NL2026328B1 - Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband - Google Patents

Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband Download PDF

Info

Publication number
NL2026328B1
NL2026328B1 NL2026328A NL2026328A NL2026328B1 NL 2026328 B1 NL2026328 B1 NL 2026328B1 NL 2026328 A NL2026328 A NL 2026328A NL 2026328 A NL2026328 A NL 2026328A NL 2026328 B1 NL2026328 B1 NL 2026328B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
product
guide member
pick
conveyor belt
land
Prior art date
Application number
NL2026328A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Breure Hendrik
Original Assignee
Ploeger Oxbo Europe B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ploeger Oxbo Europe B V filed Critical Ploeger Oxbo Europe B V
Priority to NL2026328A priority Critical patent/NL2026328B1/nl
Priority to PCT/NL2021/050517 priority patent/WO2022045883A1/en
Priority to US18/022,808 priority patent/US20230309452A1/en
Priority to EP21759418.3A priority patent/EP4199695A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2026328B1 publication Critical patent/NL2026328B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/12Rotating rakes
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D84/00Haymakers not provided for in a single one of groups A01D76/00 - A01D82/00
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/20Delivering mechanisms for harvesters or mowers with conveyor belts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/28Windrower attachments with tines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/006Accessories
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/006Accessories
    • A01D89/008Devices cooperating with the pick-up

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Attitude Control For Articles On Conveyors (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband, waarbij met behulp van de transportband het middels het oppakmechanisme opgepakte product in ten minste een zich zijwaarts ten opzichte van de rijrichting uitstrekkende transportrichting te transporteren en af te leggen is op het land, waarbij het oppakmechanisme ten minste een opnemer omvat die is geconfigureerd om middels een roterende beweging om een zich in hoofdzaak parallel aan de transportrichting van de transportband uitstrekkende rotatie-as product van het land op te pakken. De uitvinding heeft verder betrekking op een zelfrijdende landbouwmachine die is voorzien van een dergelijke inrichting, alsmede betrekking op een getrokken landbouwmachine die is voorzien van een dergelijke inrichting. Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van een landbouwmachine.

