BE1022891B1 - Systeem voor het klemmen van de dorskorf van een oogstmachine - Google Patents

Systeem voor het klemmen van de dorskorf van een oogstmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1022891B1
BE1022891B1 BE2015/0155 BE1022891B1 BE 1022891 B1 BE1022891 B1 BE 1022891B1 BE 2015/0155 BE2015/0155 BE 2015/0155 BE 1022891 B1 BE1022891 B1 BE 1022891B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
concave
frame assembly
support
harvesting machine
grain
Prior art date
Application number
BE2015/0155
Other languages
English (en)
Inventor
HULLEBUSCH Bart VAN
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium N.V.
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium N.V. filed Critical Cnh Industrial Belgium N.V.
Priority to US15/167,235 priority Critical patent/US9913431B2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022891B1 publication Critical patent/BE1022891B1/nl

Links

Abstract

Een oogstmachine voor gebruik in de landbouw (10) bevat een chassis (12), en een dors- en scheidingssectie (24) wordt door het chassis (12) gedragen, en bevat minstens één dorskorf die een aanhaakelement bevat (94), minstens één glijsteun (76,78) een een framegeheel (72) voor het dragen en eraan koppelen van de dorskorf (42). Het framegeheel (72) bevat een steunstaaf (74) zodat het aanhaalelement (94) over de steunschaaf (74) gehaakt kan worden om één kant van de dorskorf (42) te ondersteunen. De andere kant van de dorskorf (42) wordt ook aan het framegeheel gekoppeld (72). De glijsteun (76,78) ondersteunt de dorskorf (42) wanneer de dorskorf (42) naar de steunstaaf (74) of weg ervan wordt bewogen.

Description

SYSTEEM VOOR HET KLEMMEN VAN DE DORSKORF VAN EEN
QQGSTMACHINE
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op oogstmachines voor gebruik in de landbouw, en meer bepaald op het aanbrengen van dorskorven in de bijbehorende frames in oogstmachines.
Een “maaidorser” is een oogstmachine die gebruikt wordt in de landbouw. Deze term is historisch gegroeid doordat deze machine meerdere oogstfuncties in één enkele oogsteenheid uitvoert, zoals oppikken, dorsen, scheiden en reinigen. Een maaidorser bevat een maaier, die het gewas van een veld verwijdert, en een toevoerhuis dat het gewasmateriaal naar een dorsrotor transporteert. De dorsrotor draait binnen in een geperforeerd huis, dat de vorm van verstelbare dorskorven kan hebben en een dorsbewerking uitvoert op het gewas om de graankorrels eruit te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het door perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd met behulp van een reinigingssysteem en wordt daarna naar een graantank aan boord van de maaidorser getransporteerd. Een reinigingsventilator blaast lucht door de zeven om kaf en andere deeltjes vuil naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Oogstmateriaal dat geen graan is, zoals stro, gaat vanaf de dorssectie verder naar een restantensysteem waarbij gebruik kan worden gemaakt van een strohakselaar om het materiaal dat geen graankorrels bevat te verwerken en naar en uit de achterkant van de maaidorser te richten. Wanneer de graantank vol raakt, wordt de maaidorser gepositioneerd in de buurt van een voertuig waarin het graan gelost moet worden, zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke, en wordt een ontlaadsysteem op de maaidorser bediend om het graan naar het voertuig over te brengen.
Meer bepaald bevat een roterend dors- of scheidingssysteem één of meer rotoren die zich axiaal (van de voorkant naar de achterkant) of transversaal binnen het hoofddeel van de maaidorser kunnen uitstrekken en die gedeeltelijk of volledig omgeven zijn door een geperforeerde dorskorf. Het oogstmateriaal wordt gedorst en gescheiden door het draaien van de rotor binnen in de dorskorf. Grover oogstmateriaal dat geen graan is, zoals stengels en bladeren, worden naar de achterkant van de maaidorser getransporteerd en weer op het veld gelost. De afgescheiden graankorrels worden, samen met sommige fijner oogstmateriaal dat geen graan is, zoals kaf, stof, stro en andere oogstrestanten, ontladen door de dorskorven en vallen op een graanschaal waar ze getransporteerd worden naar een reinigingssysteem. Als alternatief kunnen het graan en het fijnere oogstmateriaal dat geen graan is ook rechtstreeks op het reinigingssysteem zelf vallen.
