BE1020277A3 - Omkeermechanisme en transportmiddelen en daarmee uitgeruste agrarische balenpers. - Google Patents

Abstract

Omkeermechanisme (1) voor transportmiddelen (2) van een agrarische balenpers (3) waarbij het omkeermechanisme (1) een aandrijfrol (17) omvat die gemonteerd is voor rotatie samen met de transportelementen (9) die voorzien zijn om aangesloten te worden op de as (10) zodanig dat de as (10) en de transportelementen (9) kunnen roteren volgens de werkrichting (11) door middel van een aandrijfriem (18) die aangrijpt op de aandrijfrol (17).

Description

Omkeermechanisme en transportmiddelen en daarmee uitgeruste agrarische balenpers

De huidige uitvinding heeft betrekking op een omkeermechanisme volgens de aanhef van de eerste conclusie.

De huidige uitvinding heeft ook betrekking op transportmiddelen en een daarmee uitgeruste agrarische balenpers.

Dergelijke omkeermechanismen zijn al bekend bij de vakman. EP 1 847 170 A1 bijvoorbeeld beschrijft een omkeermechanisme voor transportmiddelen van een agrarische balenpers. De transportmiddelen zijn voorzien voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar een balenkamer van de agrarische balenpers volgens een op-raaprichting van de agrarische balenpers. De transportmiddelen omvatten daartoe een toe-voefkanaal voorzien om afgesneden gewasmateriaal van een veld te ontvangen voordat het ingevoerd wordt in de balenkamer. Een stouwer voert het afgesneden gewasmateriaal van het toevoerkanaal naar de balenkamer. Voortstuwingsmiddelen in de vorm van een rotor zijn voorzien voor het transporteren van afgesneden gewasmateriaal in het toevoerkanaal door middel van transportelementen van de rotor die gemonteerd is rond een as van de rotor zodanig dat de transportelementen roteren volgens een werkrichting. Een palrad van het omkeermechanisme is gemonteerd op de as zodanig dat het palrad samen met de rotor roteert. Het omkeermechanisme is zodanig voorzien aan de rotor, dat de pal gedragen door de om-keerder van het omkeermechanisme, voorzien is om het palrad vast te zetten wanneer de heen-en-weer bewegende middelen de omkeerder zodanig heen-en-weer bewegen dat de rotor roteert in een richting tegen de werkrichting. Verder is er een tandwiel voorzien op de as van de rotor zodanig dat het tandwiel samen met de as roteert, en een aandrijfketting is zodanig met het tandwiel verbonden dat de rotatie van de as door de ketting aangedreven kan worden.

EP 1 847 170 A1 beschrijft verder dat, wanneer er tijdens het gebruik een blokkering van de rotor optreedt, een overbelastingsbeveiliging geactiveerd wordt in de aandrijf-lijn, zodat de aandrijving onderbroken wordt en de operator de aandrijving naar de balenpers moet uitschakelen. De operator draait vervolgens de rotor in de omgekeerde richting om de blokkering op te heffen. EP 1 847 170 A1 beschrijft verder dat een bijkomend probleem zich voordoet wanneer de bestuurder per ongeluk de aandrijving naar de balenpers opnieuw inschakelt vooraleer de omkeerder zijn oorspronkelijke positie opnieuw bereikt heeft nadat de rotor omgekeerd werd, de parkeerpositie, waarin de pal het palrad niet langer vastzet aangezien in een dergelijke situatie de aandrijving van de as wordt tegengehouden door de koppe ling van de pal en het palrad, wat uiterst schadelijk is voor bijvoorbeeld dè'fj'aC'ófe'óffiR^r-der, de aandrijving, de balenpers, etc.

Om het bijkomende probleem op te lossen beschrijft EP 1 847 170 A1 een aangepaste omkeerder met een veer zodanig dat de omkeerder terugkeert naar zijn oorspronkelijke positie, zelfs wanneer de aandrijving naar de balenpers voortijdig opnieuw ingeschakeld wordt door de operator.

Een dergelijke oplossing maakt de omkeerder en het omkeermechanisme echter ingewikkelder, wat vaak niet gewenst is.

Daarom heeft de huidige uitvinding tot doel een omkeermechanisme te verschaffen waarin de omkeerder minder ingewikkeld is, maar die niettemin de schadelijke effecten van voortijdig opnieuw inschakelen van de aandrijving naar de balenpers voorkomt.

Dit wordt bereikt volgens het omkeermechanisme volgens het kenmerkend deel van de eerste conclusie.

Daartoe omvat het omkeermechanisme een aandrijfrol die gemonteerd is voor rotatie samen met de transportelementen die voorzien zijn om aangesloten te worden op de as zodanig dat de as en de transportelementen kunnen roteren volgens de werkrichting door middel van een aandrijfriem die aangrijpt op de aandrijfrol.

