BE1023983B1 - Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling - Google Patents

Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling Download PDF

Info

Publication number
BE1023983B1
BE1023983B1 BE2016/5205A BE201605205A BE1023983B1 BE 1023983 B1 BE1023983 B1 BE 1023983B1 BE 2016/5205 A BE2016/5205 A BE 2016/5205A BE 201605205 A BE201605205 A BE 201605205A BE 1023983 B1 BE1023983 B1 BE 1023983B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
belt
reversing
drive
actuator
arm
Prior art date
Application number
BE2016/5205A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023983A1 (nl
BE1023983B9 (nl
BE1023983A9 (nl
Inventor
Stijn Bailliu
Nico J.M. Wolfcarius
Ruben J. VANCOILLIE
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE20165205A priority Critical patent/BE1023983A9/nl
Priority to BR102017005704-6A priority patent/BR102017005704B1/pt
Priority to US15/467,797 priority patent/US10299436B2/en
Priority to EP17162553.6A priority patent/EP3228175B1/en
Publication of BE1023983A1 publication Critical patent/BE1023983A1/nl
Publication of BE1023983B1 publication Critical patent/BE1023983B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1023983B9 publication Critical patent/BE1023983B9/nl
Publication of BE1023983A9 publication Critical patent/BE1023983A9/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/005Non electric hybrid systems, e.g. comprising mechanical and/or hydraulic and/or pneumatic drives
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • A01D41/14Mowing tables
    • A01D41/142Header drives
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/06Combines with headers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D69/00Driving mechanisms or parts thereof for harvesters or mowers
    • A01D69/06Gearings
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H7/0827Means for varying tension of belts, ropes, or chains for disconnecting the drive
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H2007/0863Finally actuated members, e.g. constructional details thereof
    • F16H2007/0865Pulleys
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H7/00Gearings for conveying rotary motion by endless flexible members
    • F16H7/08Means for varying tension of belts, ropes, or chains
    • F16H2007/0889Path of movement of the finally actuated member
    • F16H2007/0891Linear path

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Combines (AREA)

Abstract

Een oogstmachine (10) heeft een maaibord- en toevoeraandrijfsysteem (70) dat een opstelling bevat met de hoofdriemaandrijving (82, 182) en een opstelling met een keerriemaandrijving (84, 184). De opstelling met de voorwaarts aandrijvende riemaandrijving (82, 182) bevat een hoofdaandrijfriem (86, 186) en een hoofdaandrijfriemspanner (106, 206) die bediend wordt door een actuator (104, 204). De opstelling met de keerriemaandrijving (84, 184) bevat een omkeermotor (100, 200) en een omkeeraandrijfriem (96, 196) die selectief gekoppeld wordt met het aandrijfsysteem (70) van het toevoersysteem door de werking van dezelfde actuator (104, 204).

