NL7906146A

NL7906146A - Verankering van een bevestigingselement met behulp van een kleefmassa.

Info

Publication number: NL7906146A
Application number: NL7906146A
Authority: NL
Original assignee: Fischer Artur Dr H C
Priority date: 1978-10-17
Filing date: 1979-08-13
Publication date: 1980-04-21
Also published as: SE7908215L; IT1193325B; YU225079A; HU179706B; DK430279A; AT367185B; AR216621A1; BR7906628A; GR65667B; ATA640279A; US4280391A; ES484656A1; FR2439324A1; GB2033993B; GB2033993A; IT7926270A0

Description

49246/WV/WVR _ 1 _ » ** iDr. h.c. Artur Fischer, Waldachtal / Tumlingen, .Bondsrepubliek Duitsland.

Verankering van een bevestigingselement met behulp van een kleefmassa.

De uitvinding heeft betrekking op de verankering van een bevestigingselement in bij voorkeur betonnen bouwdelen door het zetten van het bevestigingselement in een met kleefmassa gevuld boorgat.

5 Er is een kleefanker met een uit glas bestaand kleefpatroon bekend, die de beide componenten van een kleefmassa bevat. Voor de scheiding van de beide componenten is een component nogmaals in een klein glaspatroon gevuld.

Zowel wat het materiaal betreft als de afsluiting van het 10 patroon is de bekende kleefpatroon zeer omslachtig. Bovendien ontstaan door het gebruik van een gemakkelijk breekbaar glaspatroon problemen ten aanzien van de verpakking en • van de toepassing. Tenslotte moet de glaspatroon in het boorgat in zeer kleine fragmenten verbrijzeld en vermalen 15 worden, hetgeen bijzondere maatregelen aan het bevestigingselement enerzijds en een betrekkelijk grote spleet tussen bevestigingselement en boorgatwand voor het opnemen van het extra vulmateriaal anderzijds nodig maakt.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag 20 een verankering te verschaffen, waarbij deze nadelen zijn ve meden.

Dit doel is volgens de uitvinding bereikt door de gemeenschappelijke toepassing van de volgende maatregelen: de kleefmassa in een in het boorgat passende 25 .foelietube met af- respektievelijk openscheidbare mondsluiting gevuld is, de foelietube na het af- respektievelijk openscheiden van de mondsluiting in het boorgat gebracht, en de kleefmassa uit de foelietube met behulp van een 30 een met de dikte van de lege platgedrukte foelietube corres- 79 0TTTS : , -2 -

V

i-- -—--—:— -' - 1 ponderende doorgangsspleet hebbende en op het bouwdeelopper- ; vlak liggende schijf uitgeperst wordt.

I Ter verankering \an het bevestigingselement wordt *eerst een boorgat voorbereid, waarvan de diameter voor een j 5 i gemakkelijk inschuiven van het bevestigingselement iets j groter is dan de uitwendige diameter van het bevestigings-j element. Na het losmaken van de mondsluiting van de fcriie-i tube wordt deze zover in het boorgat gebracht, tot de i over het achterste, strookvormig gelaste einde van de foelie-10 tube geschoven schijf tegen het buitenvlak van het bouwdeel aanligt. Bij het trekken van de foelietube door de met de dikte van de lege, platgedrukte foelietube correspon- derende doorgangsspleet van de schijf wordt de kleefmassa | uit de foelietube geperst, waarbij de opvulling van het 15 ; boorgat van de boorgatgrond af in de richting van de boorgat- ; mond geschiedt. Daardoor ontstaan noch bij het vullen met de kleefmassa noch bij het inzetten van het bevestigings-j element ontluchtingsproblemen, daar de boorgatmond niet door de kleefmassa afgesloten is'. Bij het indrukken van het 20 ' bevestigingselement in het boorgat vult de kleefmassa van de boorgatbodem uitgaande de tussen de boorgatwand en de ; buitenwand van het bevestigingselement overblijvende holle : ruimte tot aan de boorgatmond op. Als bevestigingselement is in het bijzonder een schroefdraadstang geschikt, daar 25 de zich in het boorgat bevindende schröefdraadgangen een zeer goede vergrendelwerking opwekken. Een grendelwerking 1 kan echter ook door andere vormen van ruwmaking van het . zich in het boorgat bevindende gedeelte van het bevestigingselement bereikt worden, bijvoorbeeld door karteling of 30 inkervingen. Na het verharden van de kleefmassa kan door het op de uitwendige schroefdraad van het bevestigings-; element draaien van een moer een voorwerp aan het bouw-| deel bevestigd worden.

