NL2014656A - Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze. - Google Patents

Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL2014656A
NL2014656A NL2014656A NL2014656A NL2014656A NL 2014656 A NL2014656 A NL 2014656A NL 2014656 A NL2014656 A NL 2014656A NL 2014656 A NL2014656 A NL 2014656A NL 2014656 A NL2014656 A NL 2014656A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vehicle
substrate blocks
bed
wheel
arm
Prior art date
Application number
NL2014656A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014656B1 (nl
Inventor
Keijzer Edward
Original Assignee
Hortiquip Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hortiquip Holding B V filed Critical Hortiquip Holding B V
Priority to NL2014656A priority Critical patent/NL2014656B1/nl
Publication of NL2014656A publication Critical patent/NL2014656A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014656B1 publication Critical patent/NL2014656B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings
    • A01G9/0299Handling or transporting of soil blocks or seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Handcart (AREA)

Abstract

Een inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van aaneengesloten substraatblokken in de vorm van een voertuig dat langs een bed van aaneengesloten substraatblokken kan worden gevoerd. Het voertuig omvat een detectie-orgaan voor het detecteren van een zijde van een bed van de aaneengesloten substraatblokken, welk detectie-orgaan in verbinding is met ten minste een draaibaar wiel gekozen uit het linker voorwiel en het rechter voorwiel voor het om de genoemde opstaande rotatie-as draaien van het wiel.

