NL8900227A - Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten. Download PDF

Info

Publication number
NL8900227A
NL8900227A NL8900227A NL8900227A NL8900227A NL 8900227 A NL8900227 A NL 8900227A NL 8900227 A NL8900227 A NL 8900227A NL 8900227 A NL8900227 A NL 8900227A NL 8900227 A NL8900227 A NL 8900227A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plants
station
plant
rollers
criterion
Prior art date
Application number
NL8900227A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Adrianus Franciscus Maria Flat
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL8801721A external-priority patent/NL8801721A/nl
Application filed by Adrianus Franciscus Maria Flat filed Critical Adrianus Franciscus Maria Flat
Priority to NL8900227A priority Critical patent/NL8900227A/nl
Priority to EP89201783A priority patent/EP0353800A3/en
Publication of NL8900227A publication Critical patent/NL8900227A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings
    • A01C11/025Transplanting machines using seedling trays; Devices for removing the seedlings from the trays
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G2/00Vegetative propagation
    • A01G2/10Vegetative propagation by means of cuttings
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B07SEPARATING SOLIDS FROM SOLIDS; SORTING
    • B07CPOSTAL SORTING; SORTING INDIVIDUAL ARTICLES, OR BULK MATERIAL FIT TO BE SORTED PIECE-MEAL, e.g. BY PICKING
    • B07C5/00Sorting according to a characteristic or feature of the articles or material being sorted, e.g. by control effected by devices which detect or measure such characteristic or feature; Sorting by manually actuated devices, e.g. switches
    • B07C5/04Sorting according to size
    • B07C5/12Sorting according to size characterised by the application to particular articles, not otherwise provided for
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B07SEPARATING SOLIDS FROM SOLIDS; SORTING
    • B07CPOSTAL SORTING; SORTING INDIVIDUAL ARTICLES, OR BULK MATERIAL FIT TO BE SORTED PIECE-MEAL, e.g. BY PICKING
    • B07C5/00Sorting according to a characteristic or feature of the articles or material being sorted, e.g. by control effected by devices which detect or measure such characteristic or feature; Sorting by manually actuated devices, e.g. switches
    • B07C5/34Sorting according to other particular properties
    • B07C5/342Sorting according to other particular properties according to optical properties, e.g. colour
    • B07C5/3422Sorting according to other particular properties according to optical properties, e.g. colour using video scanning devices, e.g. TV-cameras

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Developmental Biology & Embryology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Pretreatment Of Seeds And Plants (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET BEHANDELEN VAN PLANTEN.
De uitvinding betreft een werkwijze voor het behandelen van planten. Zulke planten kunnen wortelloos zijn, bijvoorbeeld ingeval het stekken zijn, die in aarde worden geplant teneinde dan tot volwaardige planten uit te groeien. Planten zijn moeilijk automatisch, dit wil zeggen met machinale inrichtingen, bewerkbaar, vooral vanwege hun onvoorspelbare vorm. Ingeval de planten als bundel worden gepresenteerd, worden zij bij de bekende werkwijze steeds met de hand één voor één van de bundel afgenomen om daarna wederom handmatig te worden bewerkt, bijvoorbeeld geknipt, geplant of verpakt.
De uitvinding heeft ten doel het behandelen van planten te vergemakkelijken.
Daartoe heeft een werkwijze voor het planten volgens de uitvinding het kenmerk dat elke plant afzonderlijk via een leiding wordt getransporteerd en met zijn ondereinde in een in aarde aangebracht plantgat wordt aangebracht, waarvan de diameter aanzienlijk groter is dan de steel van deze plant, waarbij de plant door middel van de leiding tot in het plantgat wordt geleid. Dit kan automatisch geschieden. In geval het plantgat met brei wordt gevuld kan de aanvoerleiding worden opgeheven, terwijl de plant afdoende vast in het ruime plantgat wordt vastgehouden. De kluiten worden bij het inspuiten van brei niet gedestrueerd. Als brei kan een meer of minder dikke suspensie van grond, water en eventueel voedingsstoffen of kiembevorderingsstoffen dienst doen. Bij voorkeur is de brei dik vloeibaar.
De behandeling van planten wordt vereenvoudigd door toepassing van de werkwijze van conclusie 4.
Alhoewel planten onvoorspelbare vormen hebben, kan toch door het aanleggen van de juiste criteria of het juiste criterium een goede automatische selectie van bruikbare planten worden gerealiseerd. Voorkeurswerkwijzen voor het sorteren zijn in de conclusies 5-9 aangeduid.
