NL7901281A - Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf. - Google Patents

Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf. Download PDF

Info

Publication number
NL7901281A
NL7901281A NL7901281A NL7901281A NL7901281A NL 7901281 A NL7901281 A NL 7901281A NL 7901281 A NL7901281 A NL 7901281A NL 7901281 A NL7901281 A NL 7901281A NL 7901281 A NL7901281 A NL 7901281A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
track number
value
tracks
complete
difference
Prior art date
Application number
NL7901281A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL7901281A priority Critical patent/NL7901281A/nl
Priority to DE19803004938 priority patent/DE3004938C2/de
Priority to CA000345685A priority patent/CA1152638A/en
Priority to FR8003428A priority patent/FR2449321B1/fr
Priority to GB8005287A priority patent/GB2044483B/en
Priority to JP1724180A priority patent/JPS55113174A/ja
Publication of NL7901281A publication Critical patent/NL7901281A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/48Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
    • G11B5/54Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head into or out of its operative position or across tracks
    • G11B5/55Track change, selection or acquisition by displacement of the head
    • G11B5/5521Track change, selection or acquisition by displacement of the head across disk tracks
    • G11B5/5526Control therefor; circuits, track configurations or relative disposition of servo-information transducers and servo-information tracks for control thereof
    • G11B5/553Details

Landscapes

  • Moving Of The Head To Find And Align With The Track (AREA)
  • Indexing, Searching, Synchronizing, And The Amount Of Synchronization Travel Of Record Carriers (AREA)
  • Moving Of Head For Track Selection And Changing (AREA)
  • Control Of Position Or Direction (AREA)