Description

Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van aaneengesloten substraatblokken.
Diverse gewassen, zoals tomaten en komkommers, worden tijdens ten minste het eerste deel van hun levensloop op substraatblokken gekweekt.
In het vak is een commercieel verkrijgbare inrichting bekend waarmee een handeling kan worden uitgevoerd bij een rij van aaneengesloten substraatblokken. De bekende inrichting kan automatisch een of meer stokken in elk van de rij substraatblokken plaatsen. Tijdens gebruik van de inrichting wordt een rij aaneengesloten substraatblokken naar een specifieke locatie van de inrichting gebracht, en worden op de genoemde locatie de stokken geplaatst alvorens de substraatblokken voorzien van de stokken verder worden getransporteerd. In de praktijk worden deze substraatblokken die van een of meer stokken zijn voorzien weer tot een bed (twee-dimensionaal array van substraatblokken) gevormd, als bed met een voertuig naar een gewenste locatie in een kas getransporteerd en daarna als bed op de kasvloer gedeponeerd.
De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen welke meer universeel kan worden toegepast en het uitvoeren van de handelingen bij substraatblokken vergemakkelijkt.
Hiertoe wordt een inrichting volgens de aanhef gekenmerkt doordat de inrichting een voertuig is, welk voertuig - een frame; en - wielen welke een linker voorwiel, een linker achterwiel, een rechter voorwiel en een rechter achterwiel omvatten, waarbij de genoemde wielen een wielbasisvlak definiëren voor het rijden over een ondergrond; omvat, waarbij ten minste het linker voorwiel en het rechter voorwiel voor het sturen van het voertuig draaibaar zijn gemonteerd om een rotatie-as dwars op het wielbasisvlak, en het voertuig een detectie-orgaan omvat voor het detecteren van een zijde van een bed van de aaneengesloten substraatblokken, welk detectie-orgaan in verbinding is met ten minste een draaibaar wiel gekozen uit het linker voorwiel en het rechter voorwiel voor het om de genoemde opstaande rotatie-as draaien van het wiel.
Substraatblokken worden in de praktijk in een langwerpig twee-dimensionaal bed (array) van aaneengesloten substraatblokken op de vloer van een kas geplaatst. Een dergelijk bed heeft een breedte van bijvoorbeeld lm20 (12 substraatblokken met een breedte van 10 cm) en een lengte die tientallen meters kan zijn. Het voertuig volgens de uitvinding kan het bed volgen, ook wanneer dit bed niet geheel recht is en/of een substraatblok iets uitsteekt.
In het algemeen omvat het frame een voorzijde, een achterzijde, een linker langszijde en een rechter langszijde. Het is bijvoorbeeld geschikt het voor het dragen van een hulpinrichting voor het plaatsen van stokken, een hulpinrichting voor het verschaffen van de substraatblokken van een of meer zaadjes, een hulpinrichting voor het dragen van een persoon die handelingen uitvoert zoals het verschaffen van een of meer zaadjes. Het voertuig zal indien het boven substraatblokken moet rijden een speling aan de onderzijde van ten minste 10 cm hebben.
Het detectie-orgaan omvat bijvoorbeeld een sensor, zoals een optische sensor en ivm de geringere storingsgevoeligheid voor vuil bij voorkeur een ultrasone sensor. De sensor kan een actuator aansturen die de stand van de voorwielen corrigeert voor het volgen van het bed.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de draaibare wielen zijn verbonden met stuurassen, welke stuurassen samenvallen met de opstaande rotatie-assen, en de stuuras van het linker voorwiel is voorzien van een eerste hulparm en de stuuras van het rechter voorwiel is voorzien van een tweede hulparm, waarbij de genoemde hulparmen op afstand van de draaiingsas zijn verbonden door een verbindingsstang.
Aldus kan het voertuig zeer betrouwbaar langs een bed worden geleid.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de voorwielen nalopende wielen zijn.
Dit verhoogt de gevoeligheid waarmee het voertuig wordt gestuurd. Bij deze uitvoeringsvorm is geen verbindingsstang nodig tussen linker en rechter voorwiel, hetgeen de constructie van het voertuig vereenvoudigt.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat ten minste een wiel een aangedreven wiel is.