Description

GEÏNTEGREERD OMKEERSYSTEEM MET RIEMKOPPELING
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op oogstmachines zoals maaidorsers, en meer bepaald op de aandrijfsystemen die verbonden zijn met maaibord-en toevoermechanismen voor het toevoeren van oogstmateriaal aan de machine om het te verwerken, en nog specifieker op omkeeraandrijfsystemen die geactiveerd kunnen worden om oogstmateriaal achteruit te verwijderen wanneer er omstandigheden zijn waarin het te sterk wordt toegevoerd (overvoeding) of wanneer er verstopping optreedt, of om op een andere manier materiaal uit het toevoermechanisme terug te trekken.
Een oogstmachine wordt “maaidorser” (of pikdorser) (of "combine harvester" in het Engels) genoemd aangezien deze machine meerdere oogstfuncties, zoals plukken of snijden, dorsen, scheiden en reinigen in een enkele oogstmachine combineert. Een typische maaidorser bevat een maaibord dat het gewas van een veld verwijdert en een toevoersysteem dat het gewasmateriaal naar een dorsrotor transporteert. De dorsrotor draait in een geperforeerd huis dat de vorm kan hebben van verstelbare dorskorven en een dorsbewerking uitvoert op het gewas om het graan uit ander oogstmateriaal te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het door perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd op zeven in een reinigingssysteem. Een reinigingsventilator blaast lucht door de zeven om kaf en andere deeltjes vuil naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Oogstmateriaal dat geen graan is, zoals stro uit het dorssysteem, gaat verder door een restantensysteem, dat een strohakselaar kan gebruiken om het niet-graan te verwerken en naar de achterkant van de maaidorser te richten. Het gereinigde graan wordt naar een graantank aan boord van de maaidorser getransporteerd. Wanneer de graantank vol raakt of om andere redenen moet worden leeggemaakt, wordt de maaidorser gepositioneerd in de buurt van een voertuig waarin het graan moet worden ontladen, zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke; en wordt een ontlaadsysteem op de maaidorser aangedreven om het graan vanuit de graantank naar het voertuig over te brengen.
Meer bepaald kan een maaibord een snijbalk of een ander mechanisme bevatten om oogstmateriaal van het veld te snijden of te verwijderen, en een haspel, transporteurs vijzels en/of andere transporttoestellen die het afgesneden oogstmateriaal verzamelen en naar stroomafwaarts gelegen verwerkingssystemen in de machine richten. Het afsnijden van een breed zwad gewas en daarna het gewas verzamelen naar het midden toe van de machine vanaf de buitenranden en daarbij de gewasstroom concentreren wanneer het de eropvolgende verwerkingssystemen binnenkomt, is bekend. Zulke stroomafwaartse verwerkingssystemen kunnen een roterend dors- of scheidingssysteem bevatten met één of meer rotoren die zich axiaal (van voren naar achteren) of dwars (van de ene kant naar de andere kant) binnen het huis van de maaidorser kunnen uitstrekken en die gedeeltelijk of volledig omringd zijn door een geperforeerde dorskorf. Het oogstmateriaal wordt gedorst en gescheiden door het draaien van de rotor binnen de dorskorf. Grover oogstmateriaal dat geen graan is, zoals stengels en bladeren, wordt naar de achterkant van de maaidorser getransporteerd en weer op het veld ontladen. De gescheiden graankorrels worden, samen met een deel fijner materiaal dat geen graan is zoals kaf, stof, stro en andere oogstrestanten, ontladen via de dorskorven en vallen op een graanschaal waar ze naar het reinigingssysteem getransporteerd worden. Als alternatief kunnen het graan en fijner niet-graan ook rechtstreeks op het reinigingssysteem zelf vallen.
Het reinigingssysteem scheidt vervolgens het graan van het niet-graan, en bevat gewoonlijk een ventilator die een luchtstroom opwaarts en naar achteren richt door verticaal aangebrachte zeven die heen en weer bewegen op een voorwaartse en achterwaartse manier. De luchtstroom tilt het lichtere niet-graan op en vervoert het naar het achterste uiteinde van de maaidorser om het op het veld te lossen. Schoon graan dat zwaarder is, en grotere stukken niet-graan, die niet weggeblazen worden door de luchtstroom, vallen op een oppervlak van een bovenste zeef (ook kortstrozeef genoemd) waar een deel of al het schone graan doorheen passeert naar een onderste zeef (ook bekend als reinigingszeef). Graan en niet-graan die op de bovenste en onderste zeven achterblijven, worden fysiek gescheiden door de heen-en-weergaande actie van de zeven wanneer het materiaal door de maaidorser naar achteren beweegt. Alle graan en/of niet-graan dat op het bovenvlak van de bovenste zeef achterblijft wordt aan de achterkant van de maaidorser gelost. Graan dat door de onderste zeef valt, belandt op een bodemschaal van het reinigingssysteem, waar het voorwaarts vervoerd wordt naar een schoongraanvijzel. De schoongraanvijzel transporteert het graan naar een graantank aan boord van de machine voor tijdelijke opslag.
Tijdens de normale werking van een oogstmachine, levert de motor aan boord van de machine vermogen aan de verschillende systemen, met inbegrip van de gewastoevoersystemen, via mechanische verbindingen met het aandrijfmechanisme. Bijvoorbeeld door het gebruik van verschillende assen, riemaandrijvingen, kettingaandrijvingen en dergelijke, kunnen verscheidene vijzels, transporteurs of andere mechanismen van de maaibord- en toevoersystemen eendrachtig aangedreven worden. Onder sommige bedrijfsvoorwaarden kan oogstmateriaal klonters of bundels vormen, die een mogelijke verstopping vormen die een verdere werking kunnen beletten of zelfs de machine helemaal verstoppen. Om deze toestand te voorkomen of uit te sluiten, kan het oogstmateriaal achterwaarts t.o.v. de normale verplaatsingsrichting bewogen worden om materiaalklonters te verwijderen, te herpositioneren of te verspreiden. Het is onpraktisch en ongewenst om de draairichting van het volledige aandrijfsysteem om te keren en het gebruik van afzonderlijke motoren voor de omkeeraandrijving is dan ook bekend om de draairichting van beperktere groepen mechanismen om te keren. De hoofdaandrijving of de aandrijving voor de voorwaartse beweging (verder kortweg hoofdaandrijving genoemd) wordt onderbroken en de omkeeraandrijving wordt ingeschakeld. Het integreren van de motor van de omkeeraandrijving in het aandrijfmechanisme kan echter moeilijk, ingewikkeld en duur zijn. Een hydraulische motor met een geschikte koppeling voor het koppelen en ontkoppelen van het aandrijfmechanisme kan een aanzienlijk ruimte vereisen in de machine en de verschillende onderdelen daarvoor kunnen duur zijn. Geavanceerde systemen kunnen moeilijk en duur te herstellen en te onderhouden zijn.
Wat nodig is ten opzichte van de stand van de techniek is een opstelling met een omkeeraandrijving die compact en eenvoudig is om mee te werken en te gebruiken, om, indien nodig, het primaire aandrijfsysteem selectief te ontkoppelen en het omkeersysteem te koppelen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding verschaft een omkeeraandrijfsysteem dat zodanig geïntegreerd is in het primaire aandrijfsysteem dat één enkele actuator de ene aandrijving ontkoppelt wanneer de andere wordt gekoppeld, om een omkeermotor in het systeem aandrijvend te koppelen of te ontkoppelen.