Een reinigingssysteem scheidt vervolgens het graan van het oogstmateriaal dat geen graan is, en bevat gewoonlijk een ventilator die lucht omhoog en naar achteren doet stromen door verticaal aangebrachte zeven die van voor naar achter heen en weer bewegen. De luchtstroom heft het lichtere oogstmateriaal dat geen graan is op en voert het mee naar het achterste uiteinde van de maaidorser om het op het veld te lossen. Schoon graan, dat zwaarder is, en grotere stukken oogstmateriaal dat geen graan is, die niet weggevoerd worden door de luchtstroom, vallen op een oppervlak van een bovenste zeef (ook kortstrozeef genoemd) waar een deel of al het schone graan passeert naar een onderste zeef (ook reinigingszeef genoemd). Graankorrels en oogstmateriaal dat geen graan is die op de bovenste en de onderste zeven blijven liggen, worden fysiek gescheiden door de heen-en-weergaande bewegingen van de zeven als het materiaal achterwaarts beweegt. Alle graan en/of oogstmateriaal dat geen graan is en op het bovenvlak van de bovenste zeef blijft liggen, wordt aan de achterkant van de maaidorser ontladen. Graan dat door de onderste zeef valt, landt op een onderste schaal van het reinigingssysteem, vanwaar het naar een schoongraanvijzel wordt getransporteerd.
De schoongraanvijzel brengt het graan over naar een graantank voor tijdelijke opslag. Het graan hoopt zich op tot wanneer de graantank vol is en ontladen wordt in een naburig voertuig zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke, door een ontlaadsysteem op de maaidorser dat bediend wordt om graankorrels naar het voertuig over te brengen.
De dorskorven zijn gekoppeld aan delen van het frame en moeten vervangen worden vanwege slijtage of wijzigingen in het gewas dat men aan het oogsten is.
In octrooi EP 2514300 (US-octrooi nr. 8.628.390) wordt een steunsysteem onthuld voor scheidingsroosters van een oogstmachine. Zoals te zien is in de Figuren 6-11 wordt een rooster naar een invoerplaats bewogen en wordt één kant van het rooster aan een steunstaaf aangehaakt en wordt daarna de andere kant omhoog gedraaid en ook aan een andere steunstaaf aangehaakt. Zoals te zien is in de Figuren 9-10 is er plaats voorzien voor de persoon die het rooster aanbrengt om aan dit rooster te kunnen en het te steunen wanneer hij het in de dubbel aangehaakte opstelling aanbrengt. Het rooster wordt daarna in een axiale richting verschoven en een ander rooster wordt in de invoerplaats aangebracht. De dubbele aanhaakopstelling is te zien in Figuur 11, waar de haken zo gepositioneerd werden dat de tussenruimten 70 en 82 voldoende klein gemaakt zijn om te voorkomen dat het rooster losgehaakt raakt. Een nadeel van deze opstelling is dat het rooster manueel behandeld en ondersteund moet worden door de persoon die het aanbrengt tot het in zijn positie is aangehaakt. Een ander nadeel is dat de aanhaakopstelling van het rooster manueel behandeld moet worden om de speling te minimaliseren om te vermijden dat het rooster losgehaakt wordt.
Wat vereist is ten opzichte van de stand van de techniek is een rendabele en efficiënte wijze om dorskorven in de oogstmachine te vervangen, en tegelijk de inspanning door de persoon die het rooster aanbrengt te minimaliseren.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding zorgt ervoor dat de dorskorven in een kortere tijdsspanne aangebracht kunnen worden door één persoon in de besloten ruimte van een dorssectie.