Het voertuig omvat daartoe bij voorkeur een of meer elektrische motoren. Een dergelijk voertuig kan met een gewenste snelheid langs het bed van substraatblokken worden gevoerd. Het aangedreven wiel is bij voorkeur een vast, d.w.z. niet-om een opstaande rotatie-as draaibaar, achterwiel.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het voertuig aan de voorzijde is voorzien van een eerste neerwaarts hellend vlak voor het opscheppen van substraatblokken van een bed en aan de achterzijde is voorzien van een tweede neerwaarts hellend vlak voor het deponeren van substraatblokken, waarbij het frame tussen het eerste neerwaarts hellende vlak en het tweede neerwaarts hellende vlak een verbindingsvlak bezit voor het daarover transporteren van rijen substraatblokken.
Aldus kunnen substraatblokken van een ondergrond worden gehaald, ter plaatse van het verbindingsvlak een handeling ondergaan, en vervolgens weer worden gedeponeerd, waarbij weer een bed wordt gevormd. Dat bed zal in de lengterichting van het bed iets verplaatst zijn, doch dit zal in de praktijk geen probleem vormen. Eventueel kan het voertuig ook in tegengestelde richting nogmaals langs het bed worden geleid, waardoor het bed op in hoofdzaak dezelfde plaats zal komen te liggen als voor de eerste passage. Bij een dergelijk voertuig, dat niet over de substraatblokken heen rijdt, kan de speling tussen de onderzijde van het voertuig en de ondergrond klein zijn, zoals minder dan 10 cm en bijvoorbeeld 3 cm. Een geringere speling zal betekenen dat het opscheppen gemakkelijker gaat en/of een minder lange helling nodig is. Dit betekent dat het bed minder zal worden verplaatst in geval van 1 enkele gang van het voertuig langs het bed.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het voertuig is voorzien van een hulpinrichting voor het uitvoeren van de handeling.
De hulpinrichting is bijvoorbeeld een zaai-inrichting of een inrichting voor het plaatsen van stokken.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de inrichting is voorzien van een eerste arm en een tweede arm als detectie-organen, welke armen zich voor de voorwielen weg van de achterzijde van het voertuig uitstrekken en - de eerste arm zich dwars op de opstaande rotatie-as van het linker voorwiel uitstrekt en - de tweede arm zich dwars op de opstaande rotatie-as van het rechter voorwiel uitstrekt, en contact van een arm met een zijde van het bed van aaneengesloten substraatblokken het wiel waarmee de betreffende arm is verbonden om de opstaande rotatie-as doet draaien.
Een dergelijk voertuig kan op een zeer eenvoudige en betrouwbare wijze langs een bed substraatblokken dat zich tussen de eerste arm en de tweede arm bevindt worden gevoerd.
In het kader van de onderhavige aanvraag betekent de term "langs een bed" dat het bed zich bevindt tussen een eerste lijn gedefinieerd door de linker wielen en een tweede lijn gedetineerd door de rechter wielen. Indien het voertuig de substraatblokken laat liggen beweegt het voertuig zich derhalve over de substraatblokken. Indien het voertuig de substraatblokken opneemt beweegt het voertuig voor een deel ervan onder de substraatblokken door.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de afstand van de genoemde wielen tot een hoofdvlak door het voertuig dat een linkerzijde van het voertuig van een rechterzijde van het voertuig scheidt instelbaar is.
Bij een dergelijke inrichting kan de genoemde afstand worden aangepast aan de breedte van het bed. Het instellen zal het verplaatsen van de opstaande rotatie-as omvatten. Het instelbaar zijn kan continue instelbaar zijn, zoals te bereiken middels geleidingen.
In plaats daarvan kan er ook een veelheid van montagepunten zijn (ten minste twee per voorwiel).
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het detectie-orgaan van elk van de eerste arm en de tweede arm is voorzien van een draaibaar orgaan voor contact met de zijkant van een bed substraatblokken.
Aldus kunnen de armen met minder wrijving met het bed langs het bed worden gevoerd, waardoor de kans dat de arm die met het bed in contact is de ligging van substraatblokken verstoort wordt verkleind. Het draaibare orgaan omvat ten minste een opstaande rotatie-as. Het draaibare orgaan heeft bijvoorbeeld de vorm van een wieltje. In een toestand waarbij de assen van de voorwielen dwars op de lengterichting van het voertuig staan zal de afstand tussen de voorwielen groter zijn dan de kleinste afstand tussen de draaibare organen.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het draaibare orgaan een passieve lopende band is.
Aldus wordt een groter contactoppervlak tussen het draaibare orgaan en de opstaande zijkant van het bed bereikt, waardoor de armen het bed beter kunnen volgen.
Tenslotte heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van aaneengesloten substraatblokken, waarbij een inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 10 langs een bed van substraatblokken wordt gevoerd.
