NL7905549A - Maaimesbevestiging. - Google Patents

Description

_1“ -- ' 20Q&7/CV/tl |Αΐ:Γ '·' ΐ! 2 5 Jliü ι979

Aanvrager: Petrus Wilhelmus Zweegers te Geldrop.

Korte Aanduidhg : Maaimesbevestiging.

5 De uitvinding heeft betrekking op een maaimesbevestiging voor de bevestiging van een maaimes aan een mess en dragend om een draaiingsas draaibaar maaiorgaan,waarbij ieder mes om een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas van het maaiorgaan uitstrekkende pen ten opzichte van het maaiorgaan vrij verzwenkbaar is.

10 De bevestiging van maaimessen aan maaiorganen,zodanig,dat de mes sen ten opzichte van de maaiorganen althans over een zekere hoek verzwenkbaar zijn om een zwenkas welke zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de draaiingsas vantet maaiorgaan moet aan meardere eisen voldoen. Zo is het gewenst,dat de messen gemakkelijk uit te wisselen 15 zijn. Anderzijds is een veilige bevestiging van de messen vereist om te voorkomen,dat de messen tijdens bedrijf losraken. Verder moet de uitvoering zodanig zijn,dat de bevestigingsconstructie het op de gewenste hoogte boven de grond werken van de messen niet op nadelige wijze kan beïnvloeden. Tevens moet in het bijzonder bij maaiorganen,die worden 20 ondersteund door onder de maaiorganen gelegen gesteldelen de mesbevestiging zod’anig zijn,dat wordt voorkomen,dat het mes onder invloed van op het mes of de bevestiging uitgeoefende krachten een zodanige stand kan innemen,dat het mes met deze lager gelegen gesteldelen in aanraking kan komen.

25 Bij althans de meeste van de tot nu toe gebruikelijke mesbevesti gingen treden een of meer nadelen op,doordat niet aan de hierboven beschreven eisen wordt voldaan.

Met de uitvinding wordt beoogd een maaimesbevestiging van bovenge- bij de noemde soort te verkrijgen,waarbij de/tot nu toe setruikelijke corstruc-30 ties optredende nadelen op effectieve wijze kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de pen is bevestigd aan een aan de bovenzijde van het maaiorgaan toegankelijk op en neer beweegbaar uiteinde van een met zijn andere uiteinde aan het maaiorgaan bevestigde biadveer,teuijl een uiteinde van het maaimes is 35 gelegen in een kokervormig profiel en het kokervormige profiel en het mes zijn voorzien van in eikaars verlengde liggende gaten waarin de pen nc 7905549 4' <Sf -2- 20847/CV/tl is gelagen.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding is het maaimes gemakkelijk verwisselbaar doordat hiertoe slechts het gemakkelijk toegankelijke uiteinde van de bladveer omhoog behoeft te worden 5 bewogen ten einde de pen uit het desbetreffende in het mes aangebrachte gat te verwijderen,terwijl door het kokervormige profiel een effectieve ondersteuning van het mes en een vermijding van ongunstige belastingen op de pen kan worden verkregen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 10 van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht op een maaiorgaan voorzien van een maaimesbevestiging volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont op grotere schaal een doorsnede over fig.l,gezien 15 volgens de lijn II- II onder weglating van de schotel van het maaiorgaan.

Fig. 3 toont op grotere schaal een doorsnede over fig.l,gezien volgens de lijn III- III_in fig.l.

In het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat het maaiorgaan een ovale schotel 1,welke is voorzien van een centraal gele-20 gen gat lAvoor de bevestiging van deze schotel aan een niet nader weergegeven as van het maaiorgaan. Dergelijke maaiorganen en maaimachines voorzien van dergelijke maaiorganen zijn in de techniek algemeen bekend en zullen dan ook hier niet nader behoeven te worden beschreven.

De schotel 1 omvat een middengedeelte 2,een dit gedeelte 2 omge-25 vende enigszins naar beneden toe afgebogen rand 3 en een min of meer evenwijdig aan het middengedeelte 2 verlopende op de onderzijde van de rande 3 aansluiende buitenrand 4.

In de schotel 1 is althans een min of meer rechthoekige uitsparing 5 aangebracht welke zich in de rand 3 en de daarop aansluitende delen 30 van het middengedeelte 2 en de buitenrand 4 uitstrekt. Tegen de in de wand 4 gelegen buitenste begrenzingsrand van de uitsparing 5 ligt het uiteinde van een min cf meer S-vormige en aan de schotel 1 bevestigde versterkingsplaat 6. Het andere hoger gelegen uiteinde van deze S-vormige plaat ligt op enige afstand van de uitsparing 5 tegen de onderzijde van 35 het middengedeelte 2 van de schotel 1 aan.

In het tegenover de uitsparing Sfeelegen uiteinde van de versterkings- 7005549 * -3- .. 20847/CV/tl plaat 6 is een gat 7 aangebracht in het onderste gedeelte waarvan het boveneinde van een bus 8 is gelegen,welke bus 8 met behulp van een las-verbinding 9 aan de versterkingsplaat 6 is vastgezet. Aan zijn onderzijde is de bus 8 voorzien van een naar buiten uitstekende kraag 8.A.

5 Om de bus 8 is een kokervormig profiel 10 draaibaar. Het kokervormige profiel is voorzien van een lijf 11 met een boring 12 waarin de bus 8 is gelagen,zodanig,dat het lijf 11 ligt opgesloten tussen de onderzijde van de versterkingsplaat 6 en de bovenzijde van de kraag 8^terwijl het lijf 11 van het kokervormige profiel 10 vrij om de bus 8 draaibaar is.

10 Op de zijkanten van het lijf 11 sluiten een geheel met het lijf vormende en evenwijdig aan elkaar verlopende benen 12 aan,die aan hun van het lijf 11 afgekeerde uiteinde zijn voorzien van een geheel daarmee vormende en zich naar elkaar toe uitstrekkende flenzen 13.

Een slotbout 14 is gevoerd door een in de schotel 2 aangebracht gat 15 en een gat aangebracht in het tegen de onderzijde van de schotel 2 aanliggende en aan de schotel bevestigde uiteinde van de versterkingsplaat 6. Met behulp van deze slotbout 14 en een op de slotbout 14 geschroefde moer 15 is tegen de onderzijde van de versterkingsplaat 6 een uiteinde van een bladveer 16 vastgeklemd. De bladveer 16 strekt zich uit door 20 een in de versterkingsplaat 6 aangebracht gat 17 zodanig, dat het van de bout 14 afgekeerde uiteinde van de bladveer zich boven het ter hoogte van dé opening 5 gelegen uiteinde van de versterkingsplaat 6 uitstrekt.

De van de bevestigigsjout 14 afgekeerde punt 18 van de bladveer is daarbij i enigszins omhoog gebogen.

25 In het van de bout 14 afgekeerde uiteinde van de bladveer is verder een min of meer sleutelJbrmig gat 19 aangebracht,zodanig,dat het dichter bij de bout 14 gelegen uiteinde van dit gat een grotere doorsnede heeft dan het verder van de bout afgekeerde uiteinde van dit gat 19.

Een pen 20 strekt zich uit door de bus 8 en is aan zijn boveneinde 30 voorzien van een gedeelte 21,dat een kleinere diameter heeft dan het overige deel van de pen 20 en dit dikkere deel van de pen 20 verbindt met een kop 22,waarvan de diameter althans nagenoeg gelijk is aan die van de pen 20. Daarbij is de uitvoering zodanig,dat in de in de figuren weergegeven stand van de pen 20 het gedeelte 21 in het nauwere gedeel-35 te van het gat 19 is gelegen en delen van de bladveer zijn opgenomen in de ruimte tussen de kop 22 en het dikke gedeelte van de pen 20,zodat de 7905549 -4- . 20847/CV/tl pen 20 tegen axiale verschuiving ten opzichte van de veer 16 geborgd is.

Het onder de bus 8 uitstekende uiteinde van de pen 20 is gestoken door een gat,lat .is aangebracht in een uiteinde 23 van een maaimes 24.

Dit vlak uitgevoerde uiteinde 23 van het maaimes 24 is onder de bus 8 5 door tussen de benen 12 van het kokervormige profiel 10 ingeschoven en rust daarbij op de flenzen 13. Het buiten het kokervormige profiel 10 en de rand 4 van de schotel uitstekende gedeelte 25 van het maaimes is enigszins getordeerd uitgevoerd en op zichzelf bekende wijze van een snijkant voorzien.

10 Op deze wijze wordt een goede geleiding van het mes,in het bijzon der van het vlakke uiteinde 23 van het mes met behulp van het kokervormige profiel verkregen,welk profiel op zijn beurt weer wordt geleid langs de onderzijde van de steunplaat 6,zodat een kantelen van het mes met een daaruit resulterende beschadiging van lager dan dit mes gelegen 15 gesteldelen wordt voorkomen. Daarbij is de bouwhoogte,die wordt vereist voorste bevestiging van het mes bewerkstelligende onderdelen gering, zodat de bevestigingsconstructie een dicht boven het grondoppervlak laten bewegen van de messen niet tegengaat.

De tijdens bedrijf op het mes uitgeoefende krachten worden groten-20 deels op het om de bus 8 draaibare kokervormige profiel 10 overgebracht en dus niet op de pen 20 . De pen 20 wordt tijdens bedrijf in hoofdzaak alleen op afschuiving belast ten gevolge van de op het mes inwerkende centrifugaalkrachten. Daarbij kan het mes verder wel om de pen 20 draaien, maar het draaipunt van het mes ligt daarbij in het vlak van het mes 25 waarin ook de door het mes op de pen dtgeoefende krachten liggen,zodat de op het mes werkende centrifugaalkracht geen moment op het draaipunt van het mes uitoefenen.

Voor de verwisseling van het mes behoeft men slechts de pen 20 omhoog te bewegen ,hetgeen eenvoudig kan geschieden door het omgebogen 30 uiteinde 18 van het veerblad 16 omhoog te bewegen, Indien het ondereinde van de pen 20 zo uit het in het mes 24 aangebrachte gat is teruggetrokken kan het uiteinde 23 van het mes uit het kokervormige profiel 10 worden geschoven en een overeenkomstig uitginde van een ander mes weer in het profiel worden teruggeschoven,waarna men de pen 20 weer om-35 laag kan laten bewegen in het in het desbetreffende mes daartoe aangebrachte gat.

7005549 -5- . 20847/CV/tl

Ook de pen 20 zal,indien deze beschadigd of ingesleten is,gemakkelijk worden vervangen doordat men hiertoe slechts de bout 14 behoeft los te maken,waarna men de bladveer met de daarmede verbonden pen kan verwijderen. Vervolgens kan men de pen in het gat 19 verschuiven tot-5 dat de kop 22 in *’.et naar de bout 14 toegekeerde uiteinde van het gat 19 is gelegen,welk uiteinde overeenkomend met de grootte van de kop 22 is gevormd,zodat in deze stand de pen uit de bladveer 16 kan worden genomen en op overeenkomstige wijze door een andere pen kan worden vervangen,waarna de bladveer 16 weer aan de schotel 2 kan worden vastge-10 zet met behulp van de bout 14.

Uit bovenstaande zal het duidelijk zijn,dat door toepassing van de constructie volgens de uitvinding een bijzonder doelmatige raesbe-vestiging is verkregen waarbij een gunstige opname van de tijdens bedrijf op het mes uitgeoefende krachten is gewaarborgd,terwijl het mes 15 gemakkelijk te vervangen is cbor eenvoudig het vanaf de bovenzijde van het desbetreffende maaiorgaan toegankelijke uiteinde 18 van de bladveer omhoog te bewegen.

20 7905549

Claims (7)

1. Maaimesbevestiging voor de bevestiging van een maaimes aan een messen dragend om een draaiingsas draaibaar maaiorgaan, waarbij ieder mes om een zich althans nagenoeg evenwijdig een de draaiingsas van het maaiorgaan uitstrekkende pen ten opzichte van het maaiorgaan vrij 5 verzwenkbaar is,met het kenmerk,dat de pen is bevestigd aan een aan de bovenzijde van het maaiorgaan toegankelijk op en neer beweegbaar uiteinde van een met zijn andere uiteinde aan het maaiorgaan bevestigde bladveer,terwijl een uiteinde van het maaimes is gelegen in een kokervormig profiel en het kokervormige profiel en het mes zijn voor-10 zien van in eikaars verlengde liggende gaten waarin de pen is gelegen.

1 I 2 5 JUj 1979 i CONCLUSIES fi | —: 20847/CV/tl

2. Maaimesbevestigig volgens conclusie l,met het kenmerk,dat het kokervormige profiel onafhankelijk van de pen draaibaar om de hartlijn vanfle pen wordt ondersteund.

3. Maaimesbevestiging volgens· conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat 15 het kokervormige profiel draaibaar is om een bus,die onder de onderzijde van een plaatvormig deel van het maaiorgaan uitsteekt,waarbij een lijf van het kokervormige profiel ligt opgesloten tussen de onderzijde van ‘dit plaatvormige orgaan en een aan de onderzijde van de bus aangebrachte naar buiten toe uitstekende kraag.

4. Maaimesbevestiging volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het kokervormige profiel een lijf omvat en aan een tweetal tegenover elkaar gelegen randen van dit lijf aansluitende benen ,waarvan de van het lijf afgekeerde uiteinden zijn voorzien van naar elkaar toe gerichte flenzen voor het ondersteunen van het maaimes.

5. Maaimesbevestiging volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat het uiteinde van het maaimes ligt opgesloten tussen de flenzen en de onderzijde van de bus waarom het kokervormige profiel verdraaibaar is,terwijl de pen is gevoerd door een in de bus aangebracht gat,zodanig dat het ondereinde van de pen is gelegen in een in het uiteinde van het t» 30 maaimes aangebracht gat.

6. Maaimesbevestiging volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat nabij het boveneinde van de pen een rondlopende groef is aangebracht,terwij1 in het uiteinde van de bladveer een min of meer sleutelgatvormig gat is aangebracht waarin het van een groef voorziene 35 gedeelte van de pen verschuifbaar is ,zodanig dat in een eerste stand vair de pen in de groef de pen tegen axiale verplaatsing ten opzichte 7905541 -7- - 20847/CV/tl \ van de bladveer geborgd is en in een tweede stand in het gat in de bladveer van de bladveer kan worden losgemaakt.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het plaatvormige deel min of meer S-vormig is,waarbij het de bus 5 opnemende uiteinde van het plaatvormige deel ter hoogte is gelegen van een opening aangebracht in het maaiorgaan,terwijl het andere uiteinde van het plaatvormige deel tesamen met een uiteinde van de bladveer tegen een hoger gelegen gedeelte van het maaiorgaan aanligt en de bladveer is gevoerd door een in dit plaatvorraige deel aangebracht 10 gat. 7905549