Description

— 4$
Pm 9348_________ N.V. PHILIPS' GLOEILAMPENFABRIEKEN· te EINDHOVEN.
"Inrichting voor het bepalen van nummers van. sporen op een geheugenschijf ".
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bepalen van een volledig spoornummer (s) van een spoor dat behoort tot een op een schijfvormige informatiedrager aanwezige verzameling sporen, welke verza- 5 meling uit (n) groepen van (s ) sporen bestaat en waarbij ë de informatiedrager in sektoren met groepen van datasporen afgewisseld in sektoren met groepen van servosporen is verdeeld en waarbij verder per groep van servosporen elk spoor een eigen identificatiecode inhoudende een nummer van het 10 spoor binnen de groep bezit en die door een op een positio-neerlichaam aanwezige opneeminrichting uitleesbaar is.
Een dergelijke inrichting wordt in het bijzonder gebruikt in schijfgeheugens, waarin een of meer schijven voorzien van of bestaande uit geheugenmateriaal 15 (bijvoorbeeld magnetisch, optisch, keramisch) voor het schrijven, de opslag en het lezen van informatie toegepast worden. Een belangrijk onderdeel van zo'n schijfgeheugen is de positioner dit is de beweegbare drager van de schijf· en/of leestransductor (bijvoorbeeld magneetkop), die met 20 zo groot mogelijke snelheid nauwkeurig boven een gewenst spoor van de schijf gepositioneerd moet kunnen worden.
Er zijn vele uitvoeringen van schijfgeheu-gens bekend. Een schijfgeheugen voorzien van een inrichting voor het bepalen van een nummer van een spoor als in de aan-25 hef genoemd, is bekend uit het U.S.A. octrooi 3812533* In dit schijfgeheugen wordt de radiale postitie van de schrijf/ leestransductor bestuurd door gebruik te maken van de servo-signalen die in een beperkt aantal smalle sektoren op iede- 7901281 --2-- . .- ffc...... f PHN 9348 ____________ ___________ _ __________ re schijf aangebracht zijn. Hiermee is het mogelijk om per groep van sporen op de schijf een spoornummer van elk spoor vast te stellen (zogenaamde "grof-positionering") en bovendien de nauwkeurige positionering boven een bepaald spoor 5 van een groep te verzorgen (zogenaamde ”fi j.n-po0.itionering” ). Deze vaststelling van het spoornummer per groep is echter niet voldoende. Het is nodig om elk spoor van alle andere sporen te kunnen onderscheiden. Het spoornummer binnen een groep moet in combinatie met het nummer van de groep waar-10 toe het spoor behoort, een eenduidig gegeven voor het volledige nummer van dat spoor vormen. Alleen óp basis hiervan kan een volledige positionering van de positioner op een spoor bereikt worden. Om dit in het bovengenoemde bekende schijvengeheugen zonder vergroting van de servosek-15 toren mogelijk te maken (en dus geen effectieve data-op- slag-capaciteit te verliezen)is er een aparte optische po-sitietransductor die tenminste het positioneren per groep van sporen bestuurt, aangebracht. Deze aparte transductor maakt de oplossing van het positioneerprobleem kostbaar en 20 vereist speciale konstruktiemaatregelen die een goede en betrouwbare werking garanderen.
Doel van de uitvinding is om bij het gebruik van servosignalen geregistreerd in een beperkt aantal (smalle) servosektoren op iedere schijf, zonder ver-25 groting van deze servosektoren toch tijdens elke fase van het positioneren direkt met het uit de servosektoren ge-detekteerde signaal te besturen.
Om dit doel te bereiken heeft bovengenoemde inrichting het kenmerk dat de inrichting omvat:- eerste 30 middelen voor het vormen van een volledig spoornummer bestaande uit ten eerste een uitgelezen spoornummer in een groep en ten tweede een in tweede middelen gevormd in toe— of afnemende zin variabel groepsnummer, derde middelen voor het bepalen van het verschil tussen een in de eerste mid-35 delen gevormd volledig spoornummer en een in relatie met .de verplaatsingssnelheid van het positioneerlichaam in 7901281 * fit -3 - PHN 9348 ___ _ __ vierde middelen geschat volledig spoornummer, vijfde middelen voor het vergelijken van de absolute waarde van het verschil verkregen in de derde middelen met een waarde bepaald door de helft van het aantal sporen in een groep en 5 waarbij op voorwaarde dat in genoemde vierde middelen het absolute verschil kleiner dan de helft van het aantal sporen in een groep is, een signaal ontstaat dat het op dat moment in de eerste middelen aanwezige volledig spoornummer geldig verklaart.
10 Met deze opzet van de inrichting is het mo gelijk om na iedere servosektor het juiste spoornummer te bepalen door van de berekende schatting van het nieuwe spoornummer gebruik te maken. Verderop zal nog beschrevei en getoond worden dat een relatief onnauwkeurige schat-15 ting al voldoende is om het juiste volledige spoornummer te bepalen. Een aparte positietransductor komt hiermee te vervallen. Het berekenen van de genoemde schatting kan op verschillende manieren plaatsvinden. Wanneer in het systeem waarin de inrichting volgens onderhavige aanvrage toege-20 past wordt een snelheidsopnemer aanwezig is, kan door integratie van de snelheid steeds een positiesignaal opgewekt worden dat een schatting van het bereikte spoornummer is. Om dit te verkrijgen heeft een uitvoering van de inrichting het kenmerk dat de vierde middelen voor het schat-25 ten van een volledig spoornummer bestaan uit een integrator, een analoog-digitaalomzetter en een optelinrichting, waarbij een door het positioneerlichaam bepaald snelheids— signaal aan de integrator ligt en de uitgang daarvan via de analoog-digitaalomzetter aan een ingang van de optelinrich-30 ting verbonden is en waarbij aan een andere ingang van de optelinrichting de waarde van het voorgaande volledige spoornummer aangeboden wordt, zodat aan de uitgang van de optelinrichting de geschatte waarde van een volgend volledig spoornummer verschijnt.
35 Hierbij is dus een analoog-digitaal omzetter nodig om het resultaat in binaire vorm te krijgen voor de 790 1 2 8 1 4 .
PHN .9348________________________________________________________________..... . ...________________________ verdere verwerking. Een alternatieve oplossing is mogelijk waartoe een uitvoering van de inrichting het kenmerk heeft dat de vierde middelen voor het schatten van een volledig spoornummer bestaan uit een spanningsfrequentie-omzetter, 5 een teller en een optelinrichting, waarbij in de omzetter een door het positioneerlichaam bepaald snelheidssignaal gedigitaliseerd en in de teller geteld wordt, waarna het telresultaat en de waarde van het voorgaande volledige spoornummer aan ingangen van de optelinrichting aangeboden 10 worden, zodat aan de uitgang daarvan de geschatte waarde van een volgend volledig spoornummer verschijnt.
Een verdere mogelijkheid die voldoende nauwkeurig en door zijn eenvoud aantrekkelijk is, bestaat uit het schatten van het volledige spoornummer s=s(tdoor een lineaire 15 extrapolatie tussen spoornummers bepaald bij eerdere (de laatst nieuwe s(t^) en voorlaatste s(Ïq) metingen. Om hiervan gebruik te maken heeft een uitvoering van de inrichting het kenmerk dat de vierde middelen bestaan uit een aftrek-inrichting waarin na verdubbeling van de waarde van het 20 nieuwste (laatst bepaalde) volledige spoornummer deze verdubbelde waarde verminderd wordt met de waarde van het voorgaande volledige spoornummer.
Met de opkomst van op grote(re) schaal geïntegreerde circuits, wordt er meer en meer naar gestreefd om de ver-25 worvenheden daarvan in velerlei toepassingen te benutten.
Een veel toegepast geïntegreerd circuit voor algemeen gebruik, bekend ondér de benaming micro-processor, is ook ter realisatie van de inrichting volgens de uitvinding met voordeel aan te wenden. Daarbij is het mogelijk dat meerdere 30 "rand"-circuits in de vorm van geheugens .(ROM, RAM) ingangs- uitgangscircuits etc. op eenzelfde drager "chip" aangebracht zijn: micro-computer is daarvoor een veel gebruikte term. Voor het principe van de uitvinding is het op zichzelf van geen belang hoe de data-verwerkingscapaciteit van 35 de circuits als al of niet geïntegreerd(e) circuit(s) opgebouwd zijn, maar het gaat er daarbij om dat van die data-verwerkende.capaciteit gebruik gemaakt, wordté.....
790 1 2 81 - 5 - & «
Pm. 934-8__________________________________________________________________________________________
Om dit aan te geven is hieronder de algemene benaming geprogrammeerde digitale signaalprocessor gebruikt.
Een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens onderhavige octrooiaanvrage heeft dan ook het kenmerk dat 5 een geprogrammeerde digitale signaalprocessor aanwezig is die de genoemde eerste, tweede, derde, vierde en vijfde middelen in de vorm van registerfunctiemiddelen en arith-misch-logische functiemiddelen die als tel- optel- functie-middelen, aftrek-functiemiddelen en vergelijk-functiemid-10 delen dienst doen, omvat.