Description

Korte aanduiding: Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband
Beschrijving De uitvinding heeft betrekking op een inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband, waarbij met behulp van de transportband het middels het oppakmechanisme opgepakte product in ten minste een zich zijwaarts ten opzichte van de rijrichting uitstrekkende transportrichting te transporteren en af te leggen is op het land, waarbij het oppakmechanisme ten minste een opnemer omvat die is geconfigureerd om middels een roterende beweging om een zich in hoofdzaak parallel aan de transportrichting van de transportband uitstrekkende rotatie-as product van het land op te pakken.
De uitvinding heeft verder betrekking op een zelfrijdende landbouwmachine die is voorzien van een dergelijke inrichting, alsmede betrekking op een getrokken landbouwmachine die is voorzien van een dergelijke inrichting.
Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op het gebruik van een landbouwmachine.
WO2020/046114 A1 toont en beschrijft een zelfrijdende landbouwmachine, meer in het bijzonder een zogenaamde merger, die is voorzien van twee van de hierboven beschreven inrichtingen (eenheden genoemd). Dergelijke inrichtingen worden in de figuurbeschrijving van dit octrooidocument aangeduid met de verwijzingscijfers 3a, 3b.
Hoewel de bekende merger die is voorzien van twee inrichtingen uitstekende resultaten levert om met relatief hoge rijsnelheden de agrarische bewerking op het land uit te voeren, is het een doel van de onderhavige uitvinding om de middels de inrichting uit te voeren agrarische bewerking verder te verbeteren.
In een verder aspect is het een doel om de productstroom tussen het oppakmechanisme en de transportband te verbeteren.
Ten minste een van deze doelen wordt bereikt met de inrichting voor het uitvoeren van een agrarische bewerking zoals die is gedefinieerd in conclusie 1. De inrichting is verplaatsbaar in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband.
Met behulp van de transportband is het middels het oppakmechanisme opgepakte product in ten minste een zich zijwaarts ten opzichte van de rijrichting uitstrekkende transportrichting te transporteren en af te leggen op het land.
Het oppakmechanisme omvat ten minste een opnemer die is geconfigureerd om middels een roterende beweging om een zich in hoofdzaak parallel aan de transportrichting van de transportband uitstrekkende rotatie-as product van het land op te pakken.
Verder omvat de inrichting een, een stijgende helling voor het product vormend, geleidingsorgaan met behulp waarvan het met behulp van het oppakmechanisme van het land opgepakte product onder een hoek van ten minste 20 graden ten opzichte van een horizontaal vlak naar de transportband te verplaatsen is.
Met behulp van de door het geleidingsorgaan gevormde oplopende helling is in bedrijf het product, bijvoorbeeld gras, met behulp van het oppakmechanisme met relatief veel snelheid schuin omhoog alsmede naar achteren naar de transportband te verplaatsen.
In tegenstelling tot het reeds uit WO2020/046114 bekende “schuiven” van het product tussen het oppakmechanisme en de transportband, waarbij de productstroom tussen oppakmechanisme en transportband zich in hoofdzaak in een horizontale richting uitstrekt, wordt de productstroom bij de geclaimde inrichting middels het geleidingsorgaan gewijzigd zodat de productstroom tussen oppakmechanisme en transportband zich niet meer in hoofdzaak in de horizontale richting uitstrekt, maar eveneens een verticale component omvat, doordat de helling voor het product gevormd door het geleidingsorgaan minimaal 20 graden is.
Bij het bekende “schuiven” dient product bijvoorbeeld aanwezig op de transportband door te schuiven naar achteren als er nieuw materiaal bij komt, welk “doorschuiven” op een transportband vooral bij een nat en/of stroef product tot ongewenste opeenhopingen en proppen zorgt op de transportband, alsmede als gevolg daarvan tot ongewenste opeenhopingen en proppen in het door de transportband op het land afgelegde product.
Het voor het product een helling vormende geleidingsorgaan verbetert de productstroom tussen het oppakmechanisme en de transportband, waarbij de productstroom bij een relatief nat product de productstroom drastisch wordt verbeterd. Een naar de transportband gerichte product- uitgangszijde van het geleidingsorgaan is door de helling op een hoogte ten opzichte van de transportband gelegen zodat het product middels een valbeweging onder invloed van de zwaartekracht vanaf de product-uitgangszijde direct of indirect op de transportband valt. Door de met behulp van het geleidingsorgaan verschafte valbeweging van het product naar de transportband worden opeenhopingen/proppen voorkomen of in elk geval geminimaliseerd. Tevens wordt door het de valbeweging van het product verschaffende hoogteverschil tussen product-uitgangszijde en de transportband voorkomen dat direct na het oppakmechanisme het product met behulp van de transportband om een hoek wordt getrokken voor de zijwaartse afleg middels de transportband, zoals dit het geval is indien de productstroom tussen oppakmechanisme en transportband zich in hoofdzaak in een horizontale richting uitstrekt, waardoor de kans op propvorming alsmede een ongelijkmatige productstroom verder wordt voorkomen of geminimaliseerd. Verder is het met behulp van het de helling vormende geleidingsorgaan mogelijk om de transportband beter te vullen zodat de zijwaartse afleg gelijkmatiger zal worden, hetgeen bijvoorbeeld bijzonder gewenst is voor het vormen van een zwad. Een zwad is een rij van gewassen die door bijvoorbeeld een merger neergelegd wordt op het land voor een volgende bewerking. De vervolgbewerking kan bijvoorbeeld hakselen, persen of oprapen met een opraapwagen zijn.
In een aspect, vormt het geleidingsorgaan een gehelde geleidingsbaan tussen een product-ingangszijde en een product-uitgangszijde van het geleidingsorgaan, waarbij een stijgingspercentage van de gehelde geleidingsbaan tussen de product-ingangszijde en de product-uitgangszijde ten minste 50 %, bij voorkeur ten minste 60% is. Een dergelijk stijgingspercentage van de geleidingsbaan zorgt voor bijzonder gelijkmatige met de inrichting gevormde zwaden van bijvoorbeeld hooi, gras of luzerne, als gevolg van een verbeterde productstroom tussen oppakmechanisme en transportband alsmede een verbeterde productstroom op de transportband zelf. Een stijgingspercentage (hellingsgraad) van 50% geeft aan dat tussen de product-ingangszijde en de product-uitgangszijde de geleidingsbaan 50 cm hoger ligt per meter horizontaal afgelegde weg. Een stijgingspercentage van 100% correspondeert met een hellingshoek van 45 graden, zodat de geleidingsbaan tevens een stijgingspercentage hoger dan 100 % kan omvatten. De maximale stijgingspercentage van de geleidingsbaan is ongeveer maximaal 180% corresponderend met een hellingshoek van ongeveer 80 graden tussen de product- ingangszijde en de product-uitgangszijde ten opzichte van het horizontale vlak. De geleidingsbaan hoeft niet continu met hetzelfde stijgingspercentage te stijgen, het stijgingspercentage kan bijvoorbeeld in het begin nabij de product-ingangszijde lager zijn dan nabij de product-uitgangszijde of bijvoorbeeld in de middensectie tussen de product-ingangszijde en de product-uitgangszijde maximaal zijn. In een ander aspect is een met behulp van het geleidingsorgaan verschaft hoogteverschil in een verticale richting gezien ten minste 100 mm. Een dergelijk met het geleidingsorgaan te verschaffen