Indien de planten door een straat van rollen worden gevoerd, waarbij de rollen - in de bewegingsrichting van de planten gezien - een toenemende omtrekssnelheid hebben, kunnen deze planten op eenvoudige wijze worden verenkeld.
Aangezien de aanvoer van verenkelde planten moeilijk gelijkmatig is te realiseren heeft een werkwijze volgens de uitvinding voor het behandelen van planten, teneinde de automatische uitvoer uit een transportinrichting mogelijk te maken bij ongelijkmatige aanvoer van verenkelde planten aan deze transportinrichting, het kenmerk, dat de planten afzonderlijk in houders worden getransporteerd vanaf een invoer-station naar een uitvoerstation, waarbij de houders verbonden zijn met tenminste een eindloos transportelement, dat de transportbewegingen van de houders ter plaatse van het in-voerstation van elkaar ontkoppeld zijn en dat tussen de beide parten van het transportelement in tegengestelde zin wordt gevariëerd.
Ten einde bij de eventuele ongelijkmatige aanvoer toch met een automatische transportinrichting planten te kunnen transporteren en daarna de planten storingsvrij te kunnen verwerken, wordt bij voorkeur het kenmerk van conclusie 13 toegepast.
De uitvinding betreft en verschaft tevens een inrichting voor het behandelen van planten. Dergelijke inrichtingen zijn in de conclusies 14-26 aangeduid.
De uitvinding zal in de hierna volgende beschrijving aan de hand van de tekening worden verduidelijkt.
In de tekening stellen voor: fig. 1 een perspectivisch schematisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een eerste inrichting volgens de uitvinding, fig. 2,3 en 4 op grote schaal detail II,III resp.
IV van fig. l, fig. 5 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht volgens pijlen V-V van fig. 4, fig. 6,7, en 8 op grote schaal detail VI,VII resp. VIII van fig. 1, fig. 9 een schematisch aanzicht van detail IX van fig. 1, fig. 10 en 11 op grote schaal detail X resp. XI van fig. ï, fig. 12 op grote schaal detail XII van fig. 10·, fig. 13 en 14 op grote schaal detail in achtereenvolgende bewerkingsstadia, fig. 15 en 16 elk een doorsnede door telkens een detail van een andere voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 17 en 18 elk een perspectivisch aanzicht van twee verschillende varianten van detail VIII van fig. 1, fig. 19 een zijaanzicht van weer een andere variant van detail VIII van fig. 1, en fig. 20 een schematische weergave van een variant van de in fig. 13 en 14 aangeduide werkwijze.
De inrichting van Fig. 1 is een inrichting voor het behandelen van planten, in het bijzonder voor het planten van stekken.
De inrichting 1 omvat een aanvoerband 2, waarop zakjes met bundels van stekken 3 worden aangevoerd. Deze stekjes worden door een persoon uitgespreid op een transportband 4 gelegd met hun ondereinden 5 uitstekend en tegen een aanslagrail 6. Deze aanslagrail 6 is aangebracht op een eindloze band 9 die met dezelfde snelheid als band 4 wordt aangedreven.
In transportrichting gezien - is achter de band 9 en eveneens naast de transportband 4 een transportinrichting 7 opgesteld, waarvan twee eindloze snaren 8 samenwerken voor het vastklemmen van de ondereinden 5. Deze snaren 8 zijn geleid en aangedreven door rollen 10, die zodanig zijn opgesteld, dat de stekken 3 vanuit een liggende stand tot in een verticaal hangende stand worden gebracht. De banden 4 en 9 en de snaren 8 worden constant aangedreven terwijl de band 2 door de bedienende persoon telkens naar behoefte veelal stapsgewijs en vooral met lagere snelheid wordt aangedreven.
De dicht bij elkaar in verticale hangende stand aangevoerde stekken 3 worden in een verenkelaar 11 verenkeld. Deze bestaat uit twee series paarsgewijze samenwerkende rollen 12 en uit twee series paarsgewijze samenwerkende rollen 13 die in bewegingsrichting van de stekken 3 gezien - tussen de rollen 12 zijn opgesteld en verder versprongen daarvan zijn opgesteld, een en ander zodanig elke stek afwisselend door een paar rollen 12 en een paar rollen 13 gegrepen en getransporteerd wordt.
De aandrijfsnelheid van de rollen 12 en 13 die in dit voorbeeld dezelfde diameter hebben, neemt in de transportrichting van de stekken 3 toe, doordat de successievelijke rollen 12, 13 aangedreven worden met snaarversnellingsdrijfwerken 14.
