weergegeven; deze bedraagt gewoonlijk 2,5 maal een lijnperiode.
Zoals reeds vermeld en ook uit fig. 2 te zien is, is in elk spoor I, II, III, IV, V, enz. een raster van het 30 televisiesignaal opgenomen, zodat de sporen I, III, V enz. om en om met een gehele ijnperiode van het televisiesignaal beginnen en met een halve lijnperiode eindigen, terwijl de daartussen gelegen sporen II, IV, VI enz. met een halve lijnperiode beginnen en met een gehele lijnperiode eindigen.
35 Zoals uit fig. 2 te zien is, zijn in naast elkaar gelegen sporen de delen van elk der lijnperioden in een richting loodrecht op de sporen ten opzichte van elkaar uitgericht, 790 7 2 7 4 *, It r r PHO 78515 8 zoals met behulp van de stippellijnen 5» 6 en 7 in fig,2 is aangegeven. Yerder is uit fig. 2 te zien, dat tussen naast elkaar gelegen sporen aan het begin en aan het einde daarvan de lijnen ten opzichte van elkaar verspringen over-5 eenkomstig een gegeven aantal lijnperioden. Dit verspringen van lijnen, dat in het onderhavige geval overeenkomt met 1,5 lijnperioden, blijkt uit gegeven parameters van het apparaat, zoals de voortbewegingssnelheid van de registratie-drager bij het opnemen,, de draaisnelheid van.de magneet-koppen bij het opnemen, de constructieve uitvoering van de roterende omzetinrichting e.d. Zoals verder in fig. 2 is weergegeven, is op de registratiedrager ook nog minstens één verder spoor 8 aanwezig, dat in de lengterichting van deze registratiedrager verloopt en kan dienen voor het opslaan van geluidssignalen of voor het opslaan van syn-chronisatiesignalen, die voor het bewerkstelligen van een constante voortbewegingssnelheid van de registratiedrager bij het weergeven van de opgenomen televisiesignalen kunnen worden geëvalueerd.
20
Zoals uit fig. 1 blijkt, is de registratiedrager 2 in het weergeefapparaat 1 in een hoekbereik van 180° in een spiraalvormige baan geleid over de mantelvlakken van twee ten opzichte van elkaar coaxiaal aangebrachte trommel- helften 9 en 10. De trommelhelft 9 is vast aangebracht, ter-25 wijl daarentegen de trommelhelft 10 overeenkomstig de pijl 11 naar links draaiend kan worden aangedreven. Hiertoe bevindt zich de trommelhelft 10 op een as 12, die is verbonden met een motor 13· Tussen de beide trommelhelften is een spleet 14 gevormd, waaruit twee.;·schematisch weergegeven 3 0 magneetkoppen A en B naar buiten steken, die diametraal tegenover elkaar op de draaibaar aandrijfbare trommelhelft 10 zijn aangebracht. De trommelhalft 10 en de beide magneet- koppen A en B vormen dus een roterend aandrijfbare omzet- richting, waarbij de magneetkoppen schuine sporen op de 35 registratiedrager 2 aftasten. Hierbij staat op grond van de diametrale positionering van de magneetkoppen en van de gekozen omslaghoek van de registratiedrager om de twee 7907274 Λ · * * PHO 78515 9 trommelhelften 9 en 10 van 180° in hoofdzaak steeds maar één magneetkop gedurende een aftastperiode T in werkzame verbinding met de registratiedrager, omdat de ene magneetkop met de registratiedrager in contact komt, wanneer de ® andere registratiedrager verwijdert. De beide voor het uitlezen van de op de registratiedrager in de sporen X, II, III, IV enz. opgenomen televisiesignalen aangebrachte mag-koppen A en B bezitten dezelfde azimuthoeken +0, en -4, als de voor het opnemen van de televisiesignalen gebruikte ^ magneetkoppen. In het onderhavige geval en ook hierna in de beschrijving is ervan uitgegaan, dat de magneetkop A de azimuthoek -rtt- en de magneetkop B de azimuthoek -(L bezit, zodat met de magneetkop A steeds alleen maar signalen uit de sporen I, III, V, enz. en met de magneetkop B steeds 15 alleen maar signalen uit de sporen II, IV, VI, enz. kunnen worden uitgelezen.
Voor het aandrijven van de twee op de trommelhelft 10 aangebrachte magneetkoppen A en B is, zoals vermeld, de motor 13 aanwezig. De motor 13 is hierbij op de uitgang 15 20 van een servosysteem 16 aangesloten, waaraan voor het m-respectievelijk uitschakelen van de motor aan een stuurin-gang 17 een overeenkomstig stuursignaal kan worden toegevoerd. Het servosysteem zorgt er in ingeschakelde toestand op bekende wijze voor, dat de motor steeds een gegeven 25 constante de draaisnelheid van de beide magneetkoppen A en B bepalende draaisnelheid bezit. Deze draaisnelheid is daarbij zo vastgelegd, dat de magneetkoppen A en B ook bij het weergeven van de op de registratiedrager 2 opgenomen televisiesignalen de registratiedrager met dezelfde snel-30 , heid y jj bestrijken als de voor het opnemen gebruikte magneetkoppen ook hebben gedaan. Op grond van het feit, dat de beide magneetkoppen steeds met dezelfde snelheid worden aangedreven, en wel onafhankelijk van de snelheid, waarmee de registratiedrager wordt bewogen, zijn ook de aftast-35 perioden T, waarin de magneetkoppen achtereenvolgens in contact staan met de registratiedrager, steeds in de tijd even lang. Daarbij sluiten de aftastperioden T van de beide 7907274 PHO 78515 10 magneetkoppen zonder onderbreking op elkaar aan, omdat juist bij het verwijderen van de ene magneetkop van de registratiedrager de andere magneetkop met de registratie-drager in contact komt.
5
Voor het voortbewegen van de registratiedrager 2 in de richting van de pijl 3 met een verschillende, van de in het apparaat ingeschakelde bedrijfsmodus afhankelijke voortbewegingssnelheid bezit het apparaat 1 een door een verdere motor 18 roterend aandrijfbare aandrijfas 19» waar- 10 tegen de registratiedrager 2 gedurende zijn beweging kan worden gedrukt met behulp van een aandrukrol 20. De motor 18 is daarbij aangesloten op een uitgang 21 van een verder servosysteem 22. Het servosysteem zorgt eveneens op bekende wijze voor een constante draaisnelheid van de motor 18 15 respectievelijk van de aandrijfas 19» waardoor een telkens constante voortbewegingssnelheid van de registratiedrager 2 wordt verkregen. Het servosysteem 22 bezit drie stuurin-gangen 23, 24 en 25, via welke het servosysteem zo kan worden gestuurd, dat het afhankelijk van de gekozen bedrijfs- 20 modus van het weergeefapparaat met betrekking tot de voortbewegingssnelheid van de registratiedrager zorgt voor verschillende constante draaisnelheden van de motor 18 en daarmee voor verschillende constante voorbewegingssnel-heden van de registratiedrager. De drie stuuringangen worden in het onderhavige geval binair aangestuurd, zodat via deze ingangen de mogelijkheid bestaat, in het servosysteem 22 maximaal acht bedrijfstoestanden overeenkomstig acht bedrijfsmodi van het weergeefapparaat in te schakelen.
Op deze wijze zijn in het weergeefapparaat 1 bijvoorbeeld 30 . .
bedrijfsmodi mogelijk, waarbij de registratiedrager stilstaat met een normale snelheid » die ook bij het op nemen van de televisiesignalen werd toegepast, met dubbele of drievoudige snelheid 3"tf/p) of met de halve nor male snelheid (*|/τ/2)> wordt voortbewogen.. Deze bedrijfs-modi komen, zoals bekend, overeen met een weergave van een stilstaand beeld, een normaal beeld, versneld respectievelijk in "slow motion".
7907274 4« ' » PHO 78515 11
Het weergeefapparaat 1 bezit verder voor het invoeren van commando's bijvoorbeeld voor het inschakelen van de door de gebruiker gewenste bedrijfsmodi met betrekking tot de voortbewegingssnelheid van de registratiedrager ® een invoerinrichting 26, die via een bus 27 van stuurge- leiders op een stuurinrichting 28 is aangesloten. De stuurinrichting 28 bevat in het onderhavige geval een microprocessor, die via zijn uitgangen stuursignalen doorgeeft aan de te sturen delen van het apparaat. Zo is de uitgang 10 29 van de stuurinrichting 28 met de stuuringang 17 van het servosysteem l6 verbonden en zijn de uitgangen 30» 31 en 32 daarvan aangesloten op de stuuringangen 23, 24 en 25 van het verdere servosysteem 22.