Aldus kunnen in een kas handelingen op een bed van substraatblokken worden uitgevoerd. Daarbij hoeven substraatblokken niet naar een plek weg van het bed te worden vervoerd waar een handeling op de substraatblokken wordt uitgevoerd, en niet meer te worden teruggebracht.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat de substraatblokken zich op een vloer bevinden, de substraatblokken aan een voorzijde van het voertuig van de vloer worden opgenomen en aan een achterzijde van het voertuig weer als bed worden afgegeven.
Hierbij zullen de substraatblokken tot een rij worden geplaatst tussen de voorzijde en de achterzijde, en op het voertuig aan de handeling worden onderworpen alvorens de rij aan de achterzijde van het voertuig weer wordt afgegeven. De vloer is in het algemeen een verharde vloer, bijvoorbeeld een betonnen vloer.
De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin
Fig. la een perspectivisch aanzicht op een voertuig volgens de uitvinding toont;
Fig. lb het voertuig van Fig. IA toont dat begint een bed van substraatblokken van een ondergrond op te nemen;
Fig. lc het voertuig van Fig. 1B toont dat een bed van substraatblokken van een ondergrond opneemt en weer aan de ondergrond afgeeft;
Fig. ld het voertuig van Fig. IA toont voorzien van een hulpinrichting voor het plaatsen van stokken;
Fig. Ie een zijaanzicht is van het voertuig weergegeven in Fig. 1D;
Fig. 2 een bovenaanzicht op het voertuig van Fig. IA toont, terwijl substraatblokken van een bed van een ondergrond worden opgenomen;
Fig. 3 een detail van het voertuig van Fig. IA toont, in het bijzonder een voorwiel met een arm in perspectivisch aanzicht;
Fig. 4 een perspectivisch aanzicht op een detail van het voertuig van Fig. 1 toont, in het bijzonder een met een ketting aangedreven transport stang;
Fig. 5 een zijaanzicht toont op het detail van Fig. 4;
Fig. 6A tot Fig. 6C een detail van het voertuig in doorsnede laten zien, en het transportmechanisme voor het transport van substraatblokken demonstreren; en
Fig. 7A en Fig. 7B respectievelijk een respectievelijk een perspectivisch bovenaanzicht en een onderaanzicht tonen van een helling van het voertuig van Fig. IA.
Fig. IA volgens de uitvinding toont een inrichting 100 volgens de uitvinding, welke inrichting een voertuig 100 is. Het voertuig heeft een voorzijde 101, een achterzijde 102, een linkerzijde 103 en een rechterzijde 104. Het voertuig 100 omvat een frame 105 dat is voorzien van wielen 106. Aan de voorzijde bevinden zich nalopend voorwiel 106' en nalopend voorwiel 106". Vast achterwiel 106a en vast achterwiel 106b zijn elk aangedreven met respectievelijk motor 107a en motor 107b.
Het frame 105 is aan de voorzijde 101 voorzien van een oplopende eerste helling 110 voor het opscheppen van substraatblokken 191 van een bed 190 (Fig. 1B). Het voertuig 100 is aan de achterzijde 102 voorzien van een neerwaartse tweede helling 120 voor het weer op de ondergrond deponeren van substraatblokken 191.
Tussen de eerste helling 110 en de tweede helling 120 bevindt zich een transportsectie 130 via welke sectie rijen substraatblokken 191 naar de tweede helling 120 worden getransporteerd. De transportsectie 130 omvat daartoe een laddertransporteur welke transportstangen 132 omvat en een ten opzichte van het frame 105 stationaire draagplaat 131; en wordt een rij substraatblokken 191 middels een transportstang 132 die zich dwars op de lengterichting van het voertuig 100 uitstrekt over de draagplaat 131 bewogen, hetgeen hierna in nader detail zal worden uiteengezet.
Fig. 1B toont het voertuig 100 van Fig. IA terwijl deze van een bed 190 rijen substraatblokken 191 met de eerste helling 110 van een ondergrond 199 opschept. Substraatblokken 191 zijn in het algemeen van steenwol, dat erg licht is. Echter, wanneer deze substraatblokken 191 water hebben opgenomen zijn zij zodanig zwaar dat het voertuig 100 rijen substraatblokken 191 van de ondergrond 199 op kan nemen, waardoor deze op de transportsectie 130 terechtkomen.
Een rij van een bed is een reeks aaneengesloten substraatblokken die zich dwars op de lengterichting van een bed uitstrekt. De lengterichting van een bed is de richting waarin een voertuig langs de substraatblokken gaat.
In Fig. IC is te zien hoe door een transportstang 132 naar de achterzijde 102 van het voertuig 100 getransporteerde rijen substraatblokken 191 aldaar weer worden gedeponeerd en een bed 190' van aaneengesloten substraatblokken 191' vormen.
