NL2024723B1 - Scherminrichting - Google Patents

Scherminrichting Download PDF

Info

Publication number
NL2024723B1
NL2024723B1 NL2024723A NL2024723A NL2024723B1 NL 2024723 B1 NL2024723 B1 NL 2024723B1 NL 2024723 A NL2024723 A NL 2024723A NL 2024723 A NL2024723 A NL 2024723A NL 2024723 B1 NL2024723 B1 NL 2024723B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
screen cloth
pulling
longitudinal edge
screen
longitudinal
Prior art date
Application number
NL2024723A
Other languages
English (en)
Inventor
Van Der Meer Allard
Cornelis Van Roest Willem
Original Assignee
Bom Holding B V
Snelder B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bom Holding B V, Snelder B V filed Critical Bom Holding B V
Priority to NL2024723A priority Critical patent/NL2024723B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2024723B1 publication Critical patent/NL2024723B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/22Shades or blinds for greenhouses, or the like
    • A01G9/227Shades or blinds for greenhouses, or the like rolled up during non-use
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/02Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
    • E04F10/06Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
    • E04F10/0607Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building with guiding-sections for supporting the movable end of the blind
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/02Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins
    • E04F10/06Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of flexible canopy materials, e.g. canvas ; Baldachins comprising a roller-blind with means for holding the end away from a building
    • E04F10/0633Arrangements for fastening the flexible canopy material to the supporting structure
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/56Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor
    • E06B9/66Operating, guiding or securing devices or arrangements for roll-type closures; Spring drums; Tape drums; Counterweighting arrangements therefor with a roller situated at the bottom
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Operating, Guiding And Securing Of Roll- Type Closing Members (AREA)

Abstract

Beschreven is een scherminrichting voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk, het schermdoek omvattende een eerste langsrand en een tegenoverliggende tweede 5 langsrand, waarbij elk van de langsranden een rij bevestigingstanden omvat, waarbij de scherminrichting omvat: - een eerste liggerprofiel en een tweede liggerprofiel, waarbij ten minste één van de liggerprofielen aan het bouwwerk bevestigbaar is en waarbij beide liggerprofielen zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en langgerekte opnamekamers omvatten voor het 10 daarin doorvoeren van een rij bevestigingstanden, waarbij het schermdoek met de bevestigingstanden van de eerste langsrand aan het eerste liggerprofiel en met de bevestigingstanden van de tweede langsrand aan het tweede liggerprofiel bevestigbaar is; - een trekeenheid omvattende een eerste en tweede trekelement dat bevestigd is aan een trekuiteinde van de eerste en tweede langsrand van het schermdoek; 15 - een aandrijving voor het door verplaatsen van het eerste en tweede trekelement in hoofdzaak in langsrichting uitoefenen van respectievelijk een eerste en tweede trekkracht op de eerste en tweede langsrand. [fig. 5]

Description

SCHERMINRICHTING De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of kas voor het telen van gewas. De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een dergelijke inrichting en een schermdoek en op een bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of kas, waarin één of meer van dergelijke inrichtingen zijn aangebracht.
In een warenhuis of kas voor het telen van gewas is het belangrijk om de toetreding van buitenlicht tot het gewas te regelen met behulp van een aan de bouwkundige steunconstructie van IO het warenhuis of kas aangebrachte schermdoek. Het is gebruikelijk het schermdoek in langgerekte banen onder het dak van het warenhuis of de kas aan te brengen door de langsranden van het schermdoek aan liggerprofielen te bevestigen. Deze liggerprofielen kunnen stationaire liggerprofielen zijn, bijvoorbeeld profielen die direct aan de steunconstructie zijn bevestigd, of kunnen in dwarsrichting verplaatsbare liggerprofielen zijn. Laatstgenoemde liggerprofielen kunnen op bekende wijze via één of meer aandrijfmechanismen in verplaatst worden. Deze liggerprofielen maken het mogelijk om - wanneer het warenhuis of de kas in gebruik is - bij verplaatsing van de profielen in dwarsrichting de schermdoekbanen breder of smaller te maken om zodoende de lichtinval te verkleinen of te vergroten.
