NL2002065C2 - Oogstmachine. - Google Patents

Description

-1 -

Oogstmachine

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een oogstmachine, in het bijzonder laadwagen en/of balenpers, met een opneeminrichting voor het van de bodem opnemen van oogstgoed, welke opneeminrichting is voorzien van een opneemrotor die bij voorkeur de vorm heeft van een doomenwals, van een op de opneemrotor volgende verdere transporteur voor 5 het verder transporteren van het opgenomen oogstgoed in een opneem- en/of persruimte of dergelijke, en een dwarstransporteur voor het transporteren van zijdelings opgenomen oogstgoed naar het midden en/of voor het verkleinen van de breedte van de op te nemen zwade oogstgoed.

Laadwagens, balenpersen en dergelijke hebben gebruikelijk een op en neer 10 beweegbare pick-up met een roterende doornenwals, die het op de bodem liggend oogstgoed zoals hooi, stro, gras of dergelijke van de bodem opneemt en verzamelt in een transportkanaal, waarin een verdere transporteur, die bij voorkeur de vorm heeft van een rotor, het oogstgoed overneemt en verder transporteert, bijvoorbeeld bij een laadwagen in een opneemruimte en in het geval van een balenpers in een persruimte en - bij mengvormen 15 van genoemde toestellen - ook in een tussenopslag.

Om het opnemen van het materiaal vanaf de bodem bij het berijden van bochten te verbeteren, is het gewenst de pick-up met de doornenwals te verbreden, dit om te verhinderen dat het op te nemen oogstgoed aan de zijkanten langs de pick-up blijft liggen. Om de stroom oogstgoed naar de verdere transporteur respectievelijk een daaraan 20 toegevoegde snijaggregaat bij verbrede pick-up te kunnen verzekeren moet echter ook het totale, aansluitende, aggregaat met rotor, snij-installatie en persframe worden verbreed wat een gecompliceerde verandering en hoge kosten met zich meebrengt ofwel moet de door de pick-up opgenomen stroom oogstgoed worden samengevoegd naar de, niet veranderde en kleine breedte van het daaropvolgend aggregaat.

25 Het is hiervoor bekend tussen de opneemrotor van de pick-up en de verdere transporteur een dwarstransporteerschroef toe te passen. Dergelijke dwarstransporteerschroeven zijn daarbij gebruikelijk aangebracht op een gemeenschappelijke aandrijfas die aan de in de rechter en linker randzones daarvan liggende einden zijn voorzien van een schroefprofiel, waarbij de schroefdelen rechts en links onderling 30 tegengesteld zijn uitgevoerd, zodat een naar het midden gerichte dwarstransportwerking optreedt. Dergelijke dwarstransportschroeven zijn bijvoorbeeld getoond in EP 1417879 A1, EP 1-48195 B1, EP 1163837 A1, EP 1097629 B1, EP 1520466 A1, EP 1621068 A1, EP 1424001 en ook in DE 10249595 A1.

Afhankelijk van de soort oogstgoed is de dwarstransportwerking van dergelijke dwars-35 transportschroeven beperkt. Bovendien vergen zij de aanwezigheid van voldoende ruimte tussen doomenwals en snijwerkrotor respectievelijk moet de doornenwals verder liggen van -2- de snijwerkrotor om plaats te verschaffen voor een dergelijke dwarstransportschroef. Afgezien daarvan is de met de gebruikelijke dwarstransportschroeven bereikbare dwarstransportwerking beperkt zodat de pick-up ten opzichte van het daaropvolgend aggregaat slechts beperkt kan worden verbreed.

5 Uitgaande hiervan beoogt de onderhavige uitvinding een verbeterde oogstmachine van de genoemde soort te verschaffen die de nadelen van de stand van de techniek vermijdt en deze laatste op gunstige wijze verder ontwikkelt. In het bijzonder wordt beoogd met een eenvoudig uitgevoerde, bijvoorbeeld eenvoudig achteraf aan te brengen inrichting een verbeterd dwarstransport van het oogstgoed naar het midden respectievelijk een verdere 10 versmalling van de stroom oogstgoed te bereiken, die een verbrede pick-up verenigbaar maakt met een ongewijzigd smal daaropvolgend aggregaat.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een oogstmachine volgens conclusie 1. Gunstige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.

