NL7906320A - Schoonmaakinrichting. - Google Patents

Description

WHEELABRATOR-FRYE INC., te Mishawaka, Indiana, Ver. St. v. Amerika Schoonmaakinrichting„ J

De uitvinding "betreft een blaas-schoonmaakinrichting.

Meer in het "bijzonder "betreft de uitvinding een takelinrichting voor het plaatsen van de schoonmaakinrichting tegen de wanden van grote opslagtanks. Dergelijke tanks vereisen een periodieke schoonmaken om 5 aanslag, roest en andere overblijfselen te verwijderen voordat het oppervlak geverfd of behandeld wordt. Dit wordt gewoonlijk uitgevoerd met behulp van een stroom lucht onder druk, waarbij het oppervlak met behulp van geschikte schuuimiddelen, die door middel van een wiel, dat centrifugaal deze middelen opbrengt, wordt schoongemaakt.

10 Om in hoofdzaak het gehele oppervlak van de tank te behandelen moet de blaasinrichting gelijkmatig bewegen over de omtrek van de tank.

Hiertoe is een aantal takel- of ophanginrichtingen ontwikkeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van grote kranen, die worden qpgericht en vervolgens worden gebruikt om de blaaskop op te hangen tegen de tankwanden, 3 of wordt qp de bovenzijde van de tank een stelling opgelucht waaraan een takelinrichting of een werkvagen kan worden bevestigd. In dit laatste geval is eveneens een kraan nodig voor het plaatsen en ver -wij dezen van de takelinrichting en voor het bevestigen van de blaasinrichting.

20 Om de kosten van het behandelen van de tankzijwanden te ver minderen is het wenselijk te voorzien in een takelinrichting, die niet het opstellen op de tank van een speciale stelling vereist, noch het gebruik van een kraan om de takelinrichting op te richten. Het is met andere woorden gewenst een takelinrichting te ontwikkelen, die zichzelf 25 omhoog kan werken op de tank en vervolgens de takelinrichting op zijn plaats tilt en vervolgens dient voor het bewegen van de takelinrichting en van de blaaskop over het oppervlak van de tank. Deze doeleinden worden bereikt met de onderhavige uitvinding.

De onderhavige uitvinding maakt gebruik van een wagen die zich- 7906320 y » 2 zelf kan ophijsen op de wand van een tank naar een stand, waarbij een stel wielen zich bevindt bovenop de tank, terwijl het ander stel wielen zich bevindt op de wand van de tank. In deze stand wordt de wagen aan de bovenzijde van de tank bevestigd door middel van kabels. Een 5 liermechanisme op de wagen wordt gebruikt om de takelinrichting op te hijsen en deze te bevestigen aan de wagen. Tenslotte wordt de blaaskop opgehesen en omlaag gelaten in de takelinrichting door middel van het liermechanisme tijdens de behandeling. Kadsb een vertikaal gedeeltqVan de tank is behandeld, beweegt de wagen naar een nieuw gedeelte, waar 10 het proces wordt herhaald.

De onderhavige uitvinding beoogt een eenvoudige en met geringe kosten werkende takelinrichting met blaaskop te gebruiken voor het schoonmaken van de wanden van grote opslagtanks.

Voorts beoogt de uitvinding een takelinrichting met blaaskqp, 15 die niet het gebruik van kranen of speciaal opgerichte stellingen voor het plaatsen van de takelinrichting tijdens het schoonmaken vereist.

Voorts beoogt de uitvinding een bewegende wagen die de zijwand van een tank kan beklimmen en zichzelf kan plaatsen bovenop de tank om rond te bewegen om de tank, en die een takelinrichting met blaaskop 20 kan bewegen tijdens zijn eigen beweging.

Voorts beoogt de uitvinding een zelf oprichtende takelinrichting met blaaskop, die verplaatsbaar is en snel geïnstalleerd en weggenomen kan worden.