De omtreksnelheden zijn per paar samenwerkende rollen 12, 13 gelijk doordat de linker en de rechter helft van deze veren-kelaar onderling zijn gekoppeld middels tandwielen 16. De verenkelaar wordt aangedreven middels een as 17, een snaar-drijfwerk 18, een as 19 en versnellingsdrijfwerken 20 vanaf de snaartransporteur 7.
Er heeft aldus al een eerste versnelling van de stekken 3 plaats bij de overgang van snaartransporteur 7 naar de rollen 12, 13.
de snaren 8 zijn van een dikke laag 22 van schuimrubber voorzien. De rollen 12,13 hebben ook een dikke ring 23 van schuimrubber.
De snaartransporteur 25 is in principe hetzelfde uitgevoerd als snaartransporteur 8. Fig. 6 toont de opstelling van diverse leidrollen 26 voor de snaren 27 die met een laag 28 van schuimrubber zijn bekleed.
de snaartransporteur 25 wordt vanaf de verenkelaar via een versnellingsdrijfwerk 14 aangedreven, zodat ook bij deze overgang een extraversnelling en daarmee een spatieverster-king tussen de stekken 3 ontstaat.
de snaartransporteur 25 deponeert de stekken 3 gespatiëerd -en in horizontale stand in dezelfde richting gericht - op een bandtransporteur 30, waarboven zich een detector 31 bevindt die via een computer 32 of andere stuurmiddelen de aandrijf-motor 35 van een tandwiel 33 van een kettingtransporteur 34 bestuurt.
De kettingtransporteur 34 omvat een eindloze ketting 37 waarbij op regelmatige afstanden aan schalmen 38 telkens een houder 39 is bevestigd. Deze houder bestaat uit een cilinderdeelvormige plaat. De ketting 37 wordt geleid om stationnaire kettingwielen 33, 49, 40 en 42 en om verplaatsbare kettingwielen 41 en 50, die op een schuifstang 43 res-pektievelijk 45 zijn gemonteerd die middels een veer 44 uit elkaar worden gedrongen.
Het tandwiel 40 wordt periodiek aangedreven voor het telkens stapsgewijze voordrijven van houders 39 langs het uitvoer-station 46.
Dank zij de verplaatsbaar opgestelde tandwielen 44 en 50 kunnen de twee parten 47 en 48 van de ketting 37 in tegengestelde zin worden verlengd respektievelijk verkort of omgekeerd, zodat de voortdrijving van de houders 39 langs het uitvoer-station 46 onkoppeld is van de voortdrijving van de houders 39 ter plaatse van het invoerstation 51, welke voortdrijving afhankelijk is van de niet goed voorspelbare aanvoer van verenkelde stekken 3 door de verenkelaar 11.
Volgens Fig. 8 vallen de stekken bij redelijk regelmatige aanvoer in houders 39 van een continu volgens snelheid 52 voortgedreven kettingtransporteur 34.
Bij te weinig of te veel aanvoer door snaartransporteur 25 zal de detector 31 via de computer 32 de snelheid 52 vertragen of eventueel stoppen respektievelijk versnellen.
De houders 39 zijn met hun opening 53 naar de aankomende stekken 3 toegekeerd.
Bij het uitvoerstation 46 (Fig.11) worden bakken 55 met grondkluiten 56 op een transportband 57 volgens pijlrich-ting 58 stapsgewijs voortbewogen, waarbij de kluiten 56 eerst door middel van een balk 59 met pennen 60 van plantgaten 62 worden voorzien. Dit geschiedt telkens met rijen kluiten 56 tegelijk.
Bij een volgende stap komen de van plantgaten 62 voorziene kluiten onder de planter 63 terecht. Deze planter omvat een rij van acht leidingen 64 die elk aansluiten op een pneumatisch transportkanaal 65, dat de baan van de houders 39 snijdt ter plaatse van het uitvoerstation 46. Bij elke plant-procedure wordt telkens eerst een reeks van acht met stekken 3 gevulde houders 39 in lijn met pneumatische kanalen 65 ge bracht. De ketting 37 wordt hier dan stilgezet, vervolgens wordt er tegelijkertijd lucht door alle acht kanalen 65 geblazen, waardoor de stekken 3 vanuit de houders 39 tot in de plantgaten 62 worden geblazen, waar zij nu met hun ondereinden 5 los in komen te staan.