Voor het bereiken van het beoogde doel wordt voorgesteld in de zijwaartse 15 inloopzones dwarstransportwalsen aan te brengen die voor wat betreft de uitrichting van de draaiassen daarvan divergeren ten opzichte van de uitrichting van de as van de doornenwals, met andere woorden die niet langer evenwijdig aan de as van de doornenwals zijn aangebracht. Volgens de uitvinding heeft de dwarstransporteur aan de zijwaartse randzones van de opneemrotor toegevoegde dwarstransportwalsen waarvan de draaiassen evenwijdig 20 zijn aan, of een scherpe hoek maken met een opstaand langsmiddenvlak. In plaats van een doorgaande, liggend aangebrachte dwarstransportschroef worden aparte zijdelingse dwarstransportwalsen met niet coaxiale, op afstand van elkaar gelegen assen gebruikt die zodanig zijn aangebracht dat in tegenstelling tot de bekende dwarstransportschroeven de volle omtreksnelheid kan worden gebruikt voor het dwarstransport. Hieruit resulteert een 25 compacte uitvoering met een hoog dwarstransportrendement die een significante versmalling van de stroom oogstgoed realiseert.

In een verdere uitvoering van de uitvinding ligt de instelhoek van genoemde dwarstransportwalsen bij voorkeur tussen 0° - wat overeenkomt met een evenwijdige opstelling - en 45°. Ook wanneer eventueel nog sterker van het opstaand langsmiddenvlak 30 weg divergerende opstellingen mogelijk zijn om een grotere bestrijkingsbreedte te verkrijgen combineert genoemde hoekzone voor de instelling van de dwarstransportwalsen op gunstige wijze een redelijke bestrijkingsbreedte met een goed benutten van de omtreksnelheid voor het dwarstransport.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de dwarstransportwalsen 35 daarbij uit een horizontaal vlak zijn gedraaid en ruwweg gezien opstaand zijn uitgericht. Op gunstige wijze kan de draaias van de dwarstransportbalken een scherpe hoek maken met een horizontaal vlak waarbij op gunstige wijze de hellingshoek ten opzichte van de horizontaal ligt tussen 30° en 90°, waarbij laatstgenoemde waarde een verticale opstelling -3- betekent. Op gunstige wijze kan de instelhoek ten opzichte van het horizontale vlak liggen tussen 30° en 60°.

Voor wat betreft de positionering van de dwarstransportwalsen zijn in principe verschillende uitvoeringen mogeiijk en met eikaar te combineren. Een gunstige uitvoering van 5 de uitvinding kan zodanig zijn dat stroomafwaarts van de opneemrotor een paar dwarstransportwalsen rechts en links in de randzones van de opgenomen stroom oogstgoed zijn aangebracht, waarbij de dwarstransportwalsen in het bijzonder kunnen zijn aangebracht tussen genoemde opneemrotor en een verdere transporteur in de zijdelingse randzones van het transportkanaal, dat leidt van de opneemrotor naar de verdere transporteur.

10 Bij een dergelijk aanbrengen van de dwarstransportwalsen tussen de opneemrotor en de verdere transporteur, in het bijzonder de snijrotor, kan het gunstig zijn wanneer de dwarstransportwalsen zich uitstrekken in een opstaande, een scherpe hoek met de verticaal insluitende opstelling en ongeveer evenwijdig met het langsmiddenvlak, waarbij genoemde helling onder een scherpe hoek ten opzichte van de verticaal een naar voren overhellen 15 betekent, zodat genoemde dwarstransportwalsen zich gezien van de bovenvoorkant schuin naar achter onder uitstrekken.