In één vorm is de uitvoering gericht op een oogstmachine die uitgerust is met een chassis, een maaibord een toevoerhuis en een motor, die allemaal gedragen worden door het chassis. Een maaibord- en toevoeraandrijfsysteem drijft de maaibord- en toevoerhuissystemen aan, en bevat een opstelling met een hoofdriemaandrijving waarvan de hoofdaandrijfriem aangebracht is rond een eerste riemschijf en een tweede riemschijf, en een hoofdaandrijfriemspanner die bediend wordt door een actuator om de hoofdaandrijfriem met de eerste riemschijf en met de tweede riemschijf te koppelen en te ontkoppelen. De opstelling met de hoofdriemaandrijving wordt aangedreven door de motor via de onderlinge verbinding met een aandrijflijn. Een opstelling met een keerriemaandrijving bevat een omkeermotor die selectief gekoppeld wordt aan het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem. Een omkeermotorriemschijf wordt aangedreven door de omkeermotor, en is een omkeeraandrijfriem aangebracht rond de omkeermotorriemschijf, ofwel op de eerste of op de tweede riemschijf. Een riemspanner voor de keerriemaandrijving (verder kortweg keerriemspanner genoemd) koppelt en ontkoppelt de omkeeraandrijfriem met de omkeermotorriemschijf, en hetzij met de eerste riemschijf, hetzij met de tweede riemschijf. Een stangenmechanisme verbindt de hoofdaandrijfriemspanner de keerriemspanner zodat de werking van de actuator zowel op de hoofdaandrijfriemspanner als op keerriemspanner inwerkt.
Deze uitvinding in een vorm ervan, verschaft op voordelige wijze een omkeeraandrijfsysteem dat geïntegreerd is met het primaire aandrijfsysteem om een actuator te gebruiken die gemeenschappelijk is met het primaire aandrijfsysteem om zo nodig het ene aandrijfsysteem te koppelen en het andere aandrijfsysteem te ontkoppelen.
Een ander voordeel van een vorm van het geïntegreerde omkeeraandrijfsysteem is dat het systeem compact is en een minimum aan ruimte vergt.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding in haar verschillende vormen en de manier om ze te bereiken, zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding samen met de bijbehorende tekeningen, waarin:
Figuur 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een oogstmachine in de vorm van een maaidorser, die een geïntegreerd omkeersysteem bevat waarbij een riem wordt gekoppeld zoals hierin onthuld;
Figuur 2 een zijaanzicht is van een maaibord- en toevoeraandrijfsysteem voor de maaidorser zoals weergegeven in Figuur 1;
Figuur 3 een vergroot zijaanzicht is van een keerriemaandrijfsysteem in het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem;
Figuur 4 een perspectiefaanzicht is van een hoofdaandrijfriemspanner in het keerriemaandrijfsysteem;
Figuur 5 een perspectiefaanzicht is van een keerriemspanner in het keerriemaandrijfsysteem;
Figuur 6 een ander perspectiefaanzicht is van een keerriemspanner, weergegeven vanuit een verschillende hoek dan die welke weergegeven is in Figuur 5;
Figuur 7 een aanzicht is van de dwarsdoorsnede van de keerriem spanner in één bedrijfstoestand;
Figuur 8 een aanzicht is van de dwarsdoorsnede van de keerriemspanner in een andere bedrijfstoestand, verschillend van die welke weergegeven is in Figuur 7;
Figuur 9 een perspectiefaanzicht is van het keerriemaandrijfsysteem met verschillende riemschijven, assen en andere niet weergegeven onderdelen, om duidelijker de hoofdaandrijfriemspanner en de keerriemspanner in één bedrijfstoestand te illustreren;
Figuur 10 een perspectiefaanzicht is van het keerriemaandrijfsysteem dat vergelijkbaar is met dat wat weergegeven is in Figuur 9, maar dat de hoofdaandrijfriemspanner en de keerriemspanner illustreert in een andere bedrijfstoestand, verschillend van die welke weergegeven is in Figuur 9;
Figuur 11 een zijaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een keerriemaandrijfsysteem, maar ook nu met verschillende riemschijven, assen en andere niet weergegeven onderdelen, om duidelijker de hoofdaandrijfriemspanner en een keerriemspanner van de tweede uitvoeringsvorm in één bedrijfstoestand te illustreren; en
Figuur 12 een zijaanzicht is van het keerriemaandrijfsysteem zoals weergegeven in Figuur 11, maar die de hoofdaandrijfriemspanner en keerriemspanner van de tweede uitvoeringsvorm in een andere bedrijfstoestand illustreert, verschillend van die welke weergegeven is in Figuur 12.
Overeenkomstige verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. Het hier uiteengezette voorbeeld illustreert een uitvoeringsvorm van de uitvinding, in één vorm, en zulk voorbeeld mag niet geïnterpreteerd worden alsof het de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zou beperken.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De termen "graan", "stro" en "niet-gedorste aren" worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus verwijst “graan” naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal, waarnaar verwezen wordt als "oogstmateriaal dat geen graan is", (in het Engels MOG = non-grain erop material, verder in het Nederlands soms afgekort tot niet-graan) of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt "niet-gedorste aren" genoemd. Ook de termen "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts", wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachines en/of onderdelen ervan zijn gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de voorwaartse rijrichting van de oogstmachine in werking, maar nogmaals, ze mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen “in de lengte”, “lengte-” en “dwars” zijn bepaald ten opzichte van de lengterichting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.
Nu met verwijzing naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt een oogstmachine weergegeven in de vorm van een maaidorser 10, die over het algemeen een chassis 12, met contact makende middelen voorwielen 14 en achterwielen 16, een maaibord 18, een toevoerhuis 20, een operatorcabine 22, een dors- en scheidingssysteem 24, een reinigingssysteem 26, een graantank 28, en een ontlaadvijzel 30 bevat.
Voorwielen 14 zijn grotere wielen van het flotatietype en achterwielen 16 zijn kleinere bestuurbare wielen. De aandrijfkracht wordt selectief aangebracht op de voorwielen 14 door een krachtbron in de vorm van een dieselmotor 32 en een transmissie (niet weergegeven). Hoewel maaidorser 10 weergegeven is met wielen, dient ook te worden begrepen dat maaidorser 10 rupsbanden kan bevatten, bv. volledige of halve rupsbanden. Er dient verder te worden begrepen dat maaidorser 10 louter bij wijze van voorbeeld gegeven is voor een oogstmachine waarvoor het geïntegreerde omkeersysteem kan worden gebruikt, en dat oogstmachines van andere types met inbegrip van andere types maaidorsers, fourageurs en dergelijke, het systeem voordelig kunnen gebruiken.
