NL1028016C1 - Oppervlaktebehandeling van een tankwand. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Oppervlaktebehandeling van een tankwand.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het plaatsen en verplaatsen van een oppervlaktebehandelingsinrichting langs een wand.

In de chemische industrie, bijvoorbeeld in de petrochemie worden 5 grote opslagtanks gebruikt om bijvoorbeeld aardolieproducten of andere vloeibare producten in op te slaan. Het is wenselijk om het oppervlak van deze tanks periodiek te reinigen, roest te verwijderen en bijvoorbeeld opnieuw van een verflaag te voorzien of op een andere manier te behandelen. Om vuil, roest en/of verf te verwijderen wordt 10 de wand bijvoorbeeld behandeld met een oppervlaktebehandelingsinrichting zoals een straalmachine die op korte afstand van het te behandelen oppervlak wordt gehouden en onder druk een schuurmiddel tegen het te behandelen oppervlak blaast.

De uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op een 15 inrichting voor het plaatsen en verplaatsen van een oppervlaktebehandelingsinrichting langs een wand, welke inrichting een kraan omvat die langs een bovenwand van de wand in hoofdzaak in horizontale richting verplaatsbaar is, welke kraan een voorbij de rand van de tankwand uitstekende kraanarm omvat waarlangs een omhoog en 20 omlaag beweegbare hijskabel is geleid, waarbij de oppervlaktebehandelingsinrichting aan de hijskabel is opgehangen om langs de wand omhoog en omlaag bewogen te worden.

Een dergelijke inrichting is bekend. De bekende inrichting is in fig. 1 getoond en is ingericht om op een zich vanaf een tankwand 25 horizontaal uitstrekkende windligger ("wind girder") van een opslagtank te rijden. De bekende inrichting heeft een kraan met een kraanarm die is ingericht om de hijskabel nabij de tankwand te laten afhangen zodat de oppervlaktebehandelingsinrichting dicht genoeg langs het oppervlak van de tankwagen hangt. Omdat de kraan op een windligger 30 rijdt is de kraanarm gevormd uit drie armsegmenten die er voor zorgen dat de hijskabel om de windligger heen naar de tankwand wordt geleid: een eerste zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend armsegment dat voorbij de bovenrand van de tank uitsteekt; een tweede zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van het eerste armsegment zich naar 1028016 ·ΛΜ~^·Χ· ^ΪΕ. Ε· -_ΞΙ1-ΤΓ "- ' — . II —I——WW—^ .........1 «.ι ιι ι—ιι iij^f fiiifim Μ - 2 - beneden uitstrekkend armsegment; en een derde zich schuin naar beneden in de richting van de tankwand uitstrekkend armsegment.

De bekende inrichting voldoet op zich prima zolang de tankwand geheel vlak is. Het komt echter regelmatig voor dat er aan de tank als 5 een ring op de omtrek van de tank aangebrachte verstevigingsliggers of andere obstakels zijn aangebracht. Met de bekende inrichting is het dan niet meer mogelijk om de hijskabel met de oppervlaktebehandelingsinrichting beneden de verstevigingsligger dicht genoeg langs de wand te brengen om een goede oppervlaktebehandeling 10 uit te kunnen voeren.

De uitvinding beoogt dit nadeel te ondervangen.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat de inrichting verder een aan de kraanarm opgehangen frame omvat dat met 15 de kraan mee in hoofdzaak in horizontale richting over de wand verplaatsbaar is en dat is gevormd om zich over een op de wand aangebracht obstakel, bijvoorbeeld een ligger, uit te strekken en de hijskabel in verticale richting over het obstakel heen te geleiden.

Volgens de uitvinding wordt het frame tijdens gebruik over een 20 obstakel heen geplaatst. De hijskabel kan daardoor via het frame over het obstakel heen worden geleid en onder het obstakel weer dicht langs de tankwand hangen. Hierdoor kan de oppervlaktebehandelingsinrichting ook beneden het obstakel voldoende dichtbij de tankwand gepositioneerd worden waardoor een goede oppervlaktebehandeling mogelijk is.

25 Bij voorkeur is het frame in hoofdzaak portaalvormig uitgevoerd.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 30 Fig. 1 een oppervlaktebehandelingsinrichting en een inrichting voor het plaatsen en verplaatsen daarvan langs een tankwand volgens de stand van de techniek toont, en

Fig. 2 een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting voor het plaatsen en verplaatsen van een oppervlaktebehandelingsinrichting 35 langs een tankwand volgens de uitvinding toont.

In Fig. 1 is een bovenste deel van een tankwand 1 van een cilindervormige opslagtank weergegeven. De tankwand 1 is aan de bovenzijde voorzien van een windligger 2, in het vakgebied beter bekend onder de Engelse term "wind girder", die zich over de gehele 40 omtrek van de cilindervormige tank uitstrekt.

