NL7808386A - Looftrekker. - Google Patents

Description

Lx 5363 Octrooibureau Lux

Drs.J.H.Mommaerts Den Haag

Aanvrager : Oldenhuis B*V. te Ulrua Titel : Looftrekker.

Pootaardappelen worden in een vroeg ontwikkelingsstadium gerooid, wanneer de schil nog kwetsbaar ie· De schil wordt echter stevige , wanneer het verwijderen van het loof niet onmiddellijk v66r het rooien, doch enige dagen eerder plaatsvindt. wanneer het 5 loof met loofkneuzers wordt stukgeslagen,en dan veer op de uit de grond stekende stengelresten terechtkomt, kan bij besmetting van het loof met bijv· virussen de besmetting door de stengel heen de in de grond achterblijvende knollen bereiken· Het zgn. doodspuiten of afbranden van het loof heeft veel bezwaren zodat dikwijls de 10 voorkeur wordt gegeven aan looftrekkers, waarmede de stengels kun nen worden losgetrokken, nadat eerst het loof met klepels van een slagwerk is afgeslagen, zodat dan herbesmetting van de achtergebleven knollen wordt vermeden.

Dergelijke looftrekkers omvatten daartoe een onderstel, 15 dat is ingericht om over een aardappelbed te worden voortbewogen, en dat is voorzien van twee elkaar aanrakende en gezamenlijk voort-beweegbare met lucht gevulde trekrollen, die zodanig doch bij elkaar zijn gelegen, dat deze elkaae onder vervorming volgens een ongeveer vertikaal gelegen en in hoofdzaak plat vlak aanraken, en die voorts 20 zodanig worden rondgedraaid, dat stengels daartussen kunnen worden vastgegrepen en vervolgens onhoog worden getrokken· Deze rollen zijn naar voren toe versmald, zodat een min of meer V-vormig invoergebied ontstaat, waardoorheen de stengels naar het aanrakingsgebied kunnen worden gevoerd. Hiertoe kan worden verwezen naar een artikel 25 van Ir.A.H.J.Siepman in Landbouwmech· 17, 6 (1936,06)7^3·*7^6, en naar de oudere octrooiaanvrage 70 11 052.

Dergelijke looftrekkers zijn in staat het loof en de stengels doeltreffend te verwijderen, doch hebben enige bezwaren· Enerzijds kunnen dergelijke met lucht gevulde trekrollen gemakkelijk 30 worden beschadigd, wanneer zich in de grond harde of scherpe voor werpen, bijv* stenen, bevinden, terwijl het met de rollen meeslepen van dergelijke voorwerpen niet kan worden vermeden, daar deze ' zeer dicht langs het oppervlak van het aardappelbed moeten worden bewogen. Anderzijds trekken dergelijke trekkers in hoofdzaak in 7808386 2 vertikale richting aan de stengels, in welke richting de bode·· weerstand ran de wortels dikwijls gering is, zodat dan de knollen uit de grond kunnen worden getrokken·

De uitvinding beoogt een looftrekker te verschaffen, 2 die deze bezwaren niet bezit, en die daartoe als kenmerk heeft, dat de trekonderdelen worden gevorod door twee wielen, waarvan de assen ia eeijdwars op de voortbewegingsrichting van het onderstel gelegen vlak vanuit het midden gezien schuin neerwaamts zijn gericht, welke wielen ten minste in het oatreksgedeelte veerkrachtig meegevend zijn, 10 en elkaar in het benedengedeelte onder zijdelingde vervorming volgens een althans ongeveer vertikaal aanrakingsoppervlak aanraken, tussen welke vervormde gedeelten de stengels kunnen worden vastgegrepen , welke wielen voor het verkrijgen van de trekkracht kunnen worden aangedreven· ^ In het bijzonder in de aandrijfsnelheid van deze wielen zodanig, dat de omtrekssnelheid nabij de bodem afwijkt van de vootbewegingsenelheid, ten einde een min of meer horizontale trekkracht op de stengels te kunnen uitoefenen, die bij voorkeur achterwaarts is gericht·

In het bijzonder kan het meegevende oatreksgedeelte van elk wiel bestaan uit een band uit rubber of dergelijke, die voorts door middel van verende spaken met de wielnaaf is verbonden Dergelijke trekwielen zijn veel minder gevoelig voor beschadiging dan de bekende met lucht gevulde rollen, en worden 2^ bovendien op enige afstand van de grond voortbewogen, zodat minder kans op het meeslepen van stenen e«d· bestaat· Voorts kan daarmede een min of meer horizontale trekkracht worden uitgeoefend, en wel in een richting, waarin de bodemweerstand van de wortels groter is, waardoor de kans op het lostrekken van de knollen aanmerkelijk klei. ner wordt· y*

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig#1 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding} __ fig· 2 een vereenvoudigd bovenaanzicht van het voorste 35 gedeelte van de inrichting volgens fig»1} fig· 3 een vooraanzicht van het gedeelte van fig*2; en 7808386 3 fig.if een dooranede volgens de lijn IV - IV van fig.t.