Maaibord 18 is aangebracht op de voorkant van de maaidorser 10 en bevat een maaibalk 34 voor het afsnijden van gewassen van een veld tijdens het vooruit bewegen van de maaidorser 10. Een draaibare haspel 36 voert gewas toe aan het maaibord 18, en een dubbele vijzel 38 voert gehakt gewas lateraal naar binnen toe aan elke kant van het toevoerhuis 20. Toevoerhuis 20 transporteert het afgesneden gewas naar het dors- en scheidingssysteem 24, en is selectief verticaal beweegbaar met behulp van geschikte actuators, bv. hydraulische cilinders (niet weergegeven).
Het dors- en scheidingssysteem 24 bevat over het algemeen een rotor 40 die ten minste gedeeltelijk omsloten wordt door en draaibaar is binnen een overeenkomstige geperforeerde rotorkooi of dorskorf 42. De afgesneden gewassen worden gedorst en gescheiden door de rotatie van de rotor 40 binnen in dorskorf 42, en grotere elementen, zoals stengels, bladeren en dergelijke worden vanaf de achterkant van maaidorser 10 ontladen. Kleinere elementen van het oogstmateriaal, met inbegrip van graan en niet-graan, inclusief deeltjes die lichter zijn dan graan, zoals kaf, stof en stro, worden ontladen via de perforaties van dorskorf 42. Rotor 40 is weergegeven in een representatieve zin waarbij die rotor 40 meer dan één rotor 40 kan zijn en over het algemeen transversaal gericht kan zijn in de rijrichting van maaidorser 10. Zo ook kan dorskorf 42 meer dan één dorskorf 42 hebben.
Graan dat door dors- en scheidingssysteem 24 gescheiden werd, valt in een graanschaal 44 en wordt verder naar het reinigingssysteem 26 getransporteerd. Reinigingssysteem 26 kan een facultatieve voorreinigingszeef 46, een bovenste zeef 48 (ook kortstrozeef genoemd), een onderste zeef 50 (ook reinigingszeef genoemd), en een reinigingsventilator 52 bevatten. Graan op zeven 46, 48, en 50 is onderhevig aan een reinigingsactie door ventilator 52, die luchtstroom voorziet door de zeven om het kaf te verwijderen en andere lichtgewicht onzuiverheden, zoals stof, uit het graan te verwijderen door ervoor te zorgen dat dit materiaal in de lucht zweeft om het te ontladen via de strokap 54 van de maaidorser 10. De graanschaal 44 en de voorreinigingszeef 46 bewegen heen en weer in de lengterichting van de machine om het graan en fijner oogstmateriaal dat geen graan is naar het bovenvlak van de bovenste zeef 48 te transporteren. De bovenste zeef 48 en de onderste zeef 50 zijn verticaal ten opzichte van elkaar aangebracht, en bewegen ook heen en weer in de lengterichting van de machine om het graan over zeven 48, 50, waarbij gereinigd graan onder invloed van de zwaartekracht door de openingen van de zeven 48, 50 kan vallen.
Gereinigd graan valt op een schoongraanvijzel 56 die overdwars onder en aan de voorkant van de onderste zeef 50 is geplaatst. Schoongraanvijzel 56 ontvangt schoon graan vanaf elke zeef 48, 50 en vanaf een onderste schaal 62 van het reinigingssysteem 26. Schoongraanvijzel 56 transporteert het schone graan lateraal naar een over het algemeen verticaal aangebrachte graanelevator 60 om het aan de graantank 28 toe te voeren. Niet-gedorste aren vallen uit het graanreinigingssysteem 26 in een vijzeltrog voor niet-gedorste aren 58 en worden via een vijzel voor niet-gedorste aren 64 en de terugvoervijzel 66 naar het stroomopwaarts gelegen uiteinde van het graanreinigingssysteem 26 getransporteerd om een herhaalde reinigingsactie te ondergaan. Een paar graantankvijzels 68 op de bodem van de graantank 28 transporteert het schone graan zijdelings in de graantank 28 naar de losvijzel 30 om het uit de maaidorser 10 te lossen.
Het niet-graan gaat verder door een restantenbehandelingssysteem en wordt ontladen via de strokap 54. Het restantenbehandelingssysteem kan een hakselaar, tegenmessen, een zwaddeur en een restantenstrooier bevatten, die hier niet weergegeven zijn, maar die wel begrepen worden door en vertrouwd zijn voor wie op de hoogte is van de stand van de techniek.
Een maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70, schematisch geïllustreerd in Figuur 1, heeft een keerriemaandrijfsysteem 80 dat verder in detail geïllustreerd is in Figuur 2. Naast de onderdelen van het keerriemaandrijfsysteem 80 dat hierna verder in detail wordt beschreven, kunnen het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70, bijvoorbeeld een maaibordriemschijf 72 bevatten die aangedreven wordt door een aandrijfriem 74 die stroomafwaarts in een aandrijflijnverbinding verbonden is met het keerriemaandrijfsysteem 80, en andere aandrijfriemen en aandrijvende verbindingen 76 stroomopwaarts in de aandrijflijnverbinding met het keerriemaandrijfsysteem 80. Er dient te worden begrepen dat het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70 extra riemschijven en riemen, kettingwielen en kettingen en/of assen en dergelijke kan bevatten om de bovengenoemde en andere onderdelen in het maaibord 18 en het toevoerhuis 20 aan te drijven, met inbegrip van, bijvoorbeeld, de snijbalk 34, de haspel 36 en de vijzel 38.
Het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70 wordt aangedreven in de primaire functie ervan door de motor 32 via een aandrijflijn 78 die schematisch weergegeven is in Figuur 1 als een lijn vanaf de motor 32. Er dient te worden begrepen dat de aandrijflijn 78 een reeks assen, kettingwiel- en kettingwielaandrijvingen, andere riem- en riemschijfaandrijvingen en dergelijke kan bevatten die andere mechanismen aandrijven in de verschillende systemen van de maaidorser 10, naast het overbrengen van vermogen van de motor 32 naar het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70. De primaire functie van het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70 is het werken in de voorwaartse aandrijfrichting, dat wil zeggen de aandrijfrichting en de opstelling die gebruikt worden wanneer de maaidorser 10 in zijn oogstmodus is voor het verwijderen van een gewas van een veld en voor het verwerken van het oogstmateriaal.
Met verwijzing nu naar Figuur 2 en Figuur 3, bevat het keerriemaandrijfsysteem 80, dat een gedeelte vormt van het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem 70, een opstelling met een hoofdriemaandrijving 82 en een opstelling met een keerriemaandrijving 84 die operationeel geïntegreerd is in de opstelling met een hoofdriemaandrijving 82. De opstelling met de hoofdriemaandrijving 82 wordt aangedreven door de motor 32 via aandrijflijn 78 en bevat een eindeloze hoofdaandrijfriem 86 die aangebracht is rond een eerste riemschijf 88 op een tussenas 90 en rond een tweede riemschijf 92 op een bovenste as van het toevoersysteem 94.
Tussenas 90 kan aandrijvend gekoppeld worden met bijvoorbeeld snij mechanismen en initiële gewasopraapmechanismen van het maaibord 18, en de bovenste as van het toevoersysteem 94 kan aandrijvend gekoppeld worden met, bijvoorbeeld, een kettingtransporteur of andere toevoermechanismen van toevoerhuis 20.
De opstelling met de keerriemaandrijving 84 bevat een eindeloze omkeeraandrijfriem 96 die aangebracht is rond een riemschijf 98 van een omkeermotor 100 en rond de bovengenoemde tweede riemschijf 92 op de bovenste as van het toevoersysteem 94.