hoogteverschil zorgt voor een mooie springschans-achtige helling voor het product dat afkomstig is van het oppakmechanisme zodat het product in een deels van het land afgekeerde richting te verplaatsen is om daarna op de transportband te vallen. Naast de verticale met behulp van het geleidingsorgaan te verschaffen verplaatsingsrichting, zal het product eveneens in een richting tegengesteld aan de rijrichting worden verplaatst naar de transportband. Vanaf de ingangszijde omvat de geleidingsbaan enkel een stijgend verloop, eventueel met variabele stijgingspercentages tussen de ingangszijde en de uitgangszijde. In een verder aspect, is een naar het geleidingsorgaan toegekeerde langszijde van de transportband op een verticale afstand van het land gelegen die kleiner is dan een verticaal gemeten afstand tussen het land en een midden van de geleidingsbaan tussen de product-ingangszijde en de product-uitgangszijde. Een dergelijk geconfigureerd geleidingsorgaan zorgt voor een hoogteverschil tussen de product-uitgangszijde en de transportband waarmee een verbeterde productstroom tussen oppakmechanisme en transportband te bereiken is alsmede een gelijkmatigere verdeling van product op de transportband te bereiken is.
Met behulp van het, de stijgende helling voor het product vormende, geleidingsorgaan kan de (gemiddelde) landingspositie van het product op de transportband vooraf worden bepaald. Bij de productie van de inrichting kan de meest gebruikelijke helling en corresponderende (gemiddelde) landingspositie standaard worden geleverd en eventueel op verzoek worden aangepast door bijvoorbeeld de gemiddelde hellingshoek van de helling aan te passen door in plaats van het eerste (standaard) geleidingsorgaan een tweede geleidingsorgaan met bijvoorbeeld een andere helling of met een helling met een ander verloop te installeren. Daardoor is het mogelijk om de (gemiddelde) landingspositie bijvoorbeeld meer naar achteren op de transportband te positioneren. De transportband kan eveneens een tegengesteld aan de rijrichting stijgende helling omvatten, dat wil zeggen onder een relatief kleine hoek 5 van bij bijvoorbeeld minder dan 20 graden staan, waardoor bij een meer naar achteren gekozen landingspositie het product na het landen zich beter kan verdelen tussen de zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende langszijden van de transportband. Met behulp van het geleidingsorgaan kan derhalve eveneens de productstroom op de transportband gelijkmatiger worden verdeeld en derhalve worden verbeterd. Het is verder mogelijk dat de door het geleidingsorgaan te vormen helling tussen het oppakmechanisme en de transportband instelbaar is uitgevoerd. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de landingspositie op de transportband worden gevarieerd voor het verbeteren van de afleg. Tevens kan afhankelijk van omstandigheden zoals het type product, de toestand van het product (nat/droog), condities land, de afstand van het geleidingsorgaan tot verdere componenten van de inrichting en/of weersomstandigheden een grotere of een kleinere helling van het geleidingsorgaan gewenst zijn voor het bereiken van een verbeterde productstroom en/of meer optimale vulling van de transportband. De helling kan door een operator, bijvoorbeeld vanuit de cabine van een merger, worden ingesteld.
In een ander aspect is het geleidingsorgaan voorzien van een gebogen plaatvormig de helling vormend element. Een dergelijk relatief eenvoudig geconstrueerd geleidingsorgaan verschaft op betrouwbare en relatief kostengunstige wijze de hierboven beschreven voordelen van het geleidingsorgaan.
In een verder aspect is de zich in hoofdzaak in de richting van de rotatie-as uitstrekkende opnemer van het oppakmechanisme voorzien van baleinvormige stroken die in de rotatie-as richting gezien achter elkaar zijn opgesteld zodanig dat tussen twee stroken een steekafstand aanwezig is die een spleetvormige opening definieert, waarin een aantal roteerbaar om de rotatie-as ten opzichte van de stroken beweegbare opnemer-tanden zijn opgesteld die in een radiale richting vanuit de rotatie-as gezien uitsteken ten opzichte van de stroken. In het bijzonder kan bij een dergelijk geconfigureerde opnemer het geleidingsorgaan zijn gevormd door de baleinvormige stroken te verlengen, waarbij de verlengde strooksecties van de stroken het geleidingsorgaan vormen. Middels een dergelijke variant is een relatief gelijkmatige productstroom zonder ongewenste overgangen tussen het oppakmechanisme en het geleidingsorgaan te verschaffen. De baleinvormige elementen vormen in een dergelijke variant zowel het geleidingsorgaan, meer in het bijzonder de geleidingsbaan waarover het product deels omhoog wordt verplaatst alsmede een onderdeel van de opnemer van het oppakmechanisme. De inrichting is verder voorzien van een invoerrotor die boven het oppakmechanisme is opgesteld, waarbij tussen de invoerrotor en de opnemer van het oppakmechanisme een productdoorvoer te verschaffen is in de richting van de transportband en/of tussen de invoerrotor en het geleidingsorgaan een productdoorvoer te verschaffen is in de richting van de transportband. De invoerrotor kan zijn uitgevoerd als een zwadrol, dat wil zeggen een relatief robuuste tandloze invoerrotor, waarbij in bedrijf van de inrichting contact tussen zwadrol en het geleidingsorgaan, bijvoorbeeld als gevolg van oneffenheden in het land of obstakels in het land waardoor het geleidingsorgaan richting de invoerrotor kan verplaatsen, niet of slechts minimaal tot beschadiging van de zwadrol en/of geleidingsorgaan leidt. Aanvullend kan het geleidingsorgaan flexibel zijn uitgevoerd, zodat het geleidingsorgaan ten minste gedeeltelijk in de richting van het land te verplaatsen is na contact met de zwadrol om de kans op beschadiging te minimaliseren. Een relatief flexibel geleidingsorgaan is bijvoorbeeld relatief eenvoudig te realiseren middels de verlengde baleinvormige stroken, waarbij de verlengde strooksecties van de stroken het geleidingsorgaan vormen.
De invoerrotor kan tevens zijn voorzien van invoerrotor-tanden, waarbij het geleidingsorgaan is voorzien van uitsparingen geconfigureerd om in bedrijf een van de rotatie-as van de invoerrotor afgekeerd deel van elke invoerrotor-tand op te nemen. De invoerrotor-tanden kunnen gezien in de richting van de rotatie-as van de invoerrotor naast elkaar op een gelijke steekafstand zijn opgesteld. Bij een niet in de rijrichting verplaatsende inrichting zijn uiteinden van de invoerrotor-tanden die naar het geleidingsorgaan zijn gericht op een afstand van het geleidingsorgaan gelegen, welke afstand zodanig is gekozen dat daarmee een gewenste gelijkmatige productstroom tussen invoerrotor en geleidingsorgaan te realiseren is alsmede het risico voor contact tussen de invoerrotor en het geleidingsorgaan in bedrijf is beperkt. Contact kan bijvoorbeeld ontstaan als gevolg van oneffenheden in het land of obstakels in het land waardoor het geleidingsorgaan richting de invoerrotor en/of omgekeerd de invoerrotor richting het geleidingsorgaan kan verplaatsen, waarbij contact tussen de roterende tanden van de invoerrotor en het geleidingsorgaan de invoerrotor-tanden en/of het geleidingsorgaan kan beschadigen.
Om contact uit te sluiten of de kans daarop in elk geval drastisch te minimaliseren kan het geleidingsorgaan zijn voorzien van de hierboven genoemde uitsparingen, waarin de invoerrotor-tanden ten minste gedeeltelijk te verplaatsen zijn indien het geleidingsorgaan sterk omhoog in een van het land afgekeerde richting wordt verplaatst.