Een bed 190 van substraatblokken 191 is niet noodzakelijkerwijs mooi uitgelijnd, en het voertuig 100 volgens de uitvinding omvat in de hier beschreven uitvoeringsvorm twee detectie-organen 150 voor het volgen van het bed 190 waardoor het voertuig 100 in hoofdzaak autonoom en middels de motoren 107a, 107b aangedreven langs het bed 190 kan worden gevoerd.
Meer specifiek omvat het voertuig 100 een eerste arm 150' en een tweede arm 150", welke armen zich voor de voorwielen 106', 106" weg van de achterzijde 102 van het voertuig 100 uitstrekken. De armen doen de voorwielen draaien, zoals hierna aan de hand van Fig. 2 en 3 nader toegelicht, waartoe het voertuig hulparmen 151 omvat die via een verbindingsstang 152 met elkaar zijn verbonden, waardoor bij deze uitvoeringsvorm de richting van de voorwielen is gekoppeld.
Fig. 1D stemt overeen met Fig. IA, met dit verschil dat het voertuig 100 een op zich in het vak bekende hulpinrichting 160 omvat voor het plaatsen van stokken 192. De hulpinrichting 160 omvat een hulpframe 161, een voorraadhouder 162 voor stokken en aangedreven actuatoren 163 voor het plaatsen van de stokken 192. De hulpinrichting 160 kan ook een geheel andere functie ontworpen zijn, zoals het van een zaadje voorzien van de substraatblokken.
Fig. IE toont een zijaanzicht van het voertuig 100 zoals weergegeven in Fig. 1D.
Fig. 2 toont een bovenaanzicht op het voertuig van Fig. IA, terwijl substraatblokken 191 van een bed 190 van een ondergrond 199 worden opgenomen. Te zien is dat het bed 190 niet mooi recht is. De eerste arm 150' en de tweede arm 150" zijn in contact met de lange zijkant van het bed 190, waardoor de voorwielen worden gestuurd en het voertuig 100 het bed 190 volgt.
Contact-loze detectie-organen zullen de voorkeur genieten indien het voertuig langs een bed moet bewegen waarvan de substraat-blokken licht zijn omdat zij geen water bevatten. In dat geval kan de eerste helling 110 de vorm hebben van een lopende band.
Fig. 2 laat zien dat bij de getoonde uitvoeringsvorm de transportsectie 130 is voorzien van stationaire geleidingsplaten waardoor eventueel uitstekende substraatblokken weer keurig aaneengesloten zullen worden en waardoor een precieze plaats wordt gedefinieerd voor het uitvoeren van geautomatiseerde handelingen, zoals het plaatsen van stokken in de substraatblokken. Het bed 190' dat het voertuig 100 achterlaat kan mooier zijn dan het bed 190 dat van de ondergrond 199 werd opgenomen.
Fig. 3 toont linker voorwiel 106" dat draaibaar is rond een opstaande rotatie-as verschaft door een stuuras 308. Deze is vast-verbonden met een hulparm 151, welke op zijn beurt op afstand van de opstaande rotatie-as scharnierbaar is verbonden met de verbindingsstang 152.
De tweede arm 150" is voorzien van een draaibaar orgaan 340, dat voor een zo goed mogelijk contact met de zijkant van het bed 190 kantelbaar is bevestigd aan de arm 150". Het draaibare orgaan 340 heeft de vorm van een passieve lopende band, welke een rubberen of kunststof band 341 om twee vrij draaibare rollen 342 omvat. Hierdoor kan de arm 150" wrijvingsarm in contact met de zijkant van het bed 190 langs het bed worden gevoerd om de richting waarin het bed 190 zich uitstrekt te volgen.
Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht op een detail van het voertuig 100 van Fig. 1, en toont een deel van een laddertransporteur (460) in de vorm van kettingtransporteur 460 welke twee kettingen 461, rondsels 462 en tussen de kettingen 461 aangebrachte transport stangen 132 omvat. De transportstang 132 beweegt zich tijdens bedrijf van het voertuig boven de stationaire transportsectie 130 waardoor de (rechthoekige) substraatblokken worden getransporteerd en indien nodig tegelijk ook worden uitgelijnd. Dit uitlijnen kan ook een draaiing van een substraatblok omvatten.
De transportstang zal over ten minste een deel van de lengte daarvan, in het bijzonder het deel ervan dat in contact kan komen met substraatblokken voor het transport en eventueel uitlijnen daarvan een ronde doorsnede hebben, waarvan het centrum samenvalt met de draaiingsas van de transportstang. Het terugvoeren van de transportstang 132 geschiedt onder de draagplaat 131.
In de onderhavige aanvraag wordt onder een laddertransporteur een transporteur verstaan waarbij tussen twee eindeloze flexibele elementen zich dwars daartussen uitstrekkende transportstangen bevinden. Ten minste een van de flexibele elementen, zoals een tandriem of een ketting, wordt aangedreven en de flexibele elementen worden in twee parallel en op afstand van elkaar gelegen vlakken met dezelfde snelheid rondgevoerd. De zich daartussen uitstrekkende transportstangen zorgen voor het transport van de substraatblokken en eventuele uitlijning daarvan. Een bekend voorbeeld van een laddertransporteur is een kettingtransporteur.