Bij een aanbrengen van de dwarstransportwalsen tussen de doomenwals van de pick-up en de snijwerkrotor kunnen de dwarstransportwalsen op gunstige wijze zijn geïntegreerd in een zijwand en/of een het transportkanaal aan de zijkant begrenzende geleideplaat, in het 20 bijzonder zodanig dat in de contour van de zijwanden en/of de geleideplaat een uitsparing aanwezig is waardoor de betreffende dwarstransportwals met een deel van de omtrek daarvan gaat. Dit kunnen sleufvormige, zich in de omtreksrichting van de dwarstransportwals uitstrekkende uitsparingen zijn zodat de dwarstransportwals met uitstekende omtrekssegmenten daarin kan vallen. Alternatief of aanvullend kan de zijwand respectievelijk 25 de geleideplaat ook over de totale lengte van de dwarstransportband een uitsparing hebben zodat de dwarstransportwals met een meer of minder groot omtrekssegment in het transportkanaal kan vallen respectievelijk daarin kan uitsteken, zodat het uitstekend segmentdeel van de dwarstransportwals het dwarstransport kan bewerkstelligen. Eventueel is ook een niet beklede opstelling van de dwarstransportwals mogelijk waarbij de in het 30 voorgaande beschreven uitvoering echter een beter afstrijken van het oogstgoed van de dwarstransportwalsen mogelijk maakt.

Alternatief of aanvullend aan dergelijke dwarstransportwalsen tussen de opneemrotor en de verdere transporteur kunnen in een de voorkeur verdienende verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding ook dwarstransportwalsen stroomopwaarts van de opneemrotor zijn 35 aangebracht, die als het ware zijdelings voor de doornenwals van de pick-up boven de bodem zweven om reeds voor het opnemen door de opneemrotor een versmalling van de oogstgoedzwade respectievelijk een transport daarvan naar het midden toe te realiseren.

Dergelijke stroomopwaarts van de opneemrotor aangebrachte dwarstransportwalsen -4- kunnen in principe in verschillende richtingen zijn uitgericht. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de dwarstransportwalsen liggend zijn aangebracht waarbij zij met de draaiassen ervan op gunstige wijze in een V-vorm ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, zodat een V-vormig uitgevoerde inloopzone voor de doomenwals resulteert.

5 Als alternatief voor een dergelijke liggende opstelling van de dwarstransportwalsen kunnen laatstgenoemde echter ook uit het horizontale vlak zijn uitgedraaid en/of opstaand zijn uitgericht, waarbij op gunstige wijze een een scherpe hoek met de verticaal insluitende opstelling, in hoofdzaak evenwijdig met het langsmiddenvlak, kan worden toegepast.

Om de dwarstransportwerking te kunnen aanpassen aan verschillende soorten 10 oogstgoed en/of verschillende zwadebreedten kan in een gunstige verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding erin zijn voorzien dat de dwarstransportwalsen voor wat betreft de positie-en/of hoekuitrichting instelbaar zijn uitgevoerd. In het bijzonder kan er voor de dwarstransportwalsen een instelbare ophanging zijn die het mogelijk maakt de instelhoek, de hoogte en de afstand van de dwarstransportwalsen tot de opneemrotor te verstellen. Op 15 gunstige wijze kan daartoe bijvoorbeeld een schamierdraagarm zijn aangebracht voor het legeren van de dwarstransportwalsen die met ten minste één, bij voorkeur echter meerdere schamierassen de verstel baarheid van de betreffende dwarstransportwals op de in het voorgaande genoemde wijze mogelijk maakt.

Om een verbeterde opname van het oogstgoed bij het doorlopen van curven te 20 bereiken is de opneemrotor verbreed ten opzichte van het daaropvolgend aggregaat, in het bijzonder het snijwerk, en heeft dus een grotere werkbreedte. Door de aanbrenging van de dwarstransportwalsen kan desondanks het daaropvolgend aggregaat een ongewijzigde kleine breedte hebben, zodat eventueel ook verder ongewijzigde oogstmachines kunnen worden voorzien van een verbrede pick-up.

