NL8601110A - Maaiinrichting met verbeterde mesbevestiging. - Google Patents

Description

Hw/Mv/ïlultinorm 450 NL S601110 *:

V

Maainrichting met verbeterde mesbevestiging

De uitvinding beeft betrekking op een inrichting voor het maaien van landbouwgewas, in het bijzonder gras, voorzien van een in dwarsrichting over het veld getrokken langwerpoge maaihalk met een aantal, elk door een in de balk 5 gelagerde as aangedreven schotelvormige dragers, welke tenminste twee zich parallel aan de as uitstrekkende pennen heeft, om elk waarvan zwenkbaar een mesblad middels een meshouder verwisselbaar is gemonteerd.

Een dergelijke irichting is bekend uit de Europese 10 publikatie 22588. Deze bekende inrichting vertoont een pen welke op een afzonderlijke verende arm is bevestigd en welke ertoe dient om het mesblad te kunnen lossen resp. te kunnen monteren. Het bezwaar van een dergelijke inrichting is de beweegbaarheid van de pen, die ook ongewild kan losraken, met 15 het gevaar dat het mesblad wordt weggeslingerd.

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar te ondervangen door een verbeterde mesbevestiging, die zich onderscheidt doordat de omlaagwijzende pen vast aan de schotel is bevestigd, en een ondersnijding vertoont die in een in het 20 mesblad uitgespaarde opening past, waarbij tussen meshouder en mesblad een borgorgaan is aangebracht.

De bevestiging van het mes vindt plaats door het in de ondersnijding plaatsen van de uitsparing van het mesblad, nadat het mes eerst in de meshouder is gestoken. Aangezien de 25 meshouder om de pen draait behoeft slechts een borging tussen mesblad en houder te worden aangebracht.

Opgemerkt wordt dat uit de Duitse publikatie 2.245.183, een gazonmaaier bekend is waarbij een relatief dun mesblad met een relatief dun borgingsorgaan samenwerkt. Dit 30 borgingsorgaan dient een zekere mate van flexibiliteit te vertonen om de daaraan ^angebrachte lip in een uitsparing van het mesblad te brengen teneinde als borging te dienen, het betreft hier een gazonmaaier voor minder robuust werk dan de maaier van het in de aanhef bedoelde type.

8601110 i Ί ‘ -2-

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de meshouder als een gesloten koker uitgevoerd en is deze voorzien van twee strokende gaten voor het opnemen van de pen. Hiermee wordt een goede lagering en ondersteuning van het hij voorkeur 5 dunne mesblad ten opzichte van de pen bewerkstelligd waardoor slijtage wordt verminderd, vooral omdat het mesblad aan boven- en onderzijde op de pen is gelagerd.

Een bijzonder borgorgaan wordt verkregen door een uit het mesblad gebogen lip, welke samenwerkt met een opening 1 o in de meshouder. Verwisseling van het mesblad wordt hierdoor aanzienlijk vereenvoudigd, doordat de schuifbeweging in de meshouder de lip doet inveren en tenslotte doet haken in de opening van de meshouder. Visuele kontrole is hierdoor vereenvoudigd en de afgeschermde, borging verzekerd de gebruiker 15 van een veilige werking van de maaier.

Teneinde de maaiwerking te verbeteren, dat wil zeggen zo min mogelijk dragend materiaal van de schotel in de bewegingsbaan van de mesbladen, is de schotel volgens de uitvinding uitgevoerd met een uitkragende arm, aan de onderzijde 20 waarvan de pen is bevestigd.

Voor het verkrijgen van een goede- afvoer over de schotel heen van het gemaaide gewas, is het van voordeel om volgens de uitvinding de ten opzichte van de rotatie-richting voorste zijde van de arm een schuin verloop te geven.

25 Bij voorkeur-is de onderrand van de schuine voor zijde even hoog als die van het werkzame deel van het mesblad, dat ten opzichte van het in de houder opgenomen deel over een bepaalde hoek is verdraaid. De schuine stand van het werkzame deel van het mesblad en dat van de schotelarm ver-30 oorzaakt een goede afvoer van het gemaaide gewas, door een omhooggerichte luchtstroming. De laag liggende onderrand van de arm loopt door de baan van het mesblad op de naburige schotel en draagt bij aan de goede gewasafvoer.

Tenslotte stelt de uitvinding voor om de schotel 35 met de of elke arm als één enkel vormdeel uit te voeren, bijvoorbeeld in kunststof, hetgeen de kostprijs verlaagd.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieron-derstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld: 8601110 -3-

Fig. 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een maalinrichting voorzien van maaibalk en daarop aangebrachte maaischijven, elk voorzien van een drietal mesbladen,

Fig. 2 een perspektivisch bovenaanzicht van een 5 deel van de inrichting uit fig. 1, waarbij de onderdelen uiteen zijn genomen.

De in fig. 1 getoonde inrichting voor het maaien van landbouwgewas is van een bekend type en bestaat in hoofdzaak uit een maaibalk 1, die in de richting van de pijl PI 10 dwars op de langsrichting van de maaibalk 1, over het veld wordt voortbewogen. Dit is mogelijk door de maaibalk aan één eind daarvan te bevestigen aan een steungestel 2 dat door middel van een bok 3 aan bijvoorbeeld de driepuntsophanging van een landbouwtrekker (niet getoond) kan worden bevestigd. 15 De maaibalk 1 is aan de onderzijde voorzien van sloffen 4, welke over de bodem glijden.

De maaibalk is aan de bovenzijde voorzien van een viertal schotels 5, welke een driehoekige gestalte hebben, waarbij in de hoekpunten telkens een maaimesblad 6 draaibaar 20 is aangebracht.

De aandrijving van de schijven 5 respectievelijk mesbladen 6 vindt plaats door een in de maaibalk 1 ondergebracht tandwielstelsel 7, dat telkens een eerste opstaande as 8 voor een maaischijf 5 aandrijft.

25 Het tandwielstelsel 7 wordt op bekende wijze in rotatie gebracht door een transmissie 9 die door een snarenstelsel 10 vanaf de aftakas 11 wordt bekrachtigd.

Tenslotte zij vermeld dat het andere einde van de maaibalk 1 is uitgevoerd met een zwadgeleider 12.

30 Wezenlijke kenmerken van de uitvinding met betrekking tot de mesbesvestiging en de vorm van de schotel worden thans aan de hand van fig. 2 nader toegelicht.

De schotel 5 heeft in de getoonde uitvoeringsvorm een centraal cirkelvormig deel 13, dat regelmatig langs de 35 omtrek verdeeld een drietal armen 14 draagt, welke voorbij het cirkelvormige deel 13 uitkragen. De ten opzichte van de rotatierichting P2 gelegen voorzijde 15 van de arm 14 heeft een schuin verloop en gaat over in een lager gelegen rand- 8601110 -4- flens 16 van het centrale deel 13.

Aan de onderzijde van het bovenste deel 14 van de arm is een pen 17 vast bevestigd. De pen heeft een ondersnij-ding 18 aan de onderzijde van de arm 14, in welke ondersnij-5 ding het vorkvormige einde 19 van het mesblad 6 past. De afstand tussen de vorken ter weerszijden van de uitsparing 20 van het mesblad is zodanig dat deze overeenstemt met de diameter van de ondersnijding 18.

Het mesblad 6 wordt in een gesloten kokervormige 10 houder 21 geschoven, welke kokervormige houder 21 is voorzien van een tweetal boven elkaar gelegen strokende cirkelvormige gaten 22, waarvan de diameter overeenstemt met de diameter van de pen 17.

Het in de meshouder 21 te schuiven deel 23 van het 15 raesblad is voorzien van een daaruit gebogen borglip 24 welke samenwerkt met een in het boven- of ondervlak van de meshouder 21 uitgespaarde opening 25.

Tenslotte zij vermeldt dat het mesblad 6 een werkzaam deel 6' bevat dat over een bepaalde hoek ς>( ten opzich-20 te van het deel 23 is verdraaid.

Opgemerkt zij dat de onderrand van het mesblad even hoog ligt als die van het- schuine voorvlak 15 van de arm 14, zie rechts in fig. 2.

De montage van het mesblad 6 vindt als volgt 25 plaats. De gebruiker houdt met de ene hand de meshouder 21 vast en voert deze op de pen 17, ervoor zorgend dat de onder-snijding 18 tussen boven- en onderplaat van de houder 21 komt te liggen. Vervolgens voert hij met de andere hand het deel 23 van het mesblad 6 in de koker 21, waarbij de vork 19 om de 30 ondersnijding 18 komt te liggen. Hij voert het mesblad zover in totdat de lip 24 in de opening 25 valt. Dit kan gemakkelijk visueel worden gekonstateerd, zie rechts in fig. 2. Opgemerkt dat het mesblad slechts op één wijze in de meshouder 21 kan worden gestoken, zodat de snijkant van het mesblad 35 altijd de juiste richting opwijst. Wel blijft het mesblad over 180° om haar langsas om te keren, waarbij de borglip in het andere borggat van de houder zal steken. Als alternatief kan ook de houder worden omgekeerd. Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat de mesbevestiging niet alleen qua kon-40 struktie eenvoudig is maar ook veilig.

860 1 1 10 I _ -if -5-

De schotel 5 kan met of zonder mesblad 6 op de staande as 8 van de maaibalk 1 worden bevestigd, doordat dezc-staande as 8 is uitgevoerd met een driehoekig verhoogd deel 30. Dit verhoogde deel valt in een driehoekige uitsparing 31 5 van de schotel 5, waarna door middel van een bevestigingsbout voorzien van flens 32 de schotel vast op de as 8 kan worden gemonteerd.

Het zal duidelijk zijn dat de verwisseling van de mesbladen 6 kan plaatsvinden in ongemonteerde resp. gemon-10 teerde toestand van de schotel 5.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Zo kan de meshouder 21 niet een gesloten maar een open C-vorm hebben, voor het verkrijgen van dezelfde beveiligende funktie voor het mesblad 6. Ook de uit-15 sparing 20 van het vorkvormige einde kan een andere vorm dan de getoonde hebben, afhankelijk van de vorm van de toegepast pen 17.

De borglip 24 kan zijn vervangen door een afzonderlijke borgpen of veer.

860 1 1 10 --- ι·Ί

Claims (8)

1. Inrichting voor het maaien van landbouwgewas, in het bijzonder gras, voorzien van een in dwarsrichting over het veld getrokken langwerpige maaibalk met een aantal, elk door een in de balk gelagerde as aangedreven schotelvormige 5 dragers, welke tenminste twee zich parallel aan de as uitstrekkende pennen heeft, om elk waarvan zwenkbaar een mesblad middels een meshouder verwisselbaar is gemonteerd, met het kenmerk, dat de omlaagwijzende pen vast aan de schotel is bevestigd, en een ondersnijding vertoont, die in een in 10 het mesblad uitgespaarde opening past, waarbij tussen meshouder en mesblad een borgorgaan is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meshouder als gesloten koker is uitgevoerd en is voorzien van twee strokende gaten voor het opne- 15 men van de pen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het borgorgaan een uit het mesblad gebogen lip is welke samenwerkt met een opening in de meshouder.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclu- 20 sies, met het kenmerk, dat de schotel is voorzien van een uitkragende arm, aan de onderzijde waarvan de pen is bevestigd.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de ten opzichte van de rotatierichting 25 voorste zijde van de arm een schuin verloop heeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het werkzame deel van het mesblad ten opzichte van het in de meshouder gevatte deel daarvan is verdraaid,met het kenmerk, dat de onderrand van de voorzijde van de arm even 30 hoog ligt als die van het werkzame deel van het mesblad.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schotel met de of elke arm als één enkel vormdeel is uitgevoerd.

8. Inrichting volgens één der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat het mesblad uit dun plaatmateriaal is vervaardigd en een ongeslepen snijrand vertoont. 8601110