, L.

De afgebeelde inrichting omvat een niet nader aangeduid onderstel· dat is voorzien van een met een trekker te verbinden ophangsamenstel 1. Daarmede is een drijfwerk 2 verbonden* dat bijv.

5 net de aftakas van de trekker kan worden gekoppeld»

Dit drijfwerk draagt aan de voorzijde twee assen 3* die in tegengestelde zin worden aangedreven· en die elk bijv. drie klepels if dragen· waardoor een dubbele slagmolen ontstaat· waarmede het boven een aardappelbed of -rug 5 uitstekende lóóf kan worden stuk-10 geslagen. Aan het andere einde is het onderstel voorzien van een zgn. diabolowiel 6, dat óp de top van de rug 5 kan rollen.

Zoals uit fig.3 blijkt* slaan de klepels if het loof naar boven* waarna dit door een kap 7 naar achter wordt geleid* en daar op de rug 5 terugvalt* waar het door het wiel ó wordt aange-13 reden. Tevens zorgt de slagmolen ervoor* dat de achterblijvende stengels naar het midden van het bed 3 worden gedreven. Het loof wordt al door een zich vernauwende geleiding 7 naar het midden gebo- 4 gen* waarna de stengels 8 door verder evenwijdig verlopende leistangen 10 bij elkaar worden gehouden.

20 Aan de achterzijde van het drijfwerk 2 zijn twee scharnier- pennen 11 bevestigd* waarop een vork 12 is ondersteund* die rond deze pennen kan scharnieren en ook enigszins zijdelings verschuifbaar is. Deze vork 12 draagt aan het andere einde een tandwielkast 13« die twee schuin naar beneden gerichte assen 14 kan aandrijven* en die zelf 25 door middel van een as 15 met een kruiskoppeling 16 met het drijfwerk 2 is gekoppeld.

De assen 14 dragen elk een aantal verende spaken 17« die ter verbetering van het draagvermogen van een lus 18 zijn voorzien.

Aan het vrije uiteinde van elk stel spaken 17 is een band 19 uit rub-30 ber of dergelijke bevestigd* die ter verbetering van de buigzaamheid aan de buitenzijde tussen de bevestigingspunten van de spaken 17 van uitsparingen 20 kan zijn voorzien. Aldus worden twee verende wie-len verkregen* die zodanig zijn opgesteld, dat aan de onderzijde van de wielen afgeschuinde vlakken 21 van de banden onder verbuiging 35 van de betrokken spaken veerkrachtig tegen elkaar worden gedrukt.

V

De kopvlakken van deze banden bevinden zich dan dicht bij de rug 5* of kunnen ook daarop rusten.

7808386 * , k

Wanneer deze wielen worden aangedreven, zullen de tuaaen de geleidingen 10 toegevoerde'stengels daartussen worden vastgeklend· Wanneer de draaisnelheid ran de wielen overeenkoat aet de afrolsnel-heid ran de banden langs de boden, is de trekkracht oahoog gericht· 5 Dit kan beswaarlijk zijn, omdat dan de knollen kunnen worden losge-.trokken, wanneer de wortels in rertikale richting te weinig bodenweerstand bezitten· Weliswaar houden de banden 19« wanneer deze op de boden rusten, de boden enigszins tegen, doch dit kan het lostrekken van knollen, niet altijd verhinderen· Hst verdient dan ook de 10 voorkeur deze wielen zo veel sneller aan te drijven, dat een neer horizontaal gerichte trekkracht ontstaat, waartegen de knollen neer weerstand hebben· Bij voorkeur is deze trekkracht achterwaarts gericht, waarbij dan de losgetrokken stengels tegen het diabolowiel 6 worden geworpen· j .