| De verpakking van de kleefmassa in een foelietube 35 ! is op grond van de thermische las/baarheid van de foelie- !“tube probleemloos. Bovendien is de foelietube onbreekbaar en 75Γ0ΤΪΤΤΓ ^_2^2___ s I daardoor zeer praktisch in de hantering en het gebruik op de : bouwplaats. Verder vervalt bij de oplossing volgens de uitvinding het verbrijzelen en vermalen van de verpakking in het boorgat.

5 Volgens de uitvinding kan bij een uit een aantal componenten bestaande kleefmassa de foelietube van met het aantal van de componenten overeenkomende in de langsrichting lopende en zich tot aan de mondsluiting uitstrekkende kamers voorzien zijn. De verdeling van de foelietube in het 10 | aantal van met de componenten overeenkomende kamers geschiedt j op eenvoudige wijze door lasnaden. Daar alle kamers zich tot aan de mondsluiting uitstrekken, worden door het afscheiden van de mondsluiting alle kamers tegelijk geopend en bij het trekken van de foelietube door de doorgangs- -15 spleet van de schijf ook gelijkmatig geledigd. ·

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de verhouding van de kamervolumina met de percentage-verhouding van de componenten corresponderen. In verband met de voorafgaande maatregel wordt door deze uitvoering 20 bereikt, dat de componenten van de kleefmassa tijdens het gehele ledigingsprocédé in de juiste mengverhouding in elkaar lopen en vermengd worden.

Verder kan volgens de uitvinding de binnenwand van de foelietube met tegen de kleefmassavulling consistent 25 materiaal bedekt zijn. Als geschikt foeliemateriaal heeft zich polyetheen bewezen, dat echter niet tegen alle als kleefmassa geschikte harsen consistent is. Bij toepassing van dergelijke harsen moet de binnenwand van de foelietube resp. van een laag aluminium, consistente 30 s kunststoffen of dergelijk materiaal bedekt worden.

j Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding • kan de mondsluiting van de foelietube door een perforering af- resp. openscheurbaar zijn. Met deze uitvoering worden hulpmiddelen als mes, tang of dergelijk gereepschap voor 35 het afscheiden resp. openmaken van de mondsluiting onnodig.

;— Volgens de uitvinding kan verder het inbrengen 79 0 6 1 4 5 * ' -4- ......— ------------- --------------------—. ...........

van het bevestigingselement in het boorgat en de verdraaiing - daarvan ter vermenging en gelijkmatige verdeling van de kleefmassa door middel van een het draaimoment van een 1 boormachine op het bevestigingselement overbrengend opneem-5 | deel geschieden, dat voor het steken op het einde van het ; bevestigingselement, tegenovergesteld aan het insteekeinde, j een nauwer wordende opneemboring heeft. Bij het gebruik van } een uit een aantal componenten bestaande kleefmassa verdient het de voorkeur de componenten in het boorgat innig te 10 vermengen, waarvoor het bevestigingselement gebruikt kan worden. Met het opneemdeel wordt bereikt, dat enerzijds , het bevestigingselement niet in de boorvoering geklemd moet i worden en anderzijds bij het bereiken van de inzetdiepte j en vermenging van de componenten de verbinding tussen opneem-15 i deel en bevestigingselement door het aftrekken van het ; over het bevestigingselement gestulpte opneemdeel doorbroken kan worden.

Bij een andere uitvoeringsvorm kan het opneemdeel aan zijn' tegenovergesteld aan de opneemboring voor het 20 bevestigingselement gelegen kopzijde een opening hebben, waarin de voor het maken van het boorgat vereiste boor schuif-; baar is, en die van middelen voor het overbrengen van het draaimoment van de boor op het opneemdeel voorzien is.