Om een nog grotere zekerheid ten aanzien van de schatting te verkrijgen, biedt de flexibiliteit van een geprogrammeerde digitale signaalprocessor nog de mogelijkheid om de exploitatie over meerdere eerder gevonden vol-15 ledige spoornummers (en met name het verschil daartussen) te laten plaatsvinden. Om dit te bereiken heeft de inrichting met de genoemde signaalprocessor het kenmerk dat de in de geprogrammeerde digitale signaalprocessor omvatte vierde middelen ter bepaling van de schatting van een 20 volledig spoornummer ingericht zijn om over het nieuwste (laatst bepaalde) volledige spoornummer en een of meer daaraan voorafgaande volledige spoornummers te extrapoleren. In het bijzonder kan daarbij de inrichting het kenmerk hebben dat de in de gepro grammeerde digitale 25 signaalprocessor omvatte vierde middelen ter bepaling van de schatting van een volledig spoornummer ingericht zijn, om s' (geschatte spoornummer) aan de hand van de relatie s, = s(tT ) - s(tp) + dss(tQ) + s(ti) te vinden> waarin s(t^) het nieuwste (laatst bepaalde), s(tQ) het 30 voorgaande volledige spoornummer en dss(tQ) het verschil tussen het voorgaande en voor-voorgaande volledige spoornummer is. Normaal gesproken zal de geprogrammeerde digitale signaalprocessor er ook voor ingericht zijn om het verschil tussen een gewenst doelspoornummer en een be-35 reikt volledig spoornummer te bepalen.
7901281 .. 6- t* ^ PHN 9348_____________________________________________;_______^______________________________
In de hierna volgende beschrijving worden aan de hand van de figuren een verdere toelichting en voorbeelden van realisatie van de inrichting volgens de uitvinding gegeven. In het bijzonder is de toepassing in 5 een schijfgeheugen getoond. Daarbij zij er echter op ge wezen dat de uitvinding zich niet tot de gegeven voorbeelden beperkt.
Figuur 1 toont een schijfgeheugensysteem met een inrichting volgens de uitvinding.
10 Figuur 2 toont een curve van de verplaatsing van een transductor tussen twee servosektoren op tijdstippen t^ en tg.
Figuur 3 toont een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
15 Figuur 4 toont nog een afzonderlijk voorbeeld van middelen voor het schatten van een volledig spoor- nummer.
Figuur 5 toont nog een ander afzonderlijk voorbeeld van middelen voor het schatten van een volledig 20 spoornummer.
Figuur 6 toont een inrichting met een geprogrammeerde digitale signaalprocessor.
Figuren 7a en 7b tonen stroomdiagrammen van de werking van de inrichting voorzien van een geprogram-25 meerde digitale signaalprocessor.
Figuur 8 toont een tijddiagram.
Figuur 1 toont hoe een inrichting volgens de · uitvinding in een schijfgeheugensysteem opgenomen kan zijn. Figuur 1 en bijbehorende beschrijving hebben tot 30 doel een beter inzicht te geven in de aard van de om geving waarin de inrichting volgens de uitvinding toepasbaar is.
Het is echter slechts als voorbeeld van een dergelijke omgeving bedoeld, waarbij opgemerkt dat andere uitvoeringen van 7901281 ✓ ** * 7 phn 9348 __ ___________ __________________________________________________ schijfgeheugensystemen evenzeer met voordeel van de inrichting volgens de uitvinding gebruik kunnen maken.
In Figuur 1 is VSPN de aanduiding voor de inrichting waarin op de wijze volgens de uitvinding een volledig 5 spoornummer s bepaald wordt.D toont een schijf van het geheugensysteem, dat een of meerdere schijven, die al of niet uit het geheugensysteem uitneembaar zijn, kan bevatten. De schijf D is voorzien van sporen: SSP dat zijn ser-vosporen die in over de schijf verdeeld aangebrachte ser-10 vosektoren SS liggen; DSP dat zijn datasporen die in zoge naamde datasektoren DS liggen. De servosektoren bevatten informatie SSPX die door het gebruik maken van de inrichting VSPN· voldoende is om een volledige positionering van het met P aangeduide positioneerlichaam ("positioner") te 15 verzorgen. De datasektoren bevatten de in het geheugen systeem opgeslagen informatie DSPI. Genoemde informatie SSPI van de servosektoren bestaat in het algemeen uit tenminste twee komponenten die al of niet gecombineerd in de servosektoren zijn opgenomen: spoornummer-informatie van de 20 sporen per groep van Sg sporen (er zijn n groepen, dus N= n x s. sporen totaal) en fijn-positie-informatie die de nauwkeurige positionering van de positioner boven een bepaald spoor mogelijk maakt. Ter referentie aan schijvengeheugensystemen met dergelijke servosektoren zij verwezen 25 naar het eerder genoemde TJ.S.A. octrooi 3,812,533» verder ook TJ.S.A. octrooi 4,027,338; alsook de octrooiaanvrage Nederland 7702570 (= PHN 8708) van aanvraagster.
De positioner P is hier als voorbeeld als draaibaar lichaam getekend, dat een boog B' over de schijf D kan 30 beschrijven. Daarmee kunnen door de schrijf-lees-transducer WRIH alle sporen van de schijf bestreken worden. (Een dergelijke positioner is bijvoorbeeld bekend uit het Britse octrooi 1342495)·
Vanwege de draaibare opstelling van P zijn de op 35 schijf D getekende sektoren boogvormige sektoren opdat er een parallel verloop tussen de genoemde boog B en de sek- ë, - 7901281 .. 8 ..
' * .¾ . PHN 93^8........... ....................___________________________________... .. __________________________ toren bestaat. Op deze wijze is er geen verschil in door de transducer WRIH geschreven/gelezen signalen wanneer deze opstelling met de meer algemeen gebruikelijke opstelling met een op een wagen aangebrachtevpositioner die zich 5 radiaal over de schijf beweegt, vergeleken wordt.
Opgemerkt zij hier dat de inrichting volgens de uitvinding op zichzelf ook zonder dat ingrijpende maatregelen nodig zijn,toegepast kan worden in schijyengeheugen-systemen waarin geen concentrische sporen maar waarin 10 spiraalvormig verlopende sporen toegepast worden.
Positioners worden op bekende wijze vanuit een positioneerapparaat PA dat vanuit een positioneerstuurin-richting PC gestuurd wordt, bewogen en boven een gewenst spoor geplaatst. Met transductor SIH is nog een opneemin-15 richting getoond dat diént om een vaste "klok"informatie . , te geven: SI is informatie omtrent de indeling van de schijf D in sektoren DS en.SS. Daartoe is in dit voorbeeld een "sektoning" SIR aan de buitenomtrek van schijf D getekend. In deze ring SIR zijn er de delen SII die de plaats 20 van de servosektoren op de schijf aanduiden. De informatie SI wordt in een pulsvormend netwerk PY op bekende wijze tot een signaal TS verwerkt. Het signaal TS bestaat uit pulsen die een lengte hebben gelijk aan de tijd dat door SIH een deel SII van SI gedetekteerd wordt. De pulsen 25 TS geven door de gekozen plaatsing (op boog EQ aan wanneer en gedurende welke tijdsduur een servosektor de transductor WRIH passeert. Daarbij wordt het signaal WRI gelezen en aan een schakelinrichthg SW toegevoerd. Gedurende puls-signaal TS staat SW op de tekening in de onderste stand 30 en zorgt dat WRI, dat nu specifiek de servosektorinformatie SSPI bevat aan de positioneerstuurinrichting PC toegevoerd wordt. Als TS niet aanwezig is, gaat de informatie WRI dat dan specifiek de data-informatie DSPI bevat naar de gebruiksinrichting (computer bijvoorbeeld) die verder niet 35 getekend is. De stuurinrichting PC kan een op zichzelf be kende stuurinrichting zijn (vergelijk de voorbeelden in de 7901281 - 9 - _ PHN 9348________________________________________________________________________________________________
boven als referenties genoemde octrooischriften). Aan PC
worden als belangrijkste signalen toegevoerd: s^ dat is het doelspoor waarop op verzoek vanuit de gebruiksinrichting (computer bijvoorbeeld) gepositioneerd moet worden, SSPI 5 de servosektorinformatie waaruit in een gedeelte DET van PC in eerste instantie het.spoornummer van een de trans-ductor WRIH op dat moment passerend servospoor afgeleid wordt. Dit gegeven wordt nu aan de inrichting VSPN ter bepaling van het volledige spoornummer toegevoerd. Aan in-10 richting VSPN wordt verder ook het pulssignaal TS toegevoerd. Afhankelijk van de opbouw van VSPN wordt, al dan niet met gebruikmaking van het signaal vp dat de snelheid van de verplaatsing van het positioner P aangeeft en in dit voorbeeld in PA opgewekt wordt, het volledige spoornummer 15 s bepaald. Met de gegevens s, s^ en de servosignaalinformatie SSPX kunnen in de stuurinrichting PC eenduidige stuursignalen (voor zowel de grof- als de fijnppsitionering) voor het positioneerapparaat PA en dus voor de positioner P opgewekt worden.
20 In Figuur 2 is een curve C getoond die de werke lijk afgelegde weg van een schrijf/leestransductor over een geheugenschijf tussen het passeren van twee servo-sektoren op bemonsteringstijdstippen t=t^ en t=t9 = t^+ T voorstelt. Op het uitgangspunt t^ is het volledige spoor-25 nummer s = s.j bekend. Op t^=t^+T wórdt slechts op basis van de code-inhoud van het servospoor het spoornummer sm van het bereikte spoor gemeten. Het groepsnummer is onbekend. Dit betekent dat de transductor zich op alle met een kruisje aangegeven punten van Figuur 2 zou kunnen bevinden.