25 Om een hoge dwarstransportwerking te realiseren worden de dwarstransportwalsen bij voorkeur roterend aangedreven door een dwarstransportaandrijving. Deze dwarstransportaandrijving kan op verschillende wijzen zijn uitgevoerd. Volgens een gunstige uitvoeringsvorm kan de dwarstransportaandrijving worden afgeleid via een drijfwerktrap van de opneemrotor en/of de verdere transporteur. Zo kan bijvoorbeeld een riemaandrijftrap en/of 30 een kegelwielaandrijftrap worden toegepast om de aandrijfbeweging van de opneemrotor en/of de verdere transporteur over te dragen op de dwarstransportwalsen.

Volgens een andere gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de aandrijving van de dwarstransporteur ook onafhankelijk zijn van de aandrijving van de opneemrotor en/of van die van de verdere transporteur en kunnen er bedienbare aandrijfeenheden voor de 35 dwarstransportwalsen zijn. Bij voorkeur kunnen er aan de dwarstransportwalsen toegevoegde hydro- of elektromotoren zijn.

In een gunstige verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het toerental van de dwarstransportwalsen ten opzichte van de snelheid van de opneemrotor en/of die van het -5- aggregaat voor het verdere transport worden gevarieerd. Door een dergelijke onafhankelijke variatie van het toerental van de dwarstransportaandrijving kan een betere aanpassing van de dwarstransportwerking aan verschillende soorten oogstgoed respectievelijk verschillende zwadegeometrieën worden gerealiseerd.

5 De uitvinding wordt in het nuvolgende toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld en de daarbij behorende tekening. In de tekening tonen: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een oogstmachine volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding die de vorm heeft van een laadwagen die wordt getrokken door een trekker, waarbij de laadwagen aan het vooreinde van de opneemruimte is 10 voorzien van een opneeminrichting met een neer te laten pick-up en een daaraan toegevoegde dwarstransportwals, fig. 2 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van de opneeminrichting van de laadwagen volgens fig. 1 welke figuur in de zijwaartse randzones tussen de doornenwals van de pick-up en de daaropvolgende snijwerkrotor aangebrachte dwarstransportwalsen toont, 15 die opstaand en evenwijdig aan het langsmiddenvlak zijn opgesteld, waarbij rechts en links verschillende uitvoeringsvormen van de dwarstransportwalsen zijn getekend, fig. 3 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een dwarstransportwals volgens fig. 2, waarin de aan deze transportwals toegevoegde van een sleuf voorziene afstrijkplaat is getoond, 20 fig. 4 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een dwarstransportwals volgens een verdere gunstige uitvoering van de uitvinding die een omtreksprofiel heeft in de vorm van in langsrichting verlopende ribben en daartussen gelegen verdiepte delen, fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een opneeminrichting van de laadwagen volgens fig. 1 volgens een verdere gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij 25 stroomafwaarts van de doornenwals van de pick-up in de zijdelingse randzones twee liggend uitgerichte dwarstransportwalsen zijn aangebracht, en fig. 6 een bovenaanzicht van de opneeminrichting volgens fig. 8, welke de instelling van de dwarstransportwalsen stroomopwaarts van de pick-up toont.

Bij de in fig. 1 getekende uitvoeringsvorm is de oogstmachine uitgevoerd als een 30 laadwagen 1, die via een dissel 2 is gekoppeld aan een trekker 3 en daardoor wordt getrokken. De laadwagen 1 heeft op op zich bekende wijze een machineframe 4 dat via het loopwerk 5 op de bodem steunt. De op het machineframe 4 aangebrachte opbouw van de laadwagen bepaalt een opneemruimte 6.

Aan het voorste einde van deze opneemruimte 6 is aan het machineframe 4 een 35 opneeminrichting 7 aangebracht met een via de hefinrichting omhoog en omlaag beweegbare pick-up 8 met een doornenwals 9 die roterend om een liggende dwarsas kan worden aangedreven om op de bodem gelegen oogstgoed op te nemen - zie fig. 2.

Genoemde pick-up 8 transporteert het oogstgoed naar een transportkanaal 10 waarin -6- een verdere transporteur 11 is aangebracht die de vorm heeft van een transportrotor 12 en die het oogstgoed naar de opneemruimte 6 transporteert. Aan deze transportrotor 12 kan op op zich bekende wijze een snijwerk zijn toegevoegd met door de bodem van het transportkanaal 10 gaande snijmes.