Wanneer bij de bouw van een nieuwe kas of warenhuis het schermdoek moet worden aangebracht en/of bij een bestaand warenhuis of bestaande kas een schermdoek moet worden verwisseld, is relatief veel tijd nodig, met name bij relatief lange schermdoeken (bij voorbeeld schermdoeken met een lengte van 75 m of meer, bij voorbeeld 100-200 m). Het aanbrengen van dergelijk schermdoek aan de liggerprofielen is dus een tijdrovend karwei. Bovendien vergt dit vaak relatief veel mankracht en kunnen er soms beschadigingen van het schermdoek optreden.
Er zijn talloze manieren bedacht om een schermdoek van een warenhuis of kas aan één of meer van de stationaire en/of beweegbare liggerprofielen aan te brengen. Deze manieren zijn soms onveilig, belastend voor het schermdoek en/of vergen een relatief grote arbeidsinspanning.
In bepaalde uitvoeringen wordt gebruik gemaakt van zogenaamde losse doekclips waarmee het schermdoek op een beperkt aantal verschillende posities aan een ligger kan worden vastgeklemd. Het gebruik van doekclips vergt nogal wat menselijke arbeid en heeft daarom vaak niet de voorkeur, In deze uitvoeringen is het zo dat het schermdoek eerst in het warenhuis of de kas wordt aangebracht en pas daarna de doekclips worden gemonteerd. Het aanbrengen gebeurt dan door het doek vanaf een zijde van het warenhuis of de kas in te trekken door het uiteinde van het schermdoek in een punt te vormen en dan een trekkoord aan de punt van het schermdoek te bevestigen. Bij deze wijze van intrekken wordt een grote kracht op het schermdoek uitgeoefend waardoor de banden in het schermdoek blijvend vervormd kunnen geraken en/of er sprake kan zijn van een ongewenste mate van uitrekking van het schermdoek.
Het is tevens bekend om het gebruik van doekclips te vermijden of te verminderen door het schermdoek aan beide langsranden te voorzien van een langgerekte strip met daarop aangebracht een rij geleidingsorganen die in een uitsparing in een profiel te geleiden zijn. De uitsparing is echter zodanig van vorm dat de geleidingsorganen de neiging hebben om in de uitsparing vast te lopen. Een eenmaal vastgelopen schermdoek kan eenvoudig beschadigd worden. Voorts hebben de bekende geleidingsorganen een complexe en specifieke vorm en zijn deze kostbaar om te vervaardigen.
Document NL 2009720 A openbaart bij voorbeeld een dergelijke installatie waarin schermdoek aan de bouwkundige constructie van een warenhuis of kas wordt aangebracht door de langsranden van de het schermdoek te voorzien van een pijlvormig kernprofiel waarvan het kopdeel opgenomen kan worden in een klemprofiel. Het klemprofiel heeft hierbij klemwangen die op de langsrand van het schermdoek klemmen. Het schermdoek kan aldus tussen twee klemprofielen worden aangebracht en in longitudinale richting langs het klemprofiel getrokken worden om het schermdoek onder het dak van het warenhuis of de kas te positioneren. Het in longitudinale richting langs de klemprofielen trekken van het schermdoek vindt plaats door een centrale intrekkabel te laten trekken aan een dwarsbalk die zich uitstrekt tussen de beide en waarvan de uiteinden afsteunen in de tegenover elkaar gepositioneerde klemprofielen. De centrale intrekkabel splitst zich in twee of meer kabeldelen. Eén kabeldeel wordt gekoppeld met de dwarsbalk ter plaatse van een eerste zijde en het andere kabeldeel wordt gekoppeld met de dwarsbalk ter plaatse van een tweede, tegenoverliggend uiteinde. De kabeldelen en de dwarsbalk vormen als het ware een intrekdriehoek waarmee het kopse uiteinde van het schermdoek langs de constructie van het warenhuis of de kas verplaatst kan worden. Door met een intrekeenheid aan de centrale intrekkabel te trekken, wordt via de intrekdriehoek een trekkracht op beide kabeldelen uitgeoefend. De kabeldelen leiden deze trekkracht door naar de respectievelijke zijden van het schermdoek. Door de centrale intrekkabel in te trekken, worden dus de langsranden van het schermdoek door de klemprofielen getrokken, waardoor het schermdoek tussen de klemprofielen wordt geleid.