In één vorm is de uitvinding gericht op een oogstmachine en bevat een frame en een dors- en scheidingssectie voor het dorsen en scheiden van graankorrels van verzameld oogstmateriaal. De dors- en scheidingssectie wordt door het chassis gedragen en bevat minstens één dorskorf die een aanhaakelement bevat, minstens één glij steun en een framegeheel voor het dragen en eraan koppelen van de dorskorf. Het framegeheel bevat een steunstaaf zodat het aanhaakelement over de steunstaaf gehaakt kan worden om één kant van de dorskorf te ondersteunen. De andere kant van de dorskorf wordt ook aan het framegeheel gekoppeld. De glij steun ondersteunt de dorskorf wanneer deze naar de steunstaafiof weg ervan bewogen wordt.
Een vernieuwend element van deze uitvinding dat problemen volgens de stand van de techniek verhelpt, bestaat uit de steun die de dorskorf in staat stelt te verschoven te worden over en ondersteund te worden wanneer hij tot in zijn positie gemanoeuvreerd wordt. Dit stelt de persoon die het rooster aanbrengt in staat de positie van de steunen te gebruiken om de aanhaakopstelling op de steunstaaf te geleiden. Een ander vernieuwend element is het element waarin een gleuf is aangebracht dat een glij steun verschaft voor de dorskorf wanneer hij in een axiale richting verschoven wordt ten opzichte van de rotor en daarna, na stevig bevestigd te zijn, een positieve bevestiging verschaft van de dorskorf op het framegeheel.
Een voordeel van deze uitvinding is dat het aanbrengen van dorskorven verwezenlijkt kan worden zelfs als er onder de dorskorven maar weinig plaats is.
Een ander voordeel is dat de dorskorf ondersteund wordt door twee verschillende steunen die vereist zijn tijdens het aanbreng-/verwijderingsproces, waarbij verschillende bewegingsgraden mogelijk zijn.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken, zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding samen met de bijbehorende tekeningen, waarbij:
Figuur 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een oogstmachine in de vorm van een maaidorser die gebruik maakt van framegehelen en dorskorven van deze uitvinding;
Figuur 2 een perspectiefaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een framegeheel volgens deze uitvinding voor het vasthouden van dorskorven volgens deze uitvinding in de maaidorser van Figuur 1;
Figuur 3 een perspectiefaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een dorskorf volgens deze uitvinding om vastgehouden te worden door het framegeheel van Figuur 2;
Figuur 4 een schematisch eindaanzicht is van een rotor dat een stap weergeeft voor het aanbrengen van de dorskorf van Figuur 3 in een framegeheel van Figuur 2;
Figuur 5 een schematisch eindaanzicht is van de rotor dat een andere stap weergeeft van het aanbrengen van de dorskorf van Figuur 3 in een framegeheel van Figuur 2;
Figuur 6 een schematisch eindaanzicht is van de rotor dat nog een andere stap weergeeft van het aanbrengen van de dorskorf van Figuur 3 in een framegeheel van Figuur 2;
Figuur 7 een schematisch eindaanzicht is van de rotor dat nog een andere stap weergeeft van het aanbrengen van de dorskorf van Figuur 3 in een ffamegeheel van Figuur 2;
Figuur 8 een schematisch eindaanzicht is van de rotor dat nog een andere stap weergeeft van het aanbrengen van de dorskorf van Figuur 3 in een framegeheel van Figuur 2; en
Figuur 9 een schematisch eindaanzicht is van de rotor dat nog een andere stap weergeeft bij het aanbrengen van de dorskorf van Figuur 3 in een framegeheel van Figuur 2.
