NL1042348B1 - Pootmachine - Google Patents

Pootmachine Download PDF

Info

Publication number
NL1042348B1
NL1042348B1 NL1042348A NL1042348A NL1042348B1 NL 1042348 B1 NL1042348 B1 NL 1042348B1 NL 1042348 A NL1042348 A NL 1042348A NL 1042348 A NL1042348 A NL 1042348A NL 1042348 B1 NL1042348 B1 NL 1042348B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
planting machine
feed device
planting
pivot axis
transport element
Prior art date
Application number
NL1042348A
Other languages
English (en)
Inventor
Goffe Siderius Willem
De Boe Gert
Rozema Bart-Jan
Meindertsma Siebe
Van Iseghem Joeri
Original Assignee
Dewulf N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dewulf N V filed Critical Dewulf N V
Priority to NL1042348A priority Critical patent/NL1042348B1/nl
Priority to EP18168551.2A priority patent/EP3391722B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1042348B1 publication Critical patent/NL1042348B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C9/00Potato planters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C9/00Potato planters
    • A01C9/02Potato planters with conveyor belts

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)
  • Sowing (AREA)

Abstract

Pootmachine voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de pootmachine volgens een rijrichting, omvattende een aanvoerinrichting voor het aanvoeren van te poten pootgoed en een transportelement ter ondersteuning van de aanvoerinrichting en voor het verplaatsen van de aanvoerinrichting volgens de rijrichting, met het kenmerk dat de aanvoerinrichting schamierbaar ten opzichte van het transportelement is opgesteld, omheen een schamieras volgens de rijrichting, meetmiddelen omvat voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde schamieras en aanstuurmiddelen omvat voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde schamieras in functie van de met de meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing.