Aan de bekende wijze van aanbrengen van een schermdoek in een warenhuis of kas kleeft echter een aantal bezwaren. Allereerst loopt het schermdoek relatief stroef in de klemprofielen. Bij het intrekken van het schermdoek (d.w.z. het bij montage van het schermdoek onder het dak van het warenhuis of kas verplaatsen hiervan) is de kans op vastlopen en/of beschadiging van het schermdoek relatief groot. Verder is de bekende constructie complex en Kostbaar, vergt het "zwaar lopen" van het schermdoek een constructief sterke trekconstructie en een relatief zware (elektromotor van de) intrekeenheid en/of geraakt de bekende constructie relatief snel bevuild.
Een verder bezwaar is dat als eerste de intrekdriehoek (kabeldelen en dwarsbalk) apart aan het schermdoek bevestigd moet worden, hetgeen arbeidsintensief is.
Verder kan de situatie optreden, bij voorbeeld bij verschil in wrijvingskrachten die optreden als gevolg van de wrijving tussen elk van de langsranden met het bijbehorende klemprofiel, de intrekdriehoek asymmetrisch wordt belast en hierdoor zichzelf en het daaraan bevestigde schermdoek scheef kan trekken.
Verschillen in wrijvingskracht kunnen ontstaan door materiaalverschillen tussen verschillende klemprofielen, bijvoorbeeld verschil in materiaaleigenschappen van het spant- en schermprofiel.
Bij het scheeftrekken van de intrekdriehoek of soortgelijke storingen is er een reële kans op vastlopen van het schermdoek in een klemprofiel.
Het vastgelopen schermdoek moet handmatig weer losgetrokken worden.
Bovendien is er kans op beschadiging van het schermdoek als gevolg van het scheeftrekken, zeker als het scheeftrekken leidt tot vastlopen van het schermdoek.
Ook al loopt het schermdoek niet vast, dan nog kan het zo zijn dat het schermdoek niet optimaal wordt gepositioneerd: er kunnen in het schermdoek spanningen komen te staan en het schermdoek kan enigszins worden uitgerekt, hetgeen ervoor zorgt dat het schermdoek een relatief lange tijd nodig heeft om zich weer terug te zetten en/of zelfs tot blijvende schade aan het schermdoek kan leiden.
Verder kan een scheefgetrokken dwarsbalk tot vastlopen of zelfs tot schade aan de klemprofielen en/of de bouwkundige constructie van het warenhuis of de kas zelf leiden.
Het is een doel een scherminrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk te verschaffen waarin ten minste één van de hierboven beschreven bezwaren en/of andere bezwaren ten minste gedeeltelijk zijn ondervangen.