Overeenkomstige verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. De hier uiteengezette voorbeelden illustreren uitvoeringsvormen van de uitvinding en zulke voorbeelden mogen niet geïnterpreteerd worden alsof ze de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zouden beperken.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De termen "graan", "stro" en "niet-gedorste aren" worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus "verwijst “graan” naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal, waarnaar verwezen wordt als oogstmateriaal dat geen graan is, of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt "niet-gedorste aren" genoemd. Ook de termen "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts", wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachine en/of onderdelen ervan zijn gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de voorwaartse rijrichting van de oogstmachine in werking, maar nogmaals, ze mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen “in de lengte”, “lengte-” en “dwars” zijn bepaald ten opzichte van lengterichting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.
Met verwijzing nu naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt een oogstmachine weergegeven in de vorm van een grote maaidorser 10, die algemeen gezien een chassis 12 bevat, met de grond contact makende wielen 14 en 16, een maaier 18, een toevoerhuis 20, een operatorcabine 22, een dors- en scheidingssysteem 24, een reinigingssysteem 26, een graantank 28 en een ontlaadtransporteur 30. Ontlaadtransporteur 30 is geïllustreerd als een ontlaadvijzel, maar kan ook geconfigureerd zijn als een bandtransporteur, een kettingelevator enz.
De voorwielen 14 zijn grotere wielen van het flotatietype, en de achterwielen 16 zijn kleinere bestuurbare wielen. De aandrijfkracht wordt selectief aangebracht op de voorwielen 14 door een krachtbron in de vorm van een dieselmotor 32 en een transmissie (niet weergegeven). Hoewel de maaidorser 10 weergegeven is met wielen, moet ook begrepen worden dat de maaidorser 10 ook rupsbanden kan bevatten, bv. volledige of halve rupsbanden.
De maaier 18 is aangebracht op de voorkant van de maaidorser 10 en bevat een maaibalk 34 voor het afsnijden van gewassen van een veld tijdens het vooruitbewegen van de maaidorser 10. Een draaibare haspel 36 voert gewas toe aan de maaier 18, en een vijzel 38 voert het gewas lateraal naar binnen toe aan elke kant van het toevoerhuis 20. Het toevoerhuis 20 transporteert het afgesneden gewas naar het dors- en scheidingssysteem 24 en is selectief verticaal beweegbaar met behulp van geschikte actuators, bv. hydraulische cilinders (niet weergegeven).
Het dors- en scheidingssysteem 24 is van het type met axiale doorstroming en bevat over het algemeen een rotor 40 die ten minste gedeeltelijk omsloten wordt door en draaibaar is binnen een overeenkomstige geperforeerde dorskorf 42. De afgesneden gewassen worden gedorst en gescheiden door de rotatie van de rotor 40 binnen in dorskorf 42, en grotere elementen, zoals stengels, bladeren en dergelijke worden vanaf de achterkant van de maaidorser 10 ontladen. Kleinere elementen van het oogstmateriaal, met inbegrip van graan en oogstmateriaal dat geen graan is, inclusief deeltjes die lichter zijn dan graan, zoals kaf, stof en stro, worden ontladen via de perforaties in de dorskorf 42. Hoewel het dors- en scheidingssysteem 24 geïllustreerd is als een type met een axiale stroming met een rotor, wordt ook overwogen om deze uitvinding te gebruiken met andere conventionele dorssystemen.
Graan dat gescheiden werd door het dors- en scheidingsgeheel 24 valt op een graanschaal 44 en wordt verder getransporteerd naar het reinigingssysteem 26. Het reinigingssysteem 26 kan een facultatieve voorreinigingszeef 46 bevatten, een bovenste zeef 48 (ook kortstrozeef genoemd), een onderste zeef (ook bekend als reinigingszeef), en een reinigingsventilator 52. Graan op de zeven 46, 48 en 50 wordt onderworpen aan een reinigingsactie door ventilator 52 die een luchtstroom opwekt door de zeven om kaf en andere onzuiverheden zoals stof uit het graan te verwijderen door ervoor te zorgen dat dit materiaal in de lucht zweeft om het te ontladen via de strokap 54 van de maaidorser 10. De graanschaal 44 en de voorreinigingszeef 46 bewegen heen en weer om het graan en fijner oogstmateriaal dat geen graan is naar het bovenvlak van de bovenste zeef 48 te transporteren. De bovenste zeef 48 en de onderste zeef 50 zijn verticaal aangebracht t.o.v. elkaar en bewegen heen-en-weer in de lengterichting van de machine om het graan over de zeven 48, 50 te verspreiden; zodat schoon graan onder invloed van de zwaartekracht door de openingen van de zeven 48, 50 kan vallen.