Bij een gekozen bedrijfsmodus met stilstaande 15 registratiedrager respectievelijk met een van de normale snelheid if ^ afwijkende voortbewegingssnelheid van de registratiedrager bestaan voor de beide magneetkoppen A en B, zoals bekend, andere aftastomstandigheden met betrekking tot de op de registratiedrager opgenomen televisiesignalen 20 dan het geval is bij een weergave bij de bedrijfsmodus,
waarbij de registratiedrager met de normale snelheid lfT
wordt voortbewogen. In het beschreven weergeefapparaat i is er nu voor gezorgd, dat elk van de twee magneetkoppen A en B een spoor uitleest, waarin televisiesignalen met een 25 magneetkop zijn opgenomen, die dezelfde azimuthoek bezit als de uitlezende magneetkop A respectievelijk B. Dit kan bijvoorbeeld plaats vinden, doordat elk van de beide magneetkoppen A en B op de trommelhelft 10 met behulp van een piëzoëlektrische weg verstelbare drager is aangebracht, 30 door het verstellen waarvan de daarop bevestigde magneetkop continu wordt gepositioneerd op een door deze magneetkop uit te lezen spoor. Een dergelijke maatregel is bijvoorbeeld in het Duitse Offenlegungsschrift 2.646.449 beschreven. Hierbij bestrijken dan de beide magneetkoppen, 35 zoals uit fig. 3 voor de bedrijfsmodus met stilstaande registratiedrager te zien is, elk een in fig. 3 met gestippelde lijnen aangeduid aftastspoor 33 respectievelijk 34, 7907274
Is PHO 78515 12 die in het weergegeven voorbeeld de op de registratiedrager opgetekende sporen I en II overlappen. Een andere mogelijkheid is, dat elk van de twee magneetkoppen van het weergeef-apparaat een breedte groter dan de breedte van de afzonder-5 lijke sporen bezit, zodat deze kop in elk geval een daardoor uit te lezen spoor bestrijkt, waarbij deze kop dan weliswaar ook nog naburige sporen tenminste gedeeltelijk kan bestrijken, maar de daarin opgetekende signalen op grond van de niet overeenkomende azimuthoek niet weergeeft.
10 In fig. 3 is deze variant-voor de bedrijfsmodus met stilstaande registratiedrager eveneens weergegeven, waarbij het in dit geval door de beide magneetkoppen bestreken tussen de beide op de registratiedrager opgetekende sporen I en II gelegen aftastspoor 35 met een onderbroken lijn schema-I5 tisch is aangeduid. Wanneer de een azimuthoek +0L bezittende magneetkop A het aftastspoor 35 in een aftastperiode T bestrijkt, worden door deze kop op grond van zijn breedte ook de sporen I en II bestreken. Daar het in het spoor I opgesla gen televisiesignaal met een eveneens azimuthoek bezit-20 tende magneetkop werd opgenomen wordt op grond van de overeenkomende azimuthoek door·de magneetkop A het in het spoor I opgetekende televisiesignaal in deze aftastperiode T uitgelezen, terwijl daarentegen het in het spoor II opgetekende televisiesignaal op grond van de niet overeenko-.
20 mende azimuthoek door de magneetkop A niet wordt uitgelezen. Wanneer de een azimuthoek -^bezittende magneetkop B gedurende de daarop volgende aftastperiode T de registratiedrager langs het aftastspoor 35 bestrijkt, wordt door deze kop het in het spoor II opgeslagen televisiesignaal uitge-30 lezen, terwijl daarentegen het in het spoor I opgeslagen signaal niet wordt uitgelezen. Er dient nog te worden opgemerkt, dat de positie van het aftastspoor 35 tussen de beide sporen I en II bijvoorbeeld kan worden bereikt, doordat, de registratiedrager op zich tot stilstand is gebracht 35 door het stilzetten van de motor 18 voor de aandrijfas 19» de registratiedrager door een afzonderlijke niet weergegeven inrichting nog zolang wordt voortbewogen, tot de gewenste 7907274 4 * PHO 78515 13 ί ' » bovengenoemde positie van het aftastspoor 35 is verkregen.
Zoals verder in fig. 1 is getoond, is op de mag- neetkoppen A en B een versterkerinrichting 36 aangesloten, waarin de door de registratiedrager afgetaste, meestal in 5 frequente gemoduleerde vorm aanwezige televisiesignalen worden onderworpen aan een versterkingen eventueel worden bevrijd van storende ruiscomponenten. In de signaalweg voor de door de registratiedrager weergegeven televisiesignalen is na de versterkerinrichting 36 een vertragingsinrichting 10 37 daarvoor opgenomen, waarvan de constructie en werking onderstaand worden beschreven. Op de vertragingsinrichting 37 is een signaalverwerkingsinrichting 38 aangesloten, die voor het verkrijgen van een met een televisieontvanger weer te geven televisiesignaal uit de door de magneetkoppen A en 15 B weergegeven signalen is ingericht en aan de uitgang 39 waarvan dan eenctergelijk televisiesignaal beschikbaar komt.
De roterende trommelhelft 10 draagt verder een permanente magneet 40, die bij de rotatie van de roterend aandrijfbare omzetinrichting per omwenteling daarvan in een 20 in het gebied van de bewegingsbaan van de magneet 40 vast aangebrachte magneetkop 41 een impuls opwekt, waarvan het optreden in een vaste relatie staat met de posities van de twee magneetkoppen A en B. Op de magneetkop 41 is een im- pulsvormertrap 42 aangesloten, die afhankelijk van de.in de 25 .
magneetkop 41 geïnduceerde impulsen aan zijn uitgang 43 stuurimpulsen met een van de in het weergeefapparaat ingeschakelde bedrijfsmodus afhankelijke duur afgeeft. De duur van deze stuurimpulsen is daarbij, afhankelijk van de gekozen bedrijfsmodus in het apparaat, door aan drie stuur-30 ingangen 44, 45 en 46 Van de impulsvormertrap 42 optredende signalen vastgelegd, die de stuurinrichting 28 afgeeft aan zijn uitgangen 30, 31 en 32. Op de uitgang 43 van de im-pulsvormertrap 42 is een stuursignaalschakeling 47 aangesloten, waarvan de uitgang 48 is verbonden met een stuur-35 ingang 49 van de vertragingsinrichting 37· De stuursignaalschakeling 47 bezit drie stuuringangen 50, 51 en 52, die eveneens met de uitgangen 30, 31 en 32 van de stuurin- 7907274 PHO 78515 14 richting 28 zijn verbonden, -waardoor het aan de uitgang 48 door de stuursignaalschakeling 47 beschikbaar gestelde stuursignaal afhankelijk van de - ingeschakelde bedrijfsmodus beïnvloed kan worden.
5 '
Zoals nog aan de hand van de beschrijving vaii de afzonderlijke bedrijfsmodi van het apparaat zal worden uiteengezet, geeft de stuursignaalschakeling 47 voor de vertra-gingsinrichting 37 voor het regelen van de vertragingstijdf daarvan daaraan een stuursignaal af, dat afhankelijk is van 10 de gekozen bedrijfsmodus, van de telkens een spoor uitlezende magneetkop en van het verspringen tussen de lijnen van naast elkaar gelegen sporen. De vertragingsinrichting '37 verschuift hierbij onder invloed van het daaraan gelegde stuursignaal van de stuursignaalschakeling 47 de met opeen-15 volgende rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar, waarin, zonder fazesprong tussen de lijnsynchronisatie-impuls-"reeksen van opeenvolgende rasters, de verschillen van de tijds-^ afstanden tussen telkens twee opeenvolgende rastersynchroni-satieïmpulsen van elk raster nul zijn. Als vertragingsinrichting 37 is in het onderhavige geval zulk een inrichting met een continu variabele vertrggjngsti jd aangebracht, die bijvoorbeeld door een zogenaamde CCD-inrichting respectievelijk een emmertjesgeheugen kan zijn gevormd. Hierbij is de 25 stuursignaalschakeling 47 zo uitgevoerd, dat deze een ge-Vx durende een bepaald tLjdsinterval zaagtandvormig stuursignaal voor de lineair variabele regeling van de vertragings-tijdtafgeeft aan de vertragingsinrichting 37· De vertragings-inrichting 37 verschuift daarbij de met opeenvolgende li jn-perioden respectievelijk rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar, waarin zowel de opeenvolgende rastersynchroni-satieïmpulsen van elk raster als de opeenvolgende lijnsyn-chronisatieïmpulsen van elke lijnperiode een met een stand-
wO
aardtelevisiesignaal overeenkomende, equidistante onderlinge tijdsafstand bezitten.
Hierna wordt nu aan de hand van fig. 1 'eerst het 7907274 A * i m PHO 78515 15 geval beschreven, waarin in het apparaat 1 een weergave van de opgenomen televisiesignalen in die bedrijfsmodus plaats vindt, waarbij de registratiedrager op de zelfde wijze als bij het o-pnemen van de televisiesignalen met de 5 normale snelheid T wordt voortbewogen. Na het invoeren van de overeenkomstige commando’s in het apparaat met behulp van de invoerinrichting 26 stelt de stuurinrichting 28 overeenkomstig stuursignalen aan zijn uitgangen 29, 30, 31 en 32 beschikbaar. Deze stuursignalen bewerkstelligen, 10 , dat het servosysteem 16 voor een aandrijving van de beide magneetkoppen met een constante draaisnelheid zorgt, en wel zodanig, dat de magneetkoppen A en 33 met de snelheid ^ dé registratiedrager bestrijken. Verder bewerkstelligen deze stuursignalen, dat het servosysteem 22 voor een voort-15 beweging van de registratiedrager met de normale snelheid ^ zorgt en dat zowel de impulsvormertrap 42 als de stuur-signaalschakeling 47 geen uitgangssignaal afgeven, waarbij de vertragingsinrichting 37 dan onwerkzaam blijft. In dit geval tasten de magneetkoppen A en B achtereenvolgens 20 de sporen I, II, III enz. af en geven in deze sporen opgetekende televisiesignalen precies zo weer als ze werden opgetekend. Daarbij sluiten de in de sporen opgetekende rasters zonder het optreden van tijdfouten continu op elkaar aan, omdat juist wanneer bijvoorbeeld de magneet-25 kop A klaar is met het aftasten van het spoor I, de mag-neetkop B begint met het aftasten van het spoor II, enz.