Een dergelijke aandrijfrol in combinatie met een riem die de aandrijfrol aandrijft, werkt als een koppeling die de aangrijping tussen de aandrijfrol en de riem drastisch vermindert, bijvoorbeeld in het geval de aandrijfriem de as begint aan te drijven wanneer de omkeerder de transportelementen laat roteren tegen de werkrichting in, zodanig dat de aandrijving van de as onderbroken wordt wanneer de weerstand om de as aan te drijven te groot wordt en schade aan het palrad, de pal, de as, enz. vermeden wordt. Het omkeermechanisme volgens de huidige uitvinding kan verkregen worden door eenvoudigweg het tandwiel op bestaande omkeermechanismen te vervangen door een aandrijfrol en zonder de omkeerder ingewikkelder te moeten maken.

Bovendien omvat het omkeermechanisme een spanrol voorzien voor het regelen van de spanning van de aandrijfriem zodanig dat door voldoende aangrijpen van de aandrijfriem, de aandrijfriem aangrijpt op de aandrijfrol zodanig dat de as aan het roteren wordt gebracht door de aandrijfriem, en zodanig dat door de aandrijfriem voldoende te ontspannen, de aandrijfriem niet meer aangrijpt op de aandrijfrol en de as niet meer aan het roteren wordt gebracht door de aandrijfriem. Bij voorkeur omvat het omkeermechanisme controlemiddelen voor het regelen van de spanning van de aandrijfriem door middel van de spanrol. Met meer voorkeur zijn de controlemiddelen, bij voorkeur elektrisch of mechanisch, controleerbaar door de operator, bijvoorbeeld vanaf zijn bestuurdersstoel. Een dergelijke spanrol vermijdt de noodzaak om de aandrijving naar de balenpers volledig te onderbreken om de omkeerder de transportelementen te laten roteren tegen de werkrichting in en laat in plaats daarvan toe dat de aandrijving van de as door de riem onderbroken wordt met behulp van de spanrol.

Bovendien, aangezien de verschillende componenten van de roterende middelen, zoals bijvoorbeeld een hulprotor voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal afkomstig van de opraapinrichting naar de voortstuwingsmiddelen en onder de as van de voortstuwingsmiddelen, een snijrotor, een opraapinrichting voor het oprapen van het veld van afgesneden gewasmateriaai en voortstuwingsmiddelen voor het voortstuwen van het afgesneden gewasmateriaal opgeraapt door de opraapinrichting naar het toevoerkanaal, de assen van de opraapinrichting en de voortstuwingsmiddelen die iri hoofdzaak evenwijdig aan elkaar lopen, etc., worden vaak allemaal aangedreven door één enkele bron, zoals bijvoorbeeld een enkele aandrijving van de balenpers, bijvoorbeeld aangedreven door de tractor die de balenpers trekt, en zijn daartoe onderling aan elkaar gekoppeld, is het niet altijd gewenst dat door het tegen de werkrichting roteren van de transportelementen, alle verschillende onderdelen van de rotatiemiddelen tegen de werkrichting in gaan roteren. De combinatie van de aandrijfriem, aandrijfrol en spanrol maakt het echter mogelijk dat de transportelementen die door de omkeerder tegen de werkrichting in aan het roteren gebracht worden, tegen de werkrichting in aan het roteren gebracht kunnen worden door de omkeerder zonder dat daarom, maar mogelijk indien gewenst, alle andere onderdelen van de roterende middelen roteren in een richting tegen de werkrichting in, wat het mogelijk maakt de omkeerder te bedienen met een meer beperkte hoeveelheid energie. Een dergelijk samenstel maakt het bijvoorbeeld mogelijk om ten minste twee, of zelfs alle componenten van de roterende middelen te voorzien van een respectievelijke omkeerder, waarbij elke respectievelijke omkeerder onafhankelijk is van de andere.

Hoewel een aandrijfriem in combinatie met een aandrijfrol voor het aandrijven van een as en een spanrol voor een landbouwmachine bijvoorbeeld al beschreven zijn in US 6.651.412 B1, wordt gebruik van de aandrijfrol in een omkeermechanisme niet beschreven.

Volgens meer geprefereerde uitvoeringenvormen van de huidige uitvinding zijn de spanrol en de omkeerder zodanig voorzien dat na het heen-en-weer bewegen van de omkeerder, de aandrijfrol de aandrijfriem voldoende ontspant zodat de aandrijfriem de as niet langer doet roteren en zodat, wanneer de omkeerder terugkeert naar zijn oorspronkelijke positie, de aandrijfriem voldoende aangrijpt op de aandrijfrol zodat de as aan het roteren gebracht wordt door de aandrijfriem. De spanrol en de omkeerder zijn daartoe bijvoorbeeld mechanisch met elkaar verbonden. Een dergelijke configuratie laat toe dat de aandrijving van de as onderbroken wordt, samen met de heen-en-weer gaande beweging van de om- keerder en daarna weer hersteld wordt, wat bijvoorbeeld voorkomt dat de omkeerder en de spanrol individueel gecontroleerd moeten worden door bijvoorbeeld de operator.