30 Omdat de snelheid van het positioneerlichaam begrensd is, is het aantal groepen dat maximaal vanuit de vorige positie overschreden kan zijn ook beperkt. Dit maximaal aantal groepen is m, waarvoor geldt: my Vm V m - 1,
- s f S a L S
hierin is v de maximum snelheid van de positioner, s het m g 35 aantal sporen per groep, f de omwentelingsfrequentie van de geheugenschijf in Hz, S is het totaal aantal servo- 790 1 2 8 1 >*' b· .10 PHN 9348 ,_________________________________________________ .......................... __ sektoren en a is in meters de hartafstand tussen twee sporen.
Opgemerkt zij hier dat de bovengenoemde puls T een duur heeft van T = /f.S. Het aantal mogelijk transductorposities is hierdoor beperkt totm. In het geval dat het niei van te-5 voren bekend is in welke richting de transductor beweegt, is het aantal mogelijke posities het dubbele, dus 2m.
Volgens het idee van de uitvinding is het mogelijk om toch eenduidig vast te stellen wat de juiste positie van de transductor is, dat wil zeggen wat het nieuwe volledige spoor-10 nummer s^ is. Daartoe wordt een schatting gemaakt van de positie van de transductor op het tijdstip t^ + T. Het gebied waar de schatting moet liggen,· is het gebied ter grootte van sg sporen rond de werkelijke Waarde, zie Figuur 2.
In verband met de bewegingsrichting (die niet bekend hoeft 15 te zijn), mag de maximale absolute fout dus niet groter zijn dan -g-s . Zie hierover meer bij de beschrijving van Figuur 3.
In Figuur 3 is een schema van een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding getoond. Met 1 zijn 20 de eerste middelen voor het vormen van een volledig spoor-nummer aangegeven. Deze eerste middelen bestaan in dit voorbeeld uit een register. Met 2 zijn de tweede middelen voor het leveren van een in toe- of afnemende zin variërend groepsnummer aangegeven. Deze tweede middelen bestaan in 25 dit voorbeeld uit een EN-functiepoort E^ en flipflop FF, een teller TR, een optelinrichting AD en een groepsnummer-register GR. Met 3 zijn de derde middelen voor het bepalen van het verschil tussen een in het register 1 gevormd volledig spoornummer en een in de met 4 aangeduide vierde mid-30 delen geschat volledig spoornummer. In dit voorbeeld is 3 als aftrekinrichting getoond. In dit voorbeeld zijn voor de vierde middelen k gekozen die middelen die een schatting op . basis van een lineaire.extrapolatie van volledige eerder verkregen spoornummers mogelijk maken. Deze vierde middelen 35 4 omvatten: een aftrekinrichting SB en drie registers R^,
Rg en VRA. Met 5 zijn de vijfde middelen in dit voorbeeld 790 12 8 1 11 ..
« ·* PHN 93k8 ______________________________________________ _________________________ . _________________ .
aangeduid. 5 is luier een vergelijkinrichting waarin de absolute waarde van het verschil, bepaald in 3 met de waarde s vergeleken wordt. Verder is nog getoond: CD een code-omzetter die indien nodig het aangeboden spoornummer 5 uit een groep in een bij voorkeur binaire code omzet. (Het aangeboden spoornummer kan bijvoorbeeld in de zogenaamde Gray-code uitgedruktzzijn. Deze Gray-code is een praktisch geschikte code om spoornummers in servosporen op te nemen).
Verder zijn nog twee ΕΕΓ-functiepoorten E^ en E^ getekend.
10 De uitkomst van het in 5 vergelijken van absolute waarde van de uitkomst uit 3 kan zijn dat ze groter is dan s -/2; e$ dit levert een 1-signaal op lijn VNOK, dat aanduidt dat nog niet he:t juiste volledige spoornummer in register 1 staat. Is genoemde uitkomst kleiner dan !s^/2 dan wordt een 15 1-signaal op lijn VOK geleverd, dat aanduidt dat in register 1 het juiste volledige spoornummer s(t2) staat. De verge-lijkinrichting 5 kan eenvoudig een aftrekinrichting zijn waarin naar het positief- of negatief-zijn van het aftrek-resultaat gekeken wordt.
ZO De werking van de inrichting volgens Figuur 3 is verder als volgt: Bij het optreden van puls TS (zie onder Figuur 1) kan, als tevens lijn VNOK1-signaal voert, een kloksignaal CL· over poort E1 de teller TR bereiken. TR doorloopt, stel beginnend vanaf de stand "O” achtereenvolgens 25 de standen 0,1,2,....m. Hierin is m het eerder genoemde maximale aantal groepen dat vanuit een vorige positie overschreden kan worden. (De beginstand "O" of een andere als begin-stand gekozen waarde kan telkens bijvoorbeeld bij de eerste door El gepasseerde klokpuls ingesteld worden). De opvolg-30 ende telstanden worden vanuit TR aan de optelinrichting AD aangeboden. Vanuit groepsnummerregister GR wordt het hierin aanwezige groepsnummer "g" ook aan AD toegevoerd. AD wordt aan verdere ingangen "+" en bestuurd: een kloksignaal 2CL (dubbele pulsfrekwentie als CL) ligt aan de flipflop 35 FF. De E-ingang van deze FF voert steeds 1-signaal. Door 2CL wisselen de uitgangen F1 en F2 van FF elk eenmaal bin- 7901281 Λ % . . .
.. 12 ..
jphn 93^8 ........................................... .......................................;_____.... .. ______________ nen de duur van een puls van klok CL. F1 is met de " + ingang van AD en F2 is met de "-"-ingang van AD verbonden.
Op deze wijze wordt telkens binnen een puls CL de teller-inhoud van TR achtereenvolgens bij de waarde "g" opgeteld 5 en afgetrokken: (g+O), (g-θ), g+1, g-1, g+2, g-2,........
9+m, g-m. Voor elk van deze waarden vindt, totdat de juiste waarde van s(t2) gevonden is de hierna beschreven procedure plaats. Alvorens daarop in te gaan zij er opgewezen dat het in de meeste systemen bekend is in welke richting de ver-10 plaatsing van de positioner zal plaatsvinden. In dat geval is rechtstreeks de "+"-ingang of de "-"-ingang van buiten de inrichting (door een computer bijvoorbeeld) bekrachtigd.
Een uitkomst uit AD "g+i" komt in register 1 (linker deel van de tekening). In 1 komt (rechterdeel op de te-15 kening) ook de waarde van het gemeten spoornummer sm· Dit vormt een volledig spoornummer waarvan nog vastgesteld wjrdt of het het juiste is. Hiertoe wordt het in aftrekin-richting 3 van een geschatte waarde s’ afkomstig uit k afgetrokken. De absolute waarde van dit verschil (dus met weg-20 lating van het teken) wordt in vergelijkinrichting 5 met de waarde s2 vergeleken. Treedt 1-signaal op aan VNOK dan is het resultaat nog niet het juiste (de genoemde absolute waarde is groter dan s /2). Inmiddels wordt nu bijvoorbeeld '·· s "g+i-1" (of "g+i+1") in register 1 gebracht. Daarna vindt 25 met de inho.ud van register 1 hetzelfde plaats enz, totdat op lijn VOK een 1-signaal verschijnt (de genoemde absolute waarde is kleiner dan s /2). Dit betekent dat het resultaat in register 1 het juiste is wn wel omdat het juiste groepsnummer in AD respektievelijlc in het linkerdeel van register 1 30 staat. Nu gebeurt er op commando van het 1-signaal op VOk het volgende: de inhoud van register 1 wordt over poort E3 aan de buitenwereld (gebruiker) als het juiste volledige spoornummer s(t2) afgegeven. Tevens wordt s(t^) in register R1 geplaatst, waarbij uit R1 de waarde s(tj) naar R2 gaat.
35 Verder wordt het nieuwe groepsnummer dat in het linkerdeel van register 1 staat over poort E2 aan groepsregister GR ter 7901281 t *= Ά _ 13- PHN 934-8 ___________________________________________________________________________________________________________ vervanging van de oude waarde doorgegeven.
In dit Ixele gebeuren is het bepalen van de schatting van grote betekenis. Tn Figuur 3 gebeurt dit in de middelen 4- met behulp van de genoemde lineaire extrapolatie. Dit gaat 5 in dit voorbeeld als volgt: het nieuwste volledige spoor- nummer s(t^) is in register R1 opgeslagen. Inhoud s(t^) van R1 wordt verdubbeld (in dit binaire voorbeeld kan dit eenvoudig door achter de minst significante bit nog een bit "0" toe te voegen: zie tekening Figuur 3 aanduiding Z). In 10 aftrekinrichting SB vindt de aftrekking plaats en in register VRA wordt het resultaat opgeslagen: s'(t^) = 2 s(tj) - s(tQ). De fout van deze schatting is maximaal als de absolute waarde van de versnelling van de positioner maximaal is. Er kan berekend worden dat deze maximale 15 fout£, uitgedrukt in spoornummers gegeven is door £=a .T^/a 2 m waarin am de maximale versnelling in m/sec is. Zoals boven reeds vermeld mag de maximale fout in absolute zin niet meer dan -jrs bedragen. Xn alle praktische gevallen voldoet de door deze extrapolatie gevonden schatting aan deze voorwaarde.
20 Voorbeeld: een systeem waarin f = $0 omwentelingen per seconde; a = 85 /um: S = 58; s = 8; v =0,83 m/sec.; a = *2 / S m ’ ' ’ m 70 m/sec . Het maximale aantal groepen m dat overschreden kan worden is m^> 0, 4-3 m-1 , dus praktisch is dit m = 1. De fout die de schatting mag hebben is §-. s = 4- spoornummers.
£ 25 De fout die de schatting maximaal heeft, is C=0,1 spoor-nummer.