1028016 - 3 -

Bij de bovenomtrek van de tankwand 1 is een kraan 3 geplaatst.

De kraan 3 omvat een gestel 4 met een stel wielen 5. Een deel van het stel wielen 5 steunt op de windligger 2 en de kraan 3 is daarmee ten opzichte van de windligger 2 en de tankwand 1 verrijdbaar in de 5 richting loodrecht op de tekening. Aan het gestel 4 zijn ook nog een aantal steunorganen 6 aangebracht die aan weerszijden van de tankwand I aangrijpen en de constructie tegen de tankwand 1 afsteunen om momenten die worden opgewekt door massakrachten aan de kraan 3 te compenseren.

10 Aan het gestel 4 is een kraanarm 7 aangebracht. De kraanarm 7 is in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld gevormd uit drie armsegmenten.

Een eerste armsegment 8 strekt zich in hoofdzaak horizontaal uit tot voorbij de bovenrand van de tank en in dit geval tot voorbij de radiaal buitenste rand van de windligger 2. Het eerste armsegment 8 is 15 uitschuifbaar en dus in lengte varieerbaar. Een tweede armsegment 9 strekt zich vanaf het uitstekende einde 8a van het eerste armsegment 8 ten opzichte van het eerste armsegment 8 in hoofdzaak loodrecht naar beneden uit. Een derde armsegment 10 strekt zich vanaf het onderste einde 9a van het tweede armsegment 9 schuin naar beneden in de 20 richting van de tankwand 1 uit. Het derde armsegment 10 is uitschuifbaar en dus in lengte varieerbaar zodat het onderste einde 10a van het derde armsegment 10 nabij de tankwand 1 gebracht kan worden.

Op het gestel 4 is ook een lier 11 aangebracht voor het opwinden 25 en afwinden van een hijskabel 12. De hijskabel 12 wordt vanaf de lier II door middel van op de kraanarm 7 aangebrachte omloopwielen 13, 14 en 15 langs de kraanarm 7 geleid. De getoonde uitvoeringsvorm van de kraanarm 7 zorgt er dus voor dat de hijskabel 12 om de windligger 2 heen naar de tankwand 1 wordt geleid.

30 Aan de hijskabel 12 is een kooi 16 opgehangen waarin een straalmachine 17 is geplaatst. De straalmachine 17 heeft een straalopening 18 die in gebruik op korte afstand van het te behandelen oppervlak van de tankwand 1 wordt gehouden en schuin naar beneden is gericht. De straalmachine 17 blaast uit de straalopening 18 met behulp 35 van bijvoorbeeld lucht onder druk een schuurmiddel, zoals bijvoorbeeld zand of kogels, tegen het te behandelen oppervlak van de tankwand 1 om vuil, roest of bijvoorbeeld verf te verwijderen.

De kraan 3 en de straalmachine 17 zijn op afstand bedienbaar.

Door de kraan 3 over de windligger 2 langs de bovenomtrek van de tank 40 te laten rijden en de kooi 16 met de straalmachine 17 aan de hijskabel 1028016 - 4 - ί 12 door middel van de lier 11 in verticale richting op en neer te bewegen, kan het gehele oppervlak van de tankwand 1 behandeld worden.

In Fig. 2 is in doorsnede een tankwand 1 getoond, waarbij aan de bovenzijde een windligger 2 is aangebracht en veder naar beneden een 5 verstevigingsligger 20 ("stiffener") is aangebracht. Wanneer de in fig. 1 getoonde inrichting volgens de stand van de techniek wordt gebruikt dan zit de verstevigingsligger 20 in de weg en is het niet mogelijk om de aan de hijskabel 12 hangende kooi 16 beneden de verstevigingsligger 20 nabij de tankwand 1 te positioneren. In het 10 gebied beneden de verstevigingsligger 20 kan de tankwand 1 dus niet behandeld worden met de bekende inrichting van fig. 1.

In fig. 2 is de inrichting volgens de uitvinding getoond die een oplossing verschaft voor het genoemde probleem dat ontstaat door de verstevigingsligger 20.

15 Bij de bovenomtrek van de tankwand 1 is een kraan 23 geplaatst.

De kraan 23 omvat een gestel 24 met een stel wielen 25. De wielen 25 steunen in dit geval op de windligger 2 en de kraan 23 is daarmee ten opzichte van de windligger 2 en de tankwand 1 verrijdbaar in de richting loodrecht op de tekening. Aan het gestel 24 zijn ook nog een 20 aantal steunorganen 26 aangebracht die op de tankwand 1 aangrijpen en de constructie tegen de tankwand 1 afsteunen om momenten die worden opgewekt door massakrachten aan de kraan 23 te compenseren.