15 Daar de banden zich alleen in het benedengedeelte nabij de boden bevinden, is de kans op het meeslepen van stenen e*d· gering· Zelfs wanneer dit sou gebéuren, zullen de banden 19 niet genakkelijk worden beschadigd·

Door de getoonde ophanging van deze wielen kunnen deze 20 zich in de hoogte- en de dwarsrichting instellen, waarbij event· nog afzonderlijke leiwielen of -sleden kunnen worden gebruikt·

In plaats van de afgebeelde wielen net verende spaken kunnen uiteraard ook geheel uit rubber bestaande schijven worden gebruikt, die zo nodig door veren kunnen zijn versterkt· _ f *

i , J

Pt 7808386

Claims (7)

1. Looftrekker, omvattende een onderstel, dat is ingericht oa over een aardappelbed te worden voortbewogen, en dat is voorzien van twee elkaar aanrakende en gezamenlijk voortbeweegbare en aandrijfbare trekonderdelen, waartussen uit het bed omhoogstekende stengels 5 kunnen worden vastgegrepen, en ten gevolge van de beweging van deze onderdelen kunnen worden losgetrokken, eet het kenner k, dat de trekonderdelen worden gevorad door twee wielen, waarvan de assen in een dwars op de voortbewegingsrichting van het onderstel gelegen vlak vanuit het nidden gezien schuin neerwaarts zijn gericht, welke 10 wielen ten minste in het omtreksgedeelte veerkrachtig meegevend zijn, en elkaar in het benedengedeelte onder zijdelingse vervorming volgens een althans ongeveer vertikaal aanrakingsoppervlak aanraken, tussen welke vervomde gedeelten de stengels kunnen worden vastgegrepen, welke wielen voor het verkrijgen van de trekkracht kun-15 nen worden aangedreven· *

2· Looftrekker volgene conclusie 1, net het kenmerk, dat de aandrijfsnelheid van de wielen zodanig is dat de omtrekssnelheid ervan nabij de bodem van de voortbewegingssnelheid afwijkt,

3· Looftrekker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 20 verschilsnelheid ten opzichte van de bodem achterwaarts is gericht· lf· Looftrekker volgens een van de conclusies 1···3, met het kenmerk, dat het meegevende omtreksgedeelte van elk wiel wordt gevormd door een band uit rubber of dergelijke, die door middel van een stel verende spaken met de wielnaaf is verbonden· 25 5· Looftrekker volgens een van de conclusies 1...^, mit het ken merk, dat,de zijdelingse vervormbaarheid van elk wiel door aan de buitenzijde gelegen uitsparingen wordt verbeterd·

6· Looftrekker volgens conclusie k en 5, met het kenmerk, dat de uitsparingen tussen de verbindingspunten met de spaken zijn gelegen· 30 7· Looftrekker volgene een van de conclusies 1···6, met het ke n- m e r k, dat de binnenvlakken van de omtreksgedeelten van de wielen zijn afgeschuind, ten einde een vlakke aanraking te verkrijgen0 r* 7808386 * ,8« Loof trekker volgens een van de conclusies 1···7« eet bet ken- V merk* dat de trekwielen aan een raam zijn bevestigd* dat in de hoogte verstelbaar met het onderstel is verbondene

9· Looftrekker volgens conclusie 8, met het ken merk, dat het 5 raam ten opzichte van het onderstel zijdelings verschuifbaar is· 10* Looftrekker volgens een van de conclusies 1···9* gekenmerkt door met het onderstel verbonden geleidingen* die dicht boven het aardappelbed zijn gelegen* en zijn ingericht voor het naar het aanrakingsgebied van de; trekwielen geleiden van de stengels·

11. Looftrekker volgens conclusie 10* gekenmerkt door een zich naar voren toe verwijdend invoergedeelte van de geleidingen· 12« Looftrekker volgens een van de conclusies 1···11* voorzien van een voor de trekonderdelen gelegen slagaolen voor het kneuzen van het loof* en van een geleiding voor het over de trekonderdelen heen 15 geleiden van losgeslagen loof* net het kenmerk* dat de slagmolen wordt gevormd door twee klepelraderen met evenwijdige en in de langs-richting van het onderstel gerichte assen* die in het overdekkings-gebied van de klepelbanen naar boven toe bewegen·

13· Looftrekker volgens conclusie 12 en 10 of 11 * m e t het ken-20 merk , dat de slagmolen boven de geleidingen ia opgesteld. >> • -T: ; ! f V · 7808386