Description

Octrooicentrum
Nederland
© 1042348 (21) Aanvraagnummer: 1042348 © Aanvraag ingediend: 20 april 2017 © BI OCTROOI (51) Int. CL:
A01C 9/00 (2018.01) A01C 9/02 (2018.01)
(4^ Aanvraag ingeschreven: © Octrooihouder(s):
5 november 2018 DEWULF N.V. te ROESELARE, België, BE.
© Aanvraag gepubliceerd:
- © Uitvinder(s):
Willem Goffe Siderius te BEETGUM (BE).
© Octrooi verleend: Gert de Boe te LOCHRISTI (BE).
5 november 2018 Bart-Jan Rozema te GROOTEGAST.
Siebe Meindertsma te FERWERT.
© Octrooischrift uitgegeven: Joeri Van Iseghem te INGELMUNSTER (BE).
5 februari 2019
© Gemachtigde:
ir. A. Ferguson te Amersfoort.
© Pootmachine © Pootmachine voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de pootmachine volgens een rijrichting, omvattende een aanvoerinrichting voor het aanvoeren van te poten pootgoed en een transportelement ter ondersteuning van de aanvoerinrichting en voor het verplaatsen van de aanvoerinrichting volgens de rijrichting, met het kenmerk dat de aanvoerinrichting schamierbaar ten opzichte van het transportelement is opgesteld, omheen een scharnieras volgens de rijrichting, meetmiddelen omvat voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras en aanstuurmiddelen omvat voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras in functie van de met de meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing.
NL Bl 1042348
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
P549NL
Pootmachine
Deze uitvinding betreft een pootmachine voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de pootmachine volgens een rijrichting, omvattende een aanvoerinrichting voor het aanvoeren van te poten pootgoed en een transportelement ter ondersteuning van de aanvoerinrichting en voor het verplaatsen van de aanvoerinrichting volgens de rijrichting.
Pootmachines worden gebruikt om knol- of bolgewassen zoals bijvoorbeeld aardappelen of uien te planten. Het planten van dergelijke gewassen wordt ook aangeduid met de term poten. Het pootgoed kan ook aangeduid worden met de algemene term poters. Er bestaan verschillende types van pootmachines. Courant 15 gebruikte pootmachines zijn snarenplanters, waarbij de aanvoerinrichting een snarenbed omvat, en bekerplanters.
Deze pootmachines omvatten meestal bijkomend vorentrekkers voor het vormen van voren/geulen in de ondergrond, waarbij het pootgoed vanuit de aanvoerinrichting in 20 de gevormde voren valt. Een vorentrekker wordt vaak ook aangeduid met de term geulentrekker of kouter. Belangrijk bij deze pootmachines is dat de te poten poters, goed in de gevormde geulen vallen, en zeker niet naast de geulen gaan vallen. Wanneer deze pootmachines gebruikt worden op hellende of glooiende percelen en/of op oneffen percelen, gebeurt het dat de poters die vanuit de aanvoerinrichting 25 richting het perceel vallen, niet of niet goed terechtkomen in de gevormde geulen.
Niet alle poters worden dus goed gepoot/geplant op het perceel, wat uiteraard het rendement van het gewas beperkt. Dit komt omdat bij hellende of glooiende percelen, de plaatsen waar de poters de aanvoerinrichting verlaten richting het perceel, zich niet altijd boven de gevormde geulen bevinden.
Het is dan ook een doel van de uitvinding om pootmachines te vervaardigen waarbij de poters steeds goed worden gepoot op het perceel.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een pootmachine voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de pootmachine volgens een rijrichting, omvattende een aanvoerinrichting voor het aanvoeren van te poten pootgoed en een transportelement ter ondersteuning van de aanvoerinrichting en voor het verplaatsen van de aanvoerinrichting volgens de rijrichting, waarbij de aanvoerinrichting scharnierbaar ten opzichte van het 10 transportelement is opgesteld, omheen een schamieras volgens de rijrichting, waarbij de pootmachine meetmiddelen omvat voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde schamieras en waarbij de pootmachine aanstuurmiddelen omvat voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde schamieras in functie van de met de meetmiddelen bepaalde 15 hoekverdraaiing.