Het is tevens een doel een dergelijke scher scherminrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk te verschaffen die relatief weinig gevoelig zijn voor storingen, het schermdoek in hoofdzaak spanningsvrij en/of met minimale uitrekking kunnen aanbrengen Volgens een eerste aspect kan ten minste één van de doelen ten minste gedeeltelijk bereikt worden in een scherminrichting voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of Kas voor het telen van gewas, het schermdoek omvattende een eerste langsrand en een tegenoverliggende tweede langsrand, waarbij elk van de langsranden een rij bevestigingstanden omvat, waarbij de scherminrichting omvat: - een eerste liggerprofiel en een tweede liggerprofiel, waarbij ten minste één van de liggerprofielen aan het bouwwerk bevestigbaar is en waarbij beide liggerprofielen zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en langgerekte opnamekamers omvatten voor het daarin doorvoeren van een rij bevestigingstanden, waarbij het schermdoek met de bevestigingstanden van de eerste langsrand aan het eerste liggerprofiel en met de bevestigingstanden van de tweede langsrand aan het tweede liggerprofiel bevestigbaar is; - een trekeenheid omvattende:
- een eerste trekelement dat bevestigd is aan een trekuiteinde van de eerste langsrand van het schermdoek; - een tweede trekelement dat bevestigd is aan een tegenoverliggend trekuiteinde van de tweede langsrand van het schermdoek; - een met zowel het eerste als tweede trekelement gekoppelde aandrijving voor het door verplaatsen van het eerste en tweede trekelement in hoofdzaak in langsrichting uitoefenen van respectievelijk een eerste trekkracht op de eerste langsrand en een tweede trekkracht op de tweede fangsrand van het schermdoek zodat de langsranden van het schermdoek door de opnamekamers van de liggerprofielen getrokken worden.
Intrekken van het schermdoek tijdens de installatie daarvan gaat sneller omdat géén intrekdriehoek gemonteerd hoeft te worden en dus arbeidsbesparing genereert. Door verder slechts in langsrichting aan het respectievelijk trekuiteinde (d.w.z. het kopse uiteinde) van de langgerekte baan schermdoek te trekken, kan het schermdoek soepel en met een kleiner risico op stroef lopen of zelfs vastlopen, langs de liggerprofielen getrokken worden. Eventueel optredende verschillen in benodigde intrekkracht, bijvoorbeeld veroorzaakt door verschillen in wrijving links en rechts, worden beter opgeheven door het gebruik van de twee aparte trekelementen, zodat het intrekproces om het schermdoek in het bouwwerk aan te brengen in het algemeen met minder storingen te kampen heeft. Bij gebruik van de traditionele intrekdriehoek is er bij verschillen in wrijving sprake van een asymmetrisch belasting waardoor het risico bestaat dat deze intrekdriehoek zichzelf scheeftrekt en vastloopt tijdens het installeren.
De genoemde verschillen in wrijving kunnen bijvoorbeeld ontstaan door vervuiling van de liggerprofielen en/of door materiaalverschillen tussen de twee Hggerprofielen, bijvoorbeeld een stationair spantprofiel en een in dwarsrichting (dwars op de langsrichting) verplaatsbaar schermprofiel.
De trekeenheid is bij voorkeur ingericht voor het met in hoofdzaak dezelfde snelheid trekken van de eerste Jangsrand als de tweede langsrand door respectievelijk de eerste opnamekamer van het eerste liggerprofiel en de tweede opnamekamer van het tweede liggerprofiel.
In een uitvoeringsvorm is de trekeenheid ingericht voor het variëren van de trekkracht op elk van de trekelementen tijdens verplaatsen van de trekelementen in afhankelijkheid van de door de langsranden ondervinden wrijving met de liggerprofielen.
In een uitvoeringsvorm is de aandrijving ingericht voor het synchroon verplaatsen van het eerste en tweede trekelement.
In een uitvoeringsvorm omvat de aandrijving een aandrijfmotor met één of meer roteerbare aandrijfassen. Hierbij kan één van de aandrijfassen zijn voorzien van een eerste bevestigingselement waaraan het eerste trekelement bevestigd kan worden voor het bij rotatie van de roteerbare aandrijfas opwikkelen van het eerste trekelement. Verder kan deze aandrijfas en/of een andere aandrijfas voorzien zijn van een tweede bevestigingselement waaraan het tweede trekelement bevestigd kan worden voor het bij rotatie van de roteerbare aandrijfas opwikkelen van het tweede trekelement.