5 De doornenwals 9, die in de getoonde uitvoeringsvorm over de bodem wordt geleid door middel van een tastwiel 13, heeft een grotere werkbreedte dan de daarop volgende transportrotor 12. Om het in de zijdelingse randzones van de doomenwals 9 opgenomen oogstgoed naar het midden te bewegen respectievelijk om de breedte van de opgenomen zwade oogstgoed te verkleinen zijn in de uitvoering volgens de tig. 2 en 3 in de zijdelingse 10 randzones tussen de doomenwals 8 en de transportrotor 12 in het transportkanaal 10 uitstekende dwarstransportwalsen 14 aangebracht - zie fig. 2. De dwarstransportwalsen 14 zijn daarbij bij voorkeur ruwweg gezien verticaal opgesteld, waarbij in de getoonde uitvoeringsvorm de draaias van de dwarstransportwalsen 14 met de verticaal een hoek van circa 45° insluiten, en waarbij de draaiassen van de dwarstransportwalsen 14 in hoofdzaak 15 evenwijdig zijn met een opstaand langsmiddenvlak.

Bij voorkeur zijn daarbij de dwarstransportwalsen 14 geïntegreerd in een zijwand 15 van het transportkanaal 10 en/of in een zijtransportplaat 16, zodat slechts een omtrekssegment van de dwarstransportwalsen 14 in het transportkanaal 10 uitsteekt. In het bijzonder kan uitgaande van de doornenwals 9 een zijgeleideplaat 16 leiden naar de 20 betreffende dwarstransportwals 14 terwijl stroomafwaarts van de dwarstransportwals 14 een verdere zijgeleideplaat respectievelijk zijwand 15 het transportkanaal 10 leidt naar de transportrotor 12 respectievelijk dit begrenst.

Bij de in fig. 2 getoonde rechter dwarstransportwals 14 is daarbij tussen de genoemde zijgeleideplaat 16 en de zijwand 15 een in hoofdzaak evenwijdig met de draaias van de 25 dwarstransportbalk 14 verlopende uitsparing aangebracht in de zone waarvan de dwarstransportwals 14 met een omtrekssegment uitsteekt in het transportkanaal 10. Op de omtrek van de dwarstransportwals 14 zijn daarbij meeneemuitsteeksels 17 in de vorm van uitstekende dwarsribben aangebracht die als lepelvormige uitsteeksels over het walsoppervlak verdeeld zijn, om de ingrijp- en transportwerking van de dwarstransportwals te 30 verbeteren.

Aan de linker kant van de pick-up 8 is een dwarstransportwals 14 getoond die volgens de uitvinding op een andere wijze is uitgevoerd. Zoals fig. 3 toont kan de dwarstransportwals 14 tandvormig uitstekende transportsegmenten omvatten die op een deel van hun omloopweg uitstekende sleufvormige uitsparingen 14 in de zijwand 15 van het 35 transportkanaal 10 zodanig dat zij in genoemd transportkanaal 10 uitsteken - zie fig. 3. Genoemde sleufvormige uitsparingen 18 strekken zich daarbij uit in de omtreksrichting van de dwarstransportwalsen 14 zodat de zwaardvormige transportelementen 19 daardoor kunnen gaan. Genoemde zijwand 15 met de sleufvormig uitsparingen 18 vormt een gedeelte -7- dat het blijven hangen van oogstgoed aan de transportelementen 19 op zekere wijze verhindert.

Om een overeenkomstige werking ook aan de rechter dwarstransportwals volgens tig. 2 te realiseren heeft daar de zijwand 15 tussen de meeneemuitsteekseis 17 grijpende 5 afstrijkvingers 20 - zie fig. 2.

Volgens fig. 4 kan de dwarstransportwals 14 ook een in axiale richting van de dwarstransportwals 17 verlopend meeneemprofiel aan de omtrekszijde hebben. Concreet zijn daarbij staafvormige of brugvormige uitsteeksels aangebracht die zich in langsrichting uitstrekken, waarbij tussen genoemde staafvormige uitsteeksels 21 in langsrichting 10 verlopende, kuipvormige verdiepingen aanwezig zijn - vgl. fig. 4. De in zijn totaliteit afgeronde vorm van de overgangen tussen uitsteeksels 21 en verdiepingen 22 en de afgeronde uitvoering zelf geven de dwarstransportwals 14 een goede meeneemwerking, en anderzijds wordt het blijven hangen van oogstgoed zeker verhinderd.