De steek-afstand tussen de uitsparingen voor het opnemen van de
_ invoerrotor-tanden correspondeert met de steek-afstand tussen de invoerrotor-tanden, waarbij het mogelijk is dat er meer uitsparingen zijn dan invoerrotor-tanden.
Indien het geleidingsorgaan is gevormd door de baleinvormige stroken te verlengen, waarbij de verlengde strooksecties van de stroken het geleidingsorgaan vormen, kunnen de spleetvormige openingen worden doorgetrokken in het geleidingsorgaan voor het vormen van de uitsparingen voor het ten minste deels opnemen van de rotorinvoer- tanden.
Doordat de spleetvormige openingen tevens in de verlengde strooksecties de uitsparingen vormen, zijn tevens de invoerrotor-tanden uitgelijnd met de opnemer- tanden van de opnemer, waardoor de grip op het product kan worden verhoogd en de afstand tussen de opnemer en de invoerrotor relatief klein in te stellen is zonder risico op beschadiging van de tanden.
De steek-afstand tussen de invoerrotor-tanden correspondeert met de steekafstand van de opnemertanden of de steek-afstand tussen de invoerrotor-tanden is een veelvoud van de steekafstand van de opnemertanden.
Omgekeerd is ook mogelijk dat de steek-afstand tussen de opneem- tanden een veelvoud van de steekafstand van de invoerrotor-tanden is.
Middels de uitsparingen in het geleidingsorgaan is het mogelijk om de afstand tussen de uiteinden van de tanden en het geleidingsorgaan te minimaliseren zonder of met een sterk verkleind risico op beschadigingen in bedrijf van de inrichting door contact tussen de invoerrotor-tanden en het geleidingsorgaan.
Een minimale afstand tussen invoerrotor en geleidingsorgaan vergroot de grip op het product.
Een dergelijke gripverhoging kan de snelheid van de productstroom richting de transportband verhogen.
Verder kan de gripverhoging bijzonder voordelig zijn indien de productstroom tussen het geleidingsorgaan en de invoerrotor een relatief steile door het geleidingsorgaan gevormde helling dient te doorlopen voor het bereiken van de hoogte tussen product- uitgangszijde van het geleidingsorgaan en de transportband voor het verschaffen van de gewenste valbeweging van het product naar de transportband. Tevens kan het toerental van de invoer-rotor worden aangepast, bijvoorbeeld worden verhoogd, om met behulp van het geleidingsorgaan de landingspositie van het product op de transportband aan te passen.
In een verder aspect is de inrichting voorzien van een keerorgaan om product afkomstig van het geleidingsorgaan, te keren naar een transportband van de transportband. Het keerorgaan is bijvoorbeeld een in hoofdzaak zich verticaal uitstrekkend keerorgaan opgesteld nabij een van het geleidingsorgaan afgekeerde langszijde van de transportbaan, waarbij product afkomstig van het geleidingsorgaan tegen het keerorgaan kan botsen om dan naar beneden te worden geleid naar de transportband. Om deze wijze wordt voorkomen dat via het geleidingsorgaan omhoog verplaatst product over de transportband heen wordt verplaatst.
De hierboven beschreven aspecten alsmede andere aspecten van de inrichting of de landbouwmachine zullen hierna aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden in combinatie met de figuren worden uitgelegd. De uitvinding is echter niet tot het hierna beschreven uitvoeringsvoorbeelden beperkt. Veel meer is een aantal aanpassingen en modificaties mogelijk, die eveneens van de gedachte van de in de claims geclaimde uitvinding gebruikmaken en derhalve in het beschermingsgebied vallen. In het bijzonder wordt de mogelijkheid genoemd om de eigenschappen/aspecten die enkel zijn genoemd in de beschrijving en/of zijn getoond in de figuren te combineren met de eigenschappen van de conclusies voor zover compatibel.
Figuur 1a-d tonen perspectivische aanzichten alsmede een doorsnede (fig. 1c) en een vergrote doorsnede (fig. 1d) van een eerste variant van een inrichting voor toepassing in een landbouwmachine; Figuren 2a-c tonen perspectivische aanzichten alsmede een doorsnede van een tweede variant van een inrichting voor toepassing in een landbouwmachine; Figuren 3a,b toon een perspectivisch aanzicht alsmede een doorsnede van een derde variant van een inrichting voor toepassing in een landbouwmachine
In de figuren worden dezelfde onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingstekens.
De in de figuren getoonde inrichting 1, 101, 201 kan zowel in een zelfrijdende landbouwmachine als in een getrokken landbouwmachine worden geïntegreerd.
In het geval van toepassing van de inrichting in een merger zoals bekend uit WO2020/046114 A1, omvat de merger ten minste twee inrichtingen 1; 101; 201, zodat naast een afleg links of rechts van de merger tevens een middenafleg mogelijk is.
Voor details van een merger wordt verwezen naar W02020/046114 A1. Naast toepassing in een zelfrijdende landbouwmachine van de inrichting 1; 101; 201, zoals de genoemde merger, kan de inrichting 1; 101; 201 eveneens in een getrokken landbouwmachine (niet getoond) worden toegepast.
Met behulp van de in de figuren getoonde inrichting 1; 101; 201 is in bedrijf een agrarische bewerking op het land uit te voeren.
Meer in het bijzonder is elke getoonde langwerpig uitgevoerde inrichting 1; 101; 201 voorzien van een product-oppakmechanisme 3; 103 voor het oppakken van een plantmateriaal-product van het land, bijvoorbeeld voor het oppakken van hooi of een soortgelijk product, alsmede van een transportband 5, waarbij met behulp van de transportband 5 het middels het oppakmechanisme 3; 103 opgepakte product in een van de door pijl P1 weergegeven richtingen, dat wil zeggen zijwaarts ten opzichte van de rijrichting R van de landbouwmachine (niet getoond) in een transportrichting (P1) te transporteren en af te leggen is op het land.
Het oppakmechanisme 3; 103 omvat ten minste een opnemer 7; 107 die is geconfigureerd om middels een roterende beweging om een zich in hoofdzaak parallel aan de transportrichting P1 van de transportband uitstrekkende rotatie-as 9; 109 product van het land op te pakken.
De transportband zal het product links of rechts ten opzichte van een rijrichting R op het land afleggen, bijvoorbeeld voor het vormen van een zwad.
In de inrichting 1; 101; 201 is in de rijrichting gezien tussen het oppakmechanisme 3; 103 en de transportband 5 een, een stijgende helling voor het product vormend, geleidingsorgaan 15; 115 opgesteld dat zodanig is gepositioneerd ten opzichte van het oppakmechanisme dat het met behulp van het oppakmechanisme van het land opgepakte product via het geleidingsorgaan 15; 115 naar de transportband 5 te verplaatsen is op een zodanige wijze dat de productstroom tussen opnemer 7; 107 en de transportband 5 met behulp van het geleidingsorgaan schuin omhoog (in een van het land L afgekeerde richting) alsmede naar achteren (tegen de rijrichting R in) wordt verplaatst. De transportband 5 omvat opstaande zich dwars op de transportrichting P1 uitstrekkende ribben 17 voor het verbeteren van de grip op het product van de transportband. De ribben 17 op de transportband 5 zijn optioneel voor de in dit document beschreven inrichting 1; 101; 201 en kunnen weggelaten worden. De transportband 5 omvat een tegengesteld aan de rijrichting R stijgende helling, dat wil zeggen een helling ten opzichte van een horizontale lijn 27° (fig. 1¢) onder een relatief kleine hoek a van bij bijvoorbeeld minder dan 20 graden. De opnemer 7; 107, het geleidingsorgaan 15; 115 alsmede de transportband 5 zijn met elkaar verbonden voor het vormen van een eenheid van de inrichting 1; 101; 201, welke eenheid ten opzichte van het land kan kantelen, waardoor de hoek a veranderd. In de figuren bevindt de inrichting zich in een neutrale positie, waarbij de eenheid ten opzichte van de neutrale positie bijvoorbeeld 5-10 graden naar voren kan kantelen en naar achteren kan kantelen. Door het kantelen kan de werkdiepte van de opnemer 7; 107 worden ingesteld naar de gewenste werkdiepte om product van het land op te pakken. Een van het geleidingsorgaan afgekeerde langszijde 21 van de transportband wordt door het kantelen op een andere verticale hoogte gezet, welke verticale hoogte in fig. 1c is weergegeven door pijl A2. Een zich dwars op een product-geleidingsrichting van het geleidingsorgaan 15; 115 zich uitstrekkende werkbreedte W van het geleidingsorgaan 15; 115 correspondeert in hoofdzaak met een werkbreedte W van het oppakmechanisme 3 waarmee product middels het oppakmechanisme 3 van het land is op te pakken. De inrichting 1; 101; 201 is voorzien van een keerorgaan 80 om product afkomstig van het geleidingsorgaan 15; 115, te keren naar de transportband