In een uitvoeringsvorm omvat de scherminrichting een eerste aandrijfmotor met cen 5 eerste aandrijfas voorzien van een eerste haspel en een tweede aandrijfmotor met een tweede aandrijfas voorzien van een tweede haspel, waarbij de eerste aandrijfmotor is ingericht voor het opwikkelen van het eerste trekelement en de tweede aandrijfmotor is ingericht voor het opwikkelen van het tweede trekelement.
In verdere uitvoeringen is het eerste trekelement bevestigd aan het schermdoek ter plaatse van de eerste rij bevestigingstanden en het tweede trekelement bevestigd aan het schermdoek ter plaatse van de tweede rij bevestigingstanden. In het bijzonder kunnen de intrekelementen aan een bevestigingsband bevestigd worden waar de bevestigingstanden mee aan de rest van het schermdoek zijn bevestigd, en/of kunnen de intrekelementen direct aan de bevestigingstanden zelf bevestigd worden. Hierdoor kan het schermdoek nagenoeg spanningsvrij worden ingetrokken.
Verder is de kans op vastlopen of zwaar lopen verminderd. Het zwaar lopen of vastlopen wordt immers veroorzaakt door het scheeftrekken van het schermdoek en de daaraan gekoppelde bevestigingstanden en/of door het uitoefenen van dwarskrachten op de bevestigingstanden. Door de trekelementen zo dicht mogelijk bij de bevestigingstanden aan te laten grijpen worden er bij het trekken hoofdzakelijk slechts langskrachten op de bevestigingstanden uitgeoefend zodat het risico minimaal is Bij voorkeur is het eerste trekuiteinde van het schermdoek slechts via het schermdoek met het andere trekuiteinde van het schermdoek verbonden. Er is dan dus geen constructieve (stijve) koppeling tussen het eerste en het tweede trekuiteinden. De beide trekuiteinden kunnen in hoofdzaak onafhankelijk van elkaar langs de opnamekamers verschoven worden, hetgeen de mate van souplesse waarmee het schermdoek wordt ingetrokken ten goede komt. Verder kan de onderlinge verbindingsbalk achterwege blijven. Ook dit kan een positieve invloed hebben op het gemak waarmee de bevestigingstanden langs de opnamekamer te geleiden zijn (geen scheeftrekken van de bevestigingstanden door de aanwezigheid van een dergelijke verbindingsbalk).
In een bepaalde uitvoeringsvorm is omvat de scherminrichting tevens een aan het bouwwerk of op een ondergrond te bevestigen roteerbare rol, waar het schermdoek op- en af te wikkelen is. De rol kan een rolaandrijving omvatten die is ingericht voor het zodanig roteren van de rol dat het schermdoek op de roteerbare rol wordt opgewikkeld. Na gebruik kan het schermdoek aldus snel en eenvoudig worden opgeborgen.
Voor het afwikkelen wordt er gebruik gemaakt van de eerder genoemde trekeenheid.
Deze kan zoveel trekkracht op het schermdoek aanbrengen dat door verplaatsing van de trekelementen het schermdoek van de roteerbare rol wordt afgewikkeld.
In een uitvoeringsvorm heeft het eerste liggerprofiel een zich in langsrichting uitstrekkend eerste bevestigingsdeel met een langgerekte eerste opnamekamer en een ten opzichte van de eerste opnamekamer vernauwde doorgang. Het tweede liggerprofiel heeft een zich in langsrichting uitstrekkend tweede bevestigingsdeel met een langgerekte tweede opnamekamer en een ten opzichte van de tweede opnamekamer vernauwde doorgang. De bevestigingstanden zijn hierbij voorzien van verdikkingen die te groot zijn om door de vernauwde doorgang te gaan en klein genoeg zijn om in de opnamekamer geplaatst te worden. De bevestigingstanden corresponderende verder bij voorkeur met die van een ritssluiting, in het bijzonder een helft van een ritssluiting. De doorsnede van de verdikkingen aan de vrije uiteinden van de bevestigingstanden is minimaal circa 0,5 mm en maximaal circa 2 mm groter dan de dwarsdoorsnede van de opnamekamer en waarbij het aantal bevestigingstanden per strekkende centimeter groter is dan 2, bij voorkeur groter is dan 5 of met nog meer voorkeur groter is dan 10.