Wanneer een pootmachine wordt voortbewogen op een hellend of glooiend perceel, zal het transportelement de helling van het perceel volgen. Bij een hellend perceel betekent dit dus dat het transportelement schuin zal komen te staan ten opzichte van 20 de waterpas. Bij de bestaande pootmachines, volgt de aanvoerinrichting het transportelement en komt dus ook de aanvoerinrichting schuin te staan ten opzichte van de waterpas. De poters zijn voorzien om vanuit de aanvoerinrichting in geulen/voren te vallen, die al dan niet gevormd zijn door de pootmachine. De aanvoerinrichting heeft dus als functie de poters in de voren aan te brengen. Voor het 25 vormen van geulen/voren in de ondergrond, omvatten de meeste pootmachines een vorentrekker. Gezien volgens de rijrichting bevinden de vorentrekkers zich voor de plaats waar de poters de aanvoerinrichting verlaten richting veld. Wanneer de aanvoerinrichting schuin staat ten opzichte van de waterpas vallen de poters minder goed of niet in deze voren/geulen. Dit betekent dat bepaalde poters niet of minder 30 goed geplant zullen worden.
Doordat de aanvoerinrichting hier schamierbaar is ten opzichte van het transportelement omheen een scharnieras volgens de rijrichting, en doordat de pootmachine meetmiddelen omvat voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras en aanstuurmiddelen omvat voor 5 het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras in functie van de met de meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing, kan men hier de stand van de aanvoerinrichting ten opzichte van de waterpas zo regelen dat de poters goed in de voren vallen. Deze regeling gebeurt met behulp van de aanstuurmiddelen. Men kan bijvoorbeeld de aanvoerinrichting nagenoeg waterpas plaatsen of alleszins minder 10 schuin ten opzichte van de waterpas dan het transportelement. De aanvoerinrichting kan hier dus, indien gewenst, horizontaal uitgericht worden.
Gezien de aanvoerinrichting een zeker gewicht heeft en het pootgoed wordt aangebracht in deze aanvoerinrichting, is het totaal gewicht van de aanvoerinrichting 15 tijdens gebruik hoog. Doordat men deze aanvoerinrichting dan waterpas kan plaatsen, of alleszins minder schuin kan plaatsen, komt dit de stabiliteit van de ganse pootmachine ten goede. Een goede stabiliteit van de pootmachine betekent ook dat de pootmachine met een zekere snelheid overheen het perceel kan voortbewegen tijdens het poten. Vaak maakt de aanvoerinrichting een groot deel uit van de 20 pootmachine. Op deze manier kan het grootste deel van de pootmachine horizontaal blijven, en dit zelfs bij het poten op een hellend perceel.
Een bijkomend voordeel dat hier bekomen wordt doordat men de aanvoerinrichting minder schuin kan plaatsen ten opzichte van de waterpas of waterpas kan plaatsen, is 25 dat de aanvoerinrichting beter zijn functie kan uitvoeren. Bij het aanvoeren van de poters naar een geul, is het belangrijk dat deze één voor één terechtkomen in de geul en steeds op de gewenste afstand van elkaar. Hiervoor omvat de aanvoerinrichting bepaalde elementen zoals bijvoorbeeld een snarenbed of bekers, die zorgen voor de verenkeling van de poters. Bij een schuine stand van de aanvoerinrichting verloopt 30 deze verenkeling minder vlot en kan het ook zijn dat één geul meer poters ontvangt dan een andere geul.
Deze scharnieras kan steeds dezelfde positie innemen. Echter er zijn ook uitvoeringsvormen mogelijk waar de scharnieras horizontaal en/of verticaal verplaatsbaar is opgesteld. Deze scharnieras kan een fysieke as zijn, maar kan ook een fictieve as zijn, waarbij door de specifieke ophanging van de aanvoerinrichting, 5 deze aanvoerinrichting schamierbaar is rond een as, die afwijkt van de ophangpunten ervan. De genoemde scharnieras is bij voorkeur op een vaste positie opgesteld. Nog meer bij voorkeur is deze scharnieras centraal opgesteld.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de pootmachine een vorentrekker 10 voor het vormen van voren voor het hierin aanbrengen van te poten pootgoed, waarbij de vorentrekker schamierbaar omheen een scharnieras volgens de rijrichting ten opzichte van de aanvoerinrichting is opgesteld. Om poters goed te kunnen poten, is het belangrijk dat de gevormde voren over hun ganse afstand steeds nagenoeg dezelfde diepte hebben. Dit omdat het gewenst is dat de poters gelijkmatig geplant 15 worden en dus dat elke poter op nagenoeg dezelfde diepte wordt geplant. Het is daarom van belang dat de vorentrekker zo goed als mogelijk het perceel volgt en dus ook de helling van het perceel. Gezien de vorentrekker schamierbaar omheen een scharnieras ten opzichte van de aanvoerinrichting is opgesteld, kan men, zelfs nadat de aanvoerinrichting minder schuin dan het perceel of zelfs waterpas is opgesteld, de 20 stand van de vorentrekker aanpassen in functie van de helling van het perceel.