Een geïntegreerd riemspansysteem 102 is aangebracht voor en operationeel gekoppeld met de opstelling met de hoofdriemaandrijving 82 en met de opstelling met de keerriemaandrijving 84. Het geïntegreerde riemspansysteem 102 bevat een actuator 104, een hoofdaandrijfriemspanner 106, een keerriemspanner 108 en een stangenmechanisme 110 dat de actuator 104 en de riemspanners 106 en 108 verbindt met de opstelling met de hoofdriemaandrijving 82 en de opstelling met de keerriemaandrijving 84.
Riemspanners 106 en 108 zijn bruikbaar om de spanning van de hoofdaandrijfriem 86 en de omkeeraandrijfriem 96 tegen de riemschijven waarover ze lopen te verhogen of te verlagen. Bijgevolg kunnen ze elk zo bewogen worden dat de spanning van de aandrijfriem voldoende toeneemt om de drijfkracht over te kunnen brengen tussen de riemschijven en, als alternatief, zo manier bewogen worden dat de spanning voldoende afneemt dat de drijfkracht tussen de riemschijven niet wordt overgebracht. Stangenmechanisme 110 verbindt de actuator 104 en de riemspanners 106, 108 met elkaar, zodat de riemspanners eendrachtig bediend worden, maar wel in tegenovergestelde zin. Wanneer één riemspanner wordt bewogen om de spanning van de aandrijfriem waarmee hij verbonden is te verhogen, wordt de andere riemspanner bewogen om de spanning van de bijbehorende aandrijfriem te doen afnemen. Bijgevolg kan door de werking van één enkele actuator 104, de opstelling met de hoofdriemaandrijving 82 ontkoppeld worden wanneer de opstelling met de keerriemaandrijving 84 wordt gekoppeld, of kan de opstelling met de keerriemaandrijving 84 ontkoppeld worden als de opstelling met de hoofdriemaandrijving 82 wordt gekoppeld.
De hoofdaandrijfriemspanner 106 en de keerriemspanner 108 zijn onder veerspanning staande voorzieningen die geconfigureerd zijn om een voorgeschreven kracht aan te brengen wanneer ze aangedreven worden door de werking van de actuator 104 en de onderlinge verbinding van het stangenmechanisme 110. Met verwijzing nu meer bepaald naar Figuur 4 bevat de hoofdaandrijfriemspanner 106 een niet-aangedreven riemschijf 112 die bewogen kan worden naar en weg van de buitenkant van de hoofdaandrijfriem 86. Niet-aangedreven riemschijf 112 wordt tegen een spanarm 114 gehouden door een draaibare verbinding 115, en de spanarm 114 is aan de maaidorser 10 bevestigd via een scharnierende bevestiging 116. De spanarm 114 bevat een scharnier 118 voor het verschuifbaar ontvangen van een spanstang 120 die zich uitstrekt door scharnier 118. Een pen 122 strekt zich zijdelings uit ten opzichte van de de spanstang 120 onder scharnier 118. Een veer 124 is aangebracht op de spanstang 120 tussen een bovenste aanslag 126 en het scharnier 118. Het bovenste uiteinde van de spanstang 120 is met een koppelingsarm 128 verbonden door een scharnierende verbinding 130. Een indicator of slagbegrenzer 132 beperkt de compressie van veer 124 als de koppelingsarm 128 zich naar beneden naar de spanarm 114 beweegt. Een riemgeleiding 134 is aangebracht naast, maar op een afstand van de niet-aangedreven riemschijf 112 geplaatst om de hoofdaandrijfriem 86 voldoende in de buurt van niet-aangedreven riemschijf 112 te houden wanneer de niet-aangedreven riemschijf 112 weg wordt bewogen zodat de hoofdaandrijfriem 86 weer door de niet-aangedreven riemschijf 112 zal worden meenemen wanneer de niet-aangedreven riemschijf 112 ernaar toe wordt bewogen.
Bij het bewegen van de koppelingsarm 128, glijdt de spanstang 120 ten opzichte van scharnier 118, en drukt de veer 124 daarbij tussen het scharnier 118 en de bovenste aanslag 126 of doet de veer ontspannen. Scharnier 118 draait indien nodig in de spanarm 114, en de spanarm 114 scharniert rond de scharnierende bevestiging 116. Spanstang 120 scharniert rond de scharnierende verbinding 130 ten opzichte van de koppelingsarm 128. Bijgevolg wordt de opwaartse en neerwaartse beweging van koppelingsarm 128 zoals weergeven in Figuur 4 overgebracht op de spanarm 114 en zorgt er daarbij voor dat niet-aangedreven riemschijf 112 naar de hoofdaandrijfriem 86 toe of weg ervan beweegt om de spanning in de hoofdaandrijfriem 86 te verhogen of te verlagen.
Met verwijzing naar nu meer bepaald naar Figuren 5 & 6, bevat de keerriemspanner 108 een actuatorstang 136 met een indicator/slagbegrenzer 138 die een veer 139 (Figuren 7 & 8) bevat die aangebracht is op de actuatorstang 136. Actuatorstang 136 strekt zich uit door een scharnier 140 dat draaibaar gehouden wordt in de koppelingsarm 128. Een U-vormige beugel 142 omsluit actuatorstang 136 onder scharnier 140 en boven indicator/slagbegrenzer 138 en de veer 139. Een bovenste aanslag 144 is op de actuatorstang 136 aangebracht, boven de U-vormige beugel 142. Een bovenste uiteinde van de actuatorstang 136 wordt tegen een omkeerarm 146 gehouden door een scharnierende verbinding 148.
Figuur 7 en Figuur 8 zijn aanzichten in dwarsdoorsnede van de keerriemspanner 108 en tonen de relatieve posities van en opstellingen voor de koppelingsarm 128, de omkeerarm 146 en de actuator 104, waarbij de opstelling met de keerriemaandrijving 84 ontkoppeld is (Figuur 7) en gekoppeld (Figuur 8). Bij het bewegen van de koppelingsarm 128 doet zich een glijbeweging voor tussen de actuatorstang 136 en het scharnier 140, en drukt daarbij de veer 139 samen of ontspant de veer in indicator/slagbegrenzer 138 tussen het scharnierpunt 140 en de beugel 142 tegen de bovenste aanslag 144. Het scharnier 140 draait indien nodig in de koppelingsarm 128, en de actuatorstang 136 scharniert rond de scharnierende verbinding 148 ten opzichte van de omkeerarm 146. Bijgevolg wordt de opwaartse en neerwaartse beweging van de koppelingsarm 128 overgebracht op de omkeerarm 146 en zorgt ervoor dat de omkeerarm 146 opwaarts en neerwaarts beweegt aangezien er aan het uiteinde ervan een scharnierende verbinding 148 is met de actuatorstang 136.
Actuator 104 kan een lineaire actuator zijn, zoals een hydraulische of pneumatische cilinder; andere types actuators kunnen evenwel ook gebruikt worden. Actuator 104 is verbonden rond een scharnierende verbinding 150 met de structuur van maaidorser 10 en aan het tegenovergelegen uiteinde rond een scharnierende verbinding 152 met koppelingsarm 128, zoals getoond in Figuren 2 & 3. Bijgevolg veroorzaakt de zich uitstrekkende of intrekkende actuator 104 een beweging van de koppelingsarm 128, die resulteert in de opwaartse of neerwaartse bewegingen van riemspanners 106, 108 zoals hierboven beschreven.
Ook nu met verwijzing naar Figuren 2 en 3, en naar Figuren 9 en 10, houdt aan een tegenovergelegen uiteinde van de omkeerarm 146 van de scharnierende verbinding 148 ervan met de actuatorstang 136, een scharnierende verbinding 154 de omkeerarm vast terwijl hij omwenteling errond mogelijk maakt. De omkeermotor 100 wordt in de omkeerarm 146 gehouden tussen de scharnierende verbinding 148, 154. De omkeermotorriemschijf 98 wordt aandrijvend aangedreven door omkeermotor 100 en is gepositioneerd binnen de lus die gevormd wordt door de eindeloze omkeeraandrijfriem 96. Ten opzichte van de oriëntatie die weergegeven is op de tekeningen, zorgt de opwaartse beweging van omkeerarm 146 aan het uiteinde met de scharnierende verbinding 148 er bijgevolg voor dat het tegenovergelegen uiteinde van omkeerarm 146 linksom rond een scharnierende verbinding 154 scharniert. Als gevolg daarvan bewegen de omkeermotor 100 en de omkeermotorriemschijf 98 weg van tweede riemschijf 92, waardoor de spanning van de omkeeraandrijfriem 96 verhoogt. Omgekeerd veroorzaakt de neerwaartse beweging van de omkeerarm 146 aan het uiteinde met de scharnierende verbinding 148 het rechtsom scharnieren van het tegenovergelegen uiteinde van de omkeerarm 146 rond de scharnierende verbinding 154 scharniert. Als gevolg daarvan bewegen de omkeermotor 100 en de riemschijf 98 van de omkeermotor naar de tweede riemschijf 92, en verkleint daardoor de spanning op de omkeeraandrijfriem 96.