Ander voorbeeld: een schijvengeheugen met zeer smalle sporen en weinig verlies in opslagcapaciteit door relatief weinig servosektoren: f = 40 Hz: a = 10/Um; S = 50» s = 32» v = 2 / 1 g m 30 2m/sec; am= 200 m/sec . Het maximale aantal groepen m dat overschreden kan worden is m^>3,1 / m-1 , dus praktisch m=4·.
De maximale toelaatbare fout is ys = 16 spoornummers, de § maximale fout van de extrapolatie bedraagt £ =5 spoornummers, hetgeen dus ruim voldoende is.
35 Er zij hier nog opgemerkt dat het mogelijk is om binnen het kader van het bovenstaande de gemiddelde snelheid tussen het passeren van de laatste twee servosektoren 7901281 • 14 .....
,.ΡΗΝ .93^8______________________________________________________________________________________________________________________________ te bepalen. Deze gemiddelde snelheid is af te leiden uit het verschil van de nieuwste (= laatste) en voorlaatste bepaalde volledige spoornunuaer. Het signaal dat dit verschil voorstelt kan in pfincipe een in dergelijke schijven-5 geheugensystemen aanwezige snelheidstransductor vervangen.
Het op de hier genoemde wijze verkregen snelheidssignaal heeft een door het bemonsteren (alleen ter plaatse van de servosektoren) beperkte bandbreedte. Wanneer deze bandbreedte onvoldoende is om in het regelsysteem van het ge- .
10 heugen gebruikt te worden, kan het signaal vermeerderd worden met een tweede signaal dat slechts de hoogfrekwente veranderingen van de snelheid voorstelt. In het U.S. octrooi 3,820,712 is een methode beschreven om zo'n hoogfrekwent signaal, gebaseerd op integratie van de positioneerstroom 15 op te wekken en een continu snelheidssignaal te vormen.
In Figuur 4 is apart nog een voorbeeld van de vierde middelen voor het schatten van een volledig spoornummer getoond. Wanneer namelijk in het geheugensysteem (vergelijk Figuur 1) een snelheidstransductor aanwezig is, dan kan 20 door integratie van de snelheid vp steeds een positiefsignaal dat een schatting van het volledige spoornummer isyworden opgewekt: s' (t2) = s (11 ) + ·£ . ^2 v (t) dt.
t1
De integratie vindt in het voorbeeld van Figuur 4 plaats . 25 in ©en integrator met operationele versterker OP en inte- gratiecondensator Cl. De integratietijd wordt ingegeven met de puls TS (zie Figuur 1) die schakelaar SW^ bedient.
Het integratieresultaat wordt in een analoog-digitaalom-zetter ADC naar een binaire waarde geconverteerd waarna 3Ö in een optelinrichting 6 het binaire integratieresultaat bij de waarde van het volledige spoornummer dat een tijdsperiode T (= t^- t^) eerder gevonden is: s(t1) opgeteld wordt.
In Figuur 5 is apart nog een verder voorbeeld van 35 de vierde middelen voor het schatten van een volledig 79 0 1 2 8 1 .15 • > PHN 93^8 .. _________ . ______________________________________________________________________________________ __________ spoornummer getoond. Het komt er hierbij op neer dat de integratie van het snelheidssignaal vp op een digitale wijze na eerst in een spanningsfrekwentie-omzetter SFC in pulsen omgezet te zijn, plaats vindt. In een teller 7 worden ge-5 durende tijden T deze pulsen geteld en weer aan een optel- inrichting 8 toegevoerd. Daarbij geldt: s(t ) = s(t.) + —_L .T.
Λ a
Dit is in feite een verfijning van de wijze waarophhet bij het onder Figuur 3 beschreven voorbeeld van de mid-10 delen k, door extrapolatie gebeurt. Als reeds opgemerkt zal een dergelijlce verfijning niet altijd nodig zijn omdat de fout bij het extrapoleren praktisch binnen de toelaatbare grenzen blijft.
In Figuur 6 is een inrichting met een geprogram-15 meerde digitale signaalprocessor, aangeduid met MPU, ge toond. In dit voorbeeld is deze MPU een microprocessor (bijvoorbeeld van het type 8Ο85) die met een geheugensysteem MS een zogenaamd microcomputersysteem MCS vormen. Van belang daarbij is de systeembus B waaraan over de 20 . lijnen AD 0-7 de microprocessor MPU, het geheugensysteem MS verbonden zijn. Met het oog op de inrichting van onderhavige aanvrage zijn verder van belang de volgende aan de bus B verbonden registers BR1, BR2, ...BR6, HSU en poort TRSP, De registers BR1, BR2 en BR3 dienen om informatie 25 van een electronisch gegevens verwerkingssysteem FDP (niet getoond) waarin de inrichting volgens deze aanvrage een sub-eenheid vormt, aan het microcomputer systeem MCS over te dragen. Deze informatie is de volgende: op een commando CS, dat een interrupt geeft in het systeem MCS (zie hier-30 na), staat de informatie over een gewenst doelspoornummer s'(i op de ingangen ACB 0-10. Omdat in dit voorbeeld de bus B slechts 8 bits breed is, worden de in dit voorbeeld 11 doelspoornurnmerbits (op. ACB O-IO), in twee "slagen" in het systeem MCS binnengehaald. Dat wil zeggen een eerste cyclus 35 neemt van de ingangen ACB 0-7 via register BR1 de eerste 8 bits over naar de bus B (lijnen AD 0-7) en biedt ze aan 790 1 2 81 - . 16., it- ~k t : PHN 9348 __________ ________________________________________________ ___________________________________ . .
MCS aan. Een tweede cyclus doet hetzelfde voor de resterende 3 bits op ingangen ACB 8—10 die via register BR2 over de bus B (lijnen AD 0-2) aan MCS toegevoerd worden. Ten behoeve van een volledig begrip is in deze Figuur 6 ook ge-5 toond hoe in geval van een schijfgeheugen behalve het doel- spoornummer s^ ook nog het gewenste kopnunnner vanaf het EDP-systeem ingevoerd wordt. Met een commando HS, dat een interrupt in het MCS systeem geeft, is aangegeven dat op ingangen ACB 0-3 het gewenste kopnummer staat. In een daar-10 toe door MCS opgewekte "ophaal'byclus wordt het kopnummer via het register BR3 over de lijnen AD 0-3 in het MCS-systeem binnengehaald. Hiermee kan de kopselectie tot stand komen.
Verdere informatie die ingevoerd wordt is natuur-15 lijk de informatie, die van de informatiedrager van het schijfgeheugen komt en wel in het bijzonder de sêrvosektor-informatie: SSPI (vergelijk Figuur 1) gedurende het passeren van een servosector langsheen kop (tijd TS). Op TS treedt in MCS weer een interrupt op, waarmee aangegeven 20 wordt dat servosectorinformatie beschikbaar komt. SSPI le vert over DET (vergelijk Figuur 1) het gemeten spoornummer sm. Dit nummer wordt in register BR4 geplaatst. Praktisch gebeurt dit tweemaal (is.g =8 dus 3 bits, BR4 is minimaal een 6-bits register), zodat dezelfde Sjh, of ingeval van 25 een afrondingssituatie eventueel twee verschillende waarden, genoteerd staan. Over lijnen AD 0-5 wordt de Sjji informatie met behulp van een ophaal cyclus over de bus B naar het MCS systeem overgebracht. Met alle genoemde gegevens is de geprogrammeerde digitale signaalprocessor .30 (MPü) in staat om de benodigde stuursignalen voor het po sitioneer apparaat PA en dus voor de positioner P te leveren. Deze stuursignalen voor PA (respectievelijk P) (zie Figuur 1) zijn in dit voorbeeld: vp het positionersnelheids-besturingssignaal en enkele commando’s CMDS. Op basis van 35 het vastgestelde verschil tussen het doelspoornummer s^.
en het in MPU verkregen volledige spoornummer s (zie hier- 790 1 2 8 1 -17 PHN 9348 __________________________________________________________________________________________ onder) bepaalt de MPU welke snelheid de positioner P moet krijgen om binnen de kortste tijdsduur de gewenste positie te bereiken. Het verband tussen nog af te leggen afstand (in spoornummers) en de snelheid is in een daartoe geschikt 5 geheugendeel opgenomen en deze informatie wordt over de bus B (lijnen AD 0-7) aan uitgangsregister BR5 aangeboden..
Het stuursignaal vp ontstaat dan na digitaal-analoog conversie in d/A. Wanneer het verschil tussen s^ en s groot genoeg is (meer dan 1 spoornummer bijvoorbeeld) dan is er 10 sprake van grofregeling. Deze situatie wordt aan PR bekend gemaakt met een betreffend commando CMD1 dat vanuit MPU aan register BR6 wordt afgegeven. Xn geval van fijnrege-ling staat een commando CMD2 op een betreffende uitgang van BR6. Afhankelijk van in welke richting de positioner 15 moet gepositioneerd worden (bepaald door het teken van het verschil tussen en s) zal een verder commando CMD3 een bepaalde waarde hebben. Praktisch zullen er nog meer com- * . mando’s CMDS beschikbaar zijn (bijvoorbeeld even/oneven spoor) maar deze zijn niet van belang voor begrip van 20 onderhavige uitvinding en zal er daarom niet verder op inge gaan worden. Hetzelfde geldt ook voor de kopselectie: op basis van het ingevoerde kopnummer (zie boven) en een bereikt spoornummer biedt de processor MPU dit kopnummer via de bus B (lijnen AD 0-3) aan de kopselectie-eenheid HSU 25 aan. De onderscheidenjke koppen Hl, H2,....zijn hiermee te selecteren.
Ten aanzien van de bovengenoemde interrupts die gevraagd worden door de signalen CS, HS en TS kan nog het volgende toegelicht worden. De interruptaanvragen CS, 30 HS en TS komen op ingangen van een prioriteitsencoder PRE.