Schoon graan valt op een schoongraanvijzel 56 die overdwars onder en voor de onderste zeef 50 is geplaatst. De graanvijzel 56 ontvangt schoon graan vanaf elke zeef 48, 50 en vanaf de onderste schaal 58 van het reinigingssysteem 26. De schoongraanvijzel 56 transporteert het schone graan lateraal naar een over het algemeen verticaal aangebrachte graanelevator 60 om het naar graantank 28 te transporteren. Niet-gedorste aren vallen uit het reinigingssysteem 26 op een vijzel voor niet-gedorste aren 62. De niet-gedorste aren worden via de vijzel voor niet-gedorste aren 64 en de terugvoervijzel 66 getransporteerd naar het stroomopwaarts gelegen einde van het reinigingssysteem 26 voor een herhaalde reinigingsactie. De dwarse vijzels 68 op de bodem van de graantank 10 transporteren het schone graan lateraal in de graantank 28 naar de ontlaadvijzel 30 om het uit de maaidorser 10 te ontladen.
Het oogstmateriaal dat geen graan is gaat verder door een restantenbehandelingssysteem 70. Het restantenbehandelingssysteem 70 kan een hakselaar, tegenmessen, een zwaddeur en een restantenstrooier bevatten.
Nu, met verwijzing naar Figuur 2 wordt hier een framegeheel 72 getoond en geïllustreerd dat een deel is van de dors- en scheidingssectie 24. Dit framegeheel 72 is geconfigureerd om twee dorskorven 42 te steunen, die identiek kunnen zijn of verschillende oogstkenmerken kunnen hebben. Het framegeheel 72 bevat een steunstaaf 74, een glij steun 76, glijsteunen 78, een binnenste steun 80, twee buitenste steunen 82, en een steunelement 84 waarin een sleuf 86 en gaten 88 zijn aangebracht. Het framegeheel 72 is geconfigureerd om verstelbaar gepositioneerd te worden ten opzichte van de rotor 40 door een regelsysteem, dat terwille van de duidelijkheid niet is weergegeven.
De glijsteunen 76 en 78 zijn weergegeven als een staaf en een buslager, die beide op de twee plaatsen gebruikt kunnen worden en aangebracht zijn op zowel de binnenste steun als de binnenkant van een buitenste steun 82. De dorskorf 42 wordt in een richting 90 verschoven, die over het algemeen loodrecht staat op een axiale richting 92. Sleuf 86 biedt plaats aan een bevestigingselement dat de dorskorf 42 in staat stelt in een richting 92 verschoven te worden na in het framegeheel 72 in richting 90 te zijn verschoven.
Met verwijzing nu naar Figuur 3, wordt een dorskorf 42 geïllustreerd met aanhaakelementen 94, een gat 96, een bodem 98 en een rand 104. De dorskorf 42 wordt in het framegeheel 72 verschoven in de richting 90, aangehaakt op de steunstaaf 74, opgeheven van de glijsteun 76 en/of 78, gekoppeld met het steunelement 84 waarin een gleuf is aangebracht, verschoven in richting 92 en geborgd aan het framegeheel 72, waarvan alle onderdelen in detail besproken zullen worden aan de hand van de overige figuren. Een tweede dorskorf 42 wordt daarna verschoven in richting 90 en ondergaat dezelfde montageprocedure, maar wordt niet verschoven in richting 92, aangezien die plaats bezet is door de eerste dorskorf 42. Men kan bedenken dat het framegeheel 72 meer dan twee dorskorven 42 kan bevatten, die elk verschoven worden naar hun respectieve posities na verschoven te zijn in een niet-axiale richting naar het framegeheel 72.