De door de magneetkoppen A en B weergegeven televisiesignalen worden in de versterkerinrichting 36 versterkt en,~ zonder in de vertragingsinrichting 37 te worden vertraagd, 30 doorgegeven aan de signaalverwerkingsinrichting 38, die aan zijn uitgang 39 de voor het weergeven met een televisie- ontvanger geschikte televisiesignalen beschikbaar stelt.
Aan de hand van de figuren 1, 3 en 4 wordt nu het geval beschreven, waarin met het weergeefapparaat vol-35 gens fig. 1 een weergave van de opgetekende televisiesignalen bij stilstaande registratiedrager 2 plaats vindt. Tengevolge van het stilstaan van de registratiedrager ver- 790 7 2 7 4 <*» PHO 78515 16 ___ anderen, zoals bekend, principieel de aftastomstandigheden, omdat de magneetkoppen A en B zonder extra maatregelen volgens het bovengenoemde Duitse Offenlegungsschrift 2.646.499 de neiging hebben, niet meer in de richting van de opge-5 tekende sporen I, II, III enz. de registratiedrager te bestrijken, maar in een daarvan afwijkende richting, zoals is aangegeven met het in figuur 3 met onderbroken lijnen weergegeven aftastspoor 35, dat in de richting van de pijl 53 verloopt. Het servosysteem 16 zorgt er ook in deze be-10 drijfsmodus voor, dat de magneetkoppen A en B met de snelheid H de registratiedrager bestrijken, zodat elke mag-neetkop weer telkens gedurende een aftastperiode T met de registratiedrager in werkzame verbinding staat, waarbij de aftastperioden van de beide magneetkoppen weer zonder on-15 derbreking op elkaar aansluiten, zoals in figuur 4a is weergegeven. In verband met de in deze bedrijfsmodus heersende aftastomstandigheden kan nog naar het eveneens bekende feit worden verwezen, dat de magneetkoppen voor het aftasten van een bij het optekenen van een televisiesignaal 20 in een tijdsbestek H opgetekende lijnperiode het tijdsbestek H' nodig hebben, dat in het onderhavige geval korter is dan het tijdsbestek H, omdat in dezelfde aftastperiode T een langer spoor wordt afgetast.
Zoals reeds is vermeld, kan op grond van de azimuthoeken 25 van de magneetkoppen de magneetkop A slechts de in de sporen I, III, V enz. opgeslagen televisiesignalen en de magneetkop B slechts de in de sporen II, IV, VI enz. opgeslagen televisiesignalen uitlezen. In het onderhavige bedrijfs-geval, wanneer dus de magneetkoppen A en B het aftastspoor 30 35 bestrijken, leest de magneetkop A het in het spoor I
opgeslagen televisiesignaal en de magneetkop B het in het spoor II opgeslagen televisiesignaal uit. De uitgelezen televisiesignalen S. en S_ zijn in figuren 4b en 4c sym-bolisch weergegeven. Zoals uit deze beide figuren en uit 35 figuur 3 is te zien, treft de magneetkop A aan het begin van zijn aftastperiode T bij het bestrijken van het aftastspoor 35 geen opgenomen televisiesignaal in het spoor _______I__aan, en wel voor de duur van 1,5 H· , wat zijn oorzaak _ -790 7 2 7 4 ------------- • < PHO 78515 17 ____ vindt in de offset 1,5 H tussen de lijnen van de naast elkaar gelegen sporen I en II. Na een aftastperiode , die
in het onderhavige geval overeenkomt met 7»5 H*, leest de magneetkop A het begin van de rastersynchronisatieimpuls 5 van dit raster uit, die in figuur 4b door een ten opzichte van de lijnsynchronisatieimpulsen tweemaal zo lang weergegeven lijn is aangeduid. Met het einde van de aftastperiode T van de magneetkop A wordt ook het einde van het in het spoor I opgetekende raster bereikt, dat eindigt met een 10 halve lijnperiode. In tegenstelling tot de magneetkop A
treft de magneetkop B aan het begin van zijn aftastperiode T bij het bestrijken van het aftastspoor 35 het begin van het in het spoor II opgeslagen raster aan, dat begint met een halve lijnperiode. Na een aftastperiode van - 1,5 H’ 15 leest de magneetkop B het begin van de rastersynchronisatieimpuls van dit raster uit. Kort voor het einde van de aftastperiode T wordt het einde van het in het spoor II opgetekende raster afgetast, dat eindigt met een gehele lijnperiode. Na deze laatste lijnperiode van het in het spoor 20 II opgeslagen raster treft de magneetkop B tot aan het einde van zijn aftastperiode T bij het bestrijken van het aftastspoor 35 geen opgetekend televisiesignaal in het spoor II aan, en wel eveneens voor de duur van 1,5 H', wat weer zijn oorzaak vindt in de offset 1,5 H tussen de lijnen van 25 de naast elkaar gelegen sporen I en II. Na de magneetkop B komt de magneetkop A weer gedurende een aftastperiode T in werkzame verbinding met de registratiedrager, die weer aan het begin van zijn aftastperiode een afwezigheid van signaal voor de duur van 1,5 H* constateert en vervolgens het 30 in het spoor I opgetekende raster aftast. Dit proces herhaalt zich voortdurend bij deze bedrijfsmodus.
De door de beide magneetkoppen uitgelezen televisiesignalen en Sg bevatten dus, zoals uit figuren 4b en 4c te zien is, ten opzichte van een standaardtelevisie-35 signaal tijdfoutcomponenten. In de eerste plaats bezitten de rastersynchronisatieïmpulsen geen equidistante onderlinge tijdsafstand, wat bij de weergave met een televisie-ontvanger beeldsynchronisat ie storingen tot gevolg heeft, 790 7 2 7 4----------------------------------- 1 > * 9· PHO 78515 18 __wanneer deze fout relatief groot is. In de tweede plaats_______ bezitten de lijnsynchronisatieïmpulsen en daarmee ook de rastersynchronisatieïmpulsen een van een standaardtelevisiesignaal afwijkende frequentie, wat zijn oorzaak vindt in de 5 gewijzigde aftastperiode H' voor een lijnperiode; dit kan aanleiding geven tot storingen bij horizontale kleurovergangen bij de weergave van kleurentelevisiesignalen. Verder vult niet elk raster een volledige aftastperiode T. Echter dient te worden opgemerkt, dat bij de bovenbeschre-10 ven continue aftasting van twee naburige sporen I en II respektievelijk van het aftastspoor 35 tussen de lijnsyn-chronisatieïmpulsen van de na elkaar weergegeven rasters op zichzelf genomen geen fazesprongen optreden, zoals wordt getoond door een vergelijking van de beide figuren 4b en 4c. 15 Om de bovengenoemde foutcomponenten in de weerge geven televisiesignalen te elimineren, worden deze in het apparaat volgens figuur 1 op de onderstaand beschreven wijze verwerkt. Zoals vermeld, wordt bij elke omwenteling van de magneetkoppen A en B door de met deze koppen meedraaien-20 de magneet 40 in de magneetkop 41 een impuls geïnduceerd.
• Daar de geïnduceerde magneet 40 in een precies vastgelegde positie ten opzichte van de magneetkoppen is aangebracht, geeft elk van de verkregen impulsen een kenmerk voor elke na het optreden van de impuls telkens een spoor aftastende 25 magneetkop weer en bevindt zich in een vaste relatie in de tijd ten opzichte van de aftastperiode T daarvan. Het uit deze impulsen gevormde signaal ST, dat in figuur 4d is weergegeven, wordt aan de impulsvormertrap 42 toegevoerd, waarin het in figuur 4e getoonde, signaal wordt gevormd. Dit 30 signaal bestaat uit stuurimpulsen, waarvan de voorflanken door de achterflanken van de in de magneetkop 41 geïnduceerde impulsen werkzaam worden gemaakt en waarvan de achterflanken op hun beurt met de tijdstippen samenvallen, waarop de magneetkop A telkens het begin van het in het spoor I 35 opgetekende raster aftast. Dit tijdstip treedt een op het verspringen van de lijnen gebaseerde tijd, in het onderhavige geval van 1,5 H’, na het begin van de aftastperiode T —__van_.de magneetkop A op, zodat dit tijdstip afhankelijk., is 7 9 0-7 2 7-4-—--------- PHO 78515 19 __.van liet verspringen van de lijnen. De duur van deze impul·--..