Op een aanvrage wordt een uitgang INT van een signaal voorzien dat aan de MPU wordt aangeboden. Wanneer de aanvrage tot interrupt geaccepteerd wordt geeft MPU een signaal op uitgang INTA af. Van de gevraagde interrupts krijgt die 35 interrupt die de hoogste prioriteit heeft voorrang (in dit geval heeft TS altijd de hoogste prioriteit). Op signaal INTA gaat dan de interrupt die door PRE vrijgegeven en in 7901281 18 _ . PHN 9348___________________________________________________________________________________________________:______________-________ een nummer gecodeerd is via een tri-State bufferpoort TRSP over de bus B naar MCS, die daarop reageert met het starten van een bijbehorende instructie (zogenaamde RESTART-in-structie).
5 In Figuren 7a en b 'is de werking van het systeem als getoond in Figuur 6 aan de hand van stroomdiagrammen geschetst.
Op basis van de interruptcomraando's INT (CS/HS) wordt in blok 700 de informatie van het EDP-systeem (zie 10 Figuur 6) over het gewenste doelspoornummer s^ en het kop-nummer Hi in het systeem MCS opgenomen: s^IN en HUN. In blok 700 a is aangegeven dat de kopselectie-eenheid HSU geladen wordt: LHSU. In blok 701 staat aangeduid dat in MCS het verschil bepaald wordt tussen het gewenste s^ en 15 een eerder bepaald werkelijk (of eventueel startpositie) spoornummer:0=3^-3. Dit verschil kan positief of negatief zijn. Dit laatste gegeven wordt in register HRó geplaatst:. LBR6 (blok 704). Hiermee staat het commando CMD3 vast. De grootte van het verschil D wordt in blok 702 gebruikt om 20 vast te stellen met wélke snelheid vp de positioner gestuurd moet worden, (zie hiervoor onder Figuur 6). De digitale waarde van vp wordt in register RB5 geladen: LBR5 (blok 703). Van daaruit zal via de D/A conversie de positioner gestuurd kunnen worden. In blok 705 wordt bepaald of 25 er synchronisatie met de sectorpulsen.is: hiermee wordt gewaarborgd dat de verwerking van de gegevens in de geprogrammeerde digitale signaalprocessor in de juiste tijdsperioden plaatsvindt zodat de resultaten van de verwerking op de juiste tijdstippen in het positioneerproces aan-30 geboden worden. Indien de synchronisatie in orde is, dan (blok 706) wordt het commando CMD3 vanuit register BR6 naar de positionerbesturing (PA Figuur 1) vrijgegeven.
Op dit moment gaat de spoornummerbepaling in het MCS systeem van start. Blok 707 Fs duidt er op dat het 35 nieuwste (laatst bepaalde) volledige spoornummer s(=s(t^)) voor gebruik klaar gezet wordt, (De s-waarde wordt normaal in een tabel van een geheugendeel bewaard)., In blok 708 79 0 1 2 8 1 . * -ft .19 - PHN .93^8 _______ ______________________________ _____________________________________________________________ .
wordt afgewacht of er een servosectorpuls TS verschijnt.
Indien niet "N” dan wordt gewacht, indien ja "Y" dan kan verder gegaan worden: blok 709. Het genoemde ja wil zeggen dat er servosignalen zijn: er wordt SSPI aangeboden (Fi-5 guur 1 en Figuur 6). Hieruit wordt een gemeten spoornummer s^ afgeleid (DET) en wordt in register BR4 geplaatst en naar het MCS systeem gevoerd. Nu wordt blok 710 bereikt.
Daarin wordt het in een groepnummerregister (variabele) groepsnummer g met de waarde s^ · _ *, gecombineerd (ver- 10 gelijk Figuur 3 register GR en 1). In blok 71 1 "Brordt het verschil Δ =g/ β - s' bepaald, (s' is hier weer beschikbaar uit de laatste verwerkingscyclus daarvan). In blok 712 wordt nagegaan of de absolute waarde van genoemd verschil A j dus M < Sg/z is. Indien niet "N" dan wordt met 15 blok 713 He groepsnummerwaarde met 1 opgehoogd of verlaagd (dit naar gelang er sprake is van een positieve dan wel een negatieve richtingsverplaatsing (bepaald door het commando CMD3))· Vergelijk op deze plaats ook de werking van Figuur 3, onderdeel 5 etc. Indien N<£ 3g/2 dan is er "Y" en dat 20 betekent dat de uitkomst van de combinatie van g en s m voor verdere behandeling gereed is. De uitkomst van de combinatie van ë/sm wordt hier aangegeven met s het volledige spoornummer dat op het basis van de nieuwste meetwaarde van s gevonden is. De daarbij gebruikte geschatte waarde m 25 s1 is het resultaat van een schattingsberekening die ge maakt is op grond van direct daarvoor bereikte meetgegevens, met name met de laatst bepaalde waarde s = s(t^), zoals bovenaan in Figuur 7b is aangegeven.
In Figuur 7*b wordt in blok 71^· een controle nck1" 30 uitgevoerd om na te gaan of het verkregen resultaat aan bepaalde eisen voldoet: het volledige spoornummer kan een bepaald maximum niet overschrijden (omdat er slechts een bepaald aantal van is). Indien bij deze controle een fout ontdekt wordt nNM dan komt er blok 715· Daarin wordt dan 35 eenvoudigweg de gevonden waarde s=g/sm vervangen door een waarde van s die bij de voorafgaande meting gevonden is (De niet-goed-bevonden nieuwste meting wordt dus genegeerd).
7901281 20 > .·ν _ ΡΗΝ 9348 ___________________________________________________________________; ___________
Is de controle goed "Y" dan wordt blok 76 bereikt.
Voor elke nieuwst bepaalde waarde van het volledige spoor-nummer s (=s(t^))wordt in blok 716 het verschil D=sd-s bepaald. Is D=0 dan is het doelspoor bereikt "Y" en treedt y het commando CMD2 op en Wordt in BR6 geplaatst. Hiermee treedt de fijnregeling in en is de verwerking van de informatie van het positioneren ten einde ’’END". Is D nog niet nul ("N") dan gaat het proces normaal verder: er is nog voortdurend een grofregeling gaande: commando CMD1.
10 Blok 718 toont de snelheidsaanduiding vp die als snel heides tuur signaal vanuit de MCS in het register BR5 geladen wordt (LBR5), blok 7^9· Vandaaruit gaat het dan weer na . D/Λ conversie naar het positioneerapparaat PA. Ia een tabel van het geheugen MCS staan onder andere verzameld op-15 geslagen: s(t^), maar ook de voorgaande waarde s(t^) en ook het verschil tussen deze voorgaande waarde en de voorvoorgaande waarde: dss (t^) van de volledige spoornummers. Dit is in blok 720 aangegeven (ter volledigheid staat ook het doelspoornummer daarin aangegeven). In blok 711 wordt 20 nog een controle uitgevoerd: het verschil tussen het nieuw ste volledige spoornummer (hier s(t^) en het voorgaande (hier s(tQ)) moet groter of tenminste gelijk aan 0 zijn wanneer "vooruit" dat wil zeggen positief verplaatst wordt (vergelijk blok 701 boven). Indien "achteruit" (negatief) 25 verplaatst wordt dan moet dit verschil kleiner of tenminste gelijk aan 0 zijn. Is die controle juist "Y" dan wordt blok 722 bereikt. Is die controle niet juist "N" dan betekent dat er een leesfout opgetreden is dat bijvoorbeeld door een slingering veroorzaakt kan zijn. Het systeem ..met 30 de signaalprocessor is dus eenvoudig in staat dit te ont dekken en zelfs nog er op in te grijpen: blok 723. In blok 723 wordt er voor de zekerheid teruggegaan naar de voorgaande situatie, dat wil zeggen de waarde s(t^) wordt vervangen door s=s(t^) (het resultaat van de voorgaande me-33 ting). Tevens wordt in blok 723 als geschatte waarde s' ook die waarde s=s(t^) genomen. Hiermee kan dan verder ge- 790 1 2 8 1 . 21 _ PHN 9348 _ _ ________ _________________ _________ _ __ werkt worden en wordt de fout; automatisch hersteld bij bei; doen van een (de) volgende meting(via 724 etc.). ¥as de controle in blok 721 wel goed "Y" dan wordt in blok 722 met gegevens uit blok 720 de geschatte waarde s' door extra-5 polatie bepaald: s’ - s(^ 1-).118(^)%(^,0) + s(t^).
Dit betekent een extrapolatie over meerdere voorgaande waarden van s respectievelijk de verschillen daarvan. Deze mogelijkheid wordt door het gebruik van de geprogrammeerde signaalprocessor geboden zonder dat daarvoor veel extra 10 voorzieningen getroffen behoeven te word® Na de extra polatie berekening van s‘ wordt blok 724 bereikt. In blok 724 is met RDYs aangegeven dat de nu beschikbare gegevens voor. verdere verwerking gereed zijn. Er wordt op een eerstvolgende servopuls TS gewacht: blok 725 (vergelijk de 15 situatie in blok 708). Als TS verschijnt ("Y") dan gaat het proces verder op punt A van Figuur Ja,
In Figuur 8 is ter verduidelijking nog eens aangegeven hoe de verwerking als geschetst in Figuur Ja en 7b in de tijd gezien verloopt. Langs de tijdas t staan de 20 tijstippen TS als verticale strepen aangegeven.
Op INT komt er het interrupt van CS, HS met de opgave van het nieuw gewenste kopnummer en doelspoornummer. Op STPS start het positioneren waarbij de geschatte waarde gelijk is aan het huidige spoornummer (de snelheid is nog nul).
25 ENDPS staat voor het tijdstip waarop de positionering be ëindigd wordt. In dit traject worden de bewerkingsfasen 0 t/m 5 doorlopen. Daarvan worden fazen 2,3,4 zoveel malen doorlopen als nodig is om het doelspoor te bereiken. De genoemde fazen zijn terug te vinden in Figuur Ja en Figuur 30 7b als volgt: faze 0: verwerking nieuw kopnummer en doel spoornummer: blokken J00 t/m 707.
faze 1: wachtcyclus ten behoeve van synchronisatie: blok 70S.
35 faze 2: lees uit servosektor en vorm nieuw spoornummer: blokken 709 t/m 715.
7901281