Een dergelijk middel voor de overbrenging van het 25 ! draaimoment kunnen volgens de uitvinding twee tegenoverge-; steld gelegen, in de langsrichting lopende gleuven in de opening van het opneemdeel zijn, waarin het boorplaatje van de boor grijpt. Door deze uitvoering behoeft ook het : opneemdeel niet in de boorvoering vastgespannen te worden, i 30 hetgeen bij seriemontages een aanzienlijke tijdsbesparing met zich medebrengt, daar de boor voor de' vervaardiging I van het boorgat niet uit de boorvoering vrijgemaakt moet i • worden.

| Volgens de uitvinding kan verder het bevestigings- 35 | element als plughuls met een gesloten insteekeinde en | l_met een een inwendige schroefdraad of in de langsrichting 790614® — 5 _ I lopende inwendige ribben hebbende boring voor het inschroeven: ; van een bevestigingsschroef uitgevoerd en aan het buitenvlak : van de plughuls ribben aangebracht zijn, waarvan de uitwendige maat ongeveer met de boorgatdiameter correspondeert en 5 waarvan ten minste enige schuin op de langsrichting van de plughuls aangebracht zijn.

Ter verankering van de plughuls wordt de in de foelietube gebrachte kleefmassa in het voor het gebruik van de plughuls bestemde, voorbereide boorgat uitgeperst. De 10 ; vermenging van de componenten van de kleefmassa geschiedt i door de plughuls, die in het boorgat gezet en hierin gedraaid wordt. Door de op het buitenvlak aangebrachte uitwendige ribben geschiedt een innige vermenging van de componenten van de kleefmassa, die na korte tijd verhardten daarbij de 15 . plughuls in het boorgat bindt. Door het gesloten insteekeinde van de plughuls blijft de inwendige boring vrij voor het indraaien van een bevestigingsschroef met het oog op het ' vastklemmen van een voorwerp tegen het oppervlak van het muurwerk. Teneinde het inschroeven van bevestigingsschroeven 20 met houtschroef-schroefdraad mogelijk te maken, is het gunstig de inwendige boring van de bij voorkeur uit kunststof vervaardigde plughuls van in de langsrichting lopende binnenribben te voorzien.

Volgens de uitvinding kan verder een helft van de 25 schuinlopende uitwendige ribben rechts- en de andere helft links hellend zijn. Deze uitvoering bewerkt een zeer goede dooreenmenging van de kleefmassa enerzijds en een goede grendelwerking van de plughuls tegen trek na het verharden van de kleefmassa anderzijds. Door het in tegengestelde 30 richting gericht zijn van de ribben wordt bovendien ver-| hinderd, dat de kleefmassa bij het mengprocëdë uit het boorgat getransporteerd wordt.

Tenslotte kan volgens de uitvinding het brengen van het bevestigingselement in het boorgat en de verdraaiing 35 daarvan ter vermenging en gelijkmatige verdeling van de "kleefmassa door middel van een het draaimoment van een 7906145 7 " ' ' - ^ - h ------------“l j boormachine op de plughuls overbrengend opneemdeel met twee I gedeelten geschieden, waarbij het ene gedeelte nauw aanslui-J tend in de plughuls grijpt en het andere gedeelte op de ; voor de vervaardiging van het boorgat vereiste boor schuifbaar 5 j is, benevens van middelen voor de overbrenging van het j draaimoment van de boor op het opneemdeel voorzien is. Met | het opneemdeel wordt bereikt, dat enerzijds de plughuls ; niet in de boorvoering vastgeklemd moet worden, en anderzijds bij het bereiken van de inzetdiepte en vermenging van de 10 componenten de verbinding tussen opneemdeel en plughuls door het wegtrekken van het in de plughuls geschoven ge-i deelte van het opneemdeel verbroken kan worden.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht j aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld 15 : enige uitvoeringsvormen van de verankering volgens de ; uitvinding zijn weergegeven. Hierin toont: fig. 1 de uit twee kamers bestaande, in het boor-1 gat gebrachte foelietube met opgezette schijf, fig. 2 een vooraanzicht van de schijf voor het 20 . ledigen van de foelietube, fig. 3 het bevestigingselement met opgezet opneem-: deel, waarin de voor het maken van het boorgat dienende boor grijpt, fig. 4 de bevestiging van een voorwerp na beëindiging 25 van de verankering met een inkervingen hebbend bevestigings-^ element, fig. 5 de mondafsluiting van de foelietube, fig. 6 een andere variant van de mondafsluiting, , fig. 7 een plughuls met opgezet opneemdeel/ waarin 30 de voor het maken van het boorgat dienende boor grijpt, en fig. 8 de bevestiging van een voorwerp na het ; verharden van de kleefmassa.