sen wordt daarbij door bet toevoeren van overeenkomstige stuursignalen van de stuurinrichting 28 aan de stuuringang-en 44, 45 en 46 van de impulsvormertrap 42 vastgelegd, 5 waarbij deze stuursignalen, zoals vermeld, overeenkomstig de in het apparaat ingeschakelde bedrijfsmodus door de stuurinrichting 28 beschikbaar worden gesteld. Het signaal S-j- van de impulsvormertrap 42 wordt aan de stuursignaal-schakeling h-J toegevoerd, die vervolgens onder invloed van 10 de aan zijn stuuringangen 50, 51> 52 optredende, van de ingeschakelde bedrijfsmodus afhankelijke stuursignalen aan zijn uitgang 48 een stuursignaal Sg afgeeft, dat voor de regeling van de vertragingstijd van de vertragingsinrich-ting 37 daaraan wordt doorgegeven. Het in de stuursignaal-15 schakeling 47 gevormde stuursignaal Sg, dat in figuur 4f is weergegeven, bezit een periodiek zaagtandvormig verloop. Het begin van elke zaagtand wordt door de achterflank van elke stuurimpuls van de impulsvormertrap werkzaam gemaakt en de duur van elke zaagtand is door de aan de stuuringang-20 en 50» 51 en 52 optredende stuursignalen vastgelegd. De duur van elke zaagtand is daarbij zo vastgelegd, dat het einde daarvan met het tijdstip samenvalt, waarop de mag-neetkop B het einde van het in het spoor IX opgeslagen raster aftast. Dit tijdstip treedt een op het verspringen 25 van de lijnen gebaseerde tijd, in het onderhavige geval van 1,5 H', vóór het einde van de aftestperiode T van de mag-neetkop B op, zodat ook dit tijdstip afhankelijk is van het verspringen van de lijnen. Het in de stuursignaalschakeling 47 gevormde stuursignaal S wordt aan de stuurin- b 30 gang 49 van de vertragingsinrichting 37 voor het regelen van de vertragingstijd daarvan toegevoerd. Op grond van dit stuursignaal, dat, zoals uit de bovenstaande beschrijving van de vorming daarvan uit de in de magneetkop 41 geïnduceerde impulsen en de daarvan afgeleide stuurimpulsen 35 blijkt, van de gekozen bedrijfsmodus, de telkens een spoor uitlezende magneetkop en de offset van de lijnen tussen naast elkaar gelegen sporen afhankelijk is, bezit de ver-______tragingstijd van de vertragingsinrichting 37 het in..fi-_____ 790 72 7 4-----------------------—- PHO 78515 20 _guur 4g weergegeven verloop, dat overeenkomt met een van____ een waarde nul tot een waarde van 3H* lineair toenemende zich. over de intervallen van de aftastperioden, gedurende welke signalen uit de sporen I en II worden uitgelezen, 5 ^ uitstrekkende zaagtand.
De door de magneetkoppen A en B uitgelezen in figuren 4b en 4c weergegeven televisiesignalen S. en S-worden na hun versterking in de versterkingsinrichting 36 aan de vertragingsinrichting 37 toegevoerd, waarvan de ver-10 tragingstijd hierbij het bovengenoemde in figuur 4b getoonde verloop bezit. Zoals uit de figuren 4b, 4c en 4g gemakkelijk te zien is, veroorzaakt hierbij de vertragings— inrichting 37 een zodanige vertraging van de daaraan toegevoerde signalen en S^, dat het in figuur 4h getoond^ 15 signaal S wordt verkregen. Figuur 4h toont, dat door de overeenkomstige lineaire toename van de vertragingstijd de afzonderlijke lijnperioden van H' continu weer tot de waarde H in de tijd worden geëxpandeerd, zodat ook elk raster weer een volledige aftastperiode T vult en de rastersyn-20 chronisatieïmpulsen hun standaardpositie innenren, zoals ook bij een standaardtelevisiesignaal het geval is. De maximum waarde van de vertragingstijd van 3H' heeft hierbij tot gevolg, dat ook de afwezigheid van signaal gedurende in totaal 3H' bij de overgang van het uit het spoor II 25 naar het weer uit het spoor I afgetaste raster wordt gecompenseerd. Omdat bij de expansie in de tijd het begin van de door de magneetkop B uit het spoor II uitgelezen rasters telkens met de tijd van 1,5H' werd vertraagd, bezitten nu de rastersynchronisatieïmpulsen van alle opeen-30 volgende rasters ten opzichte van het begin van de aftast-periode T van beide magneetkoppen A en B dezelfde tijdsafstand, die in figuur 4h met T^. is aangeduid. Uit dit feit volgt, dat de rastersynchronisatieïmpulsen dezelfde onderlinge equidistante tijdsafstand bezitten, die hierbij over-35· eenkomt met een standaardtelevisiesignaal, omdat ook de positie in de tijd van de lijnsynchronisatieïmpulsen overeenkomt met een standaardtelevisiesignaal.
__ Samenvattend kan daarom worden gezegd, dat de 790 7 17 4_____________11- PHO 78515 21 ___vertracingsinrichting de van de registratiedrager uitgele-_ zen met opeenvolgende lijnperioden en rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar heeft verschoven, waarin zowel 5 de opeenvolgende rastersynchronisatielmpulsen van elk raster als de opeenvolgende lijnsynchronisatieïmpulsen van elke lijnperiode een met een standaardtelevisiesignaal overeenkomende onderlinge equidistante tijdsafstand bezitten. Zoals te zien is uit figuur 4h, heeft daarbij een dergelij-10 ke vertraging in het signaal 5 tussen de lijnsynchronisa-tieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters ook geen faze-sprong tot gevolg, omdat de maximum vertragingstijd van 3H’ een geheel veelvoud van een lijnperiode H' is en er dus in dit opzicht geen verandering ten opzichte van de uitgele-15 zen signalen en optreedt, tussen welke signalen met betrekking tot de lijnsynchronisatieïmpulsen eveneens geen fazesprong aanwezig was. Een dergelijk televisiesignaal kan na zijn verdere behandeling in de signaalverwerkings-inrichting 38 foutloos en zonder storingen met eentele-20 visieontvanger worden weergegeven. Door de maatregelen volgens de uitvinding is dus bereikt, dat ook de bij stilstaande registratiedrager door deze met behulp van twee verschillende azimuthoeken vertonende magneetkoppen afgetaste televisiesignalen zonder storingen met een televi-25 sie'ontvanger kunnen worden weergegeven.
Hierna wordt een vereenvoudigde uitvoeringsvorm van het weergeefapparaat volgens figuur 1 beschreven. Figuur 5 toont daartoe de op de magneetkoppen A en B aangesloten versterkingsinrichting 36, die wordt gevolgd door 3Q een vertragingsinrichting 54 met een sprongsgewijs variabele vertragingstijd . Een dergelijke vertragingsinrichting kan bijvoorbeeld eenvoudig worden gevormd door een in- en uitschakelbare vertragingslijn. Op deze vertragingsinrichting 54 is weer de signaalverwerkingsschakeling 38 35 aangesloten. Voor de sprongsgewijs variabele regeling van de vertragingstijd van de vertragingsinrichting 54 is een op de impulsvormertrap 42 volgende stuursignaalschake-__ ling 55 aangebracht, waaraan via stuuringangen 56, 57_en 79 0-7-2 7 4----——------— ~ V* * * PHO 78515 22 58 door de stuurinrichting 28 beschikbaar gestelde, van de telkens gekozen bedrijfsmodus afhankelijke stuursignalen kunnen worden toegevoerd. De stuursignaalschakeling 55 is ingericht voor het vormen van een gedurende een raster 5 constant impulsvormig stuursignaal, dat deze schakeling via zijn uitgang 59 afgeeft aan een stuuringang 60 van de vertragingsinrichting 54.
Wanneer nu in een apparaat met een schakeling volgens figuur 5 een weergave van opgenomen televisiesig-10 nalen in een bedrijfsmodus met stilstaande registratie-drager plaats vindt, worden de volgende processen uitgevoerd, die aan de hand van de figuren 4i tot 4m hierna zullen worden beschreven. Op grond van de in de magneetkop 41 geïnduceerde impulsen wordt door de impulsvormertrap 42 15 het in figuur 4i getoonde impulsvormige signaal S-j. opgewekt. Dit signaal S-j. wordt aan de stuursignaalschakeling 55 toegevoerd, die vervolgens het stuursignaal Sg opwekt. Wanneer dit stuursignaal wordt toegevoerd aan de vertragingsinrichting 54, heeft dit een verloop van de vertra-20 gingstijd tot gevolg, zoals dit is getoond in figuur 4l. De vertragingstijd kan zodoende, als benadering van het zaagtandvormige verloop volgens figuur 4g, van een waarde nul bij de overgang van de aftastperiode van de magneetkop A naar de aftastperiode van de magneetkop B sprongs-25 gewijs in een waarde van 1H' worden gewijzigd. De waarde van 1H' voor de vertragingstijd brengt als geheel veelvoud van H' weer geen fazesprong teweeg in de lijnsynchro-nisatieïmpulsen van opeenvolgende rasters, maar vermindert de verschillen van de tijdsafstanden tussen de rastersyn-30 chronisatieïmpulsen van opeenvolgende rasters toch tot een minimum.
De door de magneetkoppen A en B afgetaste televisiesignalen en Sg worden aan de vertragingsinrichting 37 toegevoerd, die hierbij bewerkstelligt, zoals uit fi-35 guur 4m blijkt, dat telkens de door de magneetkop B uitgelezen rasters met de vertragingstijd van 1H' worden vertraagd, terwijl daarentegen de door de magneetkop A uitgelezen rasters onvertraagd worden doorgegeven. Zodoende is 790 7 2 7 4 % * PHO 78515 23 eexx televisiesignaal S verkregen, waarbij weliswaar de rastersynchronisatieïmpulsen geen onderlinge equidistante tijdsafstand bezitten, maar waarbij de vertragingsinrich-ting de met opeenvolgende rasters overeenkomende televisie-5 signalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar heeft verschoven, waarin de verschillen van de tijdsafstanden tussen telkens twee opeenvolgende rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster minimaal zijn.