Als stand van de techniek kunnen genoemd worden de Amerikaanse 25 octrooien 3.900.968, 3.98U.9^^ en 2.098.262. Het Amerikaanse octrooi 3.9ΟΟ.968 beschrijft een blaas-schoonmaakinrichting voor het behandelen van vertikale vlakken, waarbij een kraan de behandelingsinri dating houdt tegen het oppervlak of waarbij een wagen is qpgehangen aan rails, die bevestigd zijn aan de bovenzijde van het oppervlak. Het Amerikaanse 30 octrooi 3.98U.9M beschrijft een schoonmaakinridating qpgehangen aan een hefmechanisme dat beweegbaar is over een rail en voorzien is van een lier. Het Amerikaanse octrooi 2.098.262 beschrijft een schoonmaakin-ri di ting vast ge zet door een wagen, waarbij een plaats buiten het zwaartepunt wordt gebruikt om de inrichting tegen het oppervlak te houden.

35 De uitvinding zal thans nader worden toe gelicht aan de hand van 7906320 4 3 de beschrijving en bijgevoegde tekeningen, waarbij de fig. 1 en 2 zijaanzichten zijn van een opslagtank en een takelinrichting overeenkomstig de uitvinding in de verschillende stadia van het samenstellen hiervan; , 5 fig. 3 een zijaanzicht is van de onderhavige inrichting ge plaatst boven op een tank; fig. U een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5 een zijaanzicht is van de wagen met blaaskop; fig. 6 een bovenaanzicht is van deze wagen volgens de lijn 10 VI-VI in fig. 5.

In de fig. 1 en 2 is een opslagtank 10 weergegeven, die een periodieke oppervlaktebehandeling vereist om roestvorming en dergelijke te voorkomen. De behandeling wordt uit gevoerd met behulp van centrifu-gaal-b laas wielen zoals in de inleiding is beschreven. De onderhavige 15 uitvinding betreft een takelinrichting, die getransporteerd wordt naar de tank en eenmaal op zijn plaats de blaaskop 12 op en neer beweegt over het gehele oppervlak van de tank. De hoofdelementen van de uitvinding zijn een bewegende wagen 1U, takeldelen 16 en 18 en een blaaskop frame 20.

20 Zoals schematisch in fig. 2 is aangegeven, bestaat de bewegende wagen uit een frame met wielen en een lier, die nader aan de hand van fig. 3 zal worden beschreven. De wagen is door middel van een of meer kabels 2h en 26 bevestigd aan een centrale kolom 22 aan de bovenzijde van de tank. Het liermechanisme van de wagen wordt vervolgens 25 gebruikt om de wagen naar boven te trekken langs de wand van de tank, tot deze de stand bereikt, zoals met getrokken lijnen in de fig. 1 en 2 is aangegeven. Deze wordt vervolgens bevestigd aan de centrale kolom 22 van de tank door middel van de kabels 28 en 30. De lierkabel wordt vervolgens gebruikt voor het omhoog brengen van het bovenste takel-30 gedeelte 16 naar een takelhaak gedragen door de wagen. Wanneer de takel inrichting wordt opgetild van de grond, worden hieraan verlengstukken 18 bevestigd, totdat de gehele takelinrichting weergegeven in fig. 1 is samengesteld en geplaatst. Afstandsstukken 32 kunnen worden gebruikt cp geschikte afstanden om de takelinrichting op juiste wijze qp te stel-35 len.

0 f 7906320 1+

Zoals is aangegeven in de fig. 5 en 6, beweegt het frame 20 met de blaaskop op en neer over de takelinrichting waarbij deze bediend wordt door de lier van de wagen. Het frame draagt de blaaskop 21 en door de beweging van het frame wordt de blaaskop over het tankoppervlak be-5 wogen.

Het zal duidelijk zijn dat door deze uitvoering het in het geheel niet nodig is gebruik te maken van een kraan of een vaste stelling opgesteld bij de tank om de blaas-behandeling uit te voeren.

In de fig. 3 en 4 zijn constructiedetails van de wagen 10 weergegeven. Het wagenframe 1+0 is in het algemeen rechthoekig en omvat aan het achtereind liggers 1+2 met een hierop ondersteunde kabelrol 1+1+. Vanaf het rechthoekig frame loopt een stel benen 1+6 naar beneden voorzien van een wiel 1+8, dat roteerbaar hierop onder een rechte hoek ten opzichte van de benen is aangebracht. Vanaf het voorste gedeelte van 15 het frame loopt een stel wielen 50 en 52 naar beneden. Het wiel 52 wordt door een motor aangedreven via een riem 5^+, een tandwielkast 56 en een motor 58, Wanneer de wagen zich bevindt in de stand zoals weergegeven is in fig, 3» wordt het wiel 52 gedraaid over 90° naar de stand zoals weergegeven is in fig. 1. De motor 58 drijft dan het wagensamenstel 20 aan rond de omtrek van de tank, waarbij de takelinrichting opnieuw wordt geplaatst om de volgende vertikale stroken van de tank te bereiken.