! ! Voor de verankering wordt eerst in het bouwdeel 1 j een boorgat 2 voorbereid, waarvan de diameter iets groter 35 i is dan de uitwendige diameter van het te gebruiken bevesti-• gingselement 3, 3', Na het afscheiden van de mondafsluiting 4 790614© -7 - 1 " " " — — --j wordt dan de de kleefmassa bevattende foelietube in het I boorgat 2 gebracht. Volgens fig.l heeft de foelietube twee I kamers 6a, 6b voor het opnemen van de beide componenten van een tweecomponentenkleefmassa, bijvoorbeeld een Epoxyhars.

5 Voor het uit de foelietube 5 persen van de kleefmassa wordt deze door een met de dikte van de lege, platgedrukte foelietube corresponderende doorgangsspleet 7 van een schijf 8 heengetrokken. Voor een betere hantering is het einde 9 van ; de foelietube 5 rugvormig samengelast. Teneinde een gelijk-10 | matige lediging van de kamers 6a, 6b van de foelietube te * bereiken, zijn deze in de langsrichting aangebracht. Bij . een verschillend percentage van de componenten zijn de volumina van de kamers aan de percentageverhouding aangepast. Daardoor ontstaat een met de mengverhouding corresponderende 15 leging van de foelietube.

Voor een innige vermenging van de componenten van de kleefmassa wordt volgens fig.3 een als schroefdraadbout uitgevoerd bevestigingselement 3 gebruikt. Voor de draaimoment-overbrenging van de boormachine op het bevestigingselement 20 dient een opneemdeel 10, dat met zijn een weinig dinner wordende en daardoor klemmende opneemboring 11 over het tegenovergesteld aan het invoereinde gelegen einde van het bevestigingselement 3 gezet is. De kopzijde tegenovergesteld aan de opneemboring 11 van het opneemdeel 10 heeft 25 eveneens een opening 12, die van twee tegenovergesteld gelegen, in de langsrichting lopende gleuven 13 is voorzien. In deze gleuven grijpt het aan weerszijden buiten de boorschacht ; 14 uitstekende hoorplaatje 15 en vormt daardoor een draai-momentoverbrengende verbinding tussen boormachine en 30 ; opneemdeel 10.

j Door de schroefdraadgangen 16 van het bevestigings element 3 respektievelijk de in de langsrichting lopende : inkervingen 17 van het bevestigingselement 3' volgens fig.4 , komt een innige vermenging van de componenten van de kleef-35 . massa tot stand. Door het indrukken van het bevestigings- ."element in het boorgat wordt bovendien de kleefmassa van de 7906146 ' -8 -f ___ ί boorgatbodem in de richting van de boorgatmond geperst, zodat: een volledige opvulling van de holle ruimte tussen de boorgatwand en de buitenwand van het bevestigingselement j geschiedt. Na het bereiken van de juiste inzetdiepte van het 5 I bevestigingselement wordt het opneemdeel 10 van het bevesti- i i gingselement afgetrokken. Na het verharden van de kleefmassa i j is een voorwerp 18 door het opdraaien van een moer 19 op de | uitwendige schroefdraad van het bevestigingselement aan het bouwdeel 1 bevestigbaar.