De uitvinding heeft ook betrekking op transportmiddelen voor een agrarische balenpers, omvattende het omkeermechanisme volgens de uitvinding. De transportmiddelen zijn voorzien voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar een balenkamer volgens een opraaprichting van de agrarische balenpers en omvatten daartoe een toevoerkanaal dat voorzien is om afgesneden gewasmateriaal van een veld te ontvangen vooraleer het afgesneden gewasmateriaal ingevoerd wordt in de balenkamer, een stouwer voor het invoeren van het afgesneden gewasmateriaal uit het toevoerkanaal in de balenkamer en roterende middelen voorzien voor het transporteren van afgesneden gewasmateriaal in het toevoerkanaal door middel van transportelementen van de roterende elementen, gemonteerd rond een as van de roterende middelen, zodat de transportelementen kunnen roteren volgens een werkrichting, waarbij het palrad van het omkeermechanisme zodanig gemonteerd is op de as dat het palrad samen met de transportelementen draait en waarbij het omkeermechanisme zodanig voorzien is op de transportmiddelen dat de pal die gedragen wordt door de omkeerder van het omkeermechanisme, voorzien is om aan te grijpen op het palrad wanneer de heen-en-weer bewegende middelen de omkeerder zo heen-en-weer laten bewegen dat de transportelementen tegen de werkrichting in roteren, waarbij de aan-drijfrol zodanig gemonteerd is op de as voor rotatie samen met de transportelementen dat de as en de transportelementen kunnen roteren volgens de werkrichting door middel van een aandrijfriem die aangrijpt op de aandrijfrol.

Volgens voorkeursuitvoeringen van de huidige uitvinding omvatten de roterende middelen een opraapinrichting voor het oprapen van afgesneden gewasmateriaal van het veld en voortstuwingsmiddelen voor het voorstuwen van het afgesneden gewasmateriaal dat door de opraapinrichting opgeraapt wordt, naar het toevoerkanaal, waarbij de assen van de opraapinrichting en de voortstuwingsmiddelen in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar lopen.

Volgens andere voorkeursuitvoeringen van de huidige uitvinding, omvatten de voortstuwingsmiddelen een snijrotor.

Volgens voorkeursuitvoeringen van de huidige uitvinding omvatten de roterende middelen ten minste één vijzel voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal opgeraapt van het veld volgens een richting dwars op de opraaprichting, waarbij de as van de vijzel in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de assen van de opraapinrichting en de voortstuwingsmiddelen.

Volgens voorkeursuitvoeringen van de huidige uitvinding omvatten de roterende middelen een hulprotor voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal afkomstig van de opraapinrichting naar de voortstuwingsmiddelen en onder de as van de voortstuwingsmiddelen.

Volgens andere voorkeursuitvoeringen van de huidige uitvinding zijn het palrad en de aandrijfrol gemonteerd op de as van de hulprotor van de roterende middelen. Aangezien in een dergelijke configuratie van de transportmiddelen de verschillende assen van de verschillende onderdelen van de roterende middelen dicht bij elkaar staan, is er weinig ruimte voor het manipuleren van het afgesneden gewasmateriaal tussen de verschillende delen van de roterende middelen, terwijl het risico toeneemt dat het afgesneden gewasmateriaal tussen de verschillende delen van de roterende middelen vastraakt. Daarom is er, in het bijzonder in dergelijk transportmiddelen, een substantiële behoefte aan een omkeermechanis-me, in het bijzonder een omkeermechanisme volgens de huidige uitvinding. Een voorbeeld van een agrarische balenpers met een dergelijke nauw bemeten configuratie wordt bijvoorbeeld getoond in W02004/043682A2.

De uitvinding heeft ook betrekking op een agrarisch balenpers, omvattende de transportmiddelen volgens de uitvinding, waarbij de transportmiddelen verschaft worden voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar de balenkamer van de agrarische balenpers.

De uitvinding zal verder toegelicht worden aan de hand van de volgende beschrijving en de bijgevoegde figuren.

Figuren 1 toont een schematisch zijaanzicht van het omkeermechanisme volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een schematisch overzicht van een balenpers volgens de uitvinding.

In de volgende gedetailleerde beschrijving worden tal van specifieke details uiteengezet om een grondig begrip van de uitvinding en de manier waarop ze toegepast kan worden in bepaalde uitvoeringsvormen te verschaffen. Het zal echter duidelijk zijn dat de huidige uitvinding toegepast kan worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen worden gekende werkwijzen, procedures en technieken niet verder in detail beschreven om te voorkomen dat de huidige uitvinding onduidelijk wordt. Hoewel de huidige uitvinding beschreven zal worden met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, is de uitvinding hier niet toe beperkt. De tekeningen die hierin opgenomen en beschreven worden, zijn schematisch en beperken geenszins het toepassingsgebied van de uitvinding. Ook wordt erop gewezen dat in de tekeningen, de grootte van sommige elementen overdreven kan zijn en dus niet op schaal getekend voor illustratieve doeleinden.

De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, is de uitvinding daar niet toe beperkt, maar enkel beperkt door de conclusies. De beschreven tekeningen zijn enkel schematisch en zijn niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van sommige elementen overdreven zijn en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met de werkelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een sequentiële of chronologische volgorde. De termen zijn onderling verwisselbaar onder geschikte omstandigheden en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen functioneren in een andere volgorde dan hierin beschreven of geïllustreerd werd.

Bovendien worden de begrippen bovenaan, onderaan, over, onder en dergelijke in de beschrijving en de conclusies gebruikt voor beschrijvende doeleinden en niet noodzakelijk voor het beschrijven van de relatieve posities. Men moet begrijpen dat de termen die zo gebruikt worden onder geschikte omstandigheden uitwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin beschreven worden in andere richtingen kunnen werken dan hierin beschreven of geïllustreerd werd.

De term "omvattende", gebruikt in de conclusies, mag niet geïnterpreteerd worden als zijnde beperkt tot de middelen die daarna vermeld worden, hij sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij moet uitgelegd worden als het specificeren van de aanwezigheid van de genoemde kenmerken, gehele getallen, stappen of componenten waarnaar gerefereerd wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meer andere kenmerken, gehele getallen, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Bijgevolg moet het werkingsgebied van de uitdrukking "een inrichting omvattende middelen A en B " niet beperkt blijven tot inrichtingen die enkel bestaan uit de componenten A en B.

Figuur 2 toont een schematisch overzicht van een agrarische balenpers volgens de uitvinding, en meer specifiek, maar niet kritisch voor de uitvinding, een agrarisch vierkante balenpers.

De balenpers 3 omvat transportmiddelen 2 volgens de uitvinding. De transportmiddelen zijn voorzien voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar de balenkamer 4 van de balenpers 3 volgens een opraaprichting 5 van de balenpers 3.

Het transportmiddel 2 omvat daartoe een toevoerkanaal 6 voorzien om afgesneden gewas van een veld te ontvangen van vooraleer het afgesneden gewasmateriaal ingevoerd worat in ae oaienKamer 4, een stouwer i voor net atvoeren van net atgesneaen gewasmateriaal uit het toevoerkanaal 6 naar de balenkamer 4 en roterende middelen 8 voorzien voor het transporteren van afgesneden gewasmateriaal in het toevoerkanaal 6 door middel van transportelementen 9 van de roterende middelen 8. De transportelementen zijn gemonteerd rond een as 10 van de roterende middelen 8 zodanig dat de transportelementen 9 kunnen roteren volgens een werkrichting 11.

De agrarische balenpers 3 omvat verder bij voorkeur een chassis 28 dat uitgerust is met een naar voor uitstekende tong 29 die aan de voorzijde voorzien is van bevestigingsmiddelen (niet getoond) voor het koppelen van de balenpers 3 aan bijvoorbeeld een sleeptractor. Een conventionele opraapinrichting 22 van de roterende middelen 8 raapt een hoeveelheid gewasmateriaal op van het veld wanneer de balenpers 3 eroverheen rijdt en levert dergelijk materiaal af aan de voorkant van het bij voorkeur naar achteren en naar boven gebogen, ladingvormend toevoerkanaal 6. Het kanaal 6 communiceert bij voorkeur aan zijn bovenste uiteinde met de bij voorkeur daarboven liggende, zich in de lengte uitstrekkende balenkamer, of balenvormende kamer 4 waarin gewasladingen geladen worden door middel van het bij voorkeur cyclisch functionerende stouwmechanisme of stouwer 7. Bij voorkeur voeden en pakken de voortstuwingsmiddelen 23, die bijvoorbeeld een continu werkende pakmechanisme aan het onderste en voorste uiteinde van het toevoerkanaal 6 en/of een snijrotor 24, bij voorkeur een continu werkend pakmechanisme aan het onderste en voorste uiteinde van het toevoerkanaal 6 of een snijrotor 24 omvatten, continu materiaal in het kanaal 6 om te verkrijgen dat ladingen gewasmateriaal de interne configuratie van het kanaal 6 verkrijgen, voorafgaand aan de periodieke aangrijping door de stouwer 7 en het inbrengen in de balenkamer 4. Het toevoerkanaal 6 kan uitgerust zijn met middelen om vast te stellen of er een complete lading in gevormd werd en om als reactie daarop de stouwer 7 te bedienen. Elke actie van de stouwer 7 introduceert een "lading" of "laag" gewasmateriaal van het kanaal 6 in de kamer 4.

De rijrichting of opraaprichting 5 is aangegeven met een pijl die wijst in de rijrichting tijdens de werking van de agrarische vierkante balenpers 3.

Bij voorkeur beweegt een plunjer 31 heen-en-weer in een lengterichting in de balenkamer 4 door de werking van een paar Pitmanarmen 32 die gekoppeld zijn aan de krukarmen 33 van een tandwielenkast 34 die aan het roteren gebracht wordt door een schacht 35 die aangesloten is op de aftakas van de tractor. De heen-en-weer bewegende plunjer 31 drukt elke nieuwe lading die ingevoerd wordt in de balenkamer 4 naar achteren en vormt de volgende ladingen in een baal gewasmateriaal, die door de plunjer 31 in de richting van een achterste losopening 37 van de kamer 4 geduwd wordt.

Figuur 2 toont verder dat de roterende middelen 8 voortstuwingsmiddelen 23 omvatten voor het voortstuwen van het afgesneden gewasmateriaal opgeraapt door de op-raapinrichting 22 naar het toevoerkanaal 6. De assen van de opraapinrichting 22 en de voortstuwingsmiddelen 23 lopen in hoofdzaak evenwijdig ten opzichte van elkaar.

Bij voorkeur omvatten de voortstuwingsmiddelen 23 een snijrotor 24.

Figuur 2 toont dat de roterende middelen 8 ten minste één vijzel 25 omvatten voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal, opgeraapt van het veld volgens een richting dwars op de opraaprichting 5. De as van de vijzel 25 loopt daartoe in hoofdzaak evenwijdig aan de assen van de opraapinrichting 22 en de voortstuwingsmiddelen 23.

Figuur 2 toont verder dat de roterende middelen 8 een hulprotor 26 omvatten voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal afkomstig van de opraapinrichting 22 naar de voortstuwingsmiddelen 23 en onder de as 10 van de voortstuwingsmiddelen 23.

Een dergelijke opraapinrichting 22, voortstuwingsmiddelen 23, zoals bijvoorbeeld een snijrotor 24, een vijzel 25 en een hulprotor 26 worden bijvoorbeeld ook beschreven in W02004/043682A2.

De transportmiddelen 2 volgens de uitvinding omvatten een omkeermechanis-me 1 volgens de uitvinding. Een dergelijk omkeermechanisme 1 wordt bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 1, terwijl Figuur 2 een voorkeursmontage toont van het omkeermechanisme 1 in de transportmiddelen 2.

Het omkeermechanisme 1 volgens de uitvinding omvat een palrad 13 en een pal 14 gedragen door een omkeerder 15 van het omkeermechanisme 1. De pal 14 is voorzien om aan te grijpen op het palrad 13 wanneer de heen-en-weer bewegende middelen 16 van de omkeermiddelen de omkeerder 15 heen-en-weer bewegen. Bij voorkeur wordt de pal 14 zodanig voorzien dat na terugkeer van de omkeerder 15 in de oorspronkelijke positie door de heen-en-weer bewegende middelen 16, de pal 14 niet langer aangrijpt op het palrad 13.

Het omkeermechanisme 1 volgens de uitvinding is zodanig voorzien op de transportmiddelen 2 dat het palrad 13 van het omkeermechanisme 1 gemonteerd is op de as 10 zodanig dat het palrad samen met de transportelementen 9 roteert en zodanig dat de pal 14 voorzien is om aan te grijpen op het palrad 13 wanneer de heen-en-weer gaande middelen 16 de omkeerder 15 heen-en-weer laten bewegen zodat de transportelementen 9 tegen de werkrichting 11 in roteren.

De heen-en-weer bewegende middelen 16, weergegeven in Figuur 1, omvatten een hydraulische cilinder 20 voor het heen-en-weer bewegen van de omkeerder 15. Dit is echter niet van cruciaal belang voor de uitvinding en elke vorm van heen-en-weer bewegen de middelen 16 is mogelijk zoals bijvoorbeeld heen-en-weer bewegende middelen 16 die mechanisch gekoppeld zijn aan bijvoorbeeld de balenpersaandrijving. De heen-en-weer bewegende middelen 16 kunnen ook de vorm hebben van een mechanische koppeling die voorzien is om met de hand gemanipuleerd te worden door, bijvoorbeeld, de operator wanneer dit noodzakelijk geacht wordt.

Palrad 13 en pal 14 aansluitingen zijn al gekend bij de vakman, bijvoorbeeld uit EP 1 847 170 A1, en uitvoeringsvormen die verschillen van de uitvoeringsvorm getoond in Figuur 1 zijn mogelijk.

Het omkeermechanisme 1 omvat een aandrijfrol 17 gemonteerd om samen met de transportelementen 9 te roteren en voorzien om aangesloten te worden op de as 10 zodanig dat de as 10 en de transportelementen 9 kunnen roteren volgens de werkrichting 11 door middel van een aandrijfriem 18 die aangrijpt op de aandrijfrol 17.

Figuur 2 toont het omkeermechanisme 1 in de transportmiddelen 2 met de aandrijfrol 17 gemonteerd op de as 10 om samen met de transportelementen 9 te roteren zodanig dat de as 10 en de transportelementen 9 aan het roteren gebracht kunnen worden volgens de werkrichting 11 door middel van een aandrijfriem 18 die aangrijpt op de aandrijfrol 17.

De aandrijfrol 17 en de aandrijfriem 18 kunnen elke vorm en grootte hebben die geschikt bevonden wordt door de vakman. De aandrijfriem 18 heeft bij voorkeur de vorm van een V-snaar, waarbij de aandrijfrol 17 groeven omvat voor het ontvangen van de aandrijfriem 18. Een dergelijke aandrijfriem en aandrijfrol zijn echter niet cruciaal voor de uitvinding en de aandrijfriem 18 kan ook de vorm hebben van een platte riem met een bijbehorende platte aandrijfrol 17.

In Figuur 1 zijn het palrad 13 en de aandrijfrol 17 zodanig gemonteerd op een gemeenschappelijke as van het omkeermechanisme 1 dat het palrad 13 en de aandrijfrol 17 samen met de as 10 roteren, waarbij de as 10 voorzien is om voorzien te worden van de transportelementen 9. In Figuur 1 wordt getoond dat de gemeenschappelijke as van het palrad 13 en de aandrijfrol 17 de vorm heeft van een verlenging van de as 10. Dit is echter niet cruciaal voor de uitvinding en de gemeenschappelijke as van het palrad 13 en de aandrijfrol 17 of de assen van het palrad 13, de aandrijfrol 17 en de as 10 kunnen mechanisch verbonden zijn met de as 10, bijvoorbeeld door middel van een tandwiel. Echter, met behulp van een enkele as voor twee of meer van de assen van het palrad 13, de aandrijfrol 17 en de as 10 kan er een simpelere en/of meer betrouwbare verbinding verkregen worden.

Bij voorkeur is de omkeerder 15 roteerbaar gemonteerd ten opzichte van de as 10. Een dergelijke uitvoeringsvorm laat toe dat de omkeerder 15 rond de as 10 kan bewe gen. Hoewel gebleken is dat een dergelijke koppeling een betrouwbare en/óf eenvoudige verbinding mogelijk maakt, zijn er andere uitvoeringsvormen van de koppeling van de om-keerder 15 op de as 10 mogelijk, zoals bijvoorbeeld een mechanische koppeling die gebruik maakt van verschillende rotatieassen voor de omkeerder 15 en voor de as 10.

Bij voorkeur is de pal 14 kantelbaar gemonteerd rondom een kantelas 21 van de omkeerder 15, waarbij de pal 14 voorzien is om naar beneden te kantelen en aan te grijpen op het palrad 13 nadat de omkeerder 15 heen-en-weer bewogen werd, en is voorzien om naar boven te kantelen na terugkeer van de omkeerder 15 in zijn oorspronkelijke positie. De pal 14 is daartoe bij voorkeur verder door middel van een veer aangesloten op de omkeerder 15, bij voorkeur door middel van een veer 40 die de pal 14 en de omkeerder 15 met elkaar koppelt zodanig dat de pal door de veer gekanteld is naar de pal 13 door middel van de veer wanneer de omkeerder 15 niet zijn de oorspronkelijke positie is, maar gedwongen is om weg te kantelen van de omkeerder 15 wanneer de omkeerder 15 in zijn oorspronkelijke positie is. Daartoe is er bij voorkeur een uitsteeksel 38 voorzien dat samenwerkt met het achterdeel 39 van de pal 14 om het moment dat die niet aangrijpt op het palrad 13 zodanig dat, na terugkeer van de omkeerder 15 in zijn oorspronkelijke positie, het achterdeel 39 contact maakt met het uitsteeksel 38, zodat de pal 14 weg gedwongen wordt van het palrad 13. Een dergelijke pal 14, palrad 13, omkeerder 15 worden bijvoorbeeld weergegeven in Figuur 1. Hoewel een dergelijke pal 14, palrad 13, omkeerder 15 voorziet in een eenvoudig en/of compact en/of betrouwbaar systeem, zijn er andere uitvoeringen mogelijk zoals bijvoorbeeld een mechanisch en/of elektronisch systeem dat de beweging van de pal 14 coördineert met de omkeerder 15.

Figuur 1 toont dat de spanrol 19 en de omkeerder 15 zodanig voorzien zijn dat, nadat de omkeerder 1 heen-en-weer bewogen werd, de aandrijfrol 17 de aandrijfriem 18 voldoende ontspant, zodat de aandrijfriem 18 de as 10 niet langer doet roteren en zodat, wanneer de omkeerder 15 terugkeert naar zijn oorspronkelijke positie, de aandrijfriem 18 voldoende grip heeft op de aandrijfrol 17 zodat de as 10 door de aandrijfriem 18 aan het roteren gebracht wordt. Een dergelijke configuratie laat het heen-en-weer bewegen van de omkeerder 15 toe, zonder bijvoorbeeld de spanrol 19 afzonderlijk te moeten ontkoppelen van de aandrijfriem 18 om de weerstand te verminderen van de aandrijving van de aandrijfrol 17 wanneer deze de transportelementen 9 tegen de werkrichting 11 in laat roteren. Het is echter niet cruciaal voor de uitvinding en er kunnen alternatieve bijkomende middelen voor het ontkoppelen van de spanrol 19 verschaft worden.

Figuur 1 toont dat de spanrol 19 de spanning van de aandrijfriem 18 regelt door middel van een veer 44.

Figuur 1 toont dat de omkeerder 15 aangepast is voor het wegtillen van de spanrol 19 van de aandrijfriem 18 wanneer deze heen-en-weer bewogen wordt door te drukken op een hendel 43 die draait rondom een spil 41. Daartoe is de omkeerder 15 voorzien van duwmiddelen 42 die op de hendel 43 duwen zoals hierboven beschreven wanneer de omkeerder 15 heen-en-weer bewogen wordt. Bij voorkeur heeft de hefboom 43 en de omkeerder 15 de vorm van respectievelijk een volger 43 en een nok 15, zoals weergegeven in Figuur 1.

Bij voorkeur, en zoals weergegeven in Figuur 2, zijn het palrad 13 en de aan-drijfrol 17 gemonteerd op de as 10 van de hulprotor 26 van de roterende middelen 8, waarbij de as 10 van de hulprotor 26 voorzien is van het omkeermechanisme 1 volgens de uitvinding. Een dergelijke configuratie is echter niet cruciaal voor de uitvinding en het palrad 13 en de aandrijfrol 17, het omkeermechanisme 1, kunnen ook gemonteerd worden op één of meer van de volgende onderdelen van de roterende middelen 8: de opraapinrichting 22, de voortstuwingsmiddelen 23, zoals bijvoorbeeld een snijrotor 24, een vijzel 25 en een hulprotor 26. Omdat het omkeermechanisme 1 ook de aandrijfrol 17 en spanrol 19 omvat, kunnen de onderdelen voorzien met het omkeermechanisme 1 onafhankelijk van de aandrijving die de balenpers aandrijft, van elkaar of van verdere componenten aangesloten op de aandrijving die de balenpers aandrijft, geroteerd worden in een richting tegen de werkrichting 11 in.

Claims (14)

1. Omkeermechanisme (1) voor transportmiddelen (2) van een agrarische balenpers (3), waarbij de transportmiddelen (2) verschaft worden voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar een balenkamer (4) van de agrarische balenpers (3) volgens een opraaprichting (5) en daartoe een toevoerkanaal (6) omvat dat voorzien is om het afgesneden gewasmateriaal te ontvangen van een veld vooraleer het afgesneden gewasmateriaal afgevoerd wordt naar de balenkamer (4) door een stouwer (7) van de transportmiddelen (2), en roterende middelen (8) voorzien zijn voor het transport van afgesneden gewasmateriaal in het toevoerkanaal (6) door transporte-lementen (9) van de roterende middelen (8) zodanig gemonteerd rondom een as (10) van de roterende middelen (8), dat de transportelementen (9) kunnen roteren volgens een werkrichting (11), waarbij het omkeermechanisme (1) een palrad (13) omvat voorzien om zodanig gemonteerd te worden op de as (10), dat het palrad (13) samen met de transportelementen (9) roteert en een pal (14) gedragen door een omkeerder (15) van het omkeermechanisme (1), waarbij de pal (14) voorzien is om het palrad (13) vast te zetten wanneer de heen-en-weer bewegende middelen (16) van de omkeermiddelen de omkeerder (15) zodanig heen-en-weer doen bewegen dat de transportelementen (9) tegen de werkrichting (11) in roteren, met het kenmerk, dat het omkeermechanisme (1) een aandrijfrol (17) omvat die gemonteerd is voor rotatie samen met de transportelementen (9) die voorzien zijn om aangesloten te worden op de as (10) zodanig dat de as (10) en de transportelementen (9) aan het roteren gebracht kunnen worden volgens de werkrichting (11) door middel van een aandrijfriem (18) die aangrijpt op de aandrijfrol (17), en dat het omkeermechanisme (1) een spanrol (19) omvat die voorzien is voor het zodanig regelen van de spanning van de aandrijfriem (18) dat bij voldoende grip van de aandrijfriem (18), de aandrijfriem (18) zodanig aangrijpt op de aandrijfrol (17) dat de as (10) roterend aangedreven wordt door de aandrijfriem (18), en door voldoende ontspannen van de aandrijfriem (18), de aandrijfriem (18) niet langer aangrijpt op de aandrijfrol (17) en de as (10) niet meer aan het roteren gebracht wordt door de aandrijfriem (18).

2. Omkeermechanisme (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spanrol (19) en de omkeerder (15) zodanig voorzien zijn dat na het heen-en-weer bewegen van de omkeerder (15), de aandrijfrol (17) de aandrijfriem (18) voldoende ontspant zodat de aandrijfriem (18) de as (10) niet langer doet roteren en zodat, wanneer de omkeerder (15) terugkeert naar zijn oorspronkelijke positie, de aandrijfriem (18) voldoende aan grijpt op de aandrijfrol (17) zodat de as (10) aan het roteren gebracht wordt door de aandrijfriem (18).

3. Omkeermechanisme (1) volgens elk van de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat het palrad (13) en de aandrijfrol (17) zodanig gemonteerd zijn op een gemeenschappelijke as van het omkeermechanisme (1) dat het palrad (13) en de aandrijfrol (17) samen met de as (10) roteren, waarbij de as (10) voorzien is om voorzien te worden met de transportelementen (9).

4. Omkeermechanisme (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de omkeerder (15) roteerbaar gemonteerd is ten opzichte van de as (10).

5. Omkeermechanisme (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de heen-en-weer bewegende middelen (16) een hydraulische cilinder (20) omvatten voor het heen-en-weer bewegen van de omkeerder (15).

6. Omkeermechanisme (1) volgens elk van de conclusies 1 - 5, met het kenmerk, dat de pal (14) zodanig voorzien is dat na terugkeer van de omkeerder (15) in zijn oorspronkelijke positie door de heen-en-weer bewegende middelen (16), de pal (14) niet langer aangrijpt op het palrad (13).

7. Omkeermechanisme (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de pal (14) kantelbaar gemonteerd is rondom een kantelas (21) van de omkeerder (15), waarbij de pal (14) voorzien is om naar beneden te kantelen en aan te grijpen op het palrad (13) nadat de omkeerder (15) heen-en-weer bewogen werd, en voorzien is om naar boven te kantelen na terugkeer van de omkeerder (15) in zijn oorspronkelijke positie.

8. Transportmiddelen (2) voor een agrarische balenpers (3), omvattende het omkeermechanisme (1) volgens elk van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de transportmiddelen (2) verschaft worden voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar een balenkamer (4) volgens een opraaprichting (5) van de agrarische balenpers (3) en daartoe een toevoerkanaal (6) omvat dat voorzien is om het afgesneden gewasmateriaal te ontvangen van een veld vooraleer het afgesneden gewasmateriaal afgevoerd wordt naar de balenkamer (4), een stouwer (7) voor het afvoeren van het afgesneden gewasmateriaal van het toevoerkanaal (6) naar de balenkamer (4) en roterende middelen (8) voorzien voor het transport van afgesneden gewasmateriaal in het toevoerkanaal (6) door transportelementen (9) van de roterende middelen (8) zodanig gemonteerd rondom een as (10) van de roterende middelen (8), dat de transportelementen (9) kunnen roteren volgens een werkrichting (11), waarbij het pal-rad (13) van het omkeermechanisme (1) gemonteerd is op de as (10) zodanig dat het palrad (13) draait samen met de transportelementen (9) en het omkeermechanisme (1) dat voorzien is op de transportmiddelen (2) zodat de pal (14) gedragen door de om-keerder (15) van het omkeermechanisme (1) voorzien is om aan te grijpen op het palrad (13) wanneer de heen-en-weer bewegende middelen (16) de omkeerder (15) zodanig heen-en-weer doen bewegen dat de transportelementen (9) tegen de werkrichting (11) in roteren, waarbij de aandrijfroi (17) zodanig gemonteerd is op de as (10) voor rotatie samen met de transportelementen (9) dat de as (10) en de transportelementen (9) aan het roteren gebracht kunnen worden volgens de werkrichting (11) door een aandrijfriem (18) die aangrijpt op de aandrijfroi (17).

9. Transportmiddel (2) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de roterende middelen (8) een opraapinrichting (22) omvatten voor het oprapen van afgesneden gewasmateriaal van het veld en voortstuwingsmiddelen (23) voor het voortstuwen van het afgesneden gewasmateriaal dat door de opraapinrichting (22) opgeraapt werd tot in het toevoerkanaal (6), waarbij de assen van de opraapinrichting (22) en de voortstuwingsmiddelen (23) in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar lopen.

10. Transportmiddelen (2) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de voortstuwingsmiddelen (23) een snijrotor (24) omvatten.

11. Transportmiddelen (2) volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de roterende middelen (8) ten minste één vijzel (25) omvatten voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal dat van het veld opgeraapt werd volgens een richting dwars op de op-raaprichting (5), waarbij de as van de vijzel (25) in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de assen van de opraapinrichting (22) en de voortstuwingsmiddelen (23).

12. Transportmiddelen (2) zoals geclaimd in elk van de conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de roterende middelen (8) een hulprotor (26) omvatten voor het leiden van het afgesneden gewasmateriaal afkomstig van de opraapinrichting (22) in de richting van de voortstuwingsmiddelen (23) en onder de as (10) van de voortstuwingsmiddelen (23). OUI ^VUKUUUU

13. Transportmiddelen (2) volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het palrad (13) en de aandrijfrol (17) gemonteerd zijn op de as (10) van de hulprotor (26) van de roterende middelen (8).

14. Agrarische balenpers (3) omvattende de transportmiddelen (2) volgens elk van de conclusies 8-13, met het kenmerk, dat de transportmiddelen (2) verschaft worden voor het verplaatsen van afgesneden gewasmateriaal van de grond naar een balenkamer (4) van de agrarische balenpers (3).