In het onderhavige geval bedragen deze verschillen, zoals 10 blijkt uit figuur hm, telkens 0,5 H', waardoor ze werden verlaagd met 1H’5 een dergelijke fout is als niet meer storend te beschouwen. In dit geval zij vermeld, dat bij het in figuur hm getoonde signaal de lijnsynchronisatie-impulsen beslist geen met een standaardtelevisiesignaal 15 overeenkomende onderlinge afstand bezitten, omdat deze afstand H’ bedraagt. De lijnsynchronisatieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters sluiten echter weer zonder fazesprong-en op elkaar aan. Bij het betreffende signaal treden ook tussen de met opeenvolgende rasters overeenkomende uit de 20 sporen uitgelezen televisiesignalen signaalhiaten op, waarvan de duur 1H* respektievelijk 1,5 H' bedraagt, zoals in figuur hm is weergegeven. Op grond van de positie in de tijd van deze signaalhiaten ten opzichte van de rastersynchronisatieïmpulsen zijn deze signaalhiaten beperkt tot 25 een voor de waarnemer niet zichtbaar gedeelte van het beeldscherm van een televisieontvanger, zodat deze signaalhiaten niet storend aan de dag kunnen treden. Samenvattend kan in het onderhavige geval worden gezegd, dat het in figuur hm weergegeven signaal na zijn verdere behandeling 30 in de signaalverwerkingsinrichting 38 met een televisieontvanger op bevredigende wijze kan worden weergegeven, omdat op grond van de tot een minimum beperkte afwijkingen van het televisiesignaal van een standaardtelevisiesignaal voor de gebruiker praktisch geen storende invloeden zicht-35 baar worden.
Hierna wordt aan de hand van de figuren 1, 6 en 7 het geval beschreven, waarbij met het apparaat volgens figuur 1 een weergave van de op de registratiedrager 2 op- 7907274 PHO 78515 24
, I
V *· genomen televisiesignalen bij een bedrijfsmodus plaats vindt, waarbij de registratiedrager met het dubbele van de normale snelheid wordt voortbewogen. Ook in dit geval heersen principieel voor de magneetkoppen A en B ten op-5 zichte van een normale weergave gewijzigde aftastomstandigheden, omdat de magneetkoppen weer zonder extra maatregelen de neiging hebben, de registratiedrager 2 in de in figuur 6 met de pijl 61 aangegeven van de richting van de opgetekende sporen I, II, III, IV enz. afwijkende richting 10 te bestrijken, waarbij echter de snelheid van de magneetkoppen. weer de waarde heeft. Elk van de beide magneet koppen A en B bestrijkt daarom de registratiedrager weer telkens gedurende een aftastperiode T, waarbij echter in dit geval op grond van de hier heersende aftastomstandig-15 heden elke magneetkop voor de aftasting van een lijnperiode de tijdsduur H’' nodig heeft, die hierbij zoals bekend, groter is dan de bij het optekenen van een lijnperiode vereiste tijdsduur H, omdat in dezelfde aftastperiode T een korter spoor wordt afgetast. De magneetkoppen A en B tas-20 ten bij de betreffende bedrijfsmodus na elkaar de in figuur 6 met onderbroken lijnen aangegeven aftastsporen 62, 63, 64, 65, 66 enz. af. Daarbij lezen op grond van de gegeven omstandigheden met betrekking tot de azimuthoeken van de magneetkoppen in opeenvolgende aftastperioden T de 25 magneetkop A het spoor I, dan de magneetkop B het spoor IV, vervolgens de magneetkop A het spoor V, daarna de magneetkop B het spoor VIII, dan de magneetkop A het spoor IX, enz. uit.
De door de magneetkoppen A en B uitgelezen signa- -30 len S. en S- zijn in figuren Jh en 7c getoond. Zoals uit figuur 7¾ blijkt, leest de magneetkop A op grond van de heersende aftastomstandigheden bij het begin van zijn af-tastperiode T het begin van het in het spoor I opgeslagen raster uit, maar de laatste 1,5 lijnperioden van het in 35 het spoor I opgeslagen raster leest hij op grond van de positie van het aftastspoor 62 ten opzichte van het spoor I niet meer uit. Evenzo leest in de daarop volgende af-tastperiode T de magneetkop B de eerste 1,5 lijnperioden 7907274 PHO 78515 25 van het in het spoor IY opgeslagen raster op grond van de positie van het aftastspoor 63 ten opzichte van. het spoor IV niet uit. Aan het einde van de aftastperiode T van de magneetkop B leest deze bij het bestrijken van het aftast-5 spoor 63 het einde van het in het spoor IV opgeslagen raster uit. Hetzelfde als vermeld voor de sporen I en IV geldt voor de laatste 1,5 lijnintervallen van het spoor V met betrekking tot de magneetkop A en voor de eerste 1,5 lijnperioden van het spoor VIII met betrekking tot de magneet-10 kop B. Met betrekking tot de rastersynchronisatieïmpulsen kan worden gezegd, dat deze met betrekking tot het begin van de aftast perioden T niet in equidistante tijdsafstanden, maar afwisselend na een tijdsduur respektievelijk T^-I^H*1 optreden, wat overeenkomt met een tijdsfoutcom-15 ponent van 1,5H’*. De lijnsynchronisatieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters sluiten ook hier weer op zichzelf genomen zonder fazesprongen op elkaar aan.
Om uit de in figuren 7h en 7c getoonde signalen en Sg weer een met een standaardtelevisiesignaal over-20 eenkomend signaal te verkrijgen, worden deze aan de ver-tragingsinrichting 37 toegevoerd, waarin een overeenkomstige verschuiving van de met opeenvolgende lijnperioden en rasters overeenkomende televisiesignalen wordt uitgevoerd. Hiertoe wordt aan de vertragingsinrichting 37 door de 25 stuursignaalschakeling 47 weer een stuursignaal toegevoerd, dat analoog aan de aan de hand van de figuren 1, 3 en 4 beschreven bedrijfsmodus met stilstaande registratiedrager wordt verkregen. In figuur Jd zijn weer de in de magneetkop 41 geïnduceerde impulsen getoond, die een kenmerk voor 30 de telkens een spoor uitlezende magneetkop weergeven. Deze impulsen worden aan de impulsvormertrap 42 toegevoerd, die afhankelijk van deze impulsen en de aan zijn stuuringangen 44, 45 en 46 optredende, in het onderhavige geval van de bedrijfsmodus met een met het dubbele van de normale snel-35 heid voortbewogen registratiedrager afhankelijke stuursignalen, het in figuur 7e getoonde impulsvormige signaal opwekt. Dit signaal S^. wordt aan de stuursignaalschakeling 47 toegevoerd, die in afhankelijkheid van het daaraan toe- 790 727 4 PHO 78515 26 gevoerde signaal S^. en de aan zijn stuur.ingangen 50, 51 en 52 optredende van de ingeschakelde bedrijfsmodus afhankelijke stuursignalen aan zijn uitgang 48 een zaagtandvormig stuursignaal Sg voor de lineair variabele regeling van de 5 continu variabele vertragingstijd van de vertragingsin-richting afgeeft, dat in figuur is getoond. Op grond van dit stuursignaal Sg heeft de vertragingstijd het in figuur 7g weergegeven verloop, dat nu overeenkomt met een van de waarde 3H'1 gedurende twee aftastperioden T tot de 10 waarde nul lineair afnemende zaagtand. Een dergelijk verloop van de vertragingstijd heeft tot gevolg, dat de afzonderlijke lijnperioden van de waarde H’’ tot de waarde H worden verkort, zodat ook het met een geheel raster overeenkomende televisiesignaal weer een volledige aftastperio-15 de T vult en de rastersynchronisatieïmpulsen hun standaardpositie innemen. Doordat de maximale vertragingstijd een geheel veelvoud van H'’ is, is weer gegarandeerd, dat geen fazesprong optreedt in de lijnsynchronisatieimpulsenreek-sen van de op deze wijze vertraagde televisiesignalen, aan— 20 gezien zich daardoor in dit opzicht geen verandering ten opzichte van de uitgelezen signalen S. en S,, voordoet, tus-sen welke met betrekking tot de lijnsynchronisatieïmpulsen eveneens geen fazesprong aanwezig was.
De vertragingsinrichting 37 bewerkstelligt daarom 25 met een dergelijk verloop van de vertragingstijd een verschuiving van de met opeenvolgende lijnperioden en rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar, waarin zowel de opeenvolgende rastersynchronisatieimpulsen van elk raster 30 als de opeenvolgende lijnsynchronisatieïmpulsen van elke lijnperiode een met een standaardtelevisiesignaal overeenkomende equidistante onderlinge tijdsafstand bezitten. Het hierbij uit de in figuren Jb en 7c weergegeven door de beide magneetkoppen A en B uitgelezen signalen verkregen sig-35 naai S is in figuur 7h getoond. Met betrekking tot dit signaal kan nog worden opgemerkt, dat op grond van de uitgevoerde vertraging nu bij de overgang van het uit het spoor I uitgelezen raster naar het uit het spoor IV uitgelezen 790 7 2 7 4 PHO 78515 27 raster alsmede bij de overgang van het uit het spoor V uitgelezen raster naar het uit het spoor VIII uitgelezen raster enzovoort telkens voor de duur van in totaal drie lijnperioden H geen televisiesignaal aanwezig is. Deze signaal-5 hiaten worden veroorzaakt, doordat de magneetkoppen A en B op grond van de in deze bedrijfsmodus heersende aftast-omstandigheden de overeenkomstige televisiesignalen niet konden uitlezen, zoals reeds aan de hand van figuren fb en 7c uiteengezet is. Daar deze signaalhiaten zich echter op 10 plaatsen in het televisiesignaal bevinden, die op het beeldscherm van de televisieontvanger niet zichtbaar worden weergegeven, hebben ze geen storend effekt voor de waarnemer van het in deze bedrijfsmodus versneld weergegeven televisiesignaal tot gevolg.