10 De in fig.5 weergegeven mondafsluiting 4 van de foelietube 5 heeft een markering 20, waar de mondafsluiting i I bijvoorbeeld met behulp van een tang of van een mes voor i het inbrengen in het boorgat afgescheiden wordt. De in fig.6 j weergegeven variant van de mondafsluiting 41 is van een 15 ; in de langsrichting lopende perforering 21 voorzien, die ’ een openscheuren van de foelietube 5 met de hand mogelijk i maakt. De uitvoering van de kamers 6a, 6b, benevens hun : afsluiting geschiedt door lasnaden 22, die met een thermische : laswerkwijze te veikrijgen. Bij toepassing van bijvoorbeeld 20 styrolhoudende harsen is het vereist de binnenwand van de ; uit polyetheen bestaande foelietuben met een ten opzichte ; van deze harsen consistent materiaal bijvoorbeeld een laag aluminium te bedekken.

Voor de verandering van het als plughuls uitgevoerde 25 i bevestigingselemet. 3 volgens de fig.7 en 8 wordt in het | muurwerk 1 een boorgat 2 voorbereid, waarvan de diameter ongeveer met de uitwendige maat van de ribben 30 van de te verankeren plughuls 3 correspondeert. Na het vullen met de componenten geschiedt de vermenging van de componenten in 30 het boorgat 2 met de te verankeren plughuls 3. Voor de draaimomentoverbrenging van de boormachine op de plughuls j dient een opneemdeel 10, dat met een gedeelte 10a in de ; inwendige boring 31 ran de plughuls 3 grijpt. Voor het j meenemen van de plughuls 3 heeft dit gedeelte 10a uitsparingen 35 i 32, waarin de in de langsrichting lopende inwendige ribben i 33 van de boring 31 van de plughuls 3 kunnen grijpen. Het 7906146 - 9 - * * ! andere gedeelte 10b van het opneemdeel is van een opening ; 12 voorzien, die van twee tegenovergesteld gelegen, in de langsrichting lopende gleuven 13 is voorzien. In deze gleuven grijpt het aan weerszijden buiten de boorschacht 14 uitsteken-5 de boorblaadje 15 en vormt daarmede een draaimomentoverbren-gende verbinding tussen boormachine en opneemdeel 10.

Door de schuin op de langsrichting van de plughuls 3 lopende ribben 30 wordt enerzijds het boormeel van de : boorgatwand afgeschaafd en worden anderzijds de componenten 10 i van de kleefmassa met elkaar vermengd. Tegelijk wordt door het drukken van de plughuls 3 in het boorgat 2 de kleefmassa van de boorgatbodem in de richting van de boorgat-: mond geperst, zodat een volledige vulling van de holle ruimte tussen de boorgatwand en de buitenwand van de aan 15 zijn insteekeinde gesloten plughuls 3 geschiedt. Door de tegen elkaar inlopende aanbrenging van de schuinlopende ribben 30 wordt verhinderd,dat de kleefmassa uit het boorgat getransporteerd wordt.

De schuinstaande ribben 30 kunnen aan hun ene 20 einde ter verhoging van de .grendelwerking een ribbenuitloop hebben, die dwars op de langsrichting van de plughulsas staat. Verder kan de plughuls een flens 35 hebben, die enerzijds voor de inschuifbegrenzing en anderzijds voor de afdichting van het boorgat 2 dient.

25 Na het vermengen van de componenten van de kleef massa wordt het opneemdeel 10 uit de plughuls getrokken en daardoor de draaimomentoverbrengende verbinding tussen boormachine en plughuls gescheiden. Na het verharden van de kleefmassa wordt door het inschroeven van een een 30 ; houtschroefschroefdraad, hebbende bevestigingsschroef 36 i in de van de langsloop van de inwendige ribben 33 voorziene boring 31 van de plughuls 3 een voorwerp 18 aan het muurwerk 1 bevestigd.