5.
Zoals duidelijk zichtbaar is in de figuren 1c, 1d, 2¢, 3b, is een naar de transportband gerichte product-uitgangszijde 19; 119 van het geleidingsorgaan 15; 115 op een hoogte ten opzichte van de transportband 5 gelegen dat het product middels een valbeweging onder invloed van de zwaartekracht vanaf de product- uitgangszijde 19; 119 op de transportband valt. Het met het geleidingsorgaan 15; 115 te verschaffen hoogteverschil is minimaal 100 mm, bij voorkeur minimaal 150 mm. Met deze valbeweging waarmee het product in hoofdzaak onder invloed van de zwaartekracht op de transportband 5 valt, worden de hierboven reeds aangegeven voordelen van het geleidingsorgaan 15; 115 bereikt. In de figuren 2c, 3b is het geleidingsorgaan 115 met arceringen weergegeven, welke arceringen eveneens in de figuren 2a,b en 3a zichtbaar zijn, waarbij wordt opgemerkt dat de arceringen geen overgangen of iets dergelijks vormen, maar slechts een illustratieve functie hebben. Tevens is er in de figuren 1c, 1d, 2c, 3b een afstand tussen het land L en de schotels 70 getoond, waarbij wordt opgemerkt dat in bedrijf van de inrichting 1; 101; 201 de schotels 70 op het land L zijn gelegen voor het ondersteunen van de inrichting 1; 101; 201, waardoor er geen afstand is tussen het land L en de schotels 70.
De product-uitgangszijde 19; 119 van het geleidingsorgaan 15; 115 is op een grotere verticale afstand van het land L gelegen dan een maximale in een verticale richting gemeten afstand A1 (fig. 1c) tussen de transportband 5 en het land. De maximale in een verticale richting gemeten afstand A1 tussen de transportband 5 en het land wordt in de getoonde uitvoeringsvoorbeelden gevormd door de hoeken 14 van de ribben 17 nabij de het verst van de product-uitgangszijde 19; 119 gelegen langszijde 21 van de transportband 5. Meer in het bijzonder, is de naar het geleidingsorgaan 15; 115 toegekeerde langszijde 22 van de transportband 5 op een verticale afstand van het land L gelegen die kleiner is dan een verticaal gemeten afstand tussen het land en een midden 25; 125 van de geleidingsbaan tussen de product-ingangszijde 23; 123 en de product-uitgangszijde 19; 119. Het midden 25 van de geleidingsbaan valt hier samen met een bevestigingspunt van een ondersteuning 31 van het geleidingsorgaan, maar de positie van het bevestigingspunt kan eveneens ergens anders liggen.
De helling van het geleidingsorgaan 15; 115 is zodanig dat het product een productstroom tussen het oppakmechanisme 3; 103 en de transportband 5 heeft die zich onder een hoek van minimaal 20 graden ten opzichte van het horizontale vlak (in de figuren het land L) uitstrekt, bij voorkeur is deze hoek gelegen tussen 30 graden en 75 graden. In figuur 1d is een vergroot doorsnede-aanzicht van figuur 1c getoond, waarin met pijlen schematisch de productstroom tussen land L en transportband 5 is weergegeven. Dat wil zeggen de opnemer 7; 107 raapt het product van het land op en verplaatst het omhoog, waarbij door de roterende beweging van de opnemer het product zich om de rotatie-as van de opnemer verplaatst, waarbij boven de rotatie-as van de opnemer het product zich in hoofdzaak in een horizontale richting (of met een minimale hoek ten opzichte van een horizontaal vlak) naar het geleidingsorgaan 15; 115 verplaatst, waarbij met behulp van het geleidingsorgaan 15; 115 de productstroom tussen opnemer 7; 107 en de transportband 5 onder een hoek van minimaal 20 graden ten opzichte van het horizontale vlak (bijvoorbeeld het land L) wordt verplaatst, waarna middels een valbeweging het product op de transportband 5 landt. Het geleidingsorgaan 15; 115 vormt een gehelde geleidingsbaan voor het product tussen een product-ingangszijde 23; 123 en de product-uitgangszijde 19; 119 van het geleidingsorgaan, waarbij een stijgingspercentage van de gehelde geleidingsbaan tussen de product-ingangszijde 23; 123 en de product-uitgangszijde 19; 119 ten minste 50 %, bij voorkeur ten minste 60% is. Bij het geleidingsorgaan 15 (fig. 1c) is het stijgingspercentage tussen de product-ingangszijde 23 en de product- uitgangszijde 19 bijvoorbeeld ongeveer 115%, hetgeen correspondeert met een hoek rond 50 graden tussen een horizontale lijn 27 en een rechte virtuele lijn 29 die de product-ingangszijde 23 en de product-uitgangszijde 19 met elkaar verbindt. Bij het geleidingsorgaan 15 (fig. 2c, 3b) is het stijgingspercentage tussen de product- ingangszijde 23 en de product-uitgangszijde 19 bijvoorbeeld ongeveer 100%, hetgeen correspondeert met een hoek van 45 graden tussen een horizontale lijn en een rechte virtuele lijn die de product-ingangszijde 123 en de product-uitgangszijde 119 met elkaar verbindt. De getoonde geleidingsorganen 15; 115 hebben een gebogen geleidingsbaan, waarbij het stijgingspercentage tussen verschillende secties van de geleidingsbaan varieert. Het is ook mogelijk om de geleidingsorganen met een rechte geleidingsbaan (niet getoond) uit te voeren, waarbij het stijgingspercentage tussen verschillende secties van de geleidingsbaan constant is. Het geleidingsorgaan 15 is gevormd door een gebogen plaatvormig de helling vormend element. De helling van het geleidingsorgaan 15 kan instelbaar zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door het plaatvormige element middels de verticaal verplaatsbaar uitgevoerde ondersteuning 31 meer omhoog of omlaag te verplaatsen.
De zich in hoofdzaak in de richting van de rotatie-as 9; 109 uitstrekkende opnemer 7; 107 is voorzien van baleinvormige stroken 33; 133 die in de rotatie-as 9; 109 richting gezien achter elkaar zijn opgesteld zodanig dat tussen twee stroken een steekafstand aanwezig is die een spleetvormige opening 35; 135 definieert, waarin een aantal roteerbaar om de rotatie-as ten opzichte van de stroken beweegbare opnemer-tanden 37; 137 zijn opgesteld die in een radiale richting vanuit de rotatie-as 9 gezien uitsteken ten opzichte van de stroken 33; 133. Een verschil tussen de inrichting 1 getoond in de figuren 1a-1d en de inrichting 101; 201 getoond in de figuren 2a-3b is dat het geleidingsorgaan 15 tussen het oppakmechanisme 3 en de transportband 5 is geïnstalleerd, terwijl het geleidingsorgaan 115 is gevormd met behulp van de baleinvormige stroken 133, dat wil zeggen het geleidingsorgaan 115 is gevormd door de baleinvormige stroken 133 te verlengen, waarbij de verlengde strooksecties 133’ van de stroken het geleidingsorgaan 115 vormen.
Hoewel niet getoond kan het geleidingsorgaan 115 eveneens worden gesteund met een ondersteuning zoals getoond in figuur 1c.