15 Vanneer in een apparaat met een schakeling vol gens figuur 5 een weergave van de opgenomen televisiesignalen in een bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager met het dubbele van de normale snelheid wordt voortbewogen, plaats vindt, kan dè met betrekking tot de rastersynchro-2o nisatieïmpulsen in de weergegeven televisiesignalen aanwezige foutcomponent weer worden verlaagd tot een minimum waarde, zodat bij de weergave met een televisieontvanger geen ontoelaatbare storingen optreden. Hiertoe wordt op analoge wijze als hierboven reeds is beschreven, in de 25 stuursignaalschakeling 55 ©©n impulsvormig stuursignaal opgewekt, dat in de vertragingsinrichting het in figuur 7i weergegeven verloop van de sprongsgewijs variabele ver-tragingstijd bewerkstelligt, dat weer als benadering van het zaagtandvormige verloop volgens figuur 7S kan worden 30 beschouwd. De vertragingstijd bezit hierbij voor de af tas tperiode van de magneetkop B de waarde van 1H'·. De vertragingsinrichting verschuift dan de in figuren Jb en 7c getoonde, door de magneetkoppen A en B weergegeven signalen en SB naar een onderlinge positie in de tijd 35 ten opzichte van elkaar, die blijkt uit het in figuur 7k getoonde signaal. In dit signaal bezitten weliswaar de rastersynchronisatieïmpulsen geen onderlinge standaardtijdsafstand, maar de verschillen van de tijdsafstanden 7907274 , ( ^ PHO 78515 28 tussen telkens opeenvolgende rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster zijn weer tot een nog toelaatbaar minimum verlaagd. In het onderhavige geval bezitten deze verschillende waarden van 0,5 H”. De lijnsynchronisatieïmpulsen heb-5 ben hierbij geen onderlinge standaard-tijdsafstand(H) maar bezitten een tijdsafstand H", die overeenkomt met de tijdsduur, die nodig is voor het weergeven van een lijnperiode in deze bedrijfsmodus. In het signaal S volgens figuur 7k is echter weer aan de voorwaarde voldaan, dat de lijnsynchro-10 nisatieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters zonder faze-sprongen op elkaar aansluiten, omdat de vertragingstijd weer overeenkomt met een geheel veelvoud van het tijdsinterval HH, en wel 1H”. In het betreffende signaal S treden ook weer signaalhiaten op, die elk de met een lijnperiode 15 overeenkomende duur van H" bezitten. Deze signaalhiaten treden bij de overgang van het uit het spoor I uitgelezen raster naar het uit spoor IV uitgelezen raster en van het uit het spoor V uitgelezen raster naar het uit het spoor VIII uitgelezen raster enzovoort op, waardoor ze weer niet 20 storend zijn. Ook een dergelijk signaal kan daarom nog op bevredigende wijze met een televisieontvanger worden weergegeven.
Aan de hand van de figuren 1,8 en 9 wordt hierna het geval beschreven, waarin met het apparaat volgens fi-25 guur 1 een weergave van de op de registratiedrager opgeslagen televisiesignalen in een bedrijfsmodus plaats vindt, waarbij de registratiedrager met het drievoudige van de normale snelheid wordt voortbewogen. In deze bedrijfsmodus bestrijken de magneetkoppen A en B tengevolge van de gewij-30 zigde aftastomstandigheden de registratiedrager in de van de sporen I, II, III enzovoort afwijkende in figuur 8 met de pijl 67 aangegeven richting met de snelheid jj, waarbij de magneetkoppen A en B in opeenvolgende aftastperioden T de in figuur 8 met onderbroken lijnen weergegeven aftastspo-35 ren 68, 69, 70» 71 enzovoort aftasten. Op grond van de
heersende omstandigheden met betrekking tot de azimuthoeken van de magneetkoppen A en B lezen in opeenvolgende aftast-perioden T de magneetkop A het spoor I, dan de magneetkop B
7907274 PHO 78515 29 het spoor IY, vervolgens de magneetkop A het spoor VII, daarna de magneetkop B het spoor X enzovoort uit. Bij de in deze bedrijfsmodus heersende aftastomstandigheden heeft elke magneetkop voor het uitlezen van een lijnperiode de tijds-5 duur H" * nodig, die weer groter is dan de voor het optekenen van een lijnperiode vereiste tijdsduur H.
Figuur 9a toont de opeenvolgende aftestperioden T, figuur 9b de door de magneetkop A en figuur 9c de door de magneetkop B uitgelezen signalen. Zoals in figuren 9h en 9c 10 is getoond, worden bij de heersende aftastomstandigheden zowel de eerste 1,5 lijnperioden als de laatste 1,5 lijnperioden van de uit de sporen I, IV, VII, X enzovoort uitgelezen televisiesignalen door de magneetkoppen A en B niet uitgelezen. Dit is, zoals uit figuur 8 te zien is, weer ge-15 baseerd op de positie van de aftastsporen 68, 69, 70, 71 enzovoort ten opzichte van de op de registratiedrager opgetekende sporen I, II, III, IV enzovoort. Met betrekking tot de rastersynchronisatieimpulsen kan worden vastgesteld, dat deze met betrekking tot het begin van de aftastperioden T 20 alle na een tijdsduur optreden, zodat ze van huis uit weliswaar een onderlinge equidistante tijdsafstand bezitten, maar evenals de lijnsynchronisatiexmpulsen niet de standaardfrequentie hebben.
Om uit de uitgelezen televisiesignalen weer sig-25 nalen te winnen, die met een standaardtelevisiesignaal overeenkomen, wordt op gelijke wijze als reeds is beschreven, door de stuursignaalschakeling 47 aan de vertragingsinrich-ting 37 een zaagtandvormig stuursignaal afgegeven, dat het in figuur 9d weergegeven gedurende een aftastperiode van 30 een waarde 3H" ' naar de waarde nul lineair afnemend zaagtandvormig verloop van de vertragingstijd van de vertra-gingsinrichting 37 tot gevolg heeft. De ver tragings inrichting 37 verschuift bij dit verloop van de vertragingstijd de met opeenvolgende lijnperioden en rasters overeenkomende 35 televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar, die in figuur 9e is weergegeven.
Het in figuur 9e weergegeven signaal S komt hierbij weer overeen met een standaardtelevisiesignaal, waarbij tussen 7907274 * * * * PHO 78515 30 de lijnsynchronisatieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters geen fazesprongen optreden, omdat weer de maximum waarde van de vertragingstijd van 3H" ' een geheel veelvoud is van een lijnperiode van H’ 1 ’ , zodat in dit opzicht geen veran-5 dering ten opzichte van de uitgelezen signalen S. en S,, op-
A D
treedt, tussen welke met betrekking tot de lijnsynchroni-satieimpulsen eveneens geen fazesprongen aanwezig waren. Tussen de opeenvolgende rasters zijn gedurende telkens een tijdsduur van drie lijnperioden signaalhiaten aanwezig, die 10 echter bij de weergave met een televisieontvanger weer niet zichtbaar worden.
Zoals vermeld, bezitten de rastersynchronisatie-impulsen van de door de magneetkoppen A en B weergegeven in figuren 9b en 9 c getoonde televisiesignalen van huis uit 15 een onderlinge equidistante tijdsafstand. Daardoor zouden de in figuren 9b en 9c getoonde televisiesignalen ook rechtstreeks voor een bevredigende weergave kunnen worden doorgegeven aan een televisieontvanger, waarbij op de koop toe genomen wordt, dat de lijn- en rastersynchronisatieïmpulsen 20 slechts met betrekking tot hun frequentie niet overeenkomen met een standaardtelevisiesignaal.
Hierna wordt aan de hand van de figuren 1, 10 en 11 het geval beschreven, waarin met een apparaat volgens figuur 1 een weergave van de opgenomen televisiesignalen bij 25 een bedrijfsmodus plaats vindt, waarbij de registratiedra-ger met de helft van de normale snelheid wordt voortbewogen. Bij deze bedrijfsmodus bestrijken de magneetkoppen A en B tengevolge van de gewijzigde aftastomstandigheden de regis-tratiedrager 2 in de in figuur 10 met de pijl 72 aangegeven, 30 van de richting van de opgetekende sporen X, II, III-enzovoort afwijkende richting met de snelheid „.
II
De magneetkoppen A en B tasten daarbij na elkaar de in figuur 10 met onderbroken lijnen weergegeven aftastsporen 73» 7^» 75» 76, 77» 79» 80 enzovoort af. Op grond van de daar-35 bij heersende omstandigheden met betrekking tot de azimut-hoeken van de magneetkoppen A en B lezen in opeenvolgende aftastperioden T de magneetkop A het spoor I, dan de magneetkop B het spoor II, vervolgens de magneetkop A nog eens 7907274 PHO 78515 31 het spoor I, daarna de magneetkop B nog eens het spoor II, dan de magneetkop A het spoor III, daarna de magneetkop B het spoor IY, vervolgens de magneetkop A nog eens het spoor III enzovoort uit. Yoor het uitlezen van een lijnperiode 5 is in deze bedrijfsmodus de tijdsduur H" " noodzakelijk, die korter dan de voor het optekenen yan een lijnperiode vereiste tijdsduur H.is.
De door de beide magneetkoppen A en B uitgelezen signalen S^ en zijn in figuren 11b en 11c getoond. Met 10 het begin van de aftastperiode T bij het bestrijken van het aftastspoor 73 door de magneetkop A begint deze kop het in het spoor I opgeslagen raster uit te lezen. Een met de helft van de offset tussen de lijnen van twee opgetekende sporen overeenkomende tijdsduur vóór het bereiken van het 15 einde van de aftastperiode T van de magneetkop A eindigt het in het spoor I opgetekende raster, zodat de magneetkop A in de tijdsduur van 0,75 H” " vóór het einde van zijn aftastperiode geen televisiesignaal meer aantreft om uit te lezen. In de daarna volgende aftastperiode T be-20 strijkt de magneetkop B het aftastspoor 74, waarbij deze kop het met de eerste 0,75 lijnperioden overeenkomende televisiesignaal op grond van de positie van het aftastspoor 74 ten opzichte van het opgetekende spoor II niet kan uitlezen. Aan het einde van het bestrijken van het aftast-25 spoor 74 treft de magneetkop B op grond van het vroegtijdig einde van het spoor II gedurende een tijdsduur van 1,5 lijnperioden geen uit te lezen televisiesignaal aan.