De transportstang 132 is vrij draaibaar aan de kettingen 461 bevestigd en aan een uiteinde over de omtrek voorzien van kartels 432. De transportstang 132 wordt onder de transportsectie 130 welke de draagplaat 131 omvat richting de voorzijde van het voertuig getransporteerd en wordt door contact met een passief contactorgaan 470 dat aan een naar de transportsectie 130 gekeerde zijde is voorzien van een rubber strook 471 tot draaiing gebracht.
Fig. 5 toont in zijaanzicht hoe het contact tussen de transportstang 132 en de rubberen strook 471 van het contactorgaan 470 leidt tot het draaien van de om de lengteas ervan vrij draaibare transportstang 132.
Fig. 6A tot Fig. 6C laten hetzelfde zijaanzicht zien als Fig. 5, maar tonen meer details. In het bijzonder is te zien hoe substraatblokken 191 die door de eerste helling 110 zijn opgeschept naar de (ten opzichte van het frame van het voertuig) draagplaat 131 worden gedwongen.
De draagplaat 131 is iets lager gemonteerd dan de bovenzijde van de helling 110, waardoor de transportstang 132 onder de rij substraatblokken 191 die van de eerste helling 110 afgeduwd worden kan bewegen. Aangezien een of meer van deze substraatblokken aan het vrije, uitstekende uiteinde ervan dichter naar de draagplaat 131 zouden kunnen gaan, zou de onderzijde 691 van zo'n verzakkend substraatblok 191 met de transportstang 132 in contact kunnen komen, waardoor deze de substraatblokken 191 voortijdig snelheid zou kunnen geven in de richting van de achterzijde van het voertuig 100. Dat zou kunnen leiden tot een verstoring van de uitlijning van de substraatblokken. De transportstang 132 moet tegen de zijkant 692 van de substraatblokken 191 om deze zowel over de draagplaat 131 te transporteren als om deze uit te lijnen.
De draaiing die de transportstang 132 heeft gekregen door contact met het contactorgaan 470 helpt om te voorkomen dat de substraatblokken 191 die zich boven de transportstang 132 bevinden worden meegevoerd. Gevonden is dat dit, door de traagheid, zelfs werkt wanneer de substraatblokken 191 aan de onderzijde 691 ervan groeven 693 bezitten.
De ketting 461 zal discontinu worden aangedreven, waardoor middels de stang over de draagplaat 131 getransporteerde substraatblokken 191 niet alleen als een rij worden uitgelijnd maar zich ook op een bekende, vooraf bepaalde locatie op de draagplaat 131 bevinden om een handeling te ondergaan, zoals het plaatsen van stokken 192 met een hulpinrichting 160 overeenkomstig een die op zich in het vak bekend is voor een stationaire stokkenplaatser.
In Fig. 6C is verder te zien dat de helling 110 op een stang 611 rust, aangegrepen door uitsparing 662 van uitsteeksel 663 (opnamehaak) aan de onderzijde van de helling 110. De helling 110 zal nu verder worden toegelicht.
Fig. 7A en Fig. 7B tonen respectievelijk een perspectivisch bovenaanzicht en een onderaanzicht op de helling 110 van het voertuig 100 van Fig. IA. Te zien is dat de helling 110 uit een hellende eerste sectie 711 bestaat en een horizontale tweede sectie 712. De helling 110 omvat hellingelementen 720 welke scharnierbaar met elkaar zijn verbonden met strips 731 en ten opzichte van elkaar draaibaar zijn rond opstaande assen 721. Dit maakt het mogelijk dat de voorste randen 722 van de hellingelementen 720 in contact met de ondergrond 199 blijven ook wanneer de hellingelementen 720 zich in een ten opzichte van de gedraaide stand bevinden zoals die in Fig. 7A en Fig. 7B is weergegeven (in tegenstelling tot de stand zoals die in Fig. IA en Fig. 1D zichtbaar is).
Bij de hier getoonde uitvoeringsvorm omvat de helling 110 eigen geleidingselementen 740 voor het geleiden van het bed 190 terwijl de helling onder het bed 190 wordt geschoven.
De onderzijde van de helling 110, in het bijzonder de tweede sectie 712 daarvan, is voorzien van de uitsteeksels 663 waarin de stang 611 wordt opgenomen (Fig. 6C). De onderzijde is ook voorzien van de strips 731 van scharnierbare parallellogram-constructie 730 voor het parallel ten opzichte van elkaar houden van de hellingelementen 720 (zie Fig. 7B). De assen 721 van de eerste sectie 711 lopen parallel of in hoofdzaak parallel met de assen van de tweede sectie 712, maar indien de montage met enige speling wordt gerealiseerd is dit niet strikt nodig.