Nu ook verwijzend naar de Figuren 4-9 wordt een reeks posities getoond voor de dorskorf 42 wanneer deze in het framegeheel 72 gepositioneerd wordt. Het verwijderen van de dorskorven 42 volgt in principe de omgekeerde procedure als die welke besproken is voor het aanbrengen.
In Figuur 4 wordt de dorskorf 42 over het algemeen bewogen in richting 90, waarbij de bodem 98 van de dorskorf 42 contact maakt met de glijsteun 76 om daarbij een deel van het gewicht van de dorskorf 42 te ondersteunen. In Figuur 5 wordt de dorskorf verder bewogen in richting 90 als de bodem 98 rolt op of verschuift over glijsteun 76.
In Figuur 6 wordt de dorskorf 42 lichtjes gekanteld naarmate hij verder beweegt in richting 90 om contact te maken met de glijsteunen 78. Daarna, zoals weergegeven in Figuur 7, wordt de dorskorf 42 gerold / verschoven langs de steunen 76 en 78 om de steunstang 74 te naderen, in deze situatie dragen de steunen 76 en 78 nu het hele gewicht van de dorskorf 42, en is de operator in staat om de korf of korven vervolgens op een ergonomische manier aan te brengen. Steunen 76 en 78 zijn zo gepositioneerd dat de voorwaartse rand van de dorskorf 42 steunstang 74 kan vrijmaken of erover kan lopen.
In Figuur 8 haken de aanhaakelementen 94 van de dorskorf 42 over de steunstang 74 als de dorskorf 42 aan de linkerkant wordt opgetild, terwijl hij nog altijd ondersteund wordt door steunen 78. Daarna, zoals weergegeven in Figuur 9, wordt de dorskorf 42 omhooggetild en gekoppeld met een bevestigingselement 100, zodat de dorskorf 42 daarna op zijn plaats wordt gehouden door de aanhaakelementen 94 en steunstang 74 aan een zijde en bevestigingselementen 100 aan de andere zijde. De configuratie van het aanhaakelement 94 en de rand 104 van de dorskorf 42 en interactie met een balk 106 van het framegeheel, wanneer de dorskorf 42 aangebracht is, is zo dat de dorskorf 42 naar beneden wordt gedrukt. In dit geval zullen krachten voortgebracht bij de oogstbewerking ervoor zorgen dat de dorskorf 42 op een betrouwbaarder manier aangehaakt wordt om te vermijden dat de dorskorf 42 loskomt.
Als het framegeheel 72 meer dan één dorskorf 42 bevat, wordt het bevestigingselement 100 ingebracht via de sleuf 86 en het gat 96, maar nog niet aangespannen. De dorskorf 42 wordt daarna verschoven in richting 92 waarbij de dorskorf langs de steunstang 74 verschuift en het losjes gekoppelde bevestigingselement 100 het gewicht van de dorskorf 42 ondersteunt. Eens de dorskorf 42 gepositioneerd is in het gewenste gedeelte van het framegeheel 72, kan het bevestigingselement aangehaald worden en kunnen andere bevestigingselementen aangebracht worden door gaten 102 van de dorskorf 42 en de sleuf 86, en een gat 88, en worden alle bevestigingselementen aangehaald om de eerste dorskorf te borgen. Daarna wordt een tweede dorskorf 42 aangebracht zoals besproken m.b.t. de Figuren 4-9, waarbij de tweede dorskorf 42 met bouten op zijn positie wordt bevestigd zonder verschoven te worden in richting 92, aangezien het framegeheel 72 alle voorziene dorskorven 42 zal bevatten.