Alternatief danwel aanvullend aan de stroomafwaarts van de doomenwals 19 15 aangebrachte dwarstransportwalsen 14 kan de opneeminrichting 7 ook zijn voorzien van dwarstransportwalsen 23 die stroomopwaarts van de doomenwals 9 zijn aangebracht, waarbij deze dwarstransportwalsen 23 als het ware voor de pick-up 8 boven de bodem "zweven". Bij de in fig. 5 getoonde uitvoering zijn genoemde dwarstransportwalsen 23 opgehangen in een scharnierdraagarm 24 die is vastgezet aan een framedeel van de 20 opneeminrichting 7. De scharnierdraagarm 24 heeft daarbij op gunstige wijze ten minste één scharnier 25 met een opstaande scharnieras en bij voorkeur nog een verder scharnier 26 met een liggende as zodat de instelling en de positionering van de dwarstransportwalsen 23 in meerdere assen instelbaar is. De scharnierdraagarmen 24 omgrijpen daarbij de pick-up 8 van achteren, zodat de dwarstransportwalsen 23 zijn aangebracht in de zijwaartse randzones 25 voor de pick-up 8. In de getoonde uitvoeringsvorm hebben de dwarstransportwalsen 23 met hun draaiassen een liggende opstelling, waarbij genoemde draaiassen van de dwarstransportwalsen 23 ten opzichte van elkaar V-vormig zijn opgesteld, met andere woorden een scherpe hoek maken met een opstaand langsmiddenvlak. Zoals fig. 6 toont, kan genoemde instelhoek ten opzichte van de rijrichting liggen tussen 30° en 60°, bijvoorbeeld 30 45° zijn.

In plaats van de in de fig. 5 en 6 getoonde liggende opstelling van de dwarstransportwalsen 23 kunnen deze ook opstaand zijn aangebracht, in het bijzonder overeenkomstig de uitrichting van de stroomafwaarts van de doornenwals 9 aangebrachte dwarstransportwalsen 14 die in het voorgaande zijn beschreven.

35 De dwarstransportwalsen 14 en 23 worden aangedreven door een aandrijving 27 respectievelijk 28 voor deze walsen. De dwarstransportaandrijving 27 van de dwarstransportwalsen 14 stroomafwaarts van de doomenwals 9 kan in principe op verschillende wijzen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld via een aandrijftrap zijn afgeleid van de -8- aandrijving van de doornenwals 9 en/of de transportwals 12. Als alternatief kunnen onafhankelijk daarvan de te bedrijven aandrijfeenheden, bij voorkeur hydromotoreenheid of elektromotoren, worden gebruikt voor het aandrijven van de dwarstransportwalsen 14, zodat op eenvoudige wijze het toerental van de dwarstransportwalsen 14 ten opzichte van dat van 5 de doornenwals 8 en/of de transportrotor 9 kan worden gevarieerd.

Ook de dwarstransportaandrijving 28 van de dwarstransportwalsen 23 kan op verschillende wijzen zijn uitgevoerd, in de getoonde uitvoeringsvorm is een gunstige, aparte aandrijfeenheid voor elke dwarstransportwals 23 aangebracht die bij voorkeur is uitgevoerd als een elektromotor of een hydraulische motor.