Bijkomende riemgeleidingen of riemsteunen 156, 158 zijn verschaft voor de hoofdaandrijfriem 86 en de omkeeraandrijfriem 96 om de aandrijfriemen in de buurt van de riem schijven te houden wanneer de spanning wordt weggenomen. Transportbandgeleidingen of riemsteunen 156, 158 vergemakkelijken het goede vrijkomen van de aandrijfriemen van de riemschijven, en zorgen ervoor dat de niet-actieve aandrijfriemen geen contact maken met de riemschijven, maar voldoende in de buurt van de riemschijven blijven wanneer de spanning wordt weggenomen opdat de riemschijven de aandrijfriemen opnieuw zouden meenemen wanneer de spanning opnieuw op de aandrijfriemen wordt aangebracht.
Figuur 9 en Figuur 10 zijn vereenvoudigde afbeeldingen die de opstelling met een hoofdriemaandrijving 82 en de opstelling met een keerriemaandrijving 84 weergeven zonder verschillende riemschijven en andere bijbehorende uitrusting zodat de werking van een geïntegreerd riemspansysteem 102 duidelijker gezien kan worden. Figuur 9 illustreert de normaal werkende configuratie wanneer maaidorser 10 gewassen oogst. De opstelling met de hoofdriemaandrijving 82 is gekoppeld en de opstelling met de keerriemaandrijving 84 is ontkoppeld. Actuator 104 is uitgeschoven, wat ervoor gezorgd heeft dat de koppelingsarm 128 linksom werd gedraaid en de omkeerarm 146 rechtsom werd gedraaid. De hoofdaandrijfriemspanner 106 is dus tot tegen de hoofdaandrijfriem 86 bewogen, zodat de spanning die erin opgewekt wordt voldoende is om aan drijfkracht over te brengen tussen de eerste riemschijf 88 en een tweede riemschijf 92 doordat ze meegenomen worden door de hoofdaandrijfriem 86. Het rechtsom draaien van de omkeerarm 146 heeft ervoor gezorgd dat de omkeermotorriemschijf 98 en de omkeermotor 100 omlaag bewegen en zo een verslapping van de omkeeraandrijfriem 96 veroorzaken. De omkeeraandrijfriem 96 ligt dan werkeloos op de omkeermotorriemschijf 98 en op de tweede riemschijf 92. De omkeermotor 100 blijft inactief.
Figuur 10 illustreert de toestand wanneer de opstelling met de keerriemaandrijving 84 is gekoppeld. Actuator 104 werd ingeschoven, wat ervoor zorgt dat de koppelingsarm 128 rechtsom is gedraaid en de omkeerarm 146 linksom is gedraaid. Bijgevolg is de hoofdaandrijfriemspanner 106 weg van de hoofdaandrijfriem 86 bewogen, wat voor verslapping zorgt zodat er geen drijfkracht overgebracht wordt tussen de eerste riemschijf 88 en de tweede riemschijf 92 doordat de aandrijfriem 86 er los op ligt. Het linksom draaien van omkeerarm 146 heeft ervoor gezorgd dat de omkeermotorriemschijf 98 en de omkeermotor 100 omhoog bewegen en zo voldoende spanning opwekken in de omkeeraandrijfriem 96 om drijfkracht van de omkeermotor 100 over te brengen. De omkeermotor 100 wordt bediend om de mechanismen van het toevoerhuis 20 tegengesteld aan de normale toevoerrichting te bewegen. Er dient te worden begrepen dat de omkeermotor 100 gewoonlijk in beide richtingen bediend kan worden, maar in de voorwaartse richting zal hij veel trager werken dan de normale snelheid die tot stand komt door de opstelling met een hoofdriemaandrijving 82. Bijgevolg kunnen de toevoermechanismen, om belemmeringen of klonten oogstmateriaal uit te stoten of te verwijderen indien nodig herhaalde malen voorwaarts en achterwaarts bewogen worden. Verder kan met actuator 104 in een tussenliggende of neutrale positie, waarin noch de hoofdaandrijfriem 86 noch de omkeeraandrijfriem 96 voldoende aangespannen zijn om riemschijven aandrijvend mee te nemen, waardoor de eerste riemschijf 88 en de tweede riemschijf 92 met de hand gedraaid kunnen worden.
De concepten van deze uitvinding kunnen op andere manieren bepaald worden. Figuren 11 en 12 illustreren een keerriemaandrijfsysteem 180 dat een opstelling bevat met een hoofdriemaandrijving 182 en een opstelling met een keerriemaandrijving 184, met respectievelijk een hoofdaandrijfriem 186 en een omkeeraandrijfriem 196. Een omkeermotorriemschijf 198 en een omkeermotor 200 zijn aangebracht voor de opstelling met de keerriemaandrijving 184. Een geïntegreerd riemspansysteem 202 bevat een actuator 204, een hoofdaandrijfriemspanner 206, een keerriemspanner 208 en een onderling verbindingsstangenmechanisme 210. De hoofdaandrijfriemspanner 206 is in wezen vergelijkbaar met de eerder hierin beschreven hoofdaandrijfriemspanner 106, en bevat een niet-aangedreven riemschijf 212 en een spanarm 214 die vergelijkbaar is met de niet-aangedreven riemschijf 112 en de eerder beschreven spanarm 114. Een spanstang 220 bevat een veer 224 en is op vergelijkbare wijze als spanrol 120 verbonden met de koppelingsarm 228, de veer 124 en de eerder beschreven koppelingsarm 128.
Keerriemaandrijfsysteem 180 verschilt van het keerriemaandrijfsysteem 80 in eerste instantie in die zin dat de keerriemspanner 208 vergelijkbaar is met de hoofdaandrijfriemspanners 106 en 206. Keerriemspanner 208 bevat een niet-aangedreven riemschijf 262 op een spanarm 264 die verbonden is met de machine op een scharnierend bevestiging 266. Een spanstang 270 bevat een veer 274. Spanstang 270 verbindt de koppelingsarm 228 met de spanarm 264 zoals de onderlinge verbinding van de spanstang 220 met koppelingsarm 228 en spanarm 214. In het keerriemaandrijfsysteem 180, zijn de omkeermotor 200 en de omkeermotorriemschijf 198 in wezen vast gepositioneerd ten opzichte van de omkeeraandrijfriem 196 en bewegen niet ten opzichte van de omkeeraandrijfriem 196. Het aanspannen of lossen van de omkeeraandrijfriem 196 wordt veroorzaakt door de beweging van de niet-aangedreven riemschijf 262 die bediend wordt door spanarm 264 door de werking van de actuator 204. Actuator 204 bedient de hoofdaandrijfriemspanner 206 en de keerriemspanner 208 gelijktijdig, zoals beschreven voor de vorige uitvoeringsvorm, door de onderlinge verbinding van het stangenmechanisme 210.
Hoewel deze uitvinding werd beschreven met betrekking tot minstens één uitvoeringsvorm en één variatie ervan, kan ze verder gewijzigd worden binnen de reikwijdte van deze onthulling en de volgende conclusies. Deze octrooiaanvraag is dan ook bedoeld om alle variaties en gebruiken of aanpassingen van de uitvinding te omvatten door gebruik te maken van de algemene principes ervan zoals gedefinieerd in de conclusies. Verder is deze octrooiaanvraag bedoeld om afwijkingen van deze onthulling te dekken die mogelijk zijn binnen bekende of gebruikelijke praktijken volgens de stand van de techniek waarop deze uitvinding betrekking heeft en die binnen de grenzen van de bij gevoegde conclusies vallen.