Conclusies 35 7906146

Claims

1. Verankering van een bevestigingselement in bij voorkeur betonnen bouwdelen door het inzetten van het be- ! vestigingselement in een met kleefmassa gevuld boorgat, j ! m e t het kenmerk, dat 5. de kleefmassa in een in het boorgat passende * ; foelietube met af- resp. openscheidbare mondafsluiting gevuld i is, de foelietube na het af- resp. openscheiden van de mondafsluiting in het boorgat gebracht, en 10 de kleefmassa uit de foelietube met behulp van een ] ! een met de dikte van de lege platgedrukte foelietube ; corresponderende doorgangsspleet hebbende en tegen het ! bouwdeeloppervlak liggende schijf uitgepèrst wordt. 15

2. Verankering volgens conclusie 1, m e t het i k e n m e r k, dat bij een uit een aantal componenten . bestaande kleefmassa de foelietube van met het aantal van de componenten overeenkomende, in de langsrichting lopende en zich tot aan de mondafsluiting uitstrekkende kamers is 20 voorzien.

3. Verankering volgens conclusie 1 of 2, m e t 'het kenmerk, dat de verhouding van de kamer-; volumina met de percentageverhouding van de componenten 25 correspondeert. j

, 4. Verankering volgens conclusie 1, m et het kenmerk, dat de binnenwand van de foelietube met tegen de kleefmassavulling consistent materiaal bedekt is. 30 {

5. Verankering volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de mondafsluiting voor de foelietube I door een perforering af- resp. openscheurbaar is. \ 7906146 » -11- i

6. Verankering volgens conclusie 1, m e t het * ; kenmerk, dat het inbréngen van het bevestigingselement : in het boorgat en de verdraaiing daarvan voor de vermenging en de gelijkmatige verdeling van de kleefmassa door middel 5 : van een het draaimoment van een boormachine op het bevestigingselement overbrengend opneemdeel geschiedt, dat voor het opsteken op het tegenovergesteld aan het insteekeinde gelegen einde van het bevestigingselement een nauwer wordende ; opneemboring heeft. io !

7. Verankering volgens conclusie 1 of 6, met het kenmerk, dat het opneemdeel aan zijn tegenovergesteld aan de opneemboring voor het bevestigingselement . gelegen kopzijde een opening heeft, waarin de voor het 15 maken van het boorgat vereiste boor schuifbaar is en die van middelen voor het overbrengen van het draaimoment van de boor op het opneemdeel voorzien is. 9

8. Verankering volgens conclusie 7, m e t het 20 kenmerk, dat de middelen voor het overbrengen van het draaimoment twee tegenovergesteld gelegen, in de langs-richting lopende gleuven in de opening van het opneemdeel . zijn, waarin het hoorplaatje van de boor grijpt.

9. Verankering volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het bevestigingselement als plughuls met gesloten insteekeinde en met een een inwendige schroefdraad of in de langsrichting lopende binnenribben hebbende boring voor het inschroeven van een bevestigingsschroef 30 ; uitgevoerd is, waarbij aan het buitenvlak van de plughuls I ribben aangebracht zijn, waarvan de uitwendige maat ongeveer met de boorgatdiameter overeenkomt en waarvan ten minste enige schuin op de langsrichting van de plughuls aangebracht zijn. 35

10. Verankering volgens conclusie 9, m e t het 7906146 -12- «· * kenmerk, dat een helft van de schuin lopende uitwendige; ribben rechts- en de andere helft linkshellend of -oplopend \ zijn. \ 5

| 11. Verankering volgens conclusie 9, m e t het j kenmerk, dat het inbrengen van de plughuls in het j boorgat en de verdraaiing daarvan ter vermenging en gelijk- | i matige verdeling van de kleefmassa door middëL van een j het draaimoment van een boormachine op de plughuls over-10 j brengend opneemdeel met twee gedeelten geschiedt, waarbij het. | ene gedeelte nauw aansluitend in de plughuls grijpt en het ! i andere gedeelte op de voor de vervaardiging van het ' boorgat vereiste boor schuifbaar is, benevens van middelen ; voor het overbrengen van het draaimoment van de boor op het 15 i opneemdeel voorzien is. j 5 i j ί i j . YSOTiTB