Tevens wordt opgemerkt dat de baleinvormige stroken 133, 133 in de figuren 2a,b en figuur 3a lijken te zijn opgebouwd uit verschillende secties door de reeds genoemde arcering in de figuren.
Een dergelijke opbouw is technische gezien weliswaar mogelijk, maar in principe zijn de baleinvormige stroken 133, 133’ eendelig uitgevoerd om het geleidingsorgaan 115 te vormen.
De baleinvormige stroken 133, 133’ zijn vervaardigd uit hetzelfde materiaal,
meer in het bijzonder kunststof.
De inrichting 1; 101; 201 is verder voorzien van een invoerrotor 51; 251 die boven het oppakmechanisme 3; 103 is opgesteld, waarbij tussen de invoerrotor 51; 251 en de opnemer 7; 107 van het oppakmechanisme 3; 103 een productdoorvoer te verschaffen is in de richting van de transportband 5 en tussen de invoerrotor 51; 251 en het geleidingsorgaan 15; 115 een productdoorvoer te verschaffen is in de richting van de transportband 5. De invoerrotor 51; 251 omvat een rotatie-as 53; 253 die zich in hoofdzaak parallel uitstrekt aan de rotatie-as 9; 109 van de opnemer 3; 103. De rotatie-as 53; 253 van de invoerrotor 51; 251 is in de (horizontale) rijrichting gezien tussen de rotatie-as 9; 109 van de opnemer 3; 103 en de transportband 5 gelegen.
Meer in het bijzonder is de rotatie-as 53; 253 van de invoerrotor 51; 251 dichter bij de rotatie-as 9; 109 van de opnemer 3; 103 gelegen dan bij de transportband 5. Bij voorkeur is de rotatie-as 53; 253 van de invoerrotor 51; 251 boven een door de product-ingangszijde 23; 123 gevormde ingang van het geleidingsorgaan 15; 115 gelegen of ligt deze in de rijrichting R gezien tussen de rotatie-as 9; 109 van de opnemer 3; 103 en de product-ingangszijde 23; 123 van het geleidingsorgaan 15; 115.
Een verschil tussen de in figuren 1a-2c getoonde inrichting 1; 101 en de in de figuren 3a,b getoonde inrichting 201 is gevormd door de invoerrotor 51; 251. In de in figuren 1a-2c getoonde invoerrotor 51 is deze voorzien van tanden 57 die zich door openingen 59 tussen baleinvormige rotorstroken 61 uitstrekken. Met de invoerrotor-tanden 57 kan het product in de richting van de transportband 5 worden verplaatst. De in figuren 3a,b getoonde invoerrotor 251 is tandloos. Deze invoerrotor 251 is een zwadrol lijkend op de (zwad)rollen van het later te bespreken invoermechanisme 90, waarbij de zwadrol 251 een grotere diameter omvat dan de rollen 88, 89 van het invoermechanisme 90.
Hoewel niet getoond kan het geleidingsorgaan 15 zijn voorzien van uitsparingen geconfigureerd om in bedrijf een van de rotatie-as 53 van de invoerrotor 51 afgekeerd deel van elke invoerrotor-tand 57 op te nemen.
Het geleidingsorgaan 115 is gevormd door de verlengde strooksecties 133’ van de stroken 133. De spleetvormige openingen 35 worden doorgetrokken in het geleidingsorgaan 115 voor het vormen van de uitsparingen 135 voor het ten minste deels in bedrijf kunnen opnemen van de rotorinvoer-tanden 57. Doordat de spleetvormige openingen 35 tevens in de verlengde strooksecties 133’ de uitsparingen 135 vormen, zijn tevens de invoerrotor-tanden 57 uitgelijnd met de opnemer-tanden 37; 137 van de opnemer 7; 107, waardoor de grip op het product kan worden verhoogd en de afstand tussen de opnemer 7; 107 en de invoerrotor 51 relatief klein in te stellen is zonder risico op beschadiging van de tanden 57, 37; 137. In het bijzonder is het hierdoor mogelijk dat bij een niet in de rijrichting verplaatsende inrichting de afstand tussen uiteinden van de invoerrotor-tanden die naar het geleidingsorgaan zijn gericht en het geleidingsorgaan 15 gelijk of nagenoeg gelijk aan nul in te stellen. Deze afstand kan middels een niet getoond regelmechanisme instelbaar zijn. Middels de uitsparingen 135’ in het geleidingsorgaan 155 is het mogelijk om de afstand tussen de uiteinden van de tanden 57 en het geleidingsorgaan 15 te minimaliseren om de grip op het product te vergroten zonder of met een sterk verkleind risico op beschadigingen in bedrijf van de inrichting door contact tussen de invoerrotor-tanden 57 en het geleidingsorgaan 15.
Het instellen van de afstand is belangrijk om in bedrijf van de inrichting contact tussen de invoerrotor 51; 251 en het geleidingsorgaan 15; 115 en/of de opneemtanden 37; 137 minimaal te houden of zelfs uit te sluiten. Contact daartussen is mogelijk doordat de opnemer 7; 107 aan de uiteinden daarvan middels ten minste een verend ophangmechanisme (niet getoond) is bevestigd aan de inrichting zodanig dat elk uiteinde van de opnemer 7; 107 met behulp van het verende ophangmechanisme ten minste in een verticale richting verplaatsbaar is. Bij een dergelijke verticale verplaatsing van de opnemer 7; 107 wordt eveneens het daarmee verbonden geleidingsorgaan 15; 115 verplaatst, waarbij bij een relatief grote verticale verplaatsing bijvoorbeeld vanwege een obstakel op het land er contact kan zijn met de invoerrotor 51; 251. Tevens kan de invoerrotor 51; 251 door oneffenheden in het land inveren, waardoor er contact kan zijn tussen geleidingsorgaan 15; 115 en de invoerrotor 51; 251. Het is zelfs mogelijk dat de eenheid (opnemer, geleidingsorgaan, transportband) relatief star, niet verend, bijvoorbeeld door in plaats van de in de figuren getoonde schotels 70 en het verende ophangmechanisme, wielen te gebruiken, waardoor met name het in-veren van de invoerrotor 51; 251 bij oneffenheden op het land tot contact kan leiden.
De inrichting 1; 101; 201 is verder voorzien van een invoermechanisme 90 omvattende ten minste twee zich in hoofdzaak parallel opgestelde alsmede roteerbare rollen 88, 89 die zijn voorzien ter ondersteuning van het oppakmechanisme 3 om product van het land op te pakken, waarbij een product- doorvoer te verschaffen is tussen elke rol 88, 89 en de opnemer 7; 107 van het oppakmechanisme 3. In de rijrichting R gezien is tussen het invoermechanisme 90 en de transportband 5, het oppakmechanisme 3 opgesteld. De afstand tussen de buitenomtrek van de rollen 88, 89 en de buitenomtrek van de opnemer 7; 107 die de productdoorvoeren verschaffen is relatief klein, dat wil zeggen kleiner dan de diameter van elke rol 88, 89.
De rollen 88, 89 zijn zodanig in het invoermechanisme 90 opgesteld dat de afstand tussen het land L en een rotatie-as van een eerste rol 88 kleiner is dan de afstand tussen het land en een rotatie-as van een tweede rol 89 van de ten minste twee roteerbare rollen 88, 89. De twee rollen 88, 89 hebben een verschillende diameter, waarbij de rol 88 die in rijrichting gezien gedeeltelijk voor de andere rol 89 is gelegen de grootste diameter heeft. De afstand tussen de boven elkaar opgestelde rollen 88, 89 is kleiner dan de kleinste diameter, dat wil zeggen de diameter van de rol 89. De diameters van de rollen 88, 89 kunnen ook gelijk zijn, echter het getoonde verschil in diameter verschaft een bijzonder gelijkmatige invoer van het product, zelfs bij een relatief nat product.
De twee rollen 88, 89 zijn in dezelfde rotatie-richting roteerbaar ter ondersteuning van het oppakmechanisme 3; 103, waarbij een rotatie- richting van de opnemer 7; 107 voor het oppakken van product tegengesteld is aan de rotatie-richting van de rollen 88, 89. De rotatiesnelheid van de rollen 88, 89 en/of van de opnemer 7; 107 is afhankelijk van de rijsnelheid in de rijrichting R van de over het land verplaatsbare inrichting.
Door het opstellen van ten minste twee rollen 88, 89 en door het verschaffen van een product-doorvoer tussen de rollen 88, 89 en het oppakmechanisme 3, is het opgepakte product middels de rollen 88, 89 gelijkmatiger in de inrichting 1; 101; 201 te voeren