Variatie van de diepte van de gevormde geulen, wordt hier dus beperkt. Ook de scharnieras van de vorentrekker kan steeds dezelfde positie innemen. Echter er zijn ook uitvoeringsvormen mogelijk waar de scharnieras horizontaal en/of verticaal verplaatsbaar is opgesteld. Deze scharnieras kan een fysieke as zijn, maar kan ook 25 een fictieve as zijn, waarbij door de specifieke ophanging van de vorentrekker, deze vorentrekker schamierbaar is rond een as, die afwijkt van de ophangpunten ervan. Deze scharnieras is bij voorkeur op een vaste positie opgesteld. Nog meer bij voorkeur is deze scharnieras centraal opgesteld. Uiterst voorkeurdragend valt deze scharnieras samen met de genoemde scharnieras waarrond de aanvoerinrichting 30 schamierbaar is ten opzichte van het transportelement.
Verder bij voorkeur omvat de vorentrekker wielen ter ondersteuning van deze vorentrekker, die aan weerszijden van de scharnieras zijn opgesteld. Met behulp van wielen is het zeer eenvoudig om de helling van het perceel te volgen. Men kan hier bijvoorbeeld de vorentrekker scharnierbaar rond de genoemde scharnieras opstellen 5 en de kanteling slechts laten bepalen door de wielen. Hier is er dan een automatische kanteling van de vorentrekker daar de vorentrekker onder invloed van zijn gewicht steunt op het perceel met behulp van de wielen en de wielen het perceel volgen. Eventueel kan men alternatief of bijkomend voorzien in aanstuurmiddelen, zoals actuatoren, die de kanteling van de vorentrekker aansturen. Men kan hier de 10 pootmachine dan bijvoorbeeld voorzien van meetmiddelen (sensoren) waarbij deze aanstuurmiddelen aangestuurd worden op basis van hetgeen deze meetmiddelen meten. Deze meetmiddelen kunnen bijvoorbeeld de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras meten. Deze meetmiddelen kunnen bijkomende meetmiddelen zijn en/of dezelfde meetmiddelen die gebruikt worden 15 voor het aansturen van de genoemde aanstuurmiddelen voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras. Deze wielen zorgen voor bijkomende ondersteuning van de pootmachine en geven de pootmachine bijkomende stabiliteit. In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de vorentrekker rupsen in plaats van wielen.
In een andere alternatieve uitvoeringsvorm omvat de pootmachine aanstuurmiddelen voor het roteren van de vorentrekker rond de genoemde scharnieras in functie van een met meetmiddelen bepaalde hoekverdraaiing, waarbij de pootmachine geen wielen omvat voor het ondersteunen van de vorentrekker. Deze hoekverdraaiing is 25 bijvoorbeeld de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras.
Bij voorkeur omvatten de aanstuurmiddelen één of meerdere actuatoren. De één of meerdere actuatoren kunnen bijvoorbeeld één of meerdere hydraulische cilinders 30 zijn. Zo kunnen de actuatoren bijvoorbeeld twee hydraulische cilinders omvatten die aan weerszijden van de scharnieras zijn opgesteld, waarbij deze hydraulische cilinders aan hun stangzijde of zuigerzijde als communicerende vaten onderling zijn verbonden. Eén of meerdere genoemde meetmiddelen kunnen dan de druk aan de stangzijde of de zuigerzijde van deze hydraulische cilinders meten.
Verder bij voorkeur zijn één of meerdere van de genoemde actuatoren tussen de aanvoerinrichting en het transportelement opgesteld. Op deze manier kunnen de actuatoren rechtstreeks de aanvoerinrichting gaan scharnieren omheen de genoemde schamieras en dit in functie van de voortbeweging van het transportelement.
Nog verder bij voorkeur is minstens één van de genoemde actuatoren uitgevoerd als een hydraulische cilinder die voorzien is van minstens één druksensor die deel uitmaakt van de meetmiddelen. Met behulp van een druksensor kan men met de aanstuurmiddelen het scharnieren van de aanvoerinrichting zo regelen dat cadansbewegingen vermeden worden. Zo kan er met behulp van een druksensor 15 oscillatiedemping bekomen worden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het transportelement een achteras en minstens twee wielen, die aan weerszijden van de schamieras aan de achteras zijn bevestigd. Op deze manier wordt op een eenvoudige wijze een stabiele pootmachine 20 bekomen. De schamieras kan zich al dan niet centraal tussen deze minstens twee wielen uitstrekken. De wielen kunnen vervangen worden door rupsen indien gewenst.
In een specifieke uitvoeringsvorm omvatten de meetmiddelen een hellingssensor 25 voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting ten opzichte van een waterpas. Met behulp van een hellingssensor kan men zeer eenvoudig hoekverdraaiingen gaan bepalen, waardoor het eenvoudig wordt om de aanvoerinrichting waterpas te gaan opstellen en te houden tijdens het gebruik van de pootmachine. Van zodra de hoekverdraaiing afwijkt van de waterpas kunnen de 30 aanstuurmiddelen dan aangestuurd worden om de aanvoerinrichting te roteren totdat de hoekverdraaiing gelijk is aan de waterpas.
Alternatief of bijkomend kunnen de meetmiddelen een hellingssensor omvatten voor het bepalen van de hoekverdraaiing van het transportelement ten opzichte van een waterpas. Wanneer dit transportelement een wielas omvat, dan wordt deze hellingssensor bij voorkeur op de wielas aangebracht.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de meetmiddelen een hoeksensor voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting ten opzichte van het transportelement. De werking van de aanstuurmiddelen van de aanvoerinrichting kan met een dergelijke hoeksensor beperkt worden tot een 10 bepaalde schuinstelling van de aanvoerinrichting ten opzichte van het transportelement. Op deze manier wordt vermeden dat schuinstelling tussen beide te groot wordt en de pootmachine niet meer goed functioneert. De aanstuurmiddelen kunnen bijvoorbeeld maximaal een schuinstelling tussen de aanvoerinrichting en het transportelement toelaten van 5°.
De genoemde hoekverdraaiingen kunnen alternatief ook op een andere manier bepaald worden dan met behulp van genoemde hellingssensoren en/of hoeksensor en/of hierboven genoemde druksensor.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de aanvoerinrichting een snarenbed. Om een zeer goed werkend snarenbed te hebben, is het belangrijk dat dit snarenbed niet te schuin komt te staan en dus gedurende het poten dit snarenbed nagenoeg waterpas wordt gehouden. In aan alternatieve uitvoeringsvorm is de pootmachine een bekerplanter en omvat de aanvoerinrichting dus bekers.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de aanvoerinrichting een voorraadbunker. Deze aanvoerinrichting kan ook een frame omvatten en/of een toevoerband enz.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende 30 gedetailleerde beschrijving van een pootmachine volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij
- figuur 1 een perspectiefvoorstelling is van een pootmachine, zijnde een snarenplanter, volgens de uitvinding;
- figuur 2 een perspectiefvoorstelling is van de snarenplanter weergegeven in figuur 1 waarbij het gedeelte dat zich boven het snarenbed bevindt, niet is weergegeven zodat het snarenbed goed zichtbaar is;
- figuur 3 een weergave is van figuur 1, waarbij de aanvoerinrichting en de aanaardkap niet zijn weergegeven;
- figuur 4 een achteraanzicht is van de snarenplanter weergegeven in figuur 1, wanneer er geplant wordt op een horizontaal lopend perceel;
- figuur 5 een achteraanzicht is van de snarenplanter weergegeven in figuur 1, wanneer er geplant wordt op een hellend perceel;
- figuur 6 een vooraanzicht weergeeft van het snarenbed en de vorentrekker van een snarenplanter volgens deze uitvinding, wanneer er geplant wordt op een horizontaal lopend perceel;
- figuur 7 een vooraanzicht weergeeft van het snarenbed en de vorentrekker van een snarenplanter volgens deze uitvinding, wanneer er geplant wordt op een hellend perceel.
De pootmachine (1) weergegeven in figuren 1 en 2 is een snarenplanter (1) voor aardappels, die onder andere volgende onderdelen omvat:
- een aanvoerinrichting omvattende een voorraadbunker (9), waarin de te poten aardappelen worden aangebracht en omvattende een toevoerband (15) en een snarenbed (8);
- een frame (11) dat de aanvoerinrichting draagt;
- een vorentrekker (4) voor het vormen van voren (geulen), waarin de aardappelen worden geplant. Deze vorentrekker (4) omvat een garnituurbalk (4a), drie trekkers (4b) en steunwielen (4c), waarbij de garnituurbalk (4a) de drie trekkers (4b) draagt en schamierbaar verbonden is met het frame (11) ter hoogte van een scharnierpunt (10a) en dit volgens een scharnieras (B) die zich uitstrekt volgens de rijrichting (A). Deze rijrichting (A) is met een pijl weergegeven in figuren 1 en 2. De steunwielen (4c) dienen om de vorentrekker (4) te steunen en overheen het perceel (12) te leiden. Met behulp van de steunwielen (4c), volgt de vorentrekker (4) steeds de helling van het perceel (12);
- een transportelement ter ondersteuning van de aanvoerinrichting en voor het verplaatsen van de aanvoerinrichting volgens de rijrichting (A). Dit transportelement omvat een achteras (6) met achterwielen (7), waarbij deze achteras (6) schamierbaar verbonden is met het frame (11) ter hoogte van een scharnierpunt (10b) en dit volgens een scharnieras (B) die zich uitstrekt volgens de rijrichting (A);
- aanaardschijven (14) voor het toedekken van de gevormde geulen en het vormen van ruggen;
- een aanaardelement (13), zijnde een aanaardkap (13), voor het verder aanaarden van de gevormde ruggen.
De aanvoerinrichting is hier schamierbaar ten opzichte van het transportelement opgesteld, omheen een scharnieras (B) volgens de rijrichting (A). Verder omvat de snarenplanter (1) meetmiddelen (2), zoals sensoren (2), voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras (B) en omvat de snarenplanter (1) aanstuurmiddelen (3) voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras (B) in functie van de met de meetmiddelen (2) bepaalde hoekverdraaiing. Hiervoor omvat het transportelement een achteras (6) met achterwielen (7), die schamierbaar is opgesteld volgens deze scharnieras (B), waarbij deze achteras (6) schamierbaar is ten opzichte van het frame (11). Verder omvat de pootmachine (1) twee hydraulische cilinders (3) als aanstuurmiddelen (3), die verbonden zijn met het frame (11) en de achteras (6), voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras (B) in functie van de met de meetmiddelen (2) bepaalde hoekverdraaiing.
De garnituurbalk (4a) en dus de vorentrekker (4), is ook scharnierbaar omheen deze genoemde scharnieras (B) ten opzichte van de aanvoerinrichting opgesteld, zodat de vorentrekker (4) de helling van het perceel (12) kan volgen. Gezien de vorentrekker (4) scharnierbaar omheen de genoemde scharnieras (B) ten opzichte van de aanvoerinrichting is opgesteld, kan men, zelfs nadat de aanvoerinrichting minder 10 schuin dan het perceel (12) of zelfs waterpas is opgesteld, de stand van de vorentrekker (4) aanpassen in functie van de helling van het perceel (12). Variatie van de diepte van de gevormde geulen, wordt hier dus beperkt. Deze vorentrekker (4) omvat wielen (4c) ter ondersteuning van deze vorentrekker (4), die aan weerszijden van de scharnieras (B) zijn opgesteld. Met behulp van wielen (4c) is het zeer 15 eenvoudig om de helling van het perceel (12) te volgen. Hier is er een automatische kanteling van de vorentrekker (4) daar de vorentrekker (4) onder invloed van zijn gewicht steunt op het perceel (12) met behulp van de wielen (4c) en de wielen (4c) het perceel (12) volgen.
Met behulp van de meetmiddelen (2) en de hydraulische cilinders (3) wordt de aanvoerinrichting nagenoeg horizontaal geplaatst, en dus waterpas, tijdens het poten van de poters. Wanneer er wordt gepoot op een hellend perceel (12), betekent dit dat de aanvoerinrichting horizontaal gehouden wordt, zodat het poten steeds optimaal kan plaatsvinden. Deze meetmiddelen (2) kunnen één of meerdere van volgende 25 sensoren (2) omvatten: een hellingssensor voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting ten opzichte van een waterpas, een hellingssensor voor het bepalen van de hoekverdraaiing van het transportelement ten opzichte van een waterpas, een hoeksensor voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting ten opzichte van het transportelement, een druksensor die deel 30 uitmaakt van een genoemde hydraulische cilinder (3), enz.
Figuur 4 geeft een achteraanzicht weer van de snarenplanter (1) wanneer er gepoot wordt op een perceel (12) dat zich uitstrekt volgens een horizontaal vlak (5). Hier is zichtbaar dat de aanvoerinrichting zich horizontaal uitstrekt volgens het horizontaal vlak (5) en ook de achteras (6) zich horizontaal uitstrekt. Beide cilinders (3) 5 bevinden zich in dezelfde stand.
Figuur 5 geeft een achteraanzicht weer van de snarenplanter (1) wanneer er gepoot wordt op een perceel (12) dat een hoek alpha (α) maakt met het horizontaal vlak (5). Hier is zichtbaar dat de aanvoerinrichting zich ook horizontaal uitstrekt volgens het 10 horizontaal vlak (5), maar dat de achteras (6) dezelfde hoek alpha (α) maakt met het horizontaal vlak (5). Beide cilinders (3) bevinden zich niet in dezelfde stand en positioneren de aanvoerinrichting zo horizontaal.
De positie van de vorentrekker (4) ten opzichte van het snarenbed (8) bij het planten 15 op een horizontaal liggend perceel (12), wordt schematisch weergegeven in figuur 6.
Hier is zichtbaar dat het snarenbed (8) zich horizontaal uitstrekt volgens het horizontaal vlak (5) en het perceel (12) zich ook horizontaal uitstrekt en ook de garnituurbalk (4a) en dus de vorentrekker (4) zich horizontaal uitstrekt. De aardappelen vallen hierdoor in het midden van de gevormde voren (zie stippellijn).
De positie van de vorentrekker (4) ten opzichte van het snarenbed (8) bij het planten op een licht hellend perceel (12), wordt schematisch weergegeven in figuur 7. De helling van het perceel (12) ten opzichte van het horizontaal vlak (5) wordt hier weergegeven door de hoek alpha (α). Hier is zichtbaar dat het snarenbed (8) zich 25 horizontaal uitstrekt, het perceel (12) zich hellend uitstrekt volgens de hoek a. De garnituurbalk (4a) en dus de vorentrekker (4) strekt zich hier ook hellend uit volgens de hoek α zodat 3 geulen worden gevormd met nagenoeg dezelfde diepte. De aardappelen vallen hier nog steeds goed in de gevormde voren (zie stippellijn).

Claims (14)

  1. Conclusies
    1. Pootmachine (1) voor het poten van pootgoed zoals aardappelen of andere knol- of bolgewassen bij verplaatsing van de pootmachine (1) volgens een rijrichting (A), omvattende een aanvoerinrichting voor het aanvoeren van te poten pootgoed en een transportelement ter ondersteuning van de aanvoerinrichting en voor het verplaatsen van de aanvoerinrichting volgens de rijrichting (A), met het kenmerk dat de aanvoerinrichting scharnierbaar ten opzichte van het transportelement is opgesteld, omheen een scharnieras (B) volgens de rijrichting (A), dat de pootmachine (1) meetmiddelen (2) omvat voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras (B) en dat de pootmachine (1) aanstuurmiddelen (3) omvat voor het roteren van de aanvoerinrichting rond de genoemde scharnieras (B) in functie van de met de meetmiddelen (2) bepaalde hoekverdraaiing.
  2. 2. Pootmachine (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de pootmachine (1) een vorentrekker (4) omvat voor het vormen van voren voor het hierin aanbrengen van te poten pootgoed, waarbij de vorentrekker (4) scharnierbaar omheen een scharnieras (B) volgens de rijrichting (A) ten opzichte van de aanvoerinrichting is opgesteld.
  3. 3. Pootmachine (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de vorentrekker (4) wielen (4c) omvat ter ondersteuning van deze vorentrekker (4), die aan weerszijden van de scharnieras (B) zijn opgesteld.
  4. 4. Pootmachine (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de scharnieras (B) waarrond de vorentrekker (4) scharnierbaar is ten opzichte van de aanvoerinrichting, samenvalt met de scharnieras (B) waarrond de aanvoerinrichting scharnierbaar is ten opzichte van het transportelement.
  5. 5. Pootmachine (1) volgens één van de conclusies 2 tot 4, met het kenmerk dat de pootmachine (1) aanstuurmiddelen omvat voor het roteren van de vorentrekker rond de genoemde schamieras (B).
  6. 6. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aanstuurmiddelen (3) één of meerdere actuatoren (3) omvatten.
  7. 7. Pootmachine (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat één of meerdere van de genoemde actuatoren (3) tussen de aanvoerinrichting en het transportelement zijn opgesteld.
  8. 8. Pootmachine (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat minstens één van de genoemde actuatoren (3) uitgevoerd is als een hydraulische cilinder (3) die voorzien is van minstens één druksensor die deel uitmaakt van de meetmiddelen (2).
  9. 9. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het transportelement een achteras (6) omvat en minstens twee wielen (7) omvat, die aan weerszijden van de schamieras (B) aan de achteras (6) zijn bevestigd.
  10. 10. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meetmiddelen (2) een hellingssensor omvatten voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting ten opzichte van een waterpas.
  11. 11. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meetmiddelen (2) een hellingssensor omvatten voor het bepalen van de hoekverdraaiing van het transportelement ten opzichte van een waterpas.
  12. 12. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meetmiddelen (2) een hoeksensor omvatten voor het bepalen van de hoekverdraaiing van de aanvoerinrichting ten opzichte van het transportelement.
  13. 13. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk
    5 dat de aanvoerinrichting een snarenbed (8) omvat.
  14. 14. Pootmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aanvoerinrichting een voorraadbunker (9) omvat.
    V
NL1042348A 2017-04-20 2017-04-20 Pootmachine NL1042348B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042348A NL1042348B1 (nl) 2017-04-20 2017-04-20 Pootmachine
EP18168551.2A EP3391722B1 (en) 2017-04-20 2018-04-20 Belt planter

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042348A NL1042348B1 (nl) 2017-04-20 2017-04-20 Pootmachine

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1042348B1 true NL1042348B1 (nl) 2018-11-05

Family

ID=58701825

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1042348A NL1042348B1 (nl) 2017-04-20 2017-04-20 Pootmachine

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1042348B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3818795A1 (en) 2019-11-06 2021-05-12 Dewulf B.V. Planter

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6618235A (nl) * 1966-12-28 1968-07-01
US3526344A (en) * 1967-09-14 1970-09-01 Nicolaas Petrus Koning Planter
EP2047736A1 (de) * 2007-10-10 2009-04-15 Grimme Landmaschinenfabrik GmbH & Co. KG Legemaschine für Kartoffeln
US20150101517A1 (en) * 2013-10-14 2015-04-16 Spudnik Equipment Co. LLC. Hill-compensating planter and method

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6618235A (nl) * 1966-12-28 1968-07-01
US3526344A (en) * 1967-09-14 1970-09-01 Nicolaas Petrus Koning Planter
EP2047736A1 (de) * 2007-10-10 2009-04-15 Grimme Landmaschinenfabrik GmbH & Co. KG Legemaschine für Kartoffeln
US20150101517A1 (en) * 2013-10-14 2015-04-16 Spudnik Equipment Co. LLC. Hill-compensating planter and method

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3818795A1 (en) 2019-11-06 2021-05-12 Dewulf B.V. Planter

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10477753B2 (en) Apparatuses, methods, and systems for providing down force for an agricultural implement
US9258939B2 (en) Hill-compensating planter and method
US20220272888A1 (en) Agricultural Implements and Methods of Planting
CA3019685C (en) Seed catching member for a singulating meter
DK3139725T3 (en) Seed drill for sensor-based depth control of sowing.
NL1042348B1 (nl) Pootmachine
AU2017235926B2 (en) Quick depth adjustment for parallel arm openers
US20220015291A1 (en) System and method for setting parameters for a multi-segment agricultural header
US2981213A (en) Flexible planter unit
EP3391722B1 (en) Belt planter
NL1002681C2 (nl) Strooier met gewichtsmeting.
NL1042346B1 (nl) Snarenplanter
BE1024691B1 (nl) Rooimachine
NL2014540B1 (nl) Landbouwmachine.
EP3818795B1 (en) Planter
NL1014692C2 (nl) Inrichting voor het poten van aardappelen.
RU2326523C1 (ru) Рассадопосадочная машина
US20230413721A1 (en) Planter for planting seedlings and method for controlling the operation of such a planter
RU2393663C1 (ru) Картофелесажалка для посадки проращенных клубней
US20240057500A1 (en) Adjustable toolbar assembly for an agricultural planting implement
US20240057507A1 (en) Row cleaner prescription method
US613498A (en) Fertilizer-distributer
US2386308A (en) Packing means for harvested vegetables
JPH06343314A (ja) 収穫機
US461292A (en) Grain drill

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200501