Claims (12)

  1. CONCLUSIES:
    1. Oogstmachine (10) voor gebruik in de landbouw die het volgende bevat: een maaibord- en toevoeraandrijfsysteem (70) voor het bedienen van een maaier (18) en een toevoerhuis (20), dat een opstelling met een hoofdriemaandrijving (82, 182) bevat die een hoofdaandrijfriem (86, 186) bevat die aangebracht is rond een eerste riemschijf (88) en een tweede riemschijf (92) en een hoofdaandrijfriemspanner (106, 206) die verbonden is met een actuator (104, 204) om de hoofdaandrijfriem (86, 186) te koppelen met de eerste riemschijf (88) en de tweede riemschijf (92): en een omkeermotor (100, 200) die een omkeermotorriemschijf (98, 198) bevat die selectief aandrijvend gekoppeld en ontkoppeld wordt van het maaibord- en toevoeraandrijfsysteem (70); gekenmerkt door: een omkeeraandrijfriem (96, 196) die aangebracht is rond de omkeermotorriemschijf (98, 198) en de tweede riemschijf (92); een keerriemspanner (108, 208) om de omkeeraandrijfriem (96, 196) te koppelen met de omkeermotorriemschijf (98, 198) en de tweede riemschijf (92); en een stangenmechanisme (110, 210) dat de hoofdaandrijfriemspanner (106, 206) verbindt waarbij de keerriemspanner (108, 208) en de actuator (104, 204) om zowel de hoofdaandrijfriemspanner (106, 206) als de keerriemspanner (108, 208) te bedienen met de actuator (104, 204).
  2. 2. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het stangenmechanisme (110) een omkeerarm (146) bevat die draaibaar is rond een scharnierende verbinding (148); en de omkeermotor (100) gedragen wordt door de omkeerarm (146)
  3. 3. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de keerriemspanner (208) een niet-aangedreven riemschijf (262) bevat.
  4. 4. Oogstmachine volgens eender welke van de vorige conclusies 1-3, gekenmerkt doordat de actuator (104, 204) een lineaire actuator is.
  5. 5. Oogstmachine volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat de actuator (104, 204) een hydraulische cilinder is.
  6. 6. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de actuator (104) verbonden is met de omkeermotor (100) om de omkeermotor (100) te bewegen om de spanning op de omkeeraandrijfriem (96) te wijzigen.
  7. 7. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de omkeermotor (192) verbonden is in een vaste positie ten opzichte van de riem om de keerriemaandrijving (196).
  8. 8. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het stangenmechanisme (110) een koppelingsarm (128) bevat die verbonden is met de actuator (104), en een spanarm (114) en een omkeerarm (146) die allemaal verbonden zijn met de koppelingsarm (128) om gelijktijdig door de actuator (104) bewogen te worden.
  9. 9. Oogstmachine volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de omkeerarm (146) een verbinding (148) bevat aan één uiteinde ervan met de koppelingsarm (128) en een verbinding (154) aan een tegenoverliggend uiteinde ervan waarrond de omkeerarm (146) draait, en waarbij de omkeermotor (100) gedragen wordt op de omkeerarm (146) tussen de uiteinden.
  10. 10. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de hoofdaandrijfriemspanner (206) en de keerriemspanner (208) elk een niet-aangedreven riemschijf (212, 262) bevatten.
  11. 11. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het stangenmechanisme (210) een koppelingsarm (228) bevat die verbonden is met de actuator (204), en een eerste en een tweede spanarm (214, 264) die elk verbonden zijn met de koppelingsarm (228) om gelijktijdig door de actuator (204) bewogen te worden, waarbij de eerste en tweede spanarmen (214, 264) respectievelijk de eerste en de tweede niet-aangedreven riemschijf (212, 262) dragen.
  12. 12. Oogstmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de omkeermotor (100) aangebracht is om te bewegen naar en weg van de omkeeraandrijfriem (96).
BE20165205A 2016-03-23 2016-03-23 Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling BE1023983A9 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20165205A BE1023983A9 (nl) 2016-03-23 2016-03-23 Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling
BR102017005704-6A BR102017005704B1 (pt) 2016-03-23 2017-03-21 Colheitadeira agrícola
US15/467,797 US10299436B2 (en) 2016-03-23 2017-03-23 Integrated reversing system with belt engagement
EP17162553.6A EP3228175B1 (en) 2016-03-23 2017-03-23 Integrated reversing system with belt engagement