Claims (21)

CONCLUSIES
1. Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband, waarbij met behulp van de transportband het middels het oppakmechanisme opgepakte product in ten minste een zich zijwaarts ten opzichte van de rijrichting uitstrekkende transportrichting te transporteren en af te leggen is op het land, waarbij het oppakmechanisme ten minste een opnemer omvat die is geconfigureerd om middels een roterende beweging om een zich in hoofdzaak parallel aan de transportrichting van de transportband uitstrekkende rotatie-as product van het land op te pakken, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een, een stijgende helling voor het product vormend, geleidingsorgaan met behulp waarvan het met behulp van het oppakmechanisme van het land opgepakte product onder een hoek van ten minste 20 graden ten opzichte van een horizontaal vlak naar de transportband te verplaatsen is.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het geleidingsorgaan een gehelde geleidingsbaan vormt tussen een product-ingangszijde en een product- uitgangszijde van het geleidingsorgaan, waarbij een stijgingspercentage van de gehelde geleidingsbaan tussen de product-ingangszijde en de product-uitgangszijde ten minste 50 %, bij voorkeur ten minste 60% is.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij een met behulp van het geleidingsorgaan verschaft hoogteverschil in een verticale richting gezien ten minste 100 mm is.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij een naar het geleidingsorgaan toegekeerde langszijde van de transportband op een verticale afstand van het land is gelegen die kleiner is dan een verticaal gemeten afstand tussen het land en een midden van de geleidingsbaan tussen de product-ingangszijde en de product-uitgangszijde.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het geleidingsorgaan is voorzien van een gebogen plaatvormig de helling vormend element.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de door het geleidingsorgaan te vormen helling tussen het oppakmechanisme en de transportband instelbaar is.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een zich dwars op een product-geleidingsrichting van het geleidingsorgaan zich uitstrekkende werkbreedte van het geleidingsorgaan in hoofdzaak correspondeert met een werkbreedte van het oppakmechanisme waarmee product middels het oppakmechanisme van het land is op te pakken.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zich in hoofdzaak in de richting van de rotatie-as uitstrekkende opnemer is voorzien van baleinvormige stroken die in de rotatie-as richting gezien achter elkaar zijn opgesteld zodanig dat tussen twee stroken een steekafstand aanwezig is die een spleetvormige opening definieert, waarin een aantal roteerbaar om de rotatie-as ten opzichte van de stroken beweegbare opnemer-tanden zijn opgesteld die in een radiale richting vanuit de rotatie-as gezien uitsteken ten opzichte van de stroken.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij het geleidingsorgaan is gevormd door de baleinvormige stroken te verlengen, waarbij de verlengde strooksecties van de stroken het geleidingsorgaan vormen.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting verder is voorzien van een invoerrotor die boven het oppakmechanisme is opgesteld, waarbij tussen de invoerrotor en de opnemer van het oppakmechanisme een productdoorvoer te verschaffen is in de richting van de transportband en/of tussen de invoerrotor en het geleidingsorgaan een productdoorvoer te verschaffen is in de richting van de transportband.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de invoerrotor een rotatie-as omvat die zich in hoofdzaak parallel uitstrekt aan de rotatie-as van de opnemer.
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de invoerrotor een zwadrol is.
13. Inrichting volgens conclusie 10 en/of 11, waarbij de invoerrotor is voorzien van invoerrotor-tanden, waarbij het geleidingsorgaan is voorzien van uitsparingen geconfigureerd om in bedrijf een van de rotatie-as van de invoerrotor afgekeerd deel van elke invoerrotor-tand op te nemen.
14. Inrichting volgens conclusie 8 en 13, waarbij de invoerrotor-tanden gezien in de richting van de rotatie-as van de invoerrotor naast elkaar op een gelijke steekafstand zijn opgesteld, waarbij een steekafstand gelijk of een veelvoud is van de steekafstand van de opnemertanden of vice versa.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij bij een niet in de rijrichting verplaatsende inrichting uiteinden van de invoerrotor-tanden die naar het geleidingsorgaan zijn gericht op een afstand van het geleidingsorgaan zijn gelegen, bij voorkeur is deze afstand instelbaar.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opnemer aan de uiteinden daarvan middels ten minste een verend ophangmechanisme is bevestigd aan de inrichting zodanig dat elk uiteinde van de opnemer met behulp van het verende ophangmechanisme ten minste in een verticale richting verplaatsbaar is.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van een keerorgaan om product afkomstig van het geleidingsorgaan, te keren naar een transportband van de transportband.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting verder is voorzien van een invoermechanisme omvattende ten minste twee zich in hoofdzaak parallel opgestelde alsmede roteerbare rollen die zijn voorzien ter ondersteuning van het oppakmechanisme om product van het land op te pakken, waarbij een product-doorvoer te verschaffen is tussen elke rol en het oppakmechanisme, waarbij in de rijrichting gezien tussen het invoermechanisme en de transportband, het oppakmechanisme is opgesteld.
19. Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark, welke zelfrijdende landbouwmachine is voorzien van ten minste een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, bij voorkeur ten minste twee inrichtingen volgens een der voorgaande conclusies.
20. Getrokken landbouwmachine die is voorzien van ten minste een inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-18.
21. Gebruik van een landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies 19 of 20.
NL2026328A 2020-08-24 2020-08-24 Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband NL2026328B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2026328A NL2026328B1 (nl) 2020-08-24 2020-08-24 Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband
PCT/NL2021/050517 WO2022045883A1 (en) 2020-08-24 2021-08-19 Agricultural device equipped with a pick-up mechanism and a cross conveyor belt
US18/022,808 US20230309452A1 (en) 2020-08-24 2021-08-19 Agricultural device equipped with a pick-up mechanism and a cross conveyor belt
EP21759418.3A EP4199695A1 (en) 2020-08-24 2021-08-19 Agricultural device equipped with a pick-up mechanism and a cross conveyor belt