Door het aanbrengen van de bevestigingselementen 100 komen de dorskorven 42 onder voorspanning te staan. De onderdelen zijn zo gebouwd dat de eruitvolgende krachten (de voorspanning en de krachten opgewekt tijdens de werking van de maaidorser 10) altijd wijzen in een richting die voorkomt dat de dorskorf 42 loskomt.
Deze uitvinding vergemakkelijkt op een voordelige manier de taak van het aanbrengen en verwijderen van de dorskorven 42 door de onderste steunen 76, 78 te verschaffen als de dorskorf 42 wordt aangebracht / uitgetrokken. Een ander voordeel is dat deze uitvinding een sleuf 86 bevat voor het verschuiven van een bevestigingselement 100 om te dienen als steun en voor het gemak van het aanbrengen van de dorskorf 42 die axiaal verplaatst wordt in het dorssysteem vanaf de invoerpositie.

Claims (12)

  1. CONCLUSIES:
    1. Oogstmachine (10) bestaande uit: een chassis (12); en een dors- en scheidingssectie (24) voor het dorsen en scheiden van graan uit verzameld oogstmateriaal, waarbij de dors- en scheidingssectie (24) door het chassis wordt gedragen (12), en de dors- en scheidingssectie het volgende bevat: - minstens één dorskorf (42) die een aanhaakelement (94) bevat; - minstens één glijsteun (76, 78);en - een framegeheel (72) voor het dragen en eraan koppelen van de dorskorf (42), waarbij het framegeheel (72) een steunstaaf (74) bevat zodat het aanhaakelement (94) over de steunstaaf (74) gehaakt kan worden om één kant van de dorskorf (42) te ondersteunen, en de andere kant van de dorskorf (42) aan het framegeheel (72) gekoppeld wordt, en de glijsteun (76, 78) de dorskorf (42) ondersteunt wanneer deze naar de steunstaaf (74) toe of weg ervan wordt bewogen.
  2. 2. Oogstmachine (10) volgens conclusie 1, waarbij minstens één glijsteun (76, 78) aan het framegeheel (72) bevestigd wordt, en de glijsteun (76, 78) een bodem (98) van de dorskorf (42) steunt wanneer de dorskorf (42) in het ffamegeheel (72) wordt aangebracht zodat de dorskorf (42) verschoven kan worden en rond de glijsteun (76, 78) kan scharnieren, waardoor het aanhaakelement (94) aan de steunstang (74) gekoppeld kan worden.
  3. 3. Oogstmachine (10) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de dorskorf (42) niet in contact komt met de glijsteun (76, 78) eens andere kant van de dorskorf (42) aan het ffamegeheel is gekoppeld (72).
  4. 4. Oogstmachine (10) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het ffamegeheel (72) verder een steunelement (84) bevat waarin een gleuf is aangebracht waaraan de andere kant van de dorskorf (42) losvast gekoppeld wordt.
  5. 5. Oogstmachine (10) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de dorskorf (42) en het framegeheel (72) zo geconfigureerd zijn dat de dorskorf (42) axiaal veschoven kan worden langs het framegeheel (72), waarbij de dorskorf (42) beweegt langs de steunstang (74) en langs het (84) steunelement waarin de gleuf is aangebracht.
  6. 6. Oogstmachine (10) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de minstens één dorskorf (42) een reeks dorskorven (42) is, waarbij een andere dorskorf (42) aangebracht wordt in het framegeheel (72) nadat de dorskorf (42) axiaal werd verschoven.
  7. 7. Oogstmachine (10) volgens conclusies 4-6, met het kenmerk dat een bevestigingselement (100) gekoppeld is met de dorskorf (42) via het steunelement (84) waarin een gleuf is aangebracht en waarbij de bevestigingselement (100) samen met de dorskorf (42) wordt verschoven.
  8. 8. Oogstmachine (10) volgens conclusies 2-7, met het kenmerk dat het framegeheel (72) een binnenste steun (80) heeft die gekoppeld is met de glijsteun (76, 78) en de steunstaaf (74).