Bij het bestrijken van het aftastspoor 75 door de magneetkop A in de daaropvolgende aftastperiode T, waarbij deze 30 kop weer het spoor I uitleest, treft de magneetkop A gedurende een tijdsduur van 1,5 lijnperioden geen uit te lezen signaal aan. Aan het einde van deze aftastperiode van de magneetkop A kan deze op grond van de positie van het aftastspoor 75 ten opzichte van het af te tasten spoor I 35 de laatste in het spoor I opgetekende 0,7-5 lijnperioden niet uitlezen. Aan het begin van de volgende aftastperiode T, waarin de magneetkop B het aftastspoor 76 bestrijkt en het in het spoor II opgeslagen signaal uitleest, treft de 7907274 ' * > PHO 78515 52 magneetkop B op grond van de positie van het aftastspoor 76 ten opzichte van het spoor II gedurende 0,75 lijnperioden geen uit te lezen signaal aan. Aan het einde van deze aftastperiode leest de magneetkop B het einde van het in 5 het spoor II opgeslagen raster uit. Het bovenbeschreven proces bij het uitlezen van de televisiesignalen uit de sporen I en II herhaalt zich gedurende de daarop volgende aftastperiode bij het uitlezen van de televisiesignalen uit de sporen III en IV op analoge wijze.
10 Om uit de in figuren 11b en 11c getoonde door de magneetkoppen A en B uitgelezen televisiesignalen en Sg weer een met een standaardtelevisiesignaal overeenkomend signaal S, dat in figuur 11e is weergegeven, te vormen, wordt aan de vertragingsinrichting 37 door de stuurinrich-15 ting 55 een zaagtandvormig stuursignaal toegevoerd, dat de vertragingstijd van de vertragingsinrichting volgens het in figuur 11d weergegeven verloop regelt. Dit verloop komt overeen met een vanaf de waarde nul beginnende, tot de waarde 3H" " lineair toenemende zaagtand, die zich in het 20 onderhavige geval in hoofdzaak over vier aftastperioden uitstrekt. De maximum waarde van de vertragingstijd is weer een geheel veelvoud van de lijnperiode H" ", waardoor geen fazesprongen in de vertraagde lijnsynchronisatieim-pulsreeksen optreden, omdat in dit opzicht geen verande-25 ringen ten opzichte van de uitgelezen signalen en SB, waartussen met betrekking tot de lijnsynchronisatielmpulsen eveneens geen fazesprongen aanwezig waren, optreden. Bij het verkregen signaal S bezitten zowel de rastersynchroni-satieïmpulsen als de lijnsynchronisatielmpulsen een met een 30 standaardtelevisiesignaal overeenkomende onderlinge equi-distante tijdsafstand. In het signaal treden hierbij sig-naalhiaten met telkens de duur van een lijnperiode op, en wel aan de overgangen van het uit het spoor I uitgelezen raster naar het uit het spoor II uitgelezen raster, van 35 het uit het spoor III uitgelezen raster naar het uit het spoor IV uitgelezen raster, enzovoort. Deze signaalhiaten zijn echter bij de weergave met een televisieontvanger weer niet zichtbaar.
7907274 — PHO 78515 33
Wanneer de weergave bij een met de delft van de normale snelheid voortbewogen registratiedrager in een apparaat met een schakeling volgens figuur 5 plaats vindt, worden de met betrekking tot de rastersynchronisatieimpulsen 5 in de door de registratiedrager weergegeven signalen en Sg aanwezige foutcomponenten tot een minimum beperkt, doordat de vertragingstijd van de vertragingsinrichting 54 volgens het in figuur 11f weergegeven verloop wordt geregeld, dat weer als benadering van het zaagtandvormige verloop vol-10 gens figuur 11d kan worden beschouwd, waarbij na twee af-tastperioden een sprong naar de waarde 1H” ” en na drie af-tastperioden een verdere sprong naar de waarde 2H" " plaats vindt en door de gehele veelvouden van de lijnperiode H”" weer is gegarandeerd, dat in de lijnsynchronisatieïmpuls-15 reeksen geen fazesprongen optreden. In dit geval wordt dan een signaal verkregen, waarbij weliswaar afwijkende verschillen van de tijdsafstanden tussen telkens twee opeenvolgende rastersynchronisatieimpulsen van elk raster optreden, maar deze verschillen, die de waarden van 0,25 Hnn en 0,75 H,,n 20 bezitten, zijn weer zo klein, dat een dergelijk signaal zonder rastersynchronisatiestoringen met een televisieontvanger kan worden weergegeven. De in het signaal S aan de overgang-en van het ene uitgelezen raster naar het volgende raster optredende signaalhiaten van verschillende duur van 1,75 H”", 25 1H,,H en 0,75 H,,H hebben weer geen zichtbare storingen op het beeldscherm van een televisieontvanger tot gevolg.
Vanzelfsprekend zijn nog een serie varianten op de bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeelden mogelijk, die in het bijzonder door een andere keuze van de parameters van het 30 apparaat, zoals bijvoorbeeld van de lijnen-offset, kunnen worden verkregen. Hetzelfde geldt ook met betrekking tot de keuze van de voor een tijdexpansie of tijdcompressie toegepaste snelheid voor het voorbewegen van de registratiedrager. Hierbij kan zich ook het geval voordoen, dat in het 35 uitgelezen televisiesignaal faze sprongen tussen de opeenvolgende lijnsynchronisatieïmpulsreeksen optreden, die dan eveneens op analoge wijze door het invoeren van afhankelijk van de grootte en het verloop overeenkomstig het verloop 7907274 PHO 78515 34 van de uitgelezen signalen als functie, van de tijd gekozen vertragingen weer kunnen worden gecompenseerd; bijvoorbeeld kan hiertoe een trap- en zaagtandvormig verloop voor de ver-tragingstijd worden toegepast en kan de telkens maatgevende 5 vertragingstijd in een niet in gehele getallen uit te drukken verhouding staan 'tot het tijdsinterval voor het uitlezen van een lijnperiode.
10 15 20 25 30 35 750 7 2 7 4 ------------

Claims (3)

1. Weergeefapparaat voor op een bandvormige magneti- seerbare registratiedrager opgenomen televisiesignalen, die zijn opgenomen op de bij het opnemen van de televisiesigna-5 len met een gegeven normale snelheid beweegbare registratiedrager in schuine sporen, die elk een raster van het televisiesignaal bevatten, parallel aan elkaar verlopen en naast elkaar zijn gelegen, onder toepassing van twee mag-neetkoppen van een roterend aandrijfbare omzetinrichting, 10 die verschillende azimuthoeken bezitten en bij het opnemen achtereenvolgens naast elkaar gelegen sporen bestrijken, waarbij in naast elkaar gelegen sporen de delen van elk der lijnperioden in een richting loodrecht op de sporen ten opzichte van elkaar zijn uitgericht en tussen naast elkaar 15 gelegen sporen aan het begin en aan het einde daarvan de _ lijnen ten opzichte van elkaar verspringen overeenkomstig een gegeven aantal lijnperioden, waarbij een roterend aandri jfbare omzetinrichting aanwezig is, die twee voor het uitlezen van de in de sporen opgenomen televisiesignalen 20 dienende, verschillende azimuthoeken bezittende magneetkop-pen bevat, waarvan de azimuthoeken overeenkomen met de azimuthoeken van de bij het opnemen gebruikte magneetkoppen, met het kenmerk, dat bij een gekozen bedrijfsmodus, waarbij de registratiedrager stilstaat respektievelijk de registra-25 tiedrager zich met een van de normale snelheid afwijkende snelheid beweegt, elk van de beide magneetkoppen een spoor uitleest, waarin de televisiesignalen met een magneetkop, die dezelfde azimuthoek bezit als de uitlezende magneetkop, zijn opgenomenj dat daarbij in de signaalweg voor de weer-30 gegeven televisiesignalen een vertragingsinrichting daarvoor is opgenomen, en dat een stuursignaalschakeling voor deze vertragingsinrichting is aangebracht, die, afhankelijk van de bedrijfsmodus, een door de telkens een spoor uitlezende magneetkop en door de offset tussen de lijnen van 35 naast elkaar, gelegen sporen gevormd stuursignaal voor het regelen van de vertragingstijd van de vertragingsinrichting aan deze inrichting afgeeft, waarbij deze de met opeenvolgende rasters overeenkomende televisiesignalen naar een 7907274 1¾ Λ PHO 78515 36 onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar verschuift, waarin, zonder fazesprong tussen de lijnsynch.ro— nisatieïmpulsreeksen van opeenvolgende rasters, de verschillen in tijdsafstanden tussen telkens twee opeenvolgende 5 rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster nul respektie-* velijk minimaal zijn.