Vervolgens wordt een balk 68 met afgeknot pyramidevormige uitsparingen 69 omlaag gebracht waardoor een deel van deze balk 68 als aandrukorgaan 60 rondom het plantgat 62 werkzaam wordt en nabijgelegen grond naar het plantgat 62 toe verplaatst/ opdat de stek 3 goed doch luchtig in de aarde wordt vastgezet. De buitenomtrek van elk aandrukorgaan komt overeen met de omtrek van een voor een stek benodigde kluit 56 die hierdoor enigszins wordt gescheiden van naburige kluiten 56.
De klep die het niet getekende luchtblaasaggregaat met de kanalen 65 in verbinding stelt wordt bestuurd door een niet getekende programmeur, evenals de bewegingen van de balk 68, de stapsgewijze aandrijving van kettingwiel 40 middels een motor 70.
Onder verwijzing naar Fig. 15 en 16 wordt opgemerkt, dat als variant van de transporteurs 7 en 25 die de stekken 3 van richting doen veranderen, het denkbaar is dat de stekken 3 horizontaal blijven. In Fig. 15 worden de stekken 3 dan ondersteund door horizontale walsen 71 die van een schuimrubberen bekleding 72 zijn voorzien. Deze walsen 71 werken dan samen met rollen 73 als de rollen 12 van Fig. 4, terwijl daarnaast versprongen staan opgesteld paren van rollen 74 die de functie vervullen van de rollen 13 van Fig. 4. Volgens Fig. 16 worden de stekken 3 verenkeld, terwijl zij over een vlakke gladde tafel 80 worden verschoven door middel van rollen 82 en 83 die ten opzichte van elkaar versprongen staan en die eveneens elk voor zich in samenwerking met het glijvlak de functie vervullen van een paar rollen 12 resp. 13 van fig. 4.
Daartoe zijn op elkaar volgende rollen 12, 13 in de transportrichting van stekken 3 versneld.
Het spreekt vanzelf dat de assen voor de rollen, walsen en tandwielen middels legers in een freem zijn gelegerd, bijvoorbeeld zoals dit in de tekeningen is aangegeven.
Bij voorkeur worden er vloeibare hormonen in de plantgaatjes gespoten, voordat de stekken erin worden gestoken. Verder worden de stekjes door middel van videocamera's uitgesorteerd op diverse lengtematen en eventueel ook op gewicht alvorens zij worden gestekt.
In fig. 17 worden de verenkelde planten, in dit geval wortelloze planten dat wil zeggen stekken 3, getransporteerd langs een blaasinrichting 86, waar zij door middel van lucht in een luchttunnel 87 die op de schotten 91 van de transportband 3 aansluit, tegen een aanslagvlak 88 worden geblazen. De lucht treedt in via een luchtaanvoer 89 en stroomt via openingen 90. De stekken 3 vallen bij een opneemstation 100 van de transportband 30 af en vallen dan door opneem-middelen gevormd door een veelvoud, bijv. drie, van lichtbronnen 92, reflectorplaat 96 en als lichtgevoelige cel uitgevoerde opnemers 93,94 en 95.
De opnemer 93 stelt bij de steel telkens de aanwezigheid van een plant 3 vast, terwijl opnemers 94 vaststellen of de plant 3 groot resp. klein genoeg is. Opnemer 92 bedient de (stapgewijze) voortbeweging van een transportband 34. Op het sorteerstation 97 zijn er twee sorteerorganen 98 en 99 aanwezig, die bestuurd door opnemers 93,94 en 95 de stekken 3 uitwerpen of door laten gaan eventueel met de nodige tijdvertraging. Indien een stek 3 te klein is, in welk geval slechts opnemer 93 deze stek 3 waarneemt, wordt via be-dieningsorgaan 101 klep 102 geopend voor het doorlaten van blaaslucht, opdat de stek 3 in een houder 104 wordt geblazen. In geval de stek 3 te groot is, wordt deze geïnitieerd door de opnemers 93 en 95 in de houder 105 geblazen middels blaaslucht die de geopende klep 106 passeert wegens bediening door bedieningsorgaan 107.
Bij de uitvoeringsvariant van fig. 18 worden op een opneemstation 108 metingen verricht aan de passerende stekken 3 door middel van een videocamera 109 die het licht dat uitgestraald wordt door een tl-buis 110 en dat door een witte transportband gereflecteerd wordt opvangt op een raster van waarnemingspunten, waarbij elk waarnemingspunt een al of niet van wit afwijkende grijswaarde heeft. Deze grijswaarde is afhankelijk van het feit of het licht al of niet door een stengel of een blad van de stek 3 gaat.
In geval een lichtstraal door meer dan een blad gaat, wordt de opname van het betreffende lichtpunt extra d.w.z. bij twee bladen praktisch dubbel zo donker. Hetzelfde geldt als het licht door een schuin op de lichtstraal staand blad gaat. Een schuin staand blad absorbeert namelijk praktisch evenveel licht als een loodrecht t.o.v. de lichtstralen liggend blad.
Het analoge signaal van de videocamera 103 wordt in een analoog-digitaalomzetter 112 in een digitaal signaal omgezet dat in een grijswaardeteller 113 wordt verwerkt en dan naar een besturingsorgaan 114 wordt gestuurd. Deze vergelijkt het inkomende signaal 115 met in geheugen 116 opgeslagen instelwaarden dat grenswaarden zijn voor de criteria van de planten. Een monitor 118 geeft bijvoorbeeld aan hoeveel stekken 3 er vanaf een bepaald tijdstip gerekend aan een bepaald criterium of aan bepaalde criteria hebben voldaan.
Een digitaal uitgangssignaal 117 van dit besturingsorgaan 114 wordt omgezet in een digitaal-analoog omzetter 119 toegevoerd aan een regelorgaan 120 dat een of meer sorteerorganen 121 bedient. Zo worden bijvoorbeeld kleppen 101 en 106 voor blaaspijpen 98 en 99 bediend,
De omzetters 112, 119, het regelorgaan 120, de geheugens 116, het besturingsorgaan 114, het toetsenbord 122 en de monitor 118 kunnen allemaal deel uitmaken van een en dezelfde computer.
Bij voorkeur kan deze worden gebruikt voor het leren sorteren. Daartoe worden bijvoorbeeld van een te sorteren partij stekken 3 50 monsterstukken genomen en de gemeten criteria daarvan worden op de monitor zichtbaar weergegeven. Men kan dan vaststellen, waar men de grenswaarden wil leggen bijv. voor de lengte, en voor de beeldwaarden om ervoor te zorgen dat er een redelijk uniform kweekmateriaal wordt gebruikt.
De grenswaarden worden als instelwaarden met behulp van het toetsenbord 122 ingebracht en in de vergelijkers 116 opgeslagen. Daarna wordt er gesorteerd met deze ingestelde waarden. Het is ook mogelijk om de grenswaarden in te brengen met het toetsenbord 122 uitgaande van ervaringen en anderszins verkregen vereisten voor grenswaarden van de criteria.
In geval van gewortelde planten kan met door beeld-herkenning ook vaststellen of er wortels aanwezig zijn. In geval van zandloze wortels kan men vaststellen of er wel of niet veel fijne haarworteltjes aanwezig zijn en dit als criterium gebruiken.
In fig. 18 kan men ook als criteria opnemen het vereiste dat er aan de ene zijde een steel (weinig grijs) aanwezig is en aan een andere zijde blad (veel grijs), in geval de stek 3 onverhoopt omgekeerd ligt, wordt deze uitgestoten om het op zijn kop insteken van de stek 3 te voorkomen.
In fig. 19 wordt de op een opneemstation 124 passerende stek 3 getransporteerd op een band 125 van kunststof die zo doorschijnend is als matglas. Daaronder is een tl-buis 126 opgesteld. Een videocamera 127 neemt het ontvangen licht op en daarmee het schaduwbeeld van de stek 3.
Het signaal 128 wordt verwerkt in een analoge teller 129 en in een computer 130 vergeleken met een ingevoerde instelwaarde 131 van een vergelijker 132. Het uitgangssignaal 132 wordt gebruikt voor het besturen van een sorteerorgaan 133.
Fig. 20 toont in principe een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven zijaanzicht van een variant van fig. ll, daarbij is elk op en neer gaande transportkanaal 65 ter plaatse van een conische vernauwing 136 extra voorzien van een op een slang 135 aangesloten blaasluchtmondstuk 134 om de stekken 3 door de vrij nauwe uitgang 137 te blazen tot in een gat 62 dat ongeveer dezelfde diameter als de inwendige diameter van de uitgang 137, welke de ordegrootte van 2 cm heeft, terwijl de steksteel een diameter van + 2 mm heeft.
Bij voorkeur is de inwendige diameter van de uitgang 137 22 mm. Bij de bekende stand van de techniek worden in de kluiten gaatjes geprikt van + 2 mm, overeenkomende met de diameter van de steksteel. Daarentegen wordt volgens de uitvinding de stek met lucht tot in het grotere gat 62 geblazen. Volgens fig. 13 en 14 wordt daarna het gat 62 dichtgemaakt door aanstampen middels een balk 68 met pyramide-uitsparingen 69. Bij voorkeur wordt er echter volgens fig. 20 een brei van grond met water, eventueel met extra verdun-ningsstoffen, in het gat 68 gespoten, tijdens of na het inblazen van de steksteel. De stek 3 wordt dan door de suspensie vastgehouden, wanneer het kanaal 65 opwaarts beweegt. De brei komt uit een mondstuk 141 dat aangesloten is op een schroefpomp 142 die telkens over een zodanige slag wordt aangedreven dat de vereiste breihoeveelheid het, bij voorkeur conische, gat 62 opvult.
Proefondervindelijk is de kleinste diameter van de leiding bij de uitgang bepaald waardoor een stek zonder problemen geblazen kan worden. Deze diameter is 20 mm. Wil men een stek in het gat van de kluit blazen, dan moet de pijp inwendig dezelfde of een kleinere diameter hebben dan het gat in het potje. Het gat in de kluit wordt dan ook ó 22 mm.
Voor de bakjes 39 is een afmeting inwendig van 34 mm gekozen. De pijp die op het bakje aansluit is inwendig ook 34 mm. De pijp wordt gebogen zodat de stek horizontaal liggend in een bakje, rechtop in de potgrond wordt gezet. Na de bocht verloopt de pijp van inwendig ύ 34 mm naar ύ 22 mm. De stek wordt met het steeltje naar voren door de pijp geblazen.
De verschillende overgangen moeten goed in elkaar overlopen. Er mag geen enkel randje zitten waar de stek achter kan blijven hangen. Dit geldt voor het verloop en zeker voor het begin om de stek vanuit het bakje in de pijp te krijgen. Er is een trechtervormig blok gemaakt tussen de pijp en het bakje 39, zodat deze goed op elkaar aansluiten.
De stek moet geleidelijk op gang worden gebracht. Een harde luchtstoot heeft een nadelig effekt. De stek komt met een harde luchtstoot niet gelijk op gang. De lucht gaat langs de stek, er wordt veel lucht verbruikt en het resultaat is zeer matig. Het is veel gunstiger de luchtklep geleidelijk te openen. De stek neemt dezelfde snelheid van de luchtstroom aan, en wordt gemakkelijk uit het bakje 39 in de pijp geblazen. De bocht in de pijp geeft geen enkel probleem, hier wordt de stek 3 gemakkelijk door geblazen.
Ook het verloop en de dunnere pijp hoeft geen probleem te zijn. Zorgt men ervoor dat de stek snelheid houdt, dan blijft de stek niet in het verloop of in het dunnere gedeelte hangen. Een gunstig effekt heeft lucht blazen in het verloop, dit geeft een zuigende werking aan het begin van de pijp en extra lucht beneden zodat de stek in het dunnere gedeelte op gang blijft. De zuigende werking is niet voldoende om de stek op gang te brengen.
Het beste resultaat wordt bereikt door de stek op gang te brengen met blaaslucht. De klep moet geleidelijk geopend worden. Om de stek in beweging te houden wordt lucht in het verloop geblazen. Dit heeft ook nog als voordeel dat het minder lawaai maakt en dat er minder lucht verbruikt wordt.

Claims (26)

1. Werkwijze voor het planten van planten, met het kenmerk dat elke plant afzonderlijk via een leiding wordt getransporteerd en met zijn ondereinde in een in aarde aangebracht plantgat wordt aangebracht, waarvan de diameter aanzienlijk groter is dan de steel van deze plant, waarbij de plant door middel van de leiding tot in het plantgat wordt geleid.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de plant door middel van pneumatisch transport tot in het plantgat wordt getransporteerd.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het plantgat met een brei wordt gevuld.
4. Werkwijze voor het sorteren van planten, met het kenmerk, dat de planten individueel getransporteerd worden langs een opneemstation, dat aan de planten een meting betreffende tenminste een criterium wordt verricht, en dat tenminste één sorteerorgaan in afhankelijkheid van het gemeten criterium wordt bestuurd.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat als criterium de lengte van de planten wordt genomen.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat als criterium de afstand tussen het ondereinde van een stek en de aanhechting van het onderste blad wordt genomen.
7. Werkwijze volgens één van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat als criterium een van het plantbeeld afhankelijk criterium, bijv. bladhoeveelheid, wordt genomen.
8. Werkwijze volgens één van de conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de sortering in afhankelijkheid van ten minste twee criteria wordt uitgevoerd, bijv. in afhankelijkheid van de lengte en de bladhoeveelheid.
9. Werkwijze volgens één van de conclusies 4-8, met het kenmerk, dat op het opneemstation ten minste een criteria van de planten met ten minste een videocamera wordt opgenomen. Λ _ . Λ, A Λ Λ Λ Λ
10. Werkwijze voor het behandelen van planten, met het kenmerk, dat de planten door een straat van rollen worden gevoerd, waarbij de rollen - in de bewegingsrichting van de planten gezien - een toenemende omtrekssnelheid hebben.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de planten langs rollen worden doorgevoerd die versprongen ten opzichte van elkaar zijn opgesteld.
12. Werkwijze voor het behandelen van planten, met het kenmerk, dat de planten afzonderlijk in houders worden getransporteerd vanaf een invoerstation naar een uitvoer-station, waarbij de houders verbonden zijn met tenminste een eindloos transportelement, dat de transportbewegingen van de houders ter plaatse van het invoerstation en ter plaatse van het afvoerstation van elkaar ontkoppeld zijn en dat tussen de beide stations de lengten van de beide parten van het transportelement in tegengestelde zin wordt gevariëerd.
13. Werkwijze voor het behandelen van planten volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de planten bij een aanvoerstation worden gesignaleerd met detectiemiddelen en dat de voortbeweging van een transportorgaan voor het opnemen van planten in afhankelijkheid van detectiemiddelen wordt bestuurd .
14. Inrichting voor het planten van planten, gekenmerkt door een leiding voor het tot in een plantgat deponeren van een plant, waarbij de diameter van de leiding en van het plantgat aanzienlijk groter zijn dat de steel van de plant.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de leiding voorzien is van pneumatische aandrijf-middelen voor het voortdrijven van de plant.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15 met het kenmerk dat een behalve een blaasluchttoevoer aan het ingangseinde van de leiding er nog een secundaire luchtmondstuk nabij een vernauwd uitgangseinde van de leiding aanwezig is.
17. Inrichting volgens één van de conclusies 14-16, gekenmerkt door middelen voor het telkens aan een plantgat toevoeren van brei.
18. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de conclusies 4-9, gekenmerkt door: transportmiddelen voor het langs een opneemstation transporteren van planten, opneemmiddelen voor het opnemen van ten minste één criterium van de planten, en ten minste één in afhankelijkheid van ten minste één criterium bestuurd sorteerorgaan.
19. inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het sorteerorgaan ten minste in afhankelijkheid van de bladhoeveelheid wordt bestuurd.
20. Inrichting voor het planten van planten, gekenmerkt door tenminste een grondverplaatser ter opvulling van het plantgat.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk dat de grondverplaatser tenminste een aandrukorgaan omvat, dat aarde vanuit de nabijheid van het plantgat naar het gat toe verplaatst, welk aandrukorgaan bij voorkeur aan tenminste twee tegenover elkaar omgestelde zijden van het plantgat werkzaam is en bij voorkeur uit een op en neer beweegbare ring bestaat.
22. inrichting voor het behandelen van planten, gekenmerkt door een straat van rollen voor het doorheen transporteren van planten waarbij de rollen - in de bewegingsrichting van de planten gezien - een toenemende om-trekssnelheid hebben.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk dat op elkaar volgende rollen van de straat ten opzichte van elkaar versprongen zijn opgesteld.
24. Inrichting voor het behandelen van planten, gekenmerkt door houders voor het afzonderlijk transporteren van planten vanaf een invoerstation naar een uitvoerstation, waarbij de houders verbonden zijn met tenminste een eindloos transportelement, dat de transportbewegingen van de houders ter plaatse van het invoerstation en ter plaatse van het afvoer stat ion van elkaar gekoppeld zijn en dat tussen de beide stations de lengten van de beide parten van het transportelement in tegengestelde zin variabel zijn.
25. Inrichting volgens conclusie 24 gekenmerkt door een transportinrichting met houders voor het afzonderlijk opnemen van planten gekenmerkt door detectiemiddelen die de planten signaleren.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk dat de detectiemiddelen bij een aanvoerstation zijn opgesteld en de voortbeweging van de transportinrichting besturen.
NL8900227A 1988-07-07 1989-01-30 Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten. NL8900227A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8900227A NL8900227A (nl) 1988-07-07 1989-01-30 Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.
EP89201783A EP0353800A3 (en) 1988-07-07 1989-07-05 Method and device for handling plants

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8801721 1988-07-07
NL8801721A NL8801721A (nl) 1988-07-07 1988-07-07 Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.
NL8900227 1989-01-30
NL8900227A NL8900227A (nl) 1988-07-07 1989-01-30 Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8900227A true NL8900227A (nl) 1990-02-01

Family

ID=26646398

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8900227A NL8900227A (nl) 1988-07-07 1989-01-30 Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0353800A3 (nl)
NL (1) NL8900227A (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0457906B1 (en) * 1988-12-29 1995-07-19 Shadan Hojin Naganoken Nokyo Chiiki Kaihatsu Kiko Setting machine
GB8928214D0 (en) * 1989-12-13 1990-02-14 British Res Agricult Eng Transplanting apparatus
US5142816A (en) * 1991-05-24 1992-09-01 William Tetenburg Planting device and method of operating the same
WO1994003040A1 (en) * 1992-08-10 1994-02-17 Williames Hi-Tech International Pty. Ltd. Apparatus for automatically planting seedlings taken from a hard seedling tray
FR2702927B1 (fr) * 1993-01-18 1995-07-21 Ferrand Claude Machine automatique multifonctions et procede pour l'extraction des vegetaux, leur controle pendant leur transfert, leur repiquage et leur conditionnement.
US6286290B1 (en) * 1998-05-26 2001-09-11 Sig Pack Systems Ag Conveyor apparatus for depositing products in groups into containers
NL1012417C2 (nl) * 1999-06-23 2000-12-28 Hazendonk Beheer B V Ab Werkwijze en inrichting voor het bewerken of verwerken van objecten.
FR2843460B1 (fr) * 2002-08-09 2005-07-15 Pellenc Environnement S A Systeme d'analyse ou d'inspection automatique d'objets defilant sur un support
ES2837552T3 (es) * 2010-03-13 2021-06-30 Univ Carnegie Mellon Método para reconocer y clasificar una planta de raíz desnuda
FR3011714B1 (fr) * 2013-10-14 2016-06-10 Alpes Conseils Etudes - Ingenierie Machine et procede pour la plantation de boutures de plantes, en particulier de boutures de lavande et de lavandin.
NL2016863B1 (en) * 2016-05-31 2017-12-11 Max Roots B V A method and device for producing a stabilized growing medium for cultivation of a plant or seedling.
CN112273073B (zh) * 2020-11-06 2022-11-11 常德华诚现代农业开发有限公司 一种果树的快速栽培装置

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4388035A (en) * 1979-08-01 1983-06-14 Bud Antle, Inc. Dibble tube soil plug planter
JPS6094023U (ja) * 1983-07-29 1985-06-27 株式会社サークル鉄工 移植機の紙筒苗選別搬送装置
NL8402700A (nl) * 1984-04-27 1985-11-18 Thomassen & Drijver Inrichting voor het wijzigen van de afstand tussen door een transportband aangevoerde voorwerpen.
SE453147B (sv) * 1986-05-06 1988-01-18 Osa Ab Forfarande och aggregat for mekaniserad settning av plantor, i synnerhet tredplantor
GB8614543D0 (en) * 1986-06-14 1986-07-23 Baker Perkins Plc Collating laminar articles

Also Published As

Publication number Publication date
EP0353800A3 (en) 1990-05-23
EP0353800A2 (en) 1990-02-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3773172A (en) Blueberry sorter
US4585126A (en) Method and apparatus for high speed processing of fruit or the like
KR100299666B1 (ko) 단단한묘목상자에서취한묘목의자동파종장치
US6688459B1 (en) Article sorting system and method
NL8900227A (nl) Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.
US6591766B2 (en) Field transplanter
US6327986B1 (en) Field transplanter
US6286290B1 (en) Conveyor apparatus for depositing products in groups into containers
CN109414732A (zh) 分级系统和方法
US6891119B2 (en) Acceleration conveyor
US5086909A (en) Gentle handling of fruit during weight sizing and other operations
US20080149460A1 (en) Textile separating apparatus
KR102161553B1 (ko) 마늘줄기 절단 및 마늘통 선별 장치
US3750882A (en) Automatic grader
US4411366A (en) Device for grading products
KR101600903B1 (ko) 식물분석 자동화 시스템
US6409007B1 (en) Mechanism for automatically directing and dispensing parts
IES970572A2 (en) Apparatus for preparing mushrooms
US4854455A (en) Machine for grading and sorting fish, in particular fish from the salmonidae family
JPH0551124A (ja) 選別装置の供給装置
BE1026817B1 (nl) Machine voor het verplaatsen van potten en gebruik van deze machine als verenkelaar of als overduwer
US2333945A (en) Automatic transplanter
NL1012438C2 (nl) Pottenvulmachine.
NL8801721A (nl) Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.
NL194775C (nl) Werkwijze en inrichting voor het mechanisch in een met teelaarde gevulde houder planten van een verzameling als stortgoed aangevoerde bollen van een gewas.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A1Y An additional search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BV The patent application has lapsed