Claims (12)

1. Inrichting (100) voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van aaneengesloten substraatblokken, met het kenmerk, dat de inrichting (100) een voertuig (100) is, welk voertuig (100) - een frame (105); en - wielen (106) welke een linker voorwiel, een linker achterwiel, een rechter voorwiel en een rechter achterwiel omvatten, waarbij de genoemde wielen (106) een wielbasisvlak definiëren voor het rijden over een ondergrond (199); omvat, waarbij ten minste het linker voorwiel en het rechter voorwiel voor het sturen van het voertuig (100) draaibaar zijn gemonteerd om een rotatie-as dwars op het wielbasisvlak, en het voertuig (100) een detectie-orgaan (340) omvat voor het detecteren van een zijde van een bed (190) van de aaneengesloten substraatblokken, welk detectie-orgaan (340) in verbinding is met ten minste een draaibaar wiel gekozen uit het linker voorwiel en het rechter voorwiel voor het om de genoemde opstaande rotatie-as draaien van het wiel.
2. Inrichting (100) volgens conclusie 1, waarbij de draaibare wielen (106) zijn verbonden met stuurassen, welke stuurassen samenvallen met de opstaande rotatie-assen (721), en de stuuras (308) van het linker voorwiel is voorzien van een eerste hulparm (151) en de stuuras (308) van het rechter voorwiel is voorzien van een tweede hulparm (151), waarbij de genoemde hulparmen (151) op afstand van de draaiingsas zijn verbonden door een verbindingsstang (152) .
3. Inrichting (100) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de voorwielen (106') nalopende wielen (106) zijn.
4. Inrichting (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een wiel een aangedreven wiel is.
5. Inrichting (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het voertuig (100) aan de voorzijde (101) is voorzien van een eerste neerwaarts hellend vlak voor het opscheppen van substraatblokken van een bed en aan de achterzijde (102) is voorzien van een tweede neerwaarts hellend vlak voor het deponeren van substraatblokken, waarbij het frame (105) tussen het eerste neerwaarts hellende vlak en het tweede neerwaarts hellende vlak een verbindingsvlak bezit voor het daarover transporteren van rijen substraatblokken.
6. Inrichting (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het voertuig (100) is voorzien van een hulpinrichting (160) voor het uitvoeren van de handeling.
7. Inrichting (100) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (100) is voorzien van een eerste arm (150') en een tweede arm (150") als detectie-organen (150), welke armen zich voor de voorwielen weg van de achterzijde (102) van het voertuig (100) uitstrekken en - de eerste arm (150') zich dwars op de opstaande rotatie-as van het linker voorwiel uitstrekt en - de tweede arm (150") zich dwars op de opstaande rotatie-as van het rechter voorwiel uitstrekt, en contact van een arm (150) met een zijde van het bed van aaneengesloten substraatblokken het wiel waarmee de betreffende arm (150) is verbonden om de opstaande rotatie-as doet draaien.
8. Inrichting (100) volgens conclusie 7, waarbij de afstand van de genoemde wielen (106) tot een hoofdvlak door het voertuig (100) dat een linkerzijde (103) van het voertuig (100) van een rechterzijde (104) van het voertuig (100) scheidt instelbaar is.
9. Inrichting (100) volgens een van de conclusies 7 of 8, waarbij het detectie-orgaan (340) van elk van de eerste arm (150') en de tweede arm (150") is voorzien van een draaibaar orgaan (340) voor contact met de zijkant (692) van een bed (190) substraatblokken (191).
10. Inrichting (100) volgens conclusie 9, waarbij het draaibare orgaan (340) een passieve lopende band (341) is.
11. Werkwijze voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van aaneengesloten substraatblokken, met het kenmerk, dat een inrichting (100) volgens een van de conclusies 1 tot 10 langs een bed (190) van substraatblokken wordt gevoerd.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de substraatblokken zich op een vloer bevinden, de substraatblokken aan een voorzijde (101) van het voertuig (100) van de vloer worden opgenomen en aan een achterzijde (102) van het voertuig (100) weer als bed (190') worden afgegeven.
NL2014656A 2015-04-17 2015-04-17 Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze. NL2014656B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014656A NL2014656B1 (nl) 2015-04-17 2015-04-17 Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014656A NL2014656B1 (nl) 2015-04-17 2015-04-17 Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014656A true NL2014656A (nl) 2016-10-19
NL2014656B1 NL2014656B1 (nl) 2016-12-30