Aan het gestel 24 is een kraanarm 27 aangebracht. De kraanarm 27 is in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld gevormd uit drie armsegmenten. 25 Een eerste uitschuifbaar armsegment 28 strekt zich in hoofdzaak horizontaal uit tot voorbij de bovenrand van de tank en in dit geval tot voorbij de radiaal buitenste rand van de windligger 2. Een tweede armsegment 29 strekt zich vanaf het uitstekende einde 28a van het eerste armsegment 28 ten opzichte van het eerste armsegment 28 in 30 hoofdzaak loodrecht naar beneden uit. Een derde armsegment 30, dat uitschuifbaar is strekt zich vanaf het onderste einde 29a van het tweede armsegment 29 schuin naar beneden in de richting van de tankwand 1 uit. Het derde armsegment 30 wordt zo ver uitgeschoven dat het onderste einde 30a van het derde armsegment 30 zich nabij de 35 tankwand 1 bevindt.

Op het gestel 24 is ook een lier 30 aangebracht voor het opwinden en afwinden van een hijskabel 32. De hijskabel 32 wordt vanaf de lier 31 door middel van op de kraanarm 27 aangebrachte omloopwielen 33, 34 en 35 langs de kraanarm 27 geleid. De getoonde uitvoeringsvorm 1028016 - 5 - van de kraanarm 27 zorgt er dus voor dat de hijskabel 32 om de windligger 2 heen naar de tankwand 1 wordt geleid.

Aan het einde 30a van het derde armsegment 30 is door middel van een ketting 41 een portaalvormig frame 40 opgehangen. Het 5 portaalvormige frame 40 omvat een middenbalk 42 waarvan de lengterichting in hoofdzaak verticaal, evenwijdig aan de tankwand 1 is gericht. Het portaalvormige frame 40 omvat verder twee door balken gevormde benen 43 en 44 die met de respectievelijke einden 42a, 42b van de middenbalk 42 zijn verbonden. De benen 43 en 44 strekken zich 10 in de getoonde uitvoeringsvorm onder een hoek a van ongeveer 135° t.o.v. de middenbalk 42 uit. De benen 43, 44 strekken zich hier dus ongeveer onder een hoek van 45° uit t.o.v. de tankwand 1. Aan het einde van de benen 43, 44 zijn als geleidingsorganen wielen 45 aangebracht die tijdens gebruik tegen de tankwand 1 geplaatst worden. 15 De wielen 45 staan in het getoonde voorbeeld ongeveer loodrecht op de tankwand 1 en hebben een rotatieas die tijdens gebruik in hoofdzaak in verticale richting is gericht. De wielen 45 zijn dus ingericht om het portaalvormige frame 40 in horizontale richting langs de wand 1 te geleiden.

20 Op het portaalvormige frame 40 zijn omloopwielen 46, 47, 48 aangebracht die dienen om de hijskabel 32 langs het portaalvormige frame 40 te geleiden. De onderlinge positie van de omloopwielen 46, 47, 48 is zodanig dat de hijskabel op een afstand van het obstakel 20 wordt gehouden. Bij het getoonde voorbeeld bevinden het bovenste wiel 25 46 en het onderste wiel 48 zich tijdens gebruik op dezelfde afstand van de wand 1. Het tweede wiel 47 bevindt zich tijdens gebruik verder van de wand 1 op een grotere afstand van de wand 1 dan het verst van de wand 1 afliggende punt van de ligger 20. De verticale afstand van het bovenste resp. onderste wiel 46 resp. 48 t.o.v. het middelste wiel 30 47 is zodanig dat de hijskabel ver genoeg om de ligger heen 20 heen wordt geleid. Onder het portaalvormige frame 40 is de kooi 16 met de straalinrichting 17 of een andere behandelingsinrichting aan de hijskabel 32 gehangen. Door de portaalconstructie volgens de uitvinding wordt het gebied van de wand direct onder de ligger 20 dat 35 niet met de straalinrichting 17 bereikbaar is zo klein mogelijk gehouden.

In gebruik wordt door het uitschuiven van het eerste armsegment 28 en/of het inschuiven van het derde armsegment 30 van de kraan 23 het portaalvormige frame 40 zo ver van de tankwand 1 gebracht dat de 40 onderste helft van het portaalvormige frame 40 in verticale richting 1028016 - 6 - langs de verstevigingsligger 20 naar beneden gelaten kan worden. Wanneer het midden van het portaalvormige frame 40 zich ongeveer ter hoogte van de verstevigingsligger 20 bevindt, wordt het eerste armsegment 28 weer ingeschoven en/of het derde armsegment 30 weer 5 uitgeschoven zodat het onderste wiel 45 van het portaalvormige frame 40 onder de verstevigingsligger 20 op de wand 1 steunt en het bovenste wiel 45 boven de verstevigingsligger 20. Deze situatie is in Fig. 2 weergegeven. Het portaalvormige frame 40 vormt een soort brug over de verstevigingsligger 20 en geleidt de hijskabel 32 daarlangs.