  9. 9. Oogstmachine (10) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de binnenste steun (80) meer naar onder is aangebracht om de dorskorf (42) in staat te stellen erover te verschuiven.
  10. 10. Oogstmachine (10) volgens conclusies 4-9, met het kenmerk dat de sleuf (86) in het steunelement (84) een lengte heeft die ongeveer de helft is van een axiale lengte van het framegeheel (72), zodat de sleuf (86) het bevestigingselement (100) in staat stelt erin te verschuiven.
  11. 11. Werkwijze van het aanbrengen van de dorskorf (42) in het framegeheel (72) van de oogstmachine (10) volgens conclusie 1-10, waarbij de werkwijze uit de volgende stappen bestaat: het verschuiven van de dorskorf (42) over de glijsteun (76, 78) in een richting die over het algemeen loodrecht staat ten opzichte van een axiale richting (92) van de dors- en scheidingssectie (24); het aanhaken van het aanhaakelement (94) op de steunstang (74); het opheffen van de dorskorf (42) uit de glijsteun (76, 78); en het koppelen van de dorskorf (42) aan het framegeheel (72).
  12. 12. Werkwijze volgens conclusie 11, die verder de stap bevat van het verschuiven van de dorskorf in de axiale richting (92) na de koppelingsstap waarbij de koppelingsstap bestaat uit het koppelen van de dorskorf (42) aan een element (84) waarin een gleuf is aangebracht.
BE2015/0155 2015-05-29 2015-05-29 Systeem voor het klemmen van de dorskorf van een oogstmachine BE1022891B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US15/167,235 US9913431B2 (en) 2015-05-29 2016-05-27 Agricultural harvester concave clamping system

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022891B1 true BE1022891B1 (nl) 2016-10-07

Family

ID=

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021166B1 (nl) Dorskorfsysteem en werkwijze voor oogstmachine
US9913431B2 (en) Agricultural harvester concave clamping system
BE1022423B1 (nl) Hakselaar en strooier voor een oogstmachine
BE1023983B9 (nl) Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling
BE1023963B1 (nl) Toevoergfheel met een afgeschermd kettngwiel voor gebruik in de landbouw
BE1022411B1 (nl) As voor een oogstmachine
BE1022544B1 (nl) Vijzel van graanmaaier voor een oogstmachine
BE1023029B1 (nl) Graantank met aangedreven element voor het bedienen van een deksel
EP2721917B1 (en) Slat for a material moving system for an agricultural harvesting machine
BE1025116A1 (nl) Systeem voor het verstellen van de roosters van het vingertype van een oogstmachine
BE1022893B1 (nl) Graanreinigingssysteem met verbeterde luchtstroming en aanvullende valstap om de graanreinigingsprestaties te verbeteren
BE1025301B1 (nl) Kaf/strostrooisysteem van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen
BE1021147B1 (nl) Dekplaat voor een schoongraanvijzel in een reinigingssysteem van een oogstmachine
BE1023990B1 (nl) Dors- en scheidingssysteem voor een oogstmachine
BE1022891B1 (nl) Systeem voor het klemmen van de dorskorf van een oogstmachine
BE1022412B1 (nl) Transversaal gerichte koelmodule voor een oogstmachine
US10674662B2 (en) Agricultural windrow chute with rolling edge
BE1021889B1 (nl) Systeem en werkwijze voor het regelen van een reinigingszeef in een oogstmachine
BE1021985B1 (nl) Graantank met verhoogde opslagcapaciteit voor een oogstmachine.
EP3011823B1 (en) Combine with a weight transfer and residue spreading apparatus
BE1021870B1 (nl) Aandrijving met een variabele slag voor een reinigingssysteem in een oogstmachine.
BE1025193B1 (nl) Zelfblokkerend borgsysteem voor een kafschaal van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen
BE1022077B1 (nl) Stroschudopstelling voor een oogstmachine
BE1022543B1 (nl) Vouwmechanisme voor brede tarwemaaiers
BE1021873B1 (nl) Elektrische motor/generator van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen