NL1042346B1 - Snarenplanter - Google Patents

Snarenplanter Download PDF

Info

Publication number
NL1042346B1
NL1042346B1 NL1042346A NL1042346A NL1042346B1 NL 1042346 B1 NL1042346 B1 NL 1042346B1 NL 1042346 A NL1042346 A NL 1042346A NL 1042346 A NL1042346 A NL 1042346A NL 1042346 B1 NL1042346 B1 NL 1042346B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
string
leg
planter
bed
units
Prior art date
Application number
NL1042346A
Other languages
English (en)
Inventor
Goffe Siderius Willem
De Boe Gert
Rozema Bart-Jan
Meindertsma Siebe
Van Iseghem Joeri
Original Assignee
Dewulf N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dewulf N V filed Critical Dewulf N V
Priority to NL1042346A priority Critical patent/NL1042346B1/nl
Priority to EP18168551.2A priority patent/EP3391722B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1042346B1 publication Critical patent/NL1042346B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C9/00Potato planters
    • A01C9/02Potato planters with conveyor belts

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Abstract

Snarenplanter voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen, omvattende een snarenbed met minstens twee pootsnaareenheden, die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van te poten pootgoed van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt, en met retourmiddelen aan weerszijden van elke pootsnaareenheid voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt, met het kenmerk dat de retourmiddelen tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden van de genoemde pootsnaareenheden aanéénsluitend zijn opgesteld, zodat pootgoed overheen deze retourmiddelen tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden kan rollen.

Description

Octrooicentrum
Nederland
© 1042346 (21) Aanvraagnummer: 1042346 © Aanvraag ingediend: 20 april 2017 © BI OCTROOI (51) Int. CL:
A01C 9/02 (2018.01)
© Aanvraag ingeschreven: © Octrooihouder(s):
5 november 2018 DEWULF N.V. te ROESELARE, België, BE.
© Aanvraag gepubliceerd:
- © Uitvinder(s):
Willem Goffe Siderius te BEETGUM (BE).
© Octrooi verleend: Gert de Boe te LOCHRISTI (BE).
5 november 2018 Bart-Jan Rozema te GROOTEGAST.
Siebe Meindertsma te FERWERT.
© Octrooischrift uitgegeven: Joeri Van Iseghem te INGELMUNSTER (BE).
31 januari 2019
© Gemachtigde:
ir. A. Ferguson te Amersfoort.
© Snarenplanter (57) Snarenplanter voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen, omvattende een snarenbed met minstens twee pootsnaareenheden, die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van te poten pootgoed van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt, en met retourmiddelen aan weerszijden van elke pootsnaareenheid voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt, met het kenmerk dat de retourmiddelen tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden van de genoemde pootsnaareenheden aanéénsluitend zijn opgesteld, zodat pootgoed overheen deze retourmiddelen tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden kan rollen.
NL Bl 1042346
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
P548NL
Snarenplanter
Deze uitvinding betreft een snarenplanter voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de snarenplanter volgens een rijrichting, omvattende een snarenbed met minstens twee pootsnaareenheden, die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van te poten pootgoed van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt, en 10 met retourmiddelen aan weerszijden van elke pootsnaareenheid voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt.
Snarenplanters of snarenbedplanters worden gebruikt om knol- of bolgewassen zoals bijvoorbeeld aardappel of uien te planten. Het planten van dergelijke gewassen wordt 15 ook aangeduid met de term poten. Het pootgoed kan ook aangeduid worden met de algemene term poters.
Een dergelijke snarenplanter omvat meestal een voorraadbunker, waarin het pootgoed wordt aangebracht, een snarenbed waarop het pootgoed vanuit de 20 voorraadbunker terechtkomt, en vorentrekkers voor het vormen van voren/geulen in de ondergrond, waarbij het pootgoed vanuit het snarenbed in de gevormde voren vallen. Een vorentrekker wordt vaak ook aangeduid met de term geulentrekker of kouter. Het snarenbed omvat meestal twee of meerdere pootsnaareenheden, die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van te poten 25 pootgoed van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt, waarbij het pootgoed vanuit het afvoerpunt in een genoemde geul valt. Het snarenbed omvat verder retourmiddelen aan weerszijden van elke pootsnaareenheid voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt. De werking en vormgeving van het snarenbed is zo dat op elke pootsnaareenheid één rij van 30 aansluitende poters wordt gevormd zodanig dat de poters één voor één worden geplant in de gevormde geulen. Het vormen van deze rij wordt ook aangeduid met de term verenkeling. Met andere woorden op elke pootsnaareenheid vindt verenkeling van de poters plaats zodat op elke snaareenheid, ter hoogte van het afvoerpunt, de poters zich op één rij uitstrekken en poter per poter aanbrengbaar is in een genoemde geul.
Belangrijk bij het aanbrengen van de poters in de geul is dat dit gelijkmatig gebeurt en elke poter afzonderlijk wordt geplant. De poters moeten hiervoor aaneensluitend aanwezig zijn in één rij op elke pootsnaareenheid. Hoe beter dus de verenkeling, hoe gelijkmatiger het pootgoed geplant wordt in de ondergrond. Door de afmetingen en 10 de vormgeving van het snarenbed en de snarenplanter in het algemeen zijn er beperkingen bij de verenkeling. De poters, die zich op de retourmiddelen bevinden die zich naast een pootsnaareenheid bevinden en die dan door de retourmiddelen naar het aanvoerpunt worden gebracht, kunnen namelijk in contact komen met één of meerdere poters, die aanwezig zijn in een genoemde rij poters op een genoemde 15 pootsnaareenheid. Hierdoor worden poters uit de genoemde rij geduwd en/of komen extra poters terecht op de pootsnaareenheid. Om problemen met betrekking tot verenkeling te vermijden wordt de snelheid van de pootsnaareenheden beperkt en wordt de toevoersnelheid vanuit de voorraadbunker naar het snarenbed beperkt gehouden. Met andere woorden, een snarenplanter heeft dus een bepaalde capaciteit 20 en er is steeds een maximale snelheid waarbij er nog relatief goed geplant kan worden. Het zou dan ook wenselijk zijn mocht men de verenkeling bij snarenplanters kunnen optimaliseren zodanig dat er steeds goed geplant kan worden, ook bijvoorbeeld bij hogere snelheden dan op vandaag mogelijk is.
Het is dan ook een doel van de uitvinding om de verenkeling op de pootsnaareenheden te optimaliseren.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in snarenplanter voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de 30 snarenplanter volgens een rijrichting, omvattende een snarenbed met minstens twee pootsnaareenheden, die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van te poten pootgoed van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt, en met retourmiddelen aan weerszijden van elke pootsnaareenheid voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt, waarbij de retourmiddelen tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden van de 5 genoemde pootsnaareenheden aanéénsluitend zijn opgesteld, zodat pootgoed overheen deze retourmiddelen tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden kan rollen.
De verenkeling bij de bestaande snarenplanters verloopt vaak niet optimaal daar de 10 poters, zeker indien het grote poters zijn of indien er veel poters aanwezig zijn op de retourmiddelen, botsen tegen de wanden/tussenschotten die zijn opgesteld tussen de retourmiddelen van twee opeenvolgende pootsnaareenheden, en dan geduwd worden naar de poters die zich op een genoemde pootsnaareenheid bevinden. De afmetingen van de retourmiddelen, die zich naast de pootsnaareenheden uitstrekken, vormen hier 15 dus een beperking. Bij de snarenplanter volgens de uitvinding zijn de retourmiddelen tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden van genoemde pootsnaareenheden aanéénsluitend opgesteld. Hierdoor kan het pootgoed overheen deze retourmiddelen tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden rollen en kan het pootgoed zich over de volledige breedte, die zich tussen twee pootsnaareenheden bevindt, voortbewegen. 20 De kans dat het pootgoed dat door de retourmiddelen richting aanvoerpunt wordt gebracht, pootgoed gaat afstoten of pootgoed gaat raken dat zich op de pootsnaareenheden bevindt, is hier dan ook kleiner. Met andere woorden dit snarenbed is vrij van tussenschotten die de verenkeling hinderen. De één of meerdere retourmiddelen die zich tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden bevinden, 25 vormen hier dus één gezamenlijk bed waarop de poters zich kunnen voortbewegen en/of mee verplaatst worden. Poters die zich dus op retourmiddelen bevinden tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden, kunnen dus over de volledige breedte tussen deze pootsnaareenheden bewegen en meegevoerd worden in de richting van het aanvoerpunt, waardoor de kans dat ze poters gaan hinderen die zich op de 30 pootsnaareenheden bevinden, kleiner is dan bij de bestaande snarenplanters. Gezien de verenkeling hier in betere omstandigheden gebeurt, kan de snelheid van deze pootsnaareenheden eventueel worden opgevoerd, waardoor de maximale capaciteit van deze snarenplanter hoger is dan bij de bestaande snarenplanters.
Gezien er geen hinderlijke tussenschotten aanwezig zijn en de volledige breedte tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden benut wordt, kunnen de pootsnaareenheden ook dichter worden opgesteld bij elkaar, zonder dat de goede verenkeling in het gedrang komt. Met behulp van deze snarenplanter is het dus mogelijk om poters te planten in rijen die dichter bij elkaar opgesteld zijn dan bij de bestaande snarenplanters. Het rendement per hectare perceel kan hierdoor significant 10 gaan toenemen.
Bij voorkeur omvat elke pootsnaareenheid meerdere transportsnaren. Ook bij voorkeur komt de aanvoerrichting nagenoeg overeen met de rijrichting.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de retourmiddelen ter hoogte van het aanvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien neerwaarts geheld opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden toe en ter hoogte van het afvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien opwaarts geheld zijn opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden toe. Door deze opstelling 20 wordt beter verzekerd dat ter hoogte van het afvoerpunt meerdere poters één aaneengesloten rij vormen op elke pootsnaareenheid en wordt ook beter vermeden dat poters uit deze rij worden gestoten. Ter hoogte van het aanvoerpunt rollen de poters naar de rij toe om in de rij opgenomen te worden, terwijl ter hoogte van het afvoerpunt poters die niet in de rij opgenomen werden terug weg van de rij rollen.
Ter hoogte van het afvoerpunt moeten poters die zich naast een genoemde pootsnaareenheid bevinden, een opwaartse helling overwinnen vooraleer ze contact kunnen maken met de poters op de genoemde pootsnaareenheid. Wanneer het snarenbed onder een helling komt te staan, bijvoorbeeld wanneer er gepoot wordt op een hellende akker en/of op een oneffen akker, dan wordt door deze opstelling 30 vermeden dat al het pootgoed gaat rollen naar de laagst opgestelde pootsnaareenheid en wordt dus verzekerd dat het pootgoed goed en gelijkmatig verdeeld blijft overheen het snarenbed. Het snarenbed heeft hier bijvoorbeeld een golvend patroon ter hoogte van het afvoerpunt.
Bij voorkeur zijn de retourmiddelen uitgevoerd als transportsnaren. Met behulp van transportsnaren kan men eenvoudiger de gewenste hellingen realiseren. Een rij transportsnaren kan men ook eenvoudig gaan torsen zodat ter hoogte van het aanvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien deze rij neerwaarts geheld opgesteld is naar de respectievelijke pootsnaareenheden toe en ter hoogte van het afvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien opwaarts geheld is 10 opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden toe. Met behulp van transportsnaren kan men bijvoorbeeld eenvoudig een golvend patroon meegegeven aan het snarenbed. Bij voorkeur bevinden zich tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden minstens twee transportsnaren.
In een alternatieve uitvoeringsvorm zijn de retourmiddelen uitgevoerd als transportbanden. Echter indien men een snarenplanter wenst met retourmiddelen met een zekere helling, is het minder eenvoudig deze helling te realiseren met transportbanden.
In een specifieke uitvoeringsvorm maken de retourmiddelen tussen de twee opeenvolgende pootsnaareenheden deel uit van een zelfde transportband. Tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden moet men dan slechts voorzien in één transportband, wat eenvoudig is. Wanneer men deze transportband van de gewenste helling wenst te voorzien, is dit echter minder eenvoudig.
Bij voorkeur is een eerste pootsnaareenheid van de opeenvolgende pootsnaareenheden tussen een langszijde van het snarenbed en de tweede erop volgende pootsnaareenheid opgesteld en is de breedte van de retourmiddelen tussen deze eerste pootsnaareenheid en de genoemde langszijde van het snarenbed minstens 30 zo breed als de helft van de breedte van de retourmiddelen tussen de eerste pootsnaareenheid en de tweede pootsnaareenheid. De afstand die zich tussen de langszijde en de eerste pootsnaareenheid uitstrekt, is hier dus minstens de helft van de afstand die zich tussen de eerste pootsnaareenheid en de tweede pootsnaareenheid uitstrekt. Zo is er voldoende afstand tussen deze langszijde en deze eerste pootsnaareenheid zodat poters die verplaatst worden door de retourmiddelen die zich 5 tussen de eerste pootsnaareenheid bevinden en de langszijde, de verenkeling op de eerste pootsnaareenheid niet of weinig gaan hinderen. Verder bij voorkeur is deze breedte van de retourmiddelen tussen deze eerste pootsnaareenheid en de genoemde langszijde van het snarenbed minstens 60% van de breedte van de retourmiddelen tussen de eerste pootsnaareenheid en de tweede pootsnaareenheid, nog meer bij 10 voorkeur minstens 75%. De verenkeling op elke pootsnaareenheid verloopt hier dan optimaal.
Bij voorkeur, indien er minstens drie pootsnaareenheden zijn, is de afstand tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden nagenoeg steeds dezelfde.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het snarenbed scharnierbaar in de snarenplanter opgesteld, omheen een schamieras volgens de rijrichting en omvat de snarenplanter meetmiddelen voor het bepalen van de hoekverdraaiing van het snarenbed rond de genoemde schamieras en aanstuurmiddelen voor het roteren van 20 het snarenbed rond de genoemde schamieras in functie van de met de meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing. Op deze manier kan men het snarenbed steeds nagenoeg horizontaal gaan opstellen (waterpas), wanneer men op hellende percelen plant en/of oneffen percelen gaat planten. Op deze manier wordt voorkomen dat de poters teveel naar één kant van het snarenbed gaan rollen en de poters niet meer goed verspreid 25 zitten over het ganse snarenbed. Dit komt ook bijkomend de verenkeling ten goede.
Door het snarenbed waterpas te plaatsen, verbetert ook de stabiliteit van de machine daar dit snarenbed een zeker gewicht heeft. Een bijkomend voordeel hierbij is dat de poters meer centraal in de gevormde voren vallen. Deze schamieras kan zich steeds op dezelfde positie bevinden. Echter er zijn ook uitvoeringsvormen mogelijk waar de 30 schamieras verplaatsbaar is opgesteld. Deze schamieras kan een fysieke as zijn, maar kan ook een fictieve as zijn, waarbij door de specifieke ophanging van het snarenbed, dit snarenbed schamierbaar is rond een as, die afwijkt van de ophangpunten ervan.
Naast het snarenbed zelf kunnen hierbij dan ook andere onderdelen van de snarenplanter samen met deze snarenplanter schamierbaar opgesteld zijn. Zo kan een 5 bunker en/of een frame en/of een toevoerband, enz. samen met het snarenbed schamierbaar zijn in de snarenplanter.
Verder bij voorkeur omvat deze snarenplanter een vorentrekker voor het vormen van voren voor het hierin aanbrengen van te poten pootgoed, waarbij deze vorentrekker 10 schamierbaar omheen de genoemde scharnieras ten opzichte van het snarenbed is opgesteld. Op deze manier is de vorentrekker in staat om de helling van het perceel/akker te volgen en dit terwijl het snarenbed in een horizontale positie (waterpas) wordt gehouden. De hier gevormde voren zijn dan nagenoeg overal even diep, waardoor de poters op de gewenste diepte worden geplant.
Verder bij voorkeur omvat de snarenplanter een transportelement ter ondersteuning van het snarenbed en voor het verplaatsen van het snarenbed volgens de rijrichting, waarbij het snarenbed schamierbaar ten opzichte van het transportelement is opgesteld, omheen de scharnieras. Om het snarenbed schamierbaar in de 20 snarenplanter op te stellen omheen de scharnieras, is het snarenbed hier schamierbaar opgesteld ten opzichte van het transportelement. Het transportelement kan bijvoorbeeld een achteras omvatten met rupsen en/of wielen. Deze wielen en/of rupsen volgen dan de helling van de akker waardoor de snarenplanter steeds goed ondersteund is door het transportelement en goed verplaatsbaar is volgens de 25 rijrichting.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een snarenplanter volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven 30 en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij
- figuur 1 een perspectiefvoorstelling is van een snarenplanter volgens de uitvinding;
- figuur 2 een perspectiefvoorstelling is van de snarenplanter weergegeven in figuur 1 waarbij het gedeelte dat zich boven het snarenbed bevindt, niet is weergegeven zodat het snarenbed goed zichtbaar is;
- figuur 3 een perspectiefvoorstelling is van een eerste uitvoeringsvorm van een snarenbed van een snarenplanter volgens de uitvinding;
- figuur 4 een perspectiefvoorstelling is van een tweede uitvoeringsvorm van een snarenbed van een snarenplanter volgens de uitvinding;
- figuur 5 een doorsnede weergeeft van het snarenbed weergegeven in figuur 3, volgens een vlak loodrecht op de rijrichting van de snarenplanter ter hoogte van het aanvoerpunt;
- figuur 6 een doorsnede weergeeft van het snarenbed weergegeven in figuur 4, volgens een vlak loodrecht op de rijrichting van de snarenplanter ter hoogte van het aanvoerpunt;
- figuur 7 een vooraanzicht weergeeft van het snarenbed en de vorentrekker van een snarenplanter volgens deze uitvinding, wanneer er geplant wordt op een horizontaal lopend veld;
- figuur 8 een vooraanzicht weergeeft van het snarenbed en de vorentrekker van een snarenplanter volgens deze uitvinding, wanneer er geplant wordt op een hellend veld.
De snarenplanter (1) weergegeven in figuren 1 en 2 is een aardappelplanter (1) die onder andere volgende onderdelen omvat:
- een voorraadbunker (7), waarin de te poten aardappelen (2) worden aangebracht;
- een snarenbed (3);
- een frame (19) dat het snarenbed (3) en de voorraadbunker (7) draagt;
- een vorentrekker (10) voor het vormen van voren (geulen), waarin de aardappelen (2) worden geplant, waarbij de vorentrekker (10) scharnierbaar verbonden is met het frame (19) en dit volgens een schamieras (B) die zich uitstrekt volgens de rijrichting (A). Deze rijrichting (A) is met een pijl weergegeven in figuren 1 en 2. De vorentrekker (10) is verder verbonden met voorste wielen (12) om de vorentrekker (10) te steunen en overheen het perceel te leiden;
- een achteras (14) met achterwielen (13), waarbij deze achteras (14) scharnierbaar verbonden is met het frame (19) en dit volgens een scharnieras (B) die zich uitstrekt volgens de rijrichting (A). De snarenplanter (1) steunt met behulp van de achteras (14) en de achterwielen (13) op het veld (17).
- aanaardschijven (8) voor het toedekken van de gevormde geulen en vormen van ruggen
- een aanaardelement (16), zijnde een aanaardkap (16), voor het verder aanaarden van de gevormde ruggen.
Bij deze snarenplanter (1) worden de aardappelen (2) vanuit de voorraadbunker (7) aangebracht op de toevoerband (18) en daarna op het snarenbed (3). Het snarenbed (3) omvat drie pootsnaareenheden (4), die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van de te poten aardappelen (2) van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt. Verder omvat het snarenbed (3) retourmiddelen (5) aan weerszijden van elke pootsnaareenheid (4) voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt. Er zijn hier dus twee uiterste pootsnaareenheden (4) en één middelste pootsnaareenheid (4) die zich tussen de twee uiterste pootsnaareenheden (4) bevindt. Verder omvat de snarenplanter (1) drie rollen (11) die elk respectievelijk zijn opgesteld bij een genoemd afvoerpunt. De aardappelen (2) verlaten één voor één het snarenbed (3) ter hoogte van een genoemde rol (11) en vallen zo één voor één in de gevormde geul en dit tussen de vorentrekker (10) en de aanaardschijven (8). De vorentrekker (10) omvat hier een garnituurbalk (10a) met drie trekkers (10b) voor het maken van 3 geulen.
De aanvoerrichting is een richting naar de voorzijde van het snarenbed (3) toe en dit gezien volgens de rijrichting (A) van de snarenplanter (1). De aanvoerrichting komt hier overeen met de rijrichting (A).
Elke pootsnaareenheid (4) omvat zes transportsnaren (4a) en de retourmiddelen (5) zijn ook transportsnaren (5). De transportsnaren (4a) van de pootsnaareenheden (4) 10 verplaatsen de aardappelen (2) dus in de richting van de voorzijde van het snarenbed (3) , gezien volgens de rijrichting (A), en de retourmiddelen (5) verplaatsen de aardappelen (2) dus in de richting van de achterzijde van het snarenbed (3). De retourmiddelen (5), die zijn opgesteld tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4) van de genoemde pootsnaareenheden (4), zijn aanéénsluitend opgesteld. Hierdoor 15 kunnen de aardappelen (2) overheen deze retourmiddelen (5) rollen tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden (4). Dit betekent dat aardappelen (2) die zich tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden (4) bevinden, een zekere bewegingsruimte hebben. De kans is hierdoor eerder klein dat de verenkeling op de pootsnaareenheden (4) gehinderd wordt.
De retourmiddelen (5) zijn ter hoogte van het aanvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien neerwaarts geheld opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden (4) toe en ter hoogte van het afvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien opwaarts geheld opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden (4) toe. Hierdoor zal de doorsnede van het snarenbed (3) dwars op de aanvoerrichting een golvend patroon hebben. Dit is zichtbaar op figuren 5 tot 8. Door dit golvend patroon wordt een goede verenkeling verkregen ter hoogte van de pootsnaareenheden (4). Dit is goed weergegeven in figuren 5 en 6 aan de hand van aardappelen (2) die zich op het snarenbed (3) bevinden ter hoogte van het aanvoerpunt.
Voor het snarenbed (3) zijn hier twee uitvoeringsvormen weergegeven. Figuren 3 en 5 geven een eerste uitvoeringsvorm weer en figuren 4 en 6 geven een tweede uitvoeringsvorm weer. Bij de tweede uitvoeringsvorm zijn de pootsnaareenheden (4) op een kleinere afstand van elkaar geplaatst dan bij de eerste uitvoeringsvorm. Men 5 kan de pootsnaareenheden (4) hier dichter bij elkaar plaatsen, gezien de aardappelen (2) bewegingsvrijheid hebben over de ganse breedte van de retourmiddelen (5) die zich tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4) bevinden.
De afstand tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4) is hier constant. De 10 twee uiterste pootsnaareenheden (4) strekken zich elk uit langs een langszijde (6), zijnde een wand (6), van het snarenbed (3). De afstand tussen elke wand (6) en zijn respectievelijke pootsnaareenheid (4) is hier minstens de helft van de afstand tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4). Bij de tweede uitvoeringsvorm is de afstand tussen elke wand (6) en zijn respectievelijke pootsnaareenheid (4) meer dan 15 70% van de afstand tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4). Bij de tweede uitvoeringsvorm is de verenkeling op elke pootsnaareenheid (4) zeer goed.
Het snarenbed (3) is verder schamierbaar in de snarenplanter (1) opgesteld, omheen de scharnieras (B) volgens de rijrichting (A). Verder omvat de snarenplanter (1) 20 meetmiddelen, zijnde sensoren, voor het bepalen van de hoekverdraaiing van het snarenbed (3) rond de genoemde scharnieras (B). Hiervoor omvat de snarenplanter (1) een achteras (14) met achterwielen (13) die schamierbaar is opgesteld volgens deze scharnieras (B), waarbij deze achteras (14) met behulp van twee hydraulische cilinders (9) schamierbaar is ten opzichte van het frame (19). Deze hydraulische 25 cilinders (9) vormen de aanstuurmiddelen (9) voor het roteren van het snarenbed (3) rond de genoemde scharnieras (B) in functie van de met de meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing.
De vorentrekker (10) is ook schamierbaar omheen deze genoemde scharnieras (B) 30 ten opzichte van het snarenbed (3) opgesteld, zodat de vorentrekker (10) de helling van het veld (17) kan volgen.
De positie van de vorentrekker (10) ten opzichte van het snarenbed (3) bij het planten op een horizontaal liggend perceel, wordt schematisch weergegeven in figuur 7. Hier is zichtbaar dat het snarenbed (3) zich horizontaal uitstrekt volgens een horizontaal 5 vlak (15) en het veld (17) zich ook horizontaal uitstrekt en ook de vorentrekker (10) zich horizontaal uitstrekt. De aardappelen (2) vallen hierdoor in het midden van de gevormde voren (zie stippellijn).
De positie van de vorentrekker (10) ten opzichte van het snarenbed (3) bij het planten 10 op een licht hellend veld (17), wordt schematisch weergegeven in figuur 8. De helling van het veld (17) ten opzichte van het horizontaal vlak (15) wordt hier weergegeven door de hoek alpha (α). Hier is zichtbaar dat het snarenbed (3) zich horizontaal uitstrekt, het veld (17) zich hellend uitstrekt volgens de hoek a. De vorentrekker (10) strekt zich hier ook hellend uit volgens de hoek a zodat 3 geulen 15 worden gevormd met nagenoeg dezelfde diepte. De aardappelen (2) vallen hier nog steeds goed in de gevormde voren (zie stippellijn).

Claims (8)

  1. Conclusies
    1. Snarenplanter (1) voor het poten van pootgoed zoals aardappelen (2) of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de snarenplanter (1) volgens een rijrichting (A), omvattende een snarenbed (3) met minstens twee pootsnaareenheden (4), die elk voorzien zijn voor het volgens een aanvoerrichting op één rij aanvoeren van te poten pootgoed van een aanvoerpunt naar een afvoerpunt, en met retourmiddelen (5) aan weerszijden van elke pootsnaareenheid (4) voor het tegen de aanvoerrichting in naar het aanvoerpunt terugvoeren van pootgoed, dat uit de rij valt, met het kenmerk dat de retourmiddelen (5) tussen twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4) van de genoemde pootsnaareenheden (4) aanéénsluitend zijn opgesteld, zodat pootgoed overheen deze retourmiddelen (5) tussen deze opeenvolgende pootsnaareenheden (4) kan rollen.
  2. 2. Snarenplanter (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de retourmiddelen (5) ter hoogte van het aanvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien neerwaarts geheld zijn opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden (4) toe en ter hoogte van het afvoerpunt in een richting dwars op de aanvoerrichting gezien opwaarts geheld zijn opgesteld naar de respectievelijke pootsnaareenheden (4) toe.
  3. 3. Snarenplanter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de retourmiddelen (5) uitgevoerd zijn als transportsnaren (5).
  4. 4. Snarenplanter (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de retourmiddelen (5) tussen de twee opeenvolgende pootsnaareenheden (4) deel uitmaken van een zelfde transportband.
  5. 5. Snarenplanter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een eerste pootsnaareenheid (4) van de opeenvolgende pootsnaareenheden (4) tussen een langszijde (6) van het snarenbed (3) en de tweede erop volgende pootsnaareenheid (4) opgesteld is en de breedte van de retourmiddelen (5) tussen deze eerste pootsnaareenheid (4) en de genoemde langszijde (6) van het snarenbed (3) minstens zö breed is als de helft van de breedte van de retourmiddelen (5) tussen de eerste pootsnaareenheid (4) en de tweede pootsnaareenheid (4).
  6. 6. Snarenplanter (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het snarenbed (3) schamierbaar in de snarenplanter (1) is opgesteld, omheen een scharnieras (B) volgens de rijrichting (A) en dat de snarenplanter (1) meetmiddelen omvat voor het bepalen van de hoekverdraaiing van het snarenbed (3) rond de genoemde scharnieras (B) en aanstuurmiddelen (9) omvat voor het roteren van het snarenbed (3) rond de genoemde scharnieras (B) in functie van de met de meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing.
  7. 7. Snarenplanter (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat deze snarenplanter (1) een vorentrekker (10) omvat voor het vormen van voren voor het hierin aanbrengen van te poten pootgoed, waarbij deze vorentrekker (10) schamierbaar omheen de genoemde scharnieras (B) ten opzichte van het snarenbed (3) is opgesteld.
  8. 8. Snarenplanter (1) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de snarenplanter (1) een transportelement omvat ter ondersteuning van het snarenbed (3) en voor het verplaatsen van het snarenbed (3) volgens de rijrichting (A), waarbij het snarenbed (3) schamierbaar ten opzichte van het transportelement is opgesteld, omheen de scharnieras (B).
NL1042346A 2017-04-20 2017-04-20 Snarenplanter NL1042346B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042346A NL1042346B1 (nl) 2017-04-20 2017-04-20 Snarenplanter
EP18168551.2A EP3391722B1 (en) 2017-04-20 2018-04-20 Belt planter

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042346A NL1042346B1 (nl) 2017-04-20 2017-04-20 Snarenplanter

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1042346B1 true NL1042346B1 (nl) 2018-11-05

Family

ID=58701824

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1042346A NL1042346B1 (nl) 2017-04-20 2017-04-20 Snarenplanter

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1042346B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6618235A (nl) * 1966-12-28 1968-07-01
US3526344A (en) * 1967-09-14 1970-09-01 Nicolaas Petrus Koning Planter
EP2047736A1 (de) * 2007-10-10 2009-04-15 Grimme Landmaschinenfabrik GmbH & Co. KG Legemaschine für Kartoffeln

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6618235A (nl) * 1966-12-28 1968-07-01
US3526344A (en) * 1967-09-14 1970-09-01 Nicolaas Petrus Koning Planter
EP2047736A1 (de) * 2007-10-10 2009-04-15 Grimme Landmaschinenfabrik GmbH & Co. KG Legemaschine für Kartoffeln

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10433476B2 (en) Implement frame mounted variable rate singulating meters
US9258939B2 (en) Hill-compensating planter and method
US4023509A (en) Apparatus for planting a plurality of individual seeds in a planting furrow
AU2009230784B2 (en) Planter with cup belt meter
JP6797838B2 (ja) スマート種子播種機
KR102041505B1 (ko) 작물 이식 장치
EP3056073A1 (en) Planter
US11013169B2 (en) Apparatus for processing a crop
US9743577B1 (en) Planter for rhizomes and the like
NL1042346B1 (nl) Snarenplanter
JP2019004776A (ja) 苗移植機
EP1701606B1 (en) Device for planting bulbous and tuberous plants, in particular potatoes
US3100462A (en) Seed planting apparatus
KR101733849B1 (ko) 고구마 정식기
EP3391722B1 (en) Belt planter
NL1042348B1 (nl) Pootmachine
RU2343669C1 (ru) Сеялка зерновая безрядковая стерневая
RU2583073C1 (ru) Сеялка точного высева сельскохозяйственных культур
US4934290A (en) Mobile planter
US11122729B2 (en) Furrow opener shank with spoked wheel
US2869490A (en) Fertilizer drill and seed planting implement
RU85788U1 (ru) Посевная секция
KR20200102699A (ko) 구형농산물 선별기
RU215306U1 (ru) Парная посевная секция
RU2393663C1 (ru) Картофелесажалка для посадки проращенных клубней

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200501