Aan het rechthoekig frame is een stel liermechanismen aangegeven bij 6o en 62 bevestigd. De hoofdlier 60 omvat een rol 61+ aangedreven door een motor 66 via een tandwielkast 68 en de kettingen 70.

25 De hulplier 62 omvat een rol 71 aangedreven door een motor 62 via een tandwielkast 7I+ en de kettingen j6.

Zoals het best te zien is in fig. 3, is het voorste eind van het frame voorzien van een spanmechanisme omvattende een motor 82, die een van schroefdraad voorzien orgaan 81+ aandrijft, waaraan een eind van de 3 ondersteuningskabel 28 is bevestigd. De ondersteuningskabel 28 loopt van af het orgaan 81+ naar de centrale kolom 22 van de tank en vervolgens terug naar de wagen, waar deze is bevestigd aan een oog 86. Door de werking van de motor 82 wordt het van schroefdraad voorziene orgaan 81+ naar links of naar rechts bewogen, zoals aangegeven is in fig. 3, 35 waardoor de spanrang op de kabel blijft gehandhaafd zodat de wagen een 7906320 * ♦ 9 5 juiste stand inneemt op de "bovenzijde van de tank* Een tweede kabel 30 wordt gebruikt voor het verbinden van de wagen met de centrale kolom.

Deze kabel veikt als veiligheid voor het geval van een breuk van de hoofdkabel 28. Deze is bevestigd aan een oog 88 gelegen aan de onder- j 5 zijde van het frame.

Het achterste gedeelte van de wagen is voorzien van een omgezette plaat 90 voorzien van een pen 22 waaraan het bovenste gedeelte van de takelinrichting 16 is bevestigd. Hiertoe bezit de takelinrichting een haak 9k voor het opnemen van de pen 92. De haak 9^ 10 is excentrisch gelegen ten opzichte van het midden van de takelinrichting 16 waardoor een roterende kracht wordt opgewekt met als middelpunt de jen 92 in een richting zoals aangegeven is met de pijl 96. Zoals te zien is in fig. 1 wordt door deze kracht de takelinrichting stevig gedrukt tegen de wand van de tank.

U Behalve de kabelrol is een tweede kabelrol 96 aangebracht tussen een stel opstaande flenzen 98 bevestigd aan het bovenste gedeelte van het frame van de wagen. Zoals aangegeven is in fig. 3, komt de kabel 2h van de hoofdlierrol 6k vanaf de onderzijde hiervan en gaat over beide kabelrollen 96 en hk voordat deze omlaag beweegt 20 naar een punt voor de bevestiging met het frame 20 van de blaaskop.

De diverse motoren qp de wagen worden met de hand bediend door een bedieningsman gezeten op de bovenzijde van de tank. Afstandsbedieningen kunnen desgewenst voor dit doel worden toegepast.

In de fig. 5 en 6 zijn het blaaskop-frame 20 en de blaaskop 5 12 cp grotere schaal weergegeven. Het frame 20 is voorzien van vier wielen 100 zich buitenwaarts uitstrekkendvan^iet frame voorbij de zijkanten van de takelinrichting 18. De wielen we riten samen met de buitenzijde van de takelinrichting en bewegen hierover, wanneer het frame vertikaal over de takelinrichting beweegt. De blaasinrichting 21 omvat 30 een huis 102 met een motor, een voorraadtrechter 10U, een buigzame afdichting 106, die samenwerkt met het oppervlak van de tank cm te voorkomen dat blaasdeeltjes ontsnappen. Het blaaswiel-samenstel is qp de gebruikelijke wijze bevestigd aan het frame 20 met uitzondering dat een cilinder 108 wordt gebruikt om de blaaskop terug te trekken van het 35 tankcppe-rvlak indien dit nodig is om aldus obstructies uit de weg te 7906320 Λ 6 gaan.

Het samenstel en de werking van de onderhavige uitvinding is als volgt. Eerst “beklimt een bedieningsman de bovenzijde van de tank en verbindt de kabel 2k en 26 (fig, 2) met de centrale kolom 22 van de 5 tank. Een tweede bedieningsman op de grond start de werking van de hoofd- en hulplier βθ en 62 waardoor de wagen 1^ de wand van de tank begint te beklimmen. De kabel 2k draagt het meeste gewicht van de wagen, terwijl de kabel 26 dient voor het stabiel houden van de wagen tijdens het naar boven gaan en laat in dien nodig veranderingen in de hoek-10 richting toe.

Bij het bereiken van de bovenzijde van de tank draait de wagen naar de stand zoals met getrokken lijnen in fig. 2 is aangegeven, waarbij de achterste wielen ^8 samenwerken met de zijkant van de tank, terwijl de voorste wielen de wagen op de bovenzijde van de tank onder-15 steunen. In dit stadium worden de lieren stilgezet en worden de kabels 28 en 30 bevestigd tussen de wagen en de centrale kolom van de tank, waarbij gebruik gemaakt wordt van een voetblok 109 of een soortgelijk roteerbaar verbindingsorgaan. De spanning in de kabel 28 wordt ingesteld door middel van het schroefmechanisme 81+ waardoor de wagen ten opzichte 20 van de rand van de tank een juiste stand inneemt. De kabels 2h en 26 worden vervolgens los gemaakt van de centrale kolom, waarbij de hulp- kabel 26 wordt opgeborgen.

De hoofdkabel 2b wordt geleid over de kabelrollen 96 en 9b zoals aangegeven is in fig. 3 en wordt naar beneden gevoerd naar de bedienings-25 man op de grond, De bedieningsman bevestigt de kabel 2b aan het bovenste gedeelte van de takelinrichting 16 en hijst de takelinrichting op zoals weergegeven is in fig. 2. Wanneer de takelinrichting is opgehesen kunnen extra delen van de takelinrichting met bouten hieraan worden vastgezet zodat, wanneer het bovenste gedeelte zich op zijn plaats bevindt, de 30 gehele takelinrichting is samengesteld en op juiste wijze is geplaatst tegen de tank. Anderzijds is het mogelijk de takelinrichting op te hijsen met behulp van de wagen, in welk geval de hoofdh^skabel wordt gebruikt voor het ophijsen van de wagen en de takelinrichting. Deze laatste bedieningsmethode is minder wenselijk omdat men niet tijdens de 35 beweging naar boven langs de zijkant van de tank de wagen nauwkeurig kan 7906320

P

7 richten,

Wanneer het bovenste gedeelte van de takelinrichting de wagen bereikt, werkt de haak 9^ samen met de pen 92 waardoor de takelinrichting wordt bevestigd aan de plaat 90 en op zijn beurt aan de wagen. De kabel j 5 2b wordt vervolgens los gemaakt van de takelinrichting en wordt omlaag gevoerd naar de grond, waar het frame 20 van de blaaskop hieraan wordt bevestigd door middel van een verbindingsplaat 110 (fig, 5). De blaaskop wordt vervolgens vertikaal bewogen in de takelinrichting door de werking van de hoofdlier die het frame 20 omhoog en omlaag beweegt.

10 Wanneer de blaaskop over het oppervlak van de tank beweegt, behandelt deze het oppervlak door het te onderwerpen aan een stroom van schuurmiddelen op een wijze zoals algemeen bekend is.

Om de gehele tank-zijwand te kunnen schoonmaken stelt de be-dieningsman het aandrijfwiel 52 opnieuw in zodat dit nagenoeg even-15 wijdig loopt aan de omtrek van de bovenzijde van de tank. Nadat elke vertikale sectie van de zijwand van de tank is schoongemaakt, bekrachtigt de bedieningsman de aandrijfmotor 58 waardoor de wagen over de bovenzijde van de tank een rondgaande beweging uitvoert. De hieraan bevestigde takelinrichting wordt natuurlijk ook bewogen naar een nieuwe 20 vertikale sectie van de tank, waar het behandelingsproces zich voort zet.

Na voltooiing van het schoonmaken van de tank wordt de constructie uit elkaar genomen op dezelfde wijze als dat deze werd samengesteld.

Allereerst worden de blaaskop en het frame omlaag gelaten en losgemaakt 25 van de takelinrichting. Vavolgens worden de delen van de takelinrichting uit elkaar genomen en omlaag gelaten met behulp van de hoofdlier. Tenslotte zakt de wagen uit zichzelf naar beneden waarna de kabels 2b en 26 worden losgemaakt van de centrale kolom van de tank. De aldus beschreven inrichting is dan gereed voor transport naar een andere plaats en om 30 opnieuw gebruik te worden.

7906320

Claims (11)

1. Takelinrichting om gebruik te worden bij het behandelen van de wanden van een opslagtank met behulp van een blaasinrichting omvattende een van wielen voorziene wagen met een lier die verbonden kan 5 worden met het midden van de bovenzijde van de tank om de wagen langs de zijkant van de tank omhoog te trekken en te plaatsen op de bovenzijde langs de buitenomtrek hiervan, aandrijforganen om naar keuze de wagen langs de bovenomtrek van de tank te bewegen, een takelinrichting opgehangen aan de wagen op een plaats grenzend aan de zijwand van de 10 tank, frame-organen vertikaal verplaatsbaar over de takelinrichting voor het vastzetten van de blaasinrichting in contact met de zijwand van de tank, waarbij deze frameorganen zijn opgehangen aan de lier, waarbij deze laatste de vertikale beweging van de frame-organen regelt ten opzichte van de takelinrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wagen twee stellen wielen omvat, waarvan een stel beweegt over de bovenzijde van de tank, terwijl het andere stel beweegt over de zijwand van de tank tijdens de beweging van de wagen langs de bovenomtrek van de tank, waardoor de juiste stand van de wagen en de hieraan cpgehangen 20 takelinrichting gehandhaafd blijft tijdens de werking van de inrichting.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk» dat de lier bestaat uit een hoofdlier en een op afstand hiervan gelegen hulp-lier, waarbij beide gebruikt worden voor het ophijsen van de wagen naar de bovenzijde van de tank en waarbij de hulplier gebruikt wordt voor 25 het instellen van de stand van de wagen. U. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat beide lieren door een motor worden aangedreven.

5· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aan drij for gaan een motor omvat, die aandrijvend is verbonden met een van 30 de wielen.

6, Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk .dat de takelinrichting bestaat uit een bovenste gedeelte omvattende middelen voor het verbinden van dit gedeelte met de wagen, een aantal tussengelegen gedeelten onder elkaar bevestigd die in hoofdzaak de gehele hoogte van 35 de tank overspannen, waarbij het bovenste tussengelegen gedeelte is be- 7906320 vestigd aan het bovenste gedeelte.

7. Inlichting volgens conclusie 6, met het kenmerk» dat het verbin dings orgaan excentrisch en binnenwaarts ten opzichte van het hart van het bovenste gedeelte is gelegen, waardoor een roterende kracht om } 5 dit verbindingsorgaan ontstaat, die de takelinrichting tegen de zijwand van de tank vasthoudt.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de wagen een omgezette plaat omvat en dat het verbindingsorgaan een haak is die kan samenwerken met deze plaat om de takelinrichting hieraan 10 op te hangen.

9. Werkwijze voor het behandelen van de zijkant van een opslagtank bestaande uit het bevestigen van de wagen aan het midden van de bovenzijde van de tank, het naar de bovenzijde van de tank ophalen van de wagen en het plaatsen van de wagen op de buitenomtrek hiervan be- 15 vestigd aan het middel—punt, het ophangen van een takelinrichting aan de wagen nabij de zijkant van de tank, het bevestigen van een frame met een blaaskop aan de takelinrichting voor een vertikale beweging hierover, het vanaf de wagen omhoog en omlaag bewegen van het frame om de blaaskop over een vertikaal gedeelte van de zijwand van de tank 20 te bewegen, het opnieuw plaatsen van de wagen op een nieuwe plaats langs de buitenomtrek waardoor de blaaskop beweegt naar een nieuw vertikaal gedeelte, totdat de hele tankzijwand is behandeld.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de takelinrichting wordt samengesteld uit sectiedelen wanneer deze is qpge- 25 hesen naar het ophangpunt op de wagen.

11. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de takelinrichting excentrisch en binnenwaarts ten opzichte van het zwaartepunt wordt opgehangen waardoor een roterende kracht ontstaat, die de takelinrichting tegen de zijwand van de tank vasthoudt.

12. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekeningen. 7906320