Claims (17)

1. Oogstmachine, in het bijzonder laadwagen en/of balenpers, met een opneeminrichting (7) voor het van de bodem opnemen van oogstgoed, welke 5 opneeminrichting (7) is voorzien van een opneemrotor (9) die de vorm heeft van een doornenwals, van een op de opneemrotor (8) volgende verdere transporteur (11) voor het verder transporteren van het opgenomen oogstgoed in een opneem- en/of persruimte (8) of dergelijke, en een dwarstransporteur voor het transporteren van zijdelings opgenomen oogstgoed naar het midden en/of voor het verkleinen van de breedte van de op te nemen 10 zwade oogstgoed, met het kenmerk, dat de dwarstransporteur tussen de doomenwals en de verdere transporteur (11) aan de zijdelingse randzones van het transportkanaal van de opneemrotor (8) naar de verdere transporteur (11) toegekende dwarstransportwalsen (14, 23) omvat waarvan de draaiassen evenwijdig zijn aan danwel een scherpe hoek insluiten met een opstaand iangsmiddenvlak en waarvan het omtrekszijden voorzien zijn van 15 meeneemuitsteeksels (17, 19) voor het transport van het oogstgoed.

2. Oogstmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dwarstransportwalsen (14, 23) met de draaiassen daarvan onder een hoek van 0° tot 45° met genoemd opstaand Iangsmiddenvlak zijn opgesteld. 20

3. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draaiassen van de dwarstransportwalsen (4) onder een scherpe hoek hellend ten opzichte van een horizontaal vlak zijn opgesteld.

4. Oogstmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de draaiassen van de dwarstransportwalsen (14) met het horizontale vlak een hoek insluiten die ligt tussen 30° en 90° en bij voorkeur tussen 30° en 60°.

5. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 30 dwarstransportwalsen (14) zijn aangebracht tussen de opneemrotor (8) en de verdere transporteur (11) in de zijdelingse randzones van het van de opneemrotor (8) naar de verdere transporteur (11) leidend transportkanaal (10).

6. Oogstmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dwarstransportwalsen 35 (23) zich uitstrekken in een opstaande, een scherpe hoek met de verticaal insluitende opstelling en in hoofdzaak evenwijdig zijn met het Iangsmiddenvlak.

7. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij verdere -10- dwarstransportwalsen (23) in de rijrichting gezien stroomopwaarts van de opneemrotor (8) zijn opgesteld.

8. Oogstmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dwarstransportwalsen 5 (23) zich in een liggende opstelling uitstrekken en met de draaiassen ervan onderling V- vormig zijn opgesteld, zodanig dat voor de opneemrotor (8) een naar de opneemrotor (8) toe smaller worden de inloopzone is gevormd.

9. Oogstmachine volgens een van de volgende conclusies, waarbij de 10 dwarstransportwalsen (23) zich uitstrekken in een opstaande opstelling, een scherpe hoek met de verticaal maken en in hoofdzaak evenwijdig zijn met het langsmiddenvlak.

10. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dwarstransportwalsen (23) voor wat betreft de positie- en/of de hoekuitrichting ervan 15 instelbaar zijn uitgevoerd, en bij voorkeur elk zijn opgehangen in een schamierdraagarm (24).

11. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opneemrotor (8) een grotere werkbreedte heeft dan de daaropvolgende verdere transporteur (11). 20

12. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dwarstransportwalsen (14, 23) roterend door een dwarstransportaandrijving (27, 28) kunnen worden aangedreven.

13. Oogstmachine volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dwarstransportaandrijving (27, 28) via een drijfwerktrap is ontleend aan de opneemrotor (8) en/of de verdere transporteur.

14. Oogstmachine volgens conclusie 12, waarbij de dwarstransportaandrijving (27,28) 30 een aan de dwarstransportwalsen (14, 23) toegevoegde hydro- of elektromotor omvat.

15. Oogstmachine volgens een van de beide voorgaande conclusies, waarbij de dwarstransportaandrijving (27, 28) voor wat betreft de transportsnelheïd ervan ten opzichte van die van de opneemrotor (8) en/of de verdere transporteur (11) variabel is uitgevoerd. 35

16. Oogstmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan de dwarstransportwalsen afstrijkers voor het afstrijken van het met de dwarstransportwalsen (14, 23. in ingrijping zijnd oogstgoed zijn toegevoegd. -11 -

17. Oogstmachine volgens de voorgaande conclusies, waarbij de afstrijkers worden gevormd door een het transportkanaal (10) begrenzende zijwand (15) en/of een zijgeleideplaat (16).