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20165205A BE1023983A9 (nl) 2016-03-23 2016-03-23 Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling

Publications (4)

Publication Number Publication Date
BE1023983A1 BE1023983A1 (nl) 2017-10-02
BE1023983B1 true BE1023983B1 (nl) 2017-10-03
BE1023983B9 BE1023983B9 (nl) 2017-10-19
BE1023983A9 BE1023983A9 (nl) 2017-10-19

Family

ID=56134035

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20165205A BE1023983A9 (nl) 2016-03-23 2016-03-23 Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling

Country Status (4)

Country Link
US (1) US10299436B2 (nl)
EP (1) EP3228175B1 (nl)
BE (1) BE1023983A9 (nl)
BR (1) BR102017005704B1 (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102017122714A1 (de) * 2017-09-29 2019-04-04 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Verbundriemen, Verwendung eines Verbundriemens sowie Riementrieb eines selbstfahrenden Mähdreschers
DE102017122706A1 (de) * 2017-09-29 2019-04-04 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Verbundriemen, Verwendung eines Verbundriemens sowie Riementrieb eines selbstfahrenden Mähdreschers
DE102018113006A1 (de) * 2018-05-30 2019-12-05 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Riemengetriebe sowie Verfahren zu dessen Betrieb
JP7257926B2 (ja) * 2019-09-17 2023-04-14 日農機製工株式会社 収穫機におけるコンベアのテンション調節装置およびそれを用いた収穫機
DE102020111993A1 (de) * 2020-05-04 2021-11-04 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Antriebssystem für eine selbstfahrende Erntemaschine
JP7399073B2 (ja) * 2020-12-04 2023-12-15 株式会社クボタ 収穫機
CN113079827B (zh) * 2021-03-03 2022-07-01 重庆家户农机有限公司 一种小型收割机换向操控机构
US11950528B2 (en) * 2021-09-23 2024-04-09 Cnh Industrial America Llc Common drive member for weed seed mill of combine harvester
US20230192411A1 (en) * 2021-12-16 2023-06-22 Cnh Industrial America Llc Crop unloader drive with tensioner
EP4249767A1 (en) * 2022-03-23 2023-09-27 CNH Industrial Belgium N.V. Beltdrive tensioner for agricultural equipment
EP4285707A1 (en) * 2022-05-30 2023-12-06 CNH Industrial Belgium N.V. Feeding auger drive system for a grass pickup header

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2930246A (en) * 1958-12-12 1960-03-29 Deere & Co Belt drive transmission
FR2667123A1 (fr) * 1990-09-21 1992-03-27 Staub Tracteurs Motocult Transmission a courroies debrayable, a traitement dans les deux sens de rotation.
US5679083A (en) * 1996-01-17 1997-10-21 Jung Il Industrial Co., Ltd. Wheel driving device for loader
US5996324A (en) * 1998-01-22 1999-12-07 Case Corporation Hydraulic feeder reverser
US20050181900A1 (en) * 2002-05-31 2005-08-18 Jonckheere Marc R. Utility machinery and associated reversible feeder mechanisms

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3396590A (en) * 1966-02-02 1968-08-13 Holcombe M. Verdery Jr. Belt transmission device
US4046022A (en) * 1976-06-09 1977-09-06 Dayco Corporation Belt drive system
US4430847A (en) * 1982-07-23 1984-02-14 Allis-Chalmers Corporation Combine feed reverser
USRE32599E (en) * 1983-12-12 1988-02-16 New Holland Inc. Drive reversing mechanism
US4879868A (en) * 1988-05-23 1989-11-14 Deere & Company Reverser for harvesting apparatus
CA2110778A1 (en) 1993-12-06 1995-06-07 Kevin Charles Brosinsky Combine feeder reverser
GB2289201A (en) 1994-05-07 1995-11-15 Ford New Holland Nv Drive reversal for agricultural harvester
US5778644A (en) * 1996-08-09 1998-07-14 Deere & Company Crop harvesting platform having a reversible drive for the reel, cutterbar center-feed augers and conditioner rolls
US6644006B1 (en) * 2002-07-19 2003-11-11 New Holland North America, Inc. Remote reverse control for pick-up rotor
BE1020277A3 (nl) * 2011-10-17 2013-07-02 Cnh Belgium Nv Omkeermechanisme en transportmiddelen en daarmee uitgeruste agrarische balenpers.
CN112314159A (zh) * 2013-09-27 2021-02-05 株式会社久保田 作业机和联合收割机
DE102014004227A1 (de) 2014-03-25 2015-10-01 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Schneidwerk für eine Erntemaschine

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2930246A (en) * 1958-12-12 1960-03-29 Deere & Co Belt drive transmission
FR2667123A1 (fr) * 1990-09-21 1992-03-27 Staub Tracteurs Motocult Transmission a courroies debrayable, a traitement dans les deux sens de rotation.
US5679083A (en) * 1996-01-17 1997-10-21 Jung Il Industrial Co., Ltd. Wheel driving device for loader
US5996324A (en) * 1998-01-22 1999-12-07 Case Corporation Hydraulic feeder reverser
US20050181900A1 (en) * 2002-05-31 2005-08-18 Jonckheere Marc R. Utility machinery and associated reversible feeder mechanisms

Also Published As

Publication number Publication date
BR102017005704A2 (pt) 2017-09-26
US10299436B2 (en) 2019-05-28
EP3228175A1 (en) 2017-10-11
BE1023983A1 (nl) 2017-10-02
US20170273243A1 (en) 2017-09-28
EP3228175B1 (en) 2018-12-12
BE1023983B9 (nl) 2017-10-19
BR102017005704B1 (pt) 2022-04-12
BE1023983A9 (nl) 2017-10-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023983B1 (nl) Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling
BE1022423B1 (nl) Hakselaar en strooier voor een oogstmachine
US6958012B2 (en) Threshing machinery concave arrangements
US20200196530A1 (en) Adjusting System for Fingerstyle Grates of an Agricultural Harvester
BE1022411B1 (nl) As voor een oogstmachine
BE1022544B1 (nl) Vijzel van graanmaaier voor een oogstmachine
US9072220B2 (en) Agricultural harvester drive line
BE1023029B1 (nl) Graantank met aangedreven element voor het bedienen van een deksel
US10542673B2 (en) Agricultural reel cam system
CN106576622A (zh) 用于农业收割机凹板的闩锁机构
RU2692639C2 (ru) Сельскохозяйственный элеватор, снабженный множеством поперечных шнеков
BE1021147B1 (nl) Dekplaat voor een schoongraanvijzel in een reinigingssysteem van een oogstmachine
EP3011823B1 (en) Combine with a weight transfer and residue spreading apparatus
BE1021870B1 (nl) Aandrijving met een variabele slag voor een reinigingssysteem in een oogstmachine.
BE1025193B1 (nl) Zelfblokkerend borgsysteem voor een kafschaal van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen
BE1021985B1 (nl) Graantank met verhoogde opslagcapaciteit voor een oogstmachine.
BE1022077B1 (nl) Stroschudopstelling voor een oogstmachine
US1222730A (en) Combined harvester and thresher.
JP3517842B2 (ja) コンバイン
BE1022543B1 (nl) Vouwmechanisme voor brede tarwemaaiers
BE1022891B1 (nl) Systeem voor het klemmen van de dorskorf van een oogstmachine
JP2002360038A (ja) 汎用コンバインの掻込みリール変速構造
JP2007117007A (ja) コンバインの穀稈移送装置
JP2004016077A (ja) コンバインの穀稈供給装置

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20171003

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210331