NL7806949A

NL7806949A - Inrichting voor het op afstand van elkaar neerzetten van grondpotten.

Info

Publication number: NL7806949A
Application number: NL7806949A
Authority: NL
Original assignee: Zwigro Bv
Priority date: 1978-06-28
Filing date: 1978-06-28
Publication date: 1980-01-03

Description

D HO/Se/4

Zwigro B.V. te Naaldwijk.

Inrichting voor het op afstand van elkaar neerzetten van grondpotten._

De uitvinding betreft een inrichting voor het van een vlak opnemen van groepen opeen geplaatste grondpotten en het op afstand van elkander neerzetten daarvan. Het kweken van planten gebeurt in verschillende stadia. Eerst wordt in een 5 zogenaamde grondpot, bestaande uit een ongeveer vierkant blok aarde, een zaadje gebracht. De grondpotten worden machinaal in groepen van opeen staande grondpotten, geperst. In veelal de zelfde arbeidsgang wordt in elke grondpot een zaadje ingébracht. De groepen grondpotten worden afgezet op de bodem van 10 ©en kas. Na het ontkiemen dienen de grondpotten na enige tijd op afstand van elkander geplaatst te worden, aangezien de steeds groter wordende planten elkander in het groeiproces zouden gaan belemmeren. Het van elkander scheiden van de grondpotten in een groep en het op afstand van elkaar plaat-15 sen wordt tot nog toe met de hand verricht.. Het zal duidelijk zijn, dat hiervoor veel onaangenaam, ongeschoold handwerk voor nodig is. Enerzijds is dit kostbaar en anderzijds zijn hiervoor moeilijk arbeidskrachten te verkrijgen. Behalve het uiteenzetten van de grondpotten heeft het personeel ook nog 20 de funktie tijdens deze verrichting de niet ontkiemde grondpotten te verwijderen. Afhankelijk van het type plant is dit uitvalpercentage in de grootte orde van 3 a 5

Het is het doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen die de vermoeiende handarbeid overbodig maakt maar 25 toch de mogelijkheid biedt tijdens het uiteenzetten van de grondpotten door visuele kontrole de niet' ontkiemde grondpotten te verwijderen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door een verrijdbaar frame, een op het frame aangebracht platform, een met het afvoereinde tot het platform en met het 30 toevoereinde tot nabij het vlak reikende toevoertransporteur, 7806949 35 - 2 een op het toevoereinde van de toevoertransporteur aansluitend, over het vlak bewegend steekorgaan, een aan het platform aansluitende, met het afvoereinde tot nabij het vlak reikende afvoertransporteur, een op het afvoereinde van de 5 afvoertransporteur aansluitende, over het vlak bewegende glijplaat, stationair boven de afvoertransporteur geplaatste, in dwarsrichting op afstand van elkander gelegen kanalen begrenzende organen, boven de glijplaat gelegen, in dwarsrichting beweegbare in langsrichting gezien tussen de kanalen 10 stekende duworganen en aandrijfmiddelen voor het frame, de transporteur en de duworganen.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt.

Figuur 1 toont een perspektivisch aanzicht van een uit-15 voeringsvorm, en'

Figuur 2 toont een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm volgens fig.1.

In groepen 1,2 zijn grondpotten opgesteld. De inrichting. 5 vertoont aan de invoerzijde een bandvormige toevoertrans-? 20 porteur 4, die aan het toevoereinde een steekorgaan in de vorm van een plaat 5 vertoont. De toevoertransporteur 4 rust op de bodem door middel van de wielen 6,7· De bandvormige transporteur wordt geleid om rollen 8, 9, waarvan er één wordt aangedreven. Aan het afvoereinde van de toevoertrans-25 porteur 4 sluit een platform 29 aan. Aan weerszijden van het platform zijn zitplaatsen 10 en 11 voor het bedienende personeel aangebracht. Aan het afvoereinde van het platform is een bandvormige afvoertransporteur 12 aangebracht, die geleid wordt om rollen 13 en 14 waarvan er één wordt aangedreven.