Volgens een ander aspect wordt voorts een werkwijze verschaft voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of kas voor het telen van gewas, waarbij het schermdoek een eerste langsrand en een tegenoverliggende tweede langsrand omvat en elk van de langsranden een rij bevestigingstanden omvat, en waarbij het bouwwerk voorzien is van een willekeurige uitvoering van de hierin beschreven scherminrichting, de werkwijze omvattende: - het invoeren van eerste bevestigingstanden in de eerste opnamekamer van het eerste liggerprofiel en het invoeren van tweede bevestigingstanden in een tweede opnamekamer van het tweede liggerprofiel; - het bevestigen van een eerste trekelement aan een trekuiteinde van de eerste langsrand van het schermdoek en het bevestigen van een tweede trekelement aan een tegenoverliggend trekuiteinde van de tweede langsrand van het schermdoek; - het door het verplaatsen van het eerste en tweede trekelement in hoofdzaak in Jangsrichting uitoefenen van respectievelijk een eerste trekkracht op de eerste langsrand en een tweede trekkracht op de tweede langsrand van het schermdoek om beide langsranden van het schermdoek door de opnamekamers van de liggerprofielen te trekken.
De werkwijze omvat verder bij voorbeeld nog het met in hoofdzaak dezelfde snelheid trekken van de eerste langsrand als de tweede langsrand door respectievelijk de eerste opnamekamer van het eerste liggerprofiel en de tweede opnamekamer van het tweede liggerprofiel.
In bepaalde uitvoeringen omvat de werkwijze het variëren van de trekkracht op elk van de trekelementen tijdens het verplaatsen van de trekelementen in afhankelijkheid van de door de langsranden ondervinden wrijving met de liggerprofielen, in het bijzonder het verhogen van de trekkracht wanneer de door een langsrand van het schermdoek ondervonden wrijvingskracht toeneemt en het verlagen van de trekkracht wanneer de door een langsrand van het schermdoek ondervonden wrijvingskracht afneemt. In verdere uitvoeringen omvat de werkwijze het synchroon verplaatsen van het eerste en tweede trekelement.
Het verplaatsen van het schermdoek vindt in bepaalde uitvoeringen plaats door het op een eerste haspel opwikkelen van het cerste trekelement en het op een tweede haspel opwikkelen van het tweede trekelement.
De liggers van de scherminrichting zijn ofwel stationair ofwel beweegbaar ten opzichte van de steunconstractie. Door de beweegbare ligger te verplaatsen kan het schermdoek worden uitgevouwen of ingevouwen om de hoeveelheid licht dat het warenhuis of de kas binnendringt {of vanuit het warenhuis of de kas naar buiten treedt) te vergroten of te verkleinen. Deze verplaatsing kan op bekende wijze via één of meer aandrijfmechanismen gerealiseerd worden. In veel gevallen zal bij het bouwen van een warenhuis of kas eerst de steunconstructie en de genoemde liggers worden aangebracht en pas daarna is het schermdoek aan de beurt.
Bij voorkeur is het bevestigingsorgaan gevormd van een deel van een ritssluiting. Ritssluitingen worden in vele verschillende soorten en maten en in grote aantallen geleverd en zijn beschikbaar voor veel verschillende toepassingen. Ze zijn relatief goedkoop, betrouwbaar en gemakkelijk te verwerken. In feite kan gebruik worden gemaakt van een halve ritssluiting, dat wil zeggen een ritssluiting zonder de gebruikelijke slider/schuiver en slechts met één in plaats van de gebruikelijke twee van tanden voorziene banden (tapes).
Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren, waarin tonen: Figuur 1 een gedeeltelijk weggenomen, schematisch bovenaanzicht in perspectief van een op een ondergrond geplaatst warenhuis (of kas) dat geschikt is voor het daarin telen van gewas en voorzien is van een aantal scherminrichtingen volgens verschillende uitvoeringsvormen; Figuur 2 een dwarsdoorsnede door het warenhuis van figuren 1, Gen 7; Figuur 3 een detailaanzicht van de bevestiging van het schermdoek aan een liggerprofiel; Figuren 4A en 4B verschillende detailaanzichten van een schermdoek voorzien van een rij bevestigingstanden die in een opnamekamer van één van de liggerprofielen worden geritst; Figuur 5 een schematisch, deels weggenomen, weergaven in bovenaanzicht van het intrekken van een schermdoek met behulp van een intrekdriehoek; Figuren 6A en 6B schematische weergaven in bovenaanzicht van het intrekken van een schermdoek met behulp van een eerste uitvoering van de uitvinding, in respectievelijk een tussenstand en een eindstand; en Figuur 7 een schematische weergave in bovenaanzicht van het intrekken van een schermdoek met behulp van een tweede uitvoering waarmee de trekelementen onafhankelijk van elkaar zijn in te trekken.
Figuur 1 toont een ondergrond (O) waarop een steunconstructie 2 van een bouwwerk, in meer specifiek een warenhuis of kas 1, is aangebracht. De steunconstructie omvat een aantal staanders en liggers en is uitgevoerd om een aantal scherminrichtingen te dragen waarmee de lichtinval op het in het warenhuis geteelde gewas en/of de lichtuittrede uit de kas kan worden geregeld. De steunconstructie 2 kan hierbij tevens als steun dienen voor de transparante gevels en daken 5, welke bijvoorbeeld zijn opgebouwd uit een aantal glazen panelen. In een andere, niet weergegeven uitvoeringsvorm is echter hiervoor een aparte steunconstructie voorzien.
Steunconstructie 2 omvat in de getoonde uitvoeringsvormen cen aantal verticale staanders 3 waaraan een aantal horizontale stationaire (d.w.z. niet-verplaatsbare) langsliggers 4 is IO aangebracht. De langsliggers 4 strekken zich uit in een langsrichting (richting Py). Tevens kunnen er dwarsliggers 5 zijn voorzien die zich in dwarsrichting (richting Py) uitstrekken. In de getoonde situatie is de steunconstructie 2 voorzien van een tweetal horizontale scherminrichtingen 10,10 voor het regelen van de lichtinval/lichtuittrede van het dak. De gebruikelijke overige scherminrichtingen voor de overige gevels zijn voor de duidelijkheid van de tekening weggelaten.
Aan de stationaire langsliggers 4 zijn (stationaire) liggerprofielen 7 (hierin ook wel spantprofielen genoemd) bevestigd die gebruikt worden om daaraan een langsrand van het schermdoek 6 te bevestigden. Evenwijdig aan de stationaire langsliggers 4 kan in bepaalde uitvoeringen een aantal verplaatsbare langsliggers 8, bijvoorbeeld in de vorm van verplaatsbare liggerprofielen 9 (hierin ook wel schermprofielen genoemd), aangebracht. In de getoonde uitvoering is er per scherminrichting 10, 10° voorzien in één enkele verplaatsbare langsligger 8. Deze verplaatsbare langslggers 8 zijn in dwarsrichting (Pa) verplaatsbaar via een aandrijfmechanisme omvattende een aan de steunconstructie van de kas aangebrachte aandrijfmotor 17 (figuurl, figuur 2) met een roteerbare aandrijfas waarmee een lusvormige spandraad 15 verplaatst kan worden. Verplaatsing van de spandraad 15 zorgt voor een verplaatsing in dwarsrichting (Py) van de verplaatsbare langsligger 8.