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2026328A NL2026328B1 (nl) 2020-08-24 2020-08-24 Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2026328B1 true NL2026328B1 (nl) 2022-04-14

Family

ID=72659310

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2026328A NL2026328B1 (nl) 2020-08-24 2020-08-24 Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20230309452A1 (nl)
EP (1) EP4199695A1 (nl)
NL (1) NL2026328B1 (nl)
WO (1) WO2022045883A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2031340B1 (en) 2022-03-21 2023-09-29 Ploeger Oxbo Europe B V A windrow forming device
NL2033062B1 (en) 2022-09-16 2024-03-25 Ploeger Oxbo Europe B V A windrow forming device

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10320042A1 (de) * 2002-11-20 2004-06-17 Götz, Walter Landwirtschaftsmaschine zum Kreiseln und Schwadern von gemähtem Bodenwuchs
DE202017000595U1 (de) * 2017-02-03 2018-05-08 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliche Erntemaschine
EP3326448A1 (de) * 2016-11-24 2018-05-30 Josef Knüsel Landwirtschaftliche maschine mit einer pickup-vorrichtung
DE102017001012A1 (de) * 2017-02-03 2018-08-09 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliche Erntemaschine
EP3590323A1 (de) * 2018-07-05 2020-01-08 Carl-Ludwig Begemann Landwirtschaftliche vorrichtung
WO2020046114A1 (en) 2018-08-30 2020-03-05 Ploeger Oxbo Europe B.V. Self-propelled agricultural machine

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10320042A1 (de) * 2002-11-20 2004-06-17 Götz, Walter Landwirtschaftsmaschine zum Kreiseln und Schwadern von gemähtem Bodenwuchs
EP3326448A1 (de) * 2016-11-24 2018-05-30 Josef Knüsel Landwirtschaftliche maschine mit einer pickup-vorrichtung
DE202017000595U1 (de) * 2017-02-03 2018-05-08 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliche Erntemaschine
DE102017001012A1 (de) * 2017-02-03 2018-08-09 Pöttinger Landtechnik Gmbh Landwirtschaftliche Erntemaschine
EP3590323A1 (de) * 2018-07-05 2020-01-08 Carl-Ludwig Begemann Landwirtschaftliche vorrichtung
WO2020046114A1 (en) 2018-08-30 2020-03-05 Ploeger Oxbo Europe B.V. Self-propelled agricultural machine

Also Published As

Publication number Publication date
WO2022045883A1 (en) 2022-03-03
US20230309452A1 (en) 2023-10-05
EP4199695A1 (en) 2023-06-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2026328B1 (nl) Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband
BE1023184B1 (nl) Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
US9999178B2 (en) Cam for a windrow merger and pickup head having a variable radius
CA2855250C (en) Self clearing crop ramp
BE1022944B1 (nl) Frame van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
AT509492B1 (de) Heuwerbungsmaschine
EP3357325A1 (de) Landwirtschaftliche erntemaschine
US7028458B2 (en) Machine for mowing stalk-like crops
US4266490A (en) Sugar cane planter
US20220201937A1 (en) Device Which Is Movable In A Direction Of Travel Over The Land Which Can Be Worked By Means Of The Device As Well As Self-Propelled Agricultural Machine
US11612100B2 (en) Converging row unit for potato planter
CN112867390B (zh) 用于掘起根茎类作物的掘起设备
EP0439991A1 (en) A side discharger for a windrower
US6708474B2 (en) Single pass tobacco harvester and method
US4825628A (en) Header platform
NL2002065C2 (nl) Oogstmachine.
CN115551342A (zh) 根茎类作物收割机
CN112638150B (zh) 收割机配件
US1565189A (en) Corn harvester
US2736576A (en) Vehicle hitch means of the resilient type
EP3666058A1 (de) Erntemaschine
US20210137000A1 (en) Converging row unit for potato planter
NL2021517B1 (nl) Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over een met behulp van de inrichting te bewerken land alsmede zelfrijdende landbouwmachine
BE1028549B1 (nl) Verrijdbare rooimachine voor het rooien en reinigen van knolgewassen
NL1042346B1 (nl) Snarenplanter