Family

ID=53718093

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014656A NL2014656B1 (nl) 2015-04-17 2015-04-17 Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2014656B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7713803A (nl) * 1977-12-13 1979-06-15 Zwigro Bv Grondblokverspreidinrichting.
NL7806949A (nl) * 1978-06-28 1980-01-03 Zwigro Bv Inrichting voor het op afstand van elkaar neerzetten van grondpotten.
US5655467A (en) * 1995-01-20 1997-08-12 Yanmar Agricultural Equipment Co., Ltd. Transplanter

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7713803A (nl) * 1977-12-13 1979-06-15 Zwigro Bv Grondblokverspreidinrichting.
NL7806949A (nl) * 1978-06-28 1980-01-03 Zwigro Bv Inrichting voor het op afstand van elkaar neerzetten van grondpotten.
US5655467A (en) * 1995-01-20 1997-08-12 Yanmar Agricultural Equipment Co., Ltd. Transplanter

Also Published As

Publication number Publication date
NL2014656B1 (nl) 2016-12-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4408666A (en) Sod handling apparatus
FR2891821A1 (fr) Procede pour recevoir des pieces ferromagnetiques a partir d'une quantite de pieces dans un systeme pour le transport et la separation de pieces ferromagnetiques.
US4008826A (en) Planting machine for potatoes and other tubers
NL7904898A (nl) Stapelinrichting.
NL2014656B1 (nl) Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze.
NL2014657B1 (nl) Inrichting voor het uitvoeren van een handeling bij een veelheid van substraatblokken, alsmede een werkwijze.
NL8903062A (nl) Werkwijze en inrichting voor het doen oprollen van een of meer zoden.
NL2026328B1 (nl) Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband
NL1027412C2 (nl) Inrichting voor het transporteren van een voorwerp.
WO2014141216A1 (en) Fruit and vegetable transport system for a harvesting machine and harvesting machine that includes said system
NL2014540B1 (nl) Landbouwmachine.
NL2003715C2 (nl) Verwerkingssyteem voor planthouders.
NL1034369C2 (nl) Bloemverwerkingsinrichting.
NL1036829C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van vruchten tijdens het oogsten ervan.
NL1002109C2 (nl) Laad- en transportinrichting voor in de landbouw toegepaste oogst- machines, in het bijzonder zelflaadwagens.
NL1007674C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van geoogste biologische producten.
NL2000035C2 (nl) Werkwijze en transporteur voor het transporteren en bufferen van producten.
NL7904028A (nl) Inrichting voor het rooien van na het oogsten van champignons achtergebleven champignonvoetjes.
NL1030455C2 (nl) Teeltstelsel.
NL1022846C2 (nl) Inrichting voor het verenkelen van potplanten.
NL1021028C2 (nl) Inrichting voor het uitzetten en/of opnemen van houders.
NL1003347C2 (nl) Inrichting voor het kneuzen van gemaaid gewas.
NL1023107C2 (nl) Continue verticale transporteur met kromme geleidingsbanen.
NL1021358C2 (nl) Gestuurde aanvoerinrichting en plantmachine voorzien van zo'n aanvoerinrichting.
NL2023335B1 (en) Apparatus and method for harvesting tubers or bulbs

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: FLIER SYSTEMS B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: HORTIQUIP HOLDING B.V.

Effective date: 20181217