Claims (9)

  1. 22 . PHN 9348_____________„_____________:____________________________________________________________________ faze 3: bepaal het verschil met het doelspoornummer en daarmee de snelheid en D/A-waarde: blokken 716 tot en metv 7”·9· faze 4: bepaal nieuwe schatting s’ en wacht opvolgende 5 TS: blokken 720 t/m 725. faze 5: schakel om naar fijnregeling, einde positioneren: vanuit blok 717·
  2. 1. Inrichting voor het bepalen van een volledig spoor- 10 nummer(s) van een spoor dat behoort tot een op een schijf vormige informatiedrager aanwezige verzameling sporen, welke verzameling uit (n) groepen van(s ) sporen bestaat en waarbij de informatiedrager in sektoren met groepen van datasporen, afgewisseld in sektoren met groepen van servo-15 sporen is verdeeld en waarbij verder per groep van servo- sporen elk spoor een eigen identificatiecode inhoudende een nummer van het spoor binnen de groep bezit en die door een op een positioneerlichaam aanwezige opneeminrichting uitleesbaar is, met het kenmerk dat dé inrichting omvat: 20 eerste middelen voor het vormen van een volledig spoor- nummer bestaande uit ten eerste een uitgelezen spoornum-mer in een groep en ten tweede een in tweede middelen gevormd in toe- of afnemende zin variabel groepsnummer, derde middelen voor het bepalen van het verschil tussen een in 25 de eerste middelen gevormd volledig spoornummer en een in relatie met de verplaatsingssnelheid van het positioneerlichaam in vierde middelen geschatte volledig spoornummer, vijfde middelen voor het vergelijken van de absolute waarde van het verschil verkregen in de derde middelen met een 30 waarde bepaald door de helft van het aantal sporen in een groep en waarbij op voorwaarde dat in genoemde vierde middelen het absolute verschil kleiner dan de helft van het aantal sporen in een groep is, een signaal ontstaat dat het op dat moment in de eerste middelen aanwezige 35 volledige spoornummer geldig verklaart,
  3. 2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat 7901281 -23 - PHN 9348________________________________________________________________________________________________________________________ de vierde middelen voor het schatten van een volledig spoor- nummer bestaan uit een integrator, een analoog-digitaal-omzetter en een optelinrichting, waarbij een door het positioneerlichaam bepaald snelheidssignaal aan de inte-5 grator ligt en de uitgang daarvan via de analoog-digitaal- omzetter aan een ingang van de optelinrichting verbonden is en waarbij aan een andere ingang van de optelinrichting de waarde van het voorgaande volledige spoornummer aangeboden wordt, zodat aan de uitgang van de optelinrichting 10 de geschatte waarde van een volgend volledig spoornummer verschijnt.
  4. 3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de vierde middelen voor het schatten van een volledig spoornummer bestaan uit een spanningsfrekwentie-omzetter, 15 een teller en een optelinrichting, waarbij in de omzetter een door het positioneerlichaam bepaald snelheidssignaal gedigitaliseerd en in de teller geteld wordt, waarna het telresultaat en de waarde van het voorgaande volledige spoornummer aan ingangen van de optelinrichting aangeboden 20 worden, zodat aan de uitgang daarvan de geschatte waarde van een volgend volledig spoornummer verschijnt.
  5. 4. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de vierde middelen bestaan uit een aftrekinrichting waarin na verdubbeling van de waarde van het nieuwste 25 (laatst bepaalde) volledige spoornummer deze verdubbelde waarde verminderd wordt met de waarde van het voorgaande volledige spoornummer.
  6. 5· Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat een geprogrammeerde digitale signaalprocessor aanwezig is 30 die de genoemde eerste, tweede, derde, vierde en vijfde middelen in de vorm van registerfunctiemiddelen en arith-aisch-logische functiemiddelen die als tel-optel-functie-middelen, aftrekfunctiemiddelen en vergelijlc-functiemid-delen dienst doen, omvat.
  7. 6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de in de geprogrammeerde digitale signaalprocessor 7901281 SP- NV . .. .. Zk - . PHN 9348__________________________________________________________________________________________________________,______________ omvatte vierde middelen ter bepaling van de schatting van een volledig spoornumaer ingericht zijn om over het nieuwste (laatst bepaalde) volledige spoornummer en een of meer daaraan voorafgaande volledige spoornummers te extrapoleren. 5 7· Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de in de geprogrammeerde digitale signaalprocessor omvatte vierde middelen ter bepaling van de schatting van een volledig spoornummer ingericht zijn, om.s' (geschatte spoornummer) aan de hand van de relatie·: 10 s' = sj^1.)- - o) .+ s(t.,) te vinden, waarin s(t^) het nieuwste (laatst bepaalde), s(t^) het voorgaande volledige spoornummer en dss^t^) het verschil tussen het voorgaande en voor-voorgaande volledige spoornummer is.
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 5 niet het kenmerk dat de geprogrammeerde digitale signaalprocessor ingericht is ter bepaling van het verschil tussen een gewenst doel-spoornummer en een bereikt volledig spoornummer,
  9. 9. Schijfgeheugen met het kenmerk dat deze van de inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-9 voorzien is. 79 0 1 2 8 1
NL7901281A 1979-02-19 1979-02-19 Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf. NL7901281A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7901281A NL7901281A (nl) 1979-02-19 1979-02-19 Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf.
DE19803004938 DE3004938C2 (de) 1979-02-19 1980-02-09 Anordnung zur Ermittlung einer Speicherspurnummer
CA000345685A CA1152638A (en) 1979-02-19 1980-02-14 Memory disc addressing device
FR8003428A FR2449321B1 (fr) 1979-02-19 1980-02-15 Dispositif pour determiner des numeros de pistes sur un disque de memoire et memoire a disques pourvue d'un tel dispositif
GB8005287A GB2044483B (en) 1979-02-19 1980-02-15 Memory disc addressing device
JP1724180A JPS55113174A (en) 1979-02-19 1980-02-16 Track number determining device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7901281 1979-02-19
NL7901281A NL7901281A (nl) 1979-02-19 1979-02-19 Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7901281A true NL7901281A (nl) 1980-08-21