10 De kraan 23 en de straalmachine 17 zijn op afstand bedienbaar.

Wanneer de kraan 23 over de windligger 2 wordt verplaatst, dan wordt het portaalvormige frame 40 door de ketting 41 meegetrokken en zal ter plaatse van de verstevigingsligger 20 over de omtrek van de tankwand 1 meerijden. Door middel van de lier 31 kan de kooi 16 met de 15 straalmachine 17 aan de hijskabel 32 in verticale richting op en neer bewogen worden en kan het oppervlak van de tankwand 1 onder de verstevigingsligger 20 behandeld worden. Met de inrichting volgens de uitvinding is het dus mogelijk vrijwel het gehele oppervlak aan de tankwand 1 te behandelen, ook wanneer er een verstevigingsligger 20 20 aanwezig is.

Het zal duidelijk zijn dat het voor de uitvinding niet noodzakelijk is om het portaalvormige frame precies zo uit te voeren als bij deze uitvoeringsvorm in fig. 2 bij wijze van voorbeeld is getoond. Er kan ook elke andere geschikte vorm voor het frame gekozen 25 worden, zolang het maar geschikt is om de hijskabel 32 langs het obstakel en verder naar beneden te geleiden, en een stabiele ondersteuning vormt voor de hijslast. Het is bijvoorbeeld mogelijk de benen 43, 44 van het portaal onder een andere hoek bijvoorbeeld een rechte hoek t.o.v. de middenbalk 42 te plaatsen, waardoor de benen 43, 30 44 zich tijdens gebruik onder een hoek van ongeveer 90° t.o.v. de tankwand 1 uitstrekken. Ook is een portaalvormig frame denkbaar dat slechts uit twee balken is opgebouwd die direct aan elkaar zijn bevestigd onder bijvoorbeeld een hoek van 90° t.o.v. elkaar, waarbij de lengte van de benen zodanig is dat de hijskabel 32 op afstand van 35 de ligger 20 blijft.

1028016

Claims (15)

1. Inrichting voor het plaatsen en verplaatsen van een oppervlaktebehandelingsinrichting langs een wand, welke inrichting een kraan omvat die langs een bovenrand van de wand in hoofdzaak in horizontale richting verplaatsbaar is, welke kraan een voorbij de 5 rand van de wand uitstekende kraanarm omvat waarlangs een omhoog en omlaag beweegbare hijskabel is geleid, waarbij de oppervlaktebehandelingsinrichting aan de hijskabel is opgehangen om langs de wand omhoog en omlaag bewogen te worden, met het kenmerk, dat de inrichting verder een aan de kraanarm opgehangen frame omvat 10 dat met de kraan mee in hoofdzaak in horizontale richting over de wand verplaatsbaar is en dat is gevormd om zich over een zich vanaf in de lengterichting van de wand uitstrekkend obstakel, bijvoorbeeld een verstevigingsligger, uit te strekken en de hijskabel over het obstakel heen te geleiden. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het frame in hoofdzaak portaalvormig is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het portaalvormige 20 frame twee benen omvat, die tijdens gebruik met hun vrije einde onder resp. boven het obstakel tegen de tankwand worden geplaatst.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de benen van het portaalvormige frame zich tijdens gebruik onder een hoek van 45°-90° 25 ten opzichte van de wand uitstrekken.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1-4, waarbij het frame is voorzien van wielen om over de wand te rijden.

6. Inrichting volgens conclusie 5 voor zover afhankelijk van conclusie 3 of 4, waarbij de wielen aan het vrije einde van de benen zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij op 35 het frame geleidingsmiddelen zijn aangebracht om de hijskabel langs het frame om het obstakel heen te geleiden. 1028016 - 8 -

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de geleidingsmiddelen omloopwielen omvatten.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de 5 kraan wielen heeft om langs de bovenrand van de wand te rijden.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frame met een ketting aan de kraanarm is opgehangen.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kraanarm een eerste zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend armsegment heeft dat voorbij de bovenrand van de tank uitsteekt, een tweede zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van het eerste armsegment zich naar beneden uitstrekkend armsegment heeft, en een 15 derde zich schuin naar beneden in de richting van de tankwand uitstrekkend armsegment omvat.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het derde armsegment in lengte varieerbaar is. 20

13. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het eerste armsegment in lengte varieerbaar is.

14. Frame voor toepassing in een inrichting volgens één van de 25 voorgaande conclusies.

15. Werkwijze voor het behandelen van het oppervlak van een tankwand, waarbij gebruik wordt gemaakt van een inrichting volgens één van de conclusies 1-13. 30 35 1028016