Het schermdoek 6 wordt in bepaalde uitvoeringen aangebracht aan twee tegen over elkaar liggende stationaire liggerprofielen 7. In andere uitvoeringen wordt het schermdoek echter aan één langszijde aangebracht aan een stationair liggerprofiel 7 en aan de tegenoverliggende langszijde aangebracht aan een verplaatsbaar liggerprofiel 9. In de laatstgenoemde uitvoeringen is het mogelijk om wanneer het schermdoek 6 eenmaal geïnstalleerd (en dus ingetrokken) is, de lichttoetreding of lichtuittreding te regelen door een schermdoek 6 in dwarsrichting te verplaatsen.
In de getoonde uitvoeringen wordt het schermdoek 6 aangebracht aan de liggerprofielen 7,9 met behulp van aan weerszijden van het schermdoek voorziene bevestigingstanden 14 (figuren 3, 4A-4C). De wijze van bevestiging van het schermdoek aan de langsliggers zal later in meer detail beschreven worden.
Tussen de stationaire langsliggers 4 zijn zich in dwarsrichting uitstrekkende spandraden 15,16 aangebracht. De spandraden 16 zijn stationaire spandraden en strekken zich boven en onder het schermdoek 6 uit. De eerder genoemde spandraden 15 zijn lusvormig en strekken zich onder het schermdoek 6 uit. Spandraden helpen onder meer bij het geleiden van de verplaatsbare schermprofielen 9 en bieden ook de mogelijkheid om daarop het schermdoek 6 op te vangen, bijvoorbeeld tijdens de bevestiging daarvan aan de liggerprofielen. De spandraden 15, 16 kunnen zijn vervaardigd van polyester of, bij voorkeur, van vlamvertragend materiaal om bij brand het knappen van de spandraden tegen te gaan. Een voorbeeld van een dergelijk type spandraad is beschreven in EP 1 790 213 Al, de inhoud waarvan als hier ingelast dient te worden beschouwd.
Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van een tweetal langsligger 4, 4'. Aan langsligger 4 is een stationair liggerprofiel 7 of spantprofiel bevestigd. Het stationaire liggerprofiel 7 omvat een zich horizontaal uitstrekkende opnamekamer 29 voor het daarin opnemen van bevestigingstanden van een eerste langsrand van het schermdoek 6. Tussen de beide langsliggers 4.4" is een verplaatsbare langsligger 8 aangebracht. De verplaatsbare langsligger 8 omvat een liggerprofiel 9 dat aan de bovenzijde via een bovenste draadgeleider 30 en aan de onderzijde via een onderste draadgeleider 31 geleid wordt. Aan de naar de langsligger 4 gerichte zijde van liggerprofiel is een horizontale opnamekamer 32 voorzien voor het daarin opnemen van bevestigingstanden van een tweede langsrand van het schermdoek 6. Aan de tegenoverliggende zijde, d.w.z. de zijde die gericht is naar de volgende langsligger 4, is een flexibele afstandhouder 35 aangebracht om de verplaatsbare langsligger 8 op gepaste afstand te houden.
Beide liggerprofielen 7,9 zijn zodanig uitgevoerd dat in elk daarvan een langgerekte, zich in hoofdzaak langs de gehele lengte van het liggerprofiel 7,9 verlopende opnamekamer 29,32 gevormd is waarbij tussen de opnamekamer 29,32 en de buitenwereld een nauwe, spleetvormige doorgang 33 voorzien is. De breedte van de doorgang heeft bij voorkeur over de gehele lengte van de ligger een in hoofdzaak constante waarde, bijvoorbeeld een waarde tussen 1,0 mm en 2,0 mm, of, bij voorkeur, tussen ca. 1,1-1,3 mm.
In elk van de opnamekamers 29,32 kan op de hierna beschreven wijze een Tij bevestigingstanden van één van de langsranden van het schermdoek 6 worden aangebracht. De bevestigingstanden 37 (figuur 3, 4A, 4B) zijn langs beide langsranden 38,39 van het schermdoek 6 en omvatten in deze uitvoering de helft van een rits. De bevestigingstanden 37 zijn met behulp van een bevestigingsband 40 aan de rest van het schