NL2026887B1 - Transportinrichting voor eieren - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een transportinrichting voor eieren, omvattende twee assen, waarvan er één in rotatie aandrijfbaar is, waarbij op beide assen een kettingwiel concentrisch en op afstand van de zijden van de transportinrichting is geplaatst, tenminste één ketting die geleid is over beide kettingwielen, een aantal langwerpige, zich elk dwars op de bewegingsrichting, aan weerszijden van de ketting op onderling regelmatige afstand uitstrekkende en met de ketting verbonden eihouders, die elk zijn ingericht voor het houden van een aantal eieren, die zijn ingericht bij het kantelen om hun lengte-as als gevolg van het passeren van het eerste kettingwiel, lossen van de op de eihouder geplaatste eieren, en een naast het kettingwiel geplaatste uitdrukinrichting, die is ingericht voor het uit de eihouders drukken van eieren wanneer de eihouder het kettingwiel passeert. Door deze maatregel worden de eieren tijdig uit de eihouders gedrukt, komen zij vrij van de eihouders en wordt het gevaar van klemmen en breken voorkomen.

Description

Transportinrichting voor eieren De uitvinding betreft een transportinrichting voor eieren, omvattende tenminste een eerste en een tweede as, waarbij tenminste de eerste as in rotatie aandrijfbaar is, waarbij op de eerste as tenminste een eerste kettingwiel concentrisch en op afstand van de zijrand van de transportinrichting is geplaatst en op de tweede as tenminste een tweede kettingwiel concentrisch en op afstand van de rand van de transportband is geplaatst, tenminste één ketting die geleid is over tenminste het eerste en het tweede kettingwiel, een aantal langwerpige, zich elk dwars op de bewegingsrichting, aan weerszijden van de ketting op onderling regelmatige afstand uitstrekkende en met de ketting verbonden eihouders, die elk zijn ingericht voor het houden van een aantal eieren en waarbij de einouders zijn ingericht bij het kantelen om hun lengte-as als gevolg van het passeren van het eerste kettingwiel lossen van de op de eihouder geplaatste eieren.

Dergelijke transportinrichtingen zijn bekend. Zij vinden bijvoorbeeld toepassing in de eiergroothandel, bijvoorbeeld bij het transporteren van eieren van een grote verpakkingseenheid naar een schouw- of reinigingsinrichting, of naar een verpakkingsinrichting voor het in consumentenverpakkingen verpakken van eieren. Ook worden dergelijke transportinrichtingen wel gebruikt voor het transport van bevruchte eieren bij broederijen.

Het is echter constructief aantrekkelijk elk van de assen van de transportinrichting te voorzien van slechts een enkel geleidewiel. Dit geleidewiel bevindt zich in het algemeen in het midden. Veelal worden de eihouders aan hun einden ondersteund door een vast aangebrachte, zijdelingse geleidestrook.

Bij het hierboven genoemde type transportinrichting voor eieren, worden de eieren gelost bij de passage van een kettingwiel hetgeen een verandering van de bewegingsrichting van de eieren, namelijk van een beweging in horizontale richting naar een beweging in benedenwaartse richting teweegbrengt. De geloste eieren komen dan terecht op een ei-ontvangstelement waar de eieren verder worden behandeld. De eieren worden tijdens transport door de transportinrichting gedragen door eihouders. Bij de verandering van de bewegingsrichting worden de eieren door de zwaartekracht gelost en komen zij op het ei-ontvangstelement terecht. Het ei-ontvangstelement is voorzien van uitsteeksels die normaliter de door de transportinrichting geloste eieren opvangen en verder geleiden naar het ei- ontvangstelement. Om te voorkomen dat de uit de eihouders geloste eieren over een grote afstand vallen en mogelijkerwijs stukvallen, sluiten de uitsteeksels op een traject van de transportinrichting aan, dat zich nog met een relatief grote horizontale component uitstrekt. Hierdoor bestaat het gevaar dat eieren de eidrager nog niet hebben verlaten bij passage van de uitsteeksels en de eieren klem komen te zitten en breken, in het bijzonder, doch niet uitsluitend bij kleine eieren.

Om dit te voorkomen verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting van bovengenoemde soort, die is voorzien van tenminste één naast het tenminste eerste kettingwiel geplaatste uitdrukinrichting, die is ingericht voor het uit de eihouders drukken van door de eihouders gehouden eieren wanneer de eihouder het eerste kettingwiel passeert en bij voorkeur voordat de eihouder het ei- ontvangstorgaan passeert.

Door deze maatregel worden de eieren tijdig uit de eihouders gedrukt, komen zij vrij van de eihouders en wordt het gevaar van klemmen en breken voorkomen. Volgens een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm is de uitdrukinrichting voorzien van een aantal uitdrukelementen, die elk zijn ingericht zich bij passage van het eerste kettingwiel, zijdelings naast het kettingwiel door de eihouders gehouden eieren uit de eihouders te drukken en zijn de uitdrukelementen voor rotatie met de eerste as verbonden. Onder de eihouders, zijdelings van het kettingwiel is immers voldoende ruimte voor het plaatsen van een dergelijke uitdrukinrichting.

De bovengenoemde maatregel! lost echter niet het probleem op van ter plaatse van het kettingwiel door de eihouders gedragen eieren; het is zeer wel mogelijk dat deze vast komen te zitten en breken daar ter plaatse van het kettingwiel geen uitdrukelementen kunnen worden geplaatst, daar hiertoe de ruimte ontbreekt. Om dit probleem op te lossen, verschaft een verdere uitvoeringsvorm de maatregel dat tenminste een deel van het aantal uitdrukelementen is ingericht voor het uit de eihouders drukken van ter plaatse van het kettingwiel door de eihouders gehouden eieren. Aldus zijn de uitdrukelementen ook ter plaatse van het kettingwiel werkzaam.

Volgens een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm omvatten de eihouders elk twee langwerpige, zich onderling hoofdzakelijk dwars op de bewegingsrichting uitstrekkende dragers en zijn de uitdrukelementen ingericht zich bij passage van het eerste kettingwiel tot tussen de dragers te bewegen.

Om de constructie van de transportinrichting zo eenvoudig mogelijk te houden, is het aantrekkelijk wanneer op elk van de assen slechts een enkel kettingwiel is geplaatst en de inrichting slechts een enkele ketting omvat. Het is dan aantrekkelijk de uitvinding zodanig toe te passen dat aan weerszijden van het eerste kettingwiel uitdrukelementen zijn voorzien.

Het is mogelijk de uitdrukelementen vanaf slechts één enkele zijde de ruimte op de eihouder ter plaatse van kettingwiel te laten benaderen. Dit vereist wel een grote bewegingscomponent in de axiale richting van de uitdrukelementen. Het is dan ook aantrekkelijker dat elk van de uitdrukelementen is ingericht voor het uit de eihouders drukken van ter plaatse van het kettingwiel door de einouders gehouden eieren en dat de uitdrukelementen zijn ingericht zich bij passage van het eerste kettingwiel tevens in de axiale richting van de as naar het kettingwiel toe te bewegen. Daar in dit geval de ruimte op de eihouder ter plaatse van kettingwiel vanaf weerszijden wordt benaderd, kan worden volstaan met een kleinere beweging van de uitdrukelementen.

Een volgende aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de uitdrukelementen elk een stang omvatten die zich hoofdzakelijk in axiale richting uitstrekt en dat de stang met een component in zijn lengterichting beweegbaar is.

Voorts is het constructief aantrekkelijk wanneer de stang door middel van twee draaibaar met de stang verbonden armen, die aan hun van de stang afgekeerde zijde met de as zijn verbonden, is verbonden met de as en dat de stang, de as en de armen tezamen een parallellogram vormen.

Voor het besturen van de beweging van de stangen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een contourelement. Dit heeft tot gevolg dat bij voorkeur één van de armen is verbonden met een nok die in contact is met een vast aangebracht contourelement dat is ingericht voor het doen bewegen van de nokken.

De constructie is eenvoudig wanneer het contourelement is voorzien van een groef, tot waarin de nokken zich uitstrekken. Hierbij kan, in afhankelijkheid van de configuratie van het parallellogram, de contour een variatie in de axiale richting of in de radiale richting vertonen, mogelijkerwijs in combinatie.

In het bijzonder bij asymmetrische belasting van de eihouders, is het aantrekkelijk dat de transportband van zich langs de zijden van de transportband vast aangebrachte, zich in de bewegingsrichting uitstrekkende steunstroken voor het ondersteunen van de eihouders is voorzien. Hiermede wordt immers voorkomen dat de eihouders scheef gaan lopen. Vervolgens wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin tonen; Figuur 1: een doorsnede-aanzicht in de lengterichting van een transportinrichting volgens de uitvinding; Figuur 2; een detail van het in figuur 1 getoonde doorsnede-aanzicht; Figuur 3; een gedeeltelijk weggebroken dwarsdoorsnede-aanzicht van de in figuren 1 en 2 getoonde transportinrichting; en Figuur 4: een bovenaanzicht van de in figuren 1, 2 en 3 getoonde transportinrichting. De transportinrichting volgens de uitvinding, zoals deze is weergegeven in de figuur 1 omvat een eerste as 1 en een tweede, zich parallel aan de eerste as 1 uitstrekkende tweede as 2, waarvan er één, bijvoorbeeld as 2 in rotatie aandrijfbaar is door een niet in de tekening weergeven motor. De assen 1, 2 zijn gelagerd in een frame, dat niet in de tekeningen is getoond. Beide assen 1, 2 zijn voorzien van een kettingwiel 3, respectievelijk 4. Om het beide kettingwielen is een ketting 5 geslagen, waarop eihouders 6 zijn geplaatst, die zich hoofdzakelijk in de dwarsrichting van de ketting 5 uitstrekken. De transportinrichting is ingericht voor het transporteren van eieren 7 van een ei-toevoerorgaan 8 naar een ei- ontvangstorgaan 9. Zoals meer in detail is weergegeven in figuur 2, is het ei-ontvangstorgaan 9 op 5 korte afstand van de door de eihouders 6 doorlopen baan geplaatst om te voorkomen dat de van de eihouders 6 losrakende eieren 7 tussen de eihouders 6 en het ei-ontvangstorgaan 9 door vallen.

Door deze korte afstand ontstaat wel het gevaar dat, wanneer de eieren 7 niet vòòr de passage van het ei-ontvangstorgaan 9 de eihouder 6 hebben verlaten, zij klem raken tussen de eihouders 6 en het ei- ontvangstorgaan 9 en alsnog breken.

Nu is het ei-ontvangstorgaan 9 weliswaar voorzien van zich naar de transportinrichting toe uitstrekkende, van flexibel! materiaal vervaardigde punten 9a, maar deze kunnen het bovengenoemde probleem niet geheel vermijden.

Dit probleem kan worden voorkomen door het tijdig uit de eihouders 6 duwen van de eieren 7, waartoe de uitvinding een uitdrukinrichting verschaft.

Deze ei-uitdrukinrichting is weergegeven in de figuren 2 en 3. Zij omvat een aanta! langs de omtrek van het kettingwiel 3, maar op axiale afstand van het kettingwiel 3 gerangschikte stangen 10. Voor het uitdrukken van de eieren 7 over het grootste deel van de breedte van de eihouders 8, is het voldoende dat deze stangen 10 vast zijn geplaatst en met de as 1 mee roteren.

Dan dringen de stangen 10 bij het aangrijpen van de ketting 5 door het kettingwiel 3, op de juiste positie door de ruimte tussen beide eidragers van de eihouders 6 heen, waardoor eventuele eieren 7 uit de eihouders 6 worden gedrukt.

De stangen 10 kunnen zich echter niet ter plaatse van kettingwiel 3 uitstrekken omdat daarvoor de ruimte ontbreekt.

Om dit probleem op te lossen zijn de stangen 10 in axiale richting beweegbaar met de eerste as 1 verbonden.

In de in figuren 2 en 3 afgebeelde uitvoeringsvorm omvat de ei-uitdrukinrichting acht stangen 10, maar het is, in afhankelijkheid van de dimensionering van de transportinrichting, uiteraard mogelijk andere aantallen stangen 10 toe te passen.

Elk van de stangen 10 is door middel van twee armen 11, 12 verbonden met een op de eerste as 1 geplaatste en met deze as 1 mee roterende naaf 13. De verbindingen tussen de armen 11, 12 en de stangen 10, respectievelijk de naaf 13 laten onderlinge rotatie toe in een ten opzichte van de as 1 radiaal en axiaal uitstrekkende vlak, zodat de stangen 10 en de armen 11, 12 kunnen bewegen op de wijze van een parallellogram. Als gevolg daarvan kunnen de stangen 10 in axiale richting bewegen, uiteraard in combinatie met een beweging in radiale richting. Hierbij is het parallellogram zodanig gedimensioneerd dat de radiale beweging van de stangen 10 op de juiste positie naar buiten is gericht en bijdraagt aan het uit de eihouders 6 drukken van de eieren 7. Overigens is het wordt parallellogram hier slechts gebruikt om de configuratie aan te geven; het is zeer wel mogelijk dat de stang 10 niet parallel aan de as 1 is en dat beide armen 11,12 evenmin parallel zijn.

Voor het veroorzaken van deze beweging wordt gebruik gemaakt van een contourelement in de vorm van een vast aangebrachte bus 14 die is voorzien van een volgens een contour aangebrachte groef 15. Deze bus 14 is door middel van een verbindingselement 17 verbonden met het niet in de tekening weergegeven frame van de ei-transportinrichting, waarin overigens ook de assen 1 en 2 zijn gelagerd en waaraan de aandrijving voor de aangedreven as is bevestigd. De het verst van kettingwiel 3 gelegen armen 12 is voorzien van een nok 16 die zich uitstrekt tot in de groef 15. Tijdens het draaien van de as 1 en daarmede van de samenstellen van de stang 10 en de armen 11, 12 de parallellogrambeweging uit daar de nokken 16 de armen 12 doen roteren. Daar de bus 14 stil staat is er een onderlinge beweging tussen de nok 16 en de groef 15 in de bus 14. Als gevolg van deze beweging wordt de nok, en worden daarmede de arm 12 geroteerd en voert de stang 10 een beweging in axiale richting uit. Hierdoor strekken de stang 10 zich op de plaats waar de eieren 7 uitgedrukt dienen te worden om klemmen te voorkomen, ook uit tot over de positie van het kettingwiel 3, waardoor ook ter plaatse van het kettingwiel 3 aanwezig eieren 7 worden uitgedrukt. Hierbij wordt opgemerkt dat de hierboven toegelichte uitdrukinrichting in tweevoud aanwezig is en wel aan weerszijden van het kettingwiel 3, zoals blijkt uit figuur 3.

Hierdoor wordt de positie van het kettingwiel 3 van twee zijden benaderd door de stangen 10, waardoor kan worden volstaan met een matige slag van de beweging van de stangen 10. De eihouders 6 worden door de ketting 5 in hun midden ondersteund en in beweging meegenomen. Het is niet uit te sluiten dat aan één zijde van de ketting een groter aantal eieren 7 op de eihouder 6 rust dan aan de andere zijde van de ketting 5, waardoor de eihouder 6 asymmetrisch wordt belast. Om een scheve positie van de eihouder 6 te voorkomen zijn aan beide zijden van de baan van ketting 5, en wel tenminste over dat deel van de baan waarin eieren 7 worden getransporteerd, steunstroken 18 onder beide einden van de eihouders 6 geplaatst, zoals blijkt uit figuur 4. Vervolgens zal de werking van de inrichting volgens de uitvinding worden toegelicht.

Eieren 7 worden van het ei-toevoerorgaan 8 getransporteerd naar het ei- ontvangstorgaan 9. Hiertoe deponeert het ei-toevoerorgaan te transporteren eieren 7 op daaronder passerende eihouders 6 van de transportinrichting. De eihouders 7 nemen de eieren 6 mee over het traject waarover de eieren 7 dienen te worden getransporteerd naar het ei-ontvangstorgaan 9, waarbij kort voor het bereiken hiervan, waar de eieren 7 een richtingsverandering naar beneden toe ondergaan en op het ei-ontvangstorgaan terechtkomen. Het draaien van de as 1 en het kettingwiel 3 doet de uitdrukinrichting, omvattende de stangen 10 en de armen 11, 12 meeroteren, waarbij de stangen 10 elk op de radiale positie ter plaatse van de ruimte tussen de dragers van de eihouders 6 terechtkomen. Door de in de bus 14 aangebrachte contourgroef 15 worden de aan de armen 12 bevestigde nokken 16 geroteerd, hetgeen het parallellogram doet bewegen, waarbij de contour zodanig is gekozen dat bij het bereiken van de bovenste positie van de stang 10 of kort daarna, de stang 10 in hoofdzakelijk axiale richting wordt verplaatst naar het kettingwiel 3 toe en wel tot aan de buitenzijde van het kettingwiel 3. Hierdoor worden niet alleen eieren uit de eihouder 6 buiten het kettingwiel 3 naar buiten geduwd, maar tevens ter plaatse van het kettingwiel 3, daar de stangen zich ook ter plaatse van de kettingwielen uitstrekken. Na het passeren van het ei-ontvangstorgaan 9 bewegen, als gevolg van de vormgeving van de contourgroef 15 de stangen 10 weer terug naar hun oorspronkelijke positie opdat de ketting 5 zich van het kettingwiel 3 kan scheiden zonder gehinderd te worden door de stangen 10. Het zal duidelijk zijn dat — binnen het kader van de uitvinding — diverse veranderingen kunnen worden uitgevoerd aan de hierboven toegelichte constructie, zoals een afwijking van de parallellogramvorm en de vorm van de eihouders.

Claims (11)

Conclusies

1. Transportinrichting voor eieren, omvattende: - tenminste een eerste en een tweede as, waarbij tenminste de eerste as in rotatie aandrijfbaar is, - waarbij op de eerste as tenminste een eerste kettingwiel concentrisch en op afstand van de zijden van de transportinrichting is geplaatst en op de tweede as tenminste een tweede kettingwiel concentrisch en op afstand van de zijden van de transportband is geplaatst, - tenminste één ketting die geleid is over tenminste het eerste en het tweede kettingwiel; - een aantal langwerpige, zich elk dwars op de bewegingsrichting, aan weerszijden van de ketting op onderling regelmatige afstand uitstrekkende en met de ketting verbonden eihouders, die elk zijn ingericht voor het houden van een aantal eieren; en - waarbij de eihouders zijn ingericht bij het kantelen om hun lengte-as als gevolg van het passeren van het eerste kettingwiel, lossen van de op de eihouder geplaatste eieren, gekenmerkt door tenminste één naast het tenminste eerste kettingwiel geplaatste uitdrukinrichting, die is ingericht voor het uit de einouders drukken van door de eihouders gehouden eieren wanneer de eihouder het eerste kettingwiel passeert.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de uitdrukinrichting voorzien is van een aantal uitdrukelementen, die elk zijn ingericht zich bij passage van het eerste kettingwiel, tenminste zijdelings naast het kettingwiel door de eihouders gehouden eieren uit de eihouders te drukken; en - dat de uitdrukelementen voor rotatie met de eerste as zijn verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tenminste een deel van het aantal uitdrukelementen is ingericht voor het uit de eihouders drukken van ter plaatse van het kettingwiel door de eihouders gehouden eieren.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de eihouders elk twee langwerpige, zich onderling hoofdzakelijk dwars op de bewegingsrichting uitstrekkende dragers omvatten en dat de uitdrukelementen zijn ingericht zich bij passage van het eerste kettingwiel tot tussen de dragers te bewegen.

5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat op elk van de assen slechts een enkel kettingwiel is geplaatst, de inrichting slechts een enkele ketting omvat en dat aan weerszijden van het eerste kettingwiel uitdrukelementen zijn voorzien.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat elk van de uitdrukelementen is ingericht voor het uit de eihouders drukken van ter plaatse van het kettingwiel door de eihouders gehouden eieren en dat de uitdrukelementen zijn ingericht zich bij passage van het eerste kettingwiel tevens in de axiale richting van de as naar het kettingwiel toe te bewegen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de uitdrukelementen elk een stang omvatten die zich hoofdzakelijk in axiale richting uitstrekt en dat de stang met een component in zijn lengterichting beweegbaar is.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de pen door middel van twee draaibaar met de stang verbonden armen, die aan hun van de stang afgekeerde einde met de as zijn verbonden, is verbonden met de as en dat de stang, de as en de armen tezamen een parallellogram vormen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat één van de armen is verbonden met een nok die in contact is met een vast aangebracht contourelement dat is ingericht voor het doen bewegen van de nokken.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het contourelement is voorzien van een groef, tot waarin de nokken zich uitstrekken.

11. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportband van zich langs de zijrand van de transportband vast aangebrachte, zich in de bewegingsrichting uitstrekkende steunranden voor het ondersteunen van de eihouders is voorzien.