30 Boven de afvoertransporteur 12 zijn stationaire kanalen bepalende plaatvormige organen 15,16 ....geplaatst. Tussen de ; platen 15»17 zijn een aantal platen 16,18 en 31 geplaatst waarvan het begineinde in de transportrichting gezien achter het begin van de platen 15 en 17 is gelegen. Aansluitend aan 35 de kanalen zijn glijplaten bijvoorbeeld 19 geplaatst die uitmonden nabij de bodem en aan hun einde een aanslag b.v. 20 7806949 '3 vertonen. Boven de glijplaat 19 is een in dwarsrichting op de transportrichting beweegbaar duworgaan 21 in de vorm van een staaf met een plaat aangebracht. Een dergelijke duwinrichting is voor elk kanaal aangebracht. De duwinrichtingen zijn be-5 vestigd aan een staaf 22, die dwars op de transportrichting heen en weer beweegbaar is. De staaf 22 is via een stangen-stelsel bestaande uit de kniehefboom 25 , de verbindingsstaaf 24 en het mechanisme 25 gekoppeld met de aandrijfas 26. Met dezelfde aandrijfas is via een rondsel 27 en een pal 28 de 10 aangedreven rol van de transporteur 12 verbonden. Door de rondsel-pal verbinding beweegt de transporteur intermitterend in de met de pijl aangegeven richting, i De inrichting werkt als volgt. De inrichting beweegt in de richting van de pijl en neemt daarbij grondblokken 1 en 2 15 met behulp van een steekorgaan 5 op. De grondblokken worden over de transporteur 4 naar een platform 29 gevoerd. Het bedienende personeel inspekteert de grondblokken en verwijdert de niet ontkiemde blokken. De overblijvende blokken worden groepsgewijs in de toevoeropeningen van de-kanalen gevormd 20 door b.v. de platen 15 en 17 gebracht. In dit voorbeeld zijn groepen bestaande uit vier op een rij gelegen grondpotten getekend, maar het zal duidelijk zijn, dat elk willekeurig aantal op een rij gelegen grondblokken gekozen kan worden. Vervolgens worden de blokken door de transporteur 12 in de 25 door de pijl aangegeven richting gevoerd en stuiten daarbij op de de kanalen begrenzende van een snij rand voorziene organen 16,18 en 31· Hierdoor worden de blokken van elkaar gescheiden en bewegen ze langs een divergerende baan naar het afvoereinde van de afvoertransporteur 12 en komen daarbij in 30 de glijgoten b.v. 19· Aan het einde van de glijgoot wordt { elke grondpot in zijn beweging gestuit door de aanslag b.v. : 20. Aangezien de bandtransporteur 12 intermitterend beweegt, zal gedurende enige tijd een grondpot stationair tegen de aanslag b.v. 20 liggen. Tijdens de stilstand van de band-35 transporteur 12 bewegen de duworganen 21 in zijdelingse rich- 7806949 -4” ting en verplaatsen de grondpot van het glijorgaan naar de daarnaast liggende bodem. Op deze wijze worden de grondpotten op de in fig.1 getekende wijze afgezet aangezien tussen het afzetten van de grondpotten de inrichting in de pijlrichting ^ verder beweegt.

Door het variëren van de transportsnelheid van de inrichting ten opzichte van de bewegingssnelheid van de afvoer-· transporteur 12, kan de afstand tussen de grondpotten naar wens gekozen worden.

10 Opgemerkt wordt, dat de glijplaat 19 scharnierbaar is -rond de as 38, terwijl het steekorgaan 5 scharnierbaar is rond de as 30. Hiermede wordt bereikt, dat ongeacht het niveauverschil tussen de voor- en. achterzijde van de inrichting de glijplaat resp. het insteekorgaan steeds op de bodem zul-1 cj len rusten.

De wielen 37 zijn onafhankelijk van elkander ten opzichte van het frame beweegbaar aangebracht.

20 25 30 r 35 7806949

Claims

1. Inrichting voor het van een vlak opnemen van groepen opeen geplaatste grondpotten en het op afstand van elkander neerzetten daarvan, gekenmerkt door een verrijdbaar frame, ; een op het frame aangebracht platform, een met het afvoerein-de tot het platform en met het toevoereinde tot nabij het ' . vlak reikende toevoertransporteur, een op het toevoereinde 1 van de toevoertransporteur aansluitend,, over het vlak bewegend steekorgaan, een aan het platform aansluitende, met het afvoereinde tot nabij het vlak reikende afvoertransporteur, een op het afvoereinde van de afvoertransporteur aansluitende, over het vlak bewegende glijplaat, stationair boven de , afvoertransporteur geplaatste, in dwarsrichtng op afstand van elkander gelegen kanalen begrenzende organen, boven de glij-.plaat gelegen, in dwarsrichting beweegbare in langsrichting ; gezien tussen de kanalen stekende duworganen en aandrijfmid-delen voor het frame, de transporteur en de duworganen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de glijplaat een aanslag vertoont.

3· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de de kanalen begrenzende organen aan de in de transportrich-ting gezien vooreinden voorzien zijn van een snijrand.

4· Inrichting volgens conclusies 1-3» met het kenmerk, dat de kanalen in de transportrichting gezien divergeren.

5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat in de transportrichting gezien de ingangen van opeenvolgende kanalen op afstand van elkander gelegen zijn. ;

5 ’

6. Inrichting volgens conclusies 1-5, met het kenmerk,. dat elk kanaal in de transportrichting gezien divergeert. j

7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk,. dat de transportsnelheid van het frame afwijkend van die van de transporteurs kan worden gekozen. 7806949

8. Inrichting volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de afvoertransporteur intermitterend wordt bewogen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat gedurende stilstand van de afvoertransporteur de duworganen een de kanalen kruisende beweging uitvoeren.

10. Inrichting volgens conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de duworganen en de afvoertransporteur door een gemeenschappelijk aandrijfmiddel worden aangedreven.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een door de aandrijfmotor aangedreven as over een -stangenstelsel met de duworganen en over een rondsel-pal verbinding met de aangedreven rol van de afvoertransporteur gekoppeld is. j

12. Inrichting volgens conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de glijplaat en het steekorgaan ten opzichte van de aansluitende afvoertransporteur resp. de toevoertransporteur scharnierbaar aangebracht zijn. ; t i t j 7806949