Family

ID=19832658

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7901281A NL7901281A (nl) 1979-02-19 1979-02-19 Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf.

Country Status (6)

Country Link
JP (1) JPS55113174A (nl)
CA (1) CA1152638A (nl)
DE (1) DE3004938C2 (nl)
FR (1) FR2449321B1 (nl)
GB (1) GB2044483B (nl)
NL (1) NL7901281A (nl)

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3812533A (en) * 1972-12-22 1974-05-21 Vermont Res Corp Information storage unit transducer positioning system
US4208679A (en) * 1978-02-28 1980-06-17 Digital Equipment Corporation Transducer positioning system for rotating disk drive units

Also Published As

Publication number Publication date
FR2449321B1 (fr) 1986-06-20
DE3004938C2 (de) 1986-10-09
DE3004938A1 (de) 1980-08-28
JPS55113174A (en) 1980-09-01
GB2044483A (en) 1980-10-15
GB2044483B (en) 1983-01-19
JPS6239506B2 (nl) 1987-08-24
FR2449321A1 (fr) 1980-09-12
CA1152638A (en) 1983-08-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5455721A (en) Method and apparatus for automatic sector pulse generation and split field calculation in disk drives
EP0408310A2 (en) Transducer positioning servo mechanism
US4352131A (en) Memory disc addressing device
EP0414694A1 (en) ASSESSMENT POSITIONING SYSTEM AND METHOD.
JPS59500391A (ja) セクタ.サ−ボ探索制御装置
JPS6132727B2 (nl)
JPS62145570A (ja) デイスクドライブ装置
JPH0460973A (ja) 光学ディスク駆動装置及びスパイラル・トラックのシーク方法
JPH02207308A (ja) 予め設定したピツチの整数倍に等しい距離だけ物体を移動させるデジタル・サーボ制御装置およびその制御方法
NL8403199A (nl) Inrichting voor het weergeven van informatie van een registratiedrager.
NL7901281A (nl) Inrichting voor het bepalen van nummers van sporen op een geheugenschijf.
JPH0136181B2 (nl)
JP2594374B2 (ja) トラックカウント方法
EP0357044A1 (en) Device for controlling an access operation of an information recording and reproducing device
US6470412B1 (en) Disk drive, disk control method, data read/write method, data assignment method, and disk storage medium
JP2003532904A (ja) 高分解能位置センサ装置及び方法
JP2658561B2 (ja) 横断トラック数カウント回路
JPS61214180A (ja) ヘツド送り制御装置
NL8004388A (nl) Werkwijze voor het verplaatsen van een beweegbaar stelsel ten opzichte van een informatiedrager en inrichting voor het toepassen van deze werkwijze.
JP3321295B2 (ja) ディスク装置
JP2523107B2 (ja) デイスク装置のトラツクアクセス制御方式
JPH03245375A (ja) ディジタルサーボ装置
JP2579019B2 (ja) 情報記録または再生装置
JPS5822282A (ja) エレベ−タの位置検出装置
JPS6216463B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed