NL8601175A - Maaiinrichting met geforceerde luchttoevoer. - Google Patents

Description

Hw/Mv/461 Mult.

Maalinrichting met geforceerde luchttoevoer

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het maaien van landbouwgewas, in het bijzonder gras, voorzien van een in dwarsrichting over het veld gesleepte langwerpige maaibalk met een aantal, elk tenminste één mes 5 vertonende, schotelvormige dragers, waarbij de balk transmis-sieorganen voor het om een staande as aandrijven van elke drager omvat.

Het probleem bi'j' het maaien van gewas met behulp van een maalinrichting van het in de aanhef beschreven type 10 is, dat de afvoer van het gewas over de maaibalk heen problemen met zich meebrengt. Het eenmaal afgesneden gewas mag niet nogmaals door het mes worden getroffen, hetgeen naast energieverlies tevens de kwaliteit van het gemaaide gewas verminderd, hetgeen vooral bij langhalmig gewas van belang is. Er 15 zijn reeds voorstellen gedaan om de afvoer van het gewas te verbeteren, door bijvoorbeeld het mes alsmede de drager uit te voeren met middelen voor het opwekken van opwaarts gerichte luchtstroom. Deze oplossing blijkt in praktijk niet voldoende te werken, vanwege het ontbreken van een voldoende 20 luchttoevoer.

De uitvinding beoogt een inrichting van het in de aanhef beschreven type zodanig te verbeteren dat de gewenste afvoer van het gewas over de balk heen aanzienlijk wordt bevorderd. De inrichting onderscheidt zich doordat de balk een 25 luchttoevoerkanaal vertoont, welke aansluit op één of meer bij voorkeur spieetvormige openingen in de balk. De (spleet-vormige) openingen zijn aan voor-, boven- en/of achterzijde van de balk aan te brengen.

Dit luchttoevoerkanaal kan naar wens op een apart 30 blaastoestel zijn aangesloten, welke de lucht onder druk aan de spieetvormige opening resp. aan de maaischotels toevoert. Indien echter, zoals gezegd de maaischijf zelf als blaastoestel fungeert, kan worden afgezien van het aparte blaastoestel.

8601175 Λ 'ΐ -2-

Bij voorkeur heeft althans aan de voorzijde de spleetvormige opening een ten opzichte van de staande as concentrisch verloop, zodat een optimale toevoer aan de zich volgens een cirkelvormige baan bewegend mes wordt verzekerd 5 en derhalve een goede omhoof gerichte stuwing op het gewas en de daarop gewenste afvoer over de balk.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm zijn de concentrisch om de assen verlopende spleetvormige openingen onderling verbonden, teneinde een enkele doorgaande spleet over de 10 lengte van de balk te vormen. Hiermee wordt ook het overlappende maaibereik van de messen voldoende van een luchtstroom voorzien. Indien een opening in de bovenzijde van de balk is aangebracht, kan de schotel doorvoeropeningen voor de lucht hebben, welke doorvoeropening al of niet met een schoep kan 15 zijn uitgevoerd.

Een eenvoudige uitvoeringsvorm wordt verkregen door het kanaal in de balk onder te brengen en uit te voeren als een van de transmissieorganen gescheiden doorlopende kamer.

De uitvinding wordt nader toegelicht in der hieron-20 derstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 een perspektivisch bovenaanzicht van een 25 deel van de inrichting uit fig. 1 op vergrote schaal en met gedeeltelijk weggebroken onderdelen.

De in de figuren getoonde inrichting bestaat in hoofdzaak uit een langwerpige maaibalk 1, die in de richting van de pijl PI over het veld wordt voortgesleept. Daartoe is 30 de. maaibalk opgehangen aan een buisvormig draaggestel 2, dat via koppelmiddelen aan de driepuntsophanging 3 van een niet getoonde trekker is bevestigd. Het buisvormig gestel 2 is uitgevoerd met een dwarsbalk 4, aan het naar de maaibalk 1 toegekeerde einde waarvan een tandwielkast 5 is aangebracht, 35 waarvan de onderzijde aansluit op de bovenzijde van de balk 1. De tandwielkast 5 omvat een haakse overbrenging 6, die wordt aangedreven door snaarwiel 7, waaromheen snaren 8 zijn geslagen. Deze snaren 8 leiden naar een snaarwiel dat op balk 4 is gelagerd en is aangedreven door de niet getoonde aftakas van de trekker.

8601175 -3-

De haakse overbrenging 6 leidt verder naar een aandrijf tandwiel 9 in de maaibalk 1, zie fig. 2, dat via tussen-tandwielen 10 telkens een tandwiel 11 met een staande as 12 aandrijft. Op de staande as 12 is vast een drager 13 beves-5 tigd, welke diametraal tegenoverelkaar aangebrachte mesbladen 14 ondersteunt. De mesbladen 14 zijn op zichzelf zwenkbaar om een astap 15 en richten zich door de middelpuntvliedende kracht vanzelf naar buiten.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn een viertal 10 staande assen 12 met dragers 13 getoond, maar het zal duidelijk zijn dat er meer dan vier kunnen worden gebruikt, waarbij de maaibalk 1 een grotere lengte vertoont.

De rangschikking van de dragers 13 is zodanig dat de mesbladen 14 een baan beschrijven, welke de aangrenzende 15 baan van het naburige mesblad overlapt, hierdoor ontstaan derhalve overlappende maaibereiken tussen de dragers 13.

Volgens een kenmerk van de uitvinding is de balk 1 uitgevoerd met aan luchtkanaal 16, dat via een staande wand 17 van de ruimte met de transmissietandwielen 9, 10 en 11 is 20 gescheiden. Dit luchtkanaal 16 is bij de tandwielkast 5 uitgevoerd met een aansluitstomp 18, waarop een luchtslang 19 is aangekoppeld. De luchtslang 19 leidt naar een blaastoestel 20, dat door het gestel 2 is ondersteund. De aanvoer van het blaastoestel 20 vindt plaats via een standpijp 21, die zich 25 tot boven de machine uitstrekt.

Het luchtkanaal 16 is aan de ten opzichte van de sleeprichting voorste zijde uitgevoerd met een spieetvormige opening 22, welke spieetvormige opening een ten opzichte van de staande as 12 concentrisch verloop heeft en welke zich via 30 een kort rechtverlopend gedeelte 23 voortzet in de aangrenzende spieetvormige opening 22. Zodoende ontstaat een doorgaande spieetvormige opening over de volle lengte van de maaibalk 1.

Het gebogen concentrische verloop van het deel 22 35 van de spleet komt tot stand door een naar voren gerichte, in bovenaanzicht cirkelvormige verbreding van de onder- resp. bovenwand van de balk 1.

8601175 -4-

1 >* ( V

In het bovenvlak is de balk 1 uitgevoerd met extra gaten 25, elk openend in het gebied onder de schotel 13. De schotel 13 heeft in het centrale deel één of meer gaten 26 met schoepvormige instulping 27 teneinde de lucht tot boven het cen-5 trale deel van de schotel te brengen. Dit bevordert de afvoer van gewas.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt.

Uitgegaan wordt van de bekendheid van de werking van de maaibalk tijdens het maaien welke in de richting van 10 de pijl PI over het veld wordt voortbewogen en aldus een bepaalde strook gewas afmaait, waarvan de halmen achter de maaibalk 1 terecht moeten-‘komen. De halmen moeten derhalve over de maaischotels heen worden gevoerd, en zodanig worden afgevoerd dat het momentane achterste mes niet nogmaals de 15 halmen doorsnijdt.

Daartoe dient de luchttoevoer via het kanaal 16, hetwelk geforceerd plaatsvindt door het aanzetten van de blaasinrichting 20. Deze voert lucht via de standpijp 21 aan en vervolgens toe via slang 19 aan het kanaal 16. De lucht 20 treedt via de spieetvormige opening 22, 23 naar buiten en verzorgt een opwaarts gerichte stuwing op het gewas en wel voor resp. tijdens het afsnijden daarvan. Hoewel niet strikt nodig verdient het de voorkeur om de mesbladen 14 een gekantelde stand ten opzichte van de draairichting te geven zodat 25 een schoepwerking ontstaat die eveneens een ophooggerichte luchtstroming veroorzaken. Ook de schotelvormige dragers 13 kunnen zijn uitgevoerd met extra schoepmiddelen voor het opwekken van die luchtstroom. De snelheid van de luchtstroom uit de spieetvormige openingen kan ongeveer gelijk of groter 30 zijn dan de vertikale luchtsnelheid, die door het gekantelde mesblad en de extra schoepmiddelen wordt opgewekt. Dankzij het gebogen deel 22 en het rechte deel 23 van de spleetvor-mige opening wordt een optimale luchttoevoer naar de onderzijde van de mesbladen 14 gestuurd zowel in het eigen als 35 overlappende maaibereik daarvan. De lucht uit opening 25 kan via opening 26 naar boven uittreden.

De aldus·opgewekte luchtstroming kan zo sterk zijn dat het gewas kan worden afgelegd, al of niet via niet 8501175 -5 getoonde leiorganen, op een dwarstransporteur of dergelijke.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo behoeft de luchtspleet 22, 23 niet doorgaand te zijn maar kan zijn onderbroken. Een 5 overeenkomstige spleet 22, 23 kan zich ook aan de achterzijde middels een identiek gevormd luchtkanaal 16 bevinden.

• . * 8601175

Claims (7)

1. Inrichting voor het maaien van landbouwgewas, in het bijzonder gras, voorzien van een in dwarsrichting over het veld gesleepte langwerpige maaibalk met een aantal, elk tenminste één mes vertonende, schotelvormige dragers, waarbij 5 de. balktransmissieorganen voor het: om een staande as aandrijven van elke drager omvat, met het kenmerk, dat de balk een luchttoevoerkanaal heeft, welke aansluit op één of meer bij voorkeur spleetvormige openingen aan de ten opzichte van ; de sleeprichting voor-, boven- en/of achterzijde van de balk. :

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken- ! merk, dat de spleetvormige opening een ten opzichte van de staande as concentrisch verloop heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het k e n m e r k, dat de concentrisch om de assen verlopende 15 spleetvormige openingen onderling zijn verbonden teneinde één enkele doorgaande spleet over de lengte van de balk te vormen.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het kanaal in de balk is 20 ondergebracht als een van de transmissieorganen gescheiden kamer.

5. Inrichting volgens één der vooRgaande conclu- - sies, met het kenmerk, dat het luchttoevoerkanaal is aangesloten op een blaastoestel.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de mesbladen resp. de schotelvormige dragers als schoepen zijn gevormd teneinde een opwaartse luchtstroom te bewerkstelligen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het 30 kenmerk, dat althans een opening in het door de schotel bedekte deel van de balk is aangebracht. 8601175