2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als vertragingsinrichting een inrichting met een continu variabele vertragingstijd is aangebracht, en dat de 10 stuursignaalschakeling een tijdens een raster zaagtandvormig stuursignaal voor de lineair variabele regeling van de vertragingstijd aan de vertragingsinrichting afgeeft, waarbij deze met de opeenvolgende lijnperioden raster overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie 15 in de tijd ten opzichte van elkaar verschuift, waarin de opeenvolgende rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster zowel als de opeenvolgende lijnsynchronisatieïmpulsen van elke lijnperiode een met een standaardtelevisiesignaal overeenkomende onderlinge tijdsafstand bezitten. 20
3. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als vertragingsinrichting een inrichting met een sprongsgewijs variabele vertragingstijd is aangebracht, en dat de stuursignaalschakeling een tijdens een raster constant impulsvormig stuursignaal voor de sprongsgewijs va-25 riabele regeling van de vertragingstijd aan de vertragingsinrichting afgeeft, waarbij deze de met opeenvolgende rasters overeenkomende televisiesignalen naar een onderlinge positie in de tijd ten opzichte van elkaar verschuift, waarin de verschillen van de tijdsafstanden tussen telkens 30 twee opeenvolgende rastersynchronisatieïmpulsen van elk raster minimaal zijn. 35 790 7274
NL7907274A 1978-10-03 1979-10-01 Weergeefapparaat. NL7907274A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
AT711978 1978-10-03
AT711978A AT357206B (de) 1978-10-03 1978-10-03 Wiedergabegeraet

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7907274A true NL7907274A (nl) 1980-04-09

Family

ID=3592901

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7907274A NL7907274A (nl) 1978-10-03 1979-10-01 Weergeefapparaat.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4283744A (nl)
JP (1) JPS5549082A (nl)
AT (1) AT357206B (nl)
AU (1) AU526417B2 (nl)
BE (1) BE879177A (nl)
CA (1) CA1134030A (nl)
CH (1) CH647632A5 (nl)
DD (1) DD146361A5 (nl)
DE (1) DE2939276A1 (nl)
DK (1) DK148029C (nl)
ES (1) ES484617A1 (nl)
FR (1) FR2438400A1 (nl)
GB (1) GB2032728A (nl)
IT (1) IT1119197B (nl)
MX (1) MX149621A (nl)
NL (1) NL7907274A (nl)
NZ (1) NZ191696A (nl)
SE (1) SE440577B (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0038190A2 (en) * 1980-04-11 1981-10-21 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Apparatus for processing video signals

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS55132440U (nl) * 1979-03-09 1980-09-19
JPS55123278A (en) * 1979-03-15 1980-09-22 Matsushita Electric Ind Co Ltd Magnetic recording and reproduction system
EP0024869B1 (en) * 1979-08-21 1986-01-02 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Video signal recording and reproducing apparatus
JPS573477A (en) * 1980-06-09 1982-01-08 Matsushita Electric Ind Co Ltd Video signal processing method
JPS58500228A (ja) * 1981-02-05 1983-02-10 インデペンデント・ブロ−ド キヤステング・オ−ソリテイ デジタルビデオテ−プ記録再生装置
USRE33001E (en) * 1981-02-05 1989-07-25 Independent Broadcasting Authority Digital television tape recording
DE3215414C2 (de) * 1982-04-24 1984-03-08 Deutsche Thomson-Brandt Gmbh, 7730 Villingen-Schwenningen Schaltungsanordnung für Video-Recorder
DE3302211A1 (de) * 1983-01-24 1984-07-26 Grundig E.M.V. Elektro-Mechanische Versuchsanstalt Max Grundig & Co KG, 8510 Fürth Verfahren zur erhoehung der uebersprechdaempfung zwischen benachbarten spuren bei magnetischer videoaufzeichnung nach dem schraegspurverfahren
US4672469A (en) * 1983-08-26 1987-06-09 Victor Company Of Japan, Ltd. Delay time adjusting system for video signal reproducing apparatus having heads scanning across multiple tracks
JPS60127392A (ja) * 1983-12-12 1985-07-08 Sanyo Chem Ind Ltd 燃料油用流動性改良添加剤
US4785359A (en) * 1986-10-06 1988-11-15 Eastman Kodak Company Dual purpose memory for time division multiplexing and time base error correction
NL8701277A (nl) * 1987-05-29 1988-12-16 Philips Nv Inrichting voor het weergeven van een luminantiesignaal uit een magnetische registratiedrager.
KR930005340B1 (ko) * 1991-01-09 1993-06-17 삼성전자 주식회사 비디오 테이프레코더의 헤드드럼 주행각도 조절장치

Family Cites Families (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3409736A (en) * 1965-05-17 1968-11-05 Rca Corp Phase and frequency correction system
US3763317A (en) * 1970-04-01 1973-10-02 Ampex System for correcting time-base errors in a repetitive signal
US3742132A (en) * 1970-05-23 1973-06-26 Nippon Electric Co Drum servo system of a video tape recorder for an electronic editing
US3761605A (en) * 1971-10-08 1973-09-25 Nippon Electric Co Phase error correction system for a video tape recorder
NL7201920A (nl) * 1972-02-15 1973-08-17 Philips Nv
US3851100A (en) * 1972-04-03 1974-11-26 Ampex Time-base error correction system
NO144464C (no) * 1973-07-31 1981-09-09 Sony Corp Apparat for opptegning av informasjonssignaler
US4007484A (en) * 1973-07-31 1977-02-08 Sony Corporation Magnetic recording and/or reproducing apparatus with chrominance crosstalk elimination
US4007482A (en) * 1973-07-31 1977-02-08 Sony Corporation Magnetic recording and/or reproducing apparatus
US3959815A (en) * 1974-01-28 1976-05-25 Basf Aktiengesellschaft Arrangements for time base error compensation
US3921202A (en) * 1974-02-04 1975-11-18 Int Video Corp Videotape recorder and reproducer velocity compensator apparatus
JPS5346570B2 (nl) * 1974-02-18 1978-12-14
JPS6059787B2 (ja) * 1975-10-14 1985-12-26 ソニー株式会社 映像信号再生装置
SU567218A1 (ru) * 1976-03-09 1977-07-30 Предприятие П/Я А-1772 Устройство дл компенсации временных искажений видеосигнала
DE2646899C2 (de) * 1976-10-18 1985-03-21 Robert Bosch Gmbh, 7000 Stuttgart Verfahren zur Wiedergabe von auf Magnetband aufgezeichneten Videosignalen
JPS53106517A (en) * 1977-02-28 1978-09-16 Sony Corp Magnetic recoder
US4135215A (en) * 1977-07-22 1979-01-16 Eastman Kodak Company Video recording format for increasing track-to-track correlation
JPS54138324A (en) * 1978-04-19 1979-10-26 Sony Corp Magnetic recording and reproducing unit

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0038190A2 (en) * 1980-04-11 1981-10-21 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Apparatus for processing video signals
EP0038190A3 (en) * 1980-04-11 1983-02-09 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Method and apparatus for processing video signals

Also Published As

Publication number Publication date
JPS5549082A (en) 1980-04-08
SE440577B (sv) 1985-08-05
CA1134030A (en) 1982-10-19
ES484617A1 (es) 1980-05-16
IT1119197B (it) 1986-03-03
DK148029B (da) 1985-02-04
AT357206B (de) 1980-06-25
DE2939276C2 (nl) 1987-08-13
DK408079A (da) 1980-04-04
US4283744A (en) 1981-08-11
GB2032728A (en) 1980-05-08
AU5131979A (en) 1980-04-17
BE879177A (fr) 1980-04-03
FR2438400A1 (fr) 1980-04-30
CH647632A5 (de) 1985-01-31
AU526417B2 (en) 1983-01-06
NZ191696A (en) 1982-08-17
SE7908094L (sv) 1980-04-04
IT7968892A0 (it) 1979-09-28
ATA711978A (de) 1979-11-15
DE2939276A1 (de) 1980-04-17
DD146361A5 (de) 1981-02-04
MX149621A (es) 1983-12-02
DK148029C (da) 1985-06-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7907274A (nl) Weergeefapparaat.
US4293880A (en) Apparatus for recording and reproducing video signals at selectable different tape traveling speeds from a plurality of pairs of video heads
US4636874A (en) System for reproducing information signals on a magnetic tape which incrementally adjusts, in a plurality of steps the speed of the magnetic tape and the positioning and rotational speed of the magnetic head upon a change of mode
FR2520959A1 (fr) Procede et appareil d&#39;enregistrement et de reproduction notamment d&#39;un signal de television en couleur
KR900002624B1 (ko) 메모리를 이용한 비디오 테이프 레코더의 저속 재생장치
US4611252A (en) Video tape recorder
NL192178C (nl) Digitaalschakeling voor het opwekken van een ruisvrij vertikaal synchro- nisatiesignaal.
JP2806135B2 (ja) 再生装置
US4396954A (en) Still mode video signal reproducing apparatus
US3959818A (en) Servo for video tape apparatus with editing capabilities
US3470315A (en) Skip field recording and reproducing system with modified vertical sync signal
US4489352A (en) Video tape recording/reproducing apparatus having an auto tracking function
US4882633A (en) Video signal reproducing apparatus with memory
FR2484122A1 (fr) Appareil de reproduction de signaux video
US6424483B1 (en) Control system of tape travel for a magnetic recording and reproducing apparatus
KR100233202B1 (ko) 고속재생모드를 갖는 자기기록 재생장치
US4734798A (en) Magnetic recording and reproducing apparatus
US3742134A (en) Visual recording system for video signal
KR0153524B1 (ko) 화상 신호 재생용 시스템
JPS6214900B2 (nl)
KR100192640B1 (ko) 영상신호 재생방법 및 영상신호 재생장치
JP3093255B2 (ja) ビデオ信号記録装置
JP2565920B2 (ja) ビデオテープレコーダ
JPS645793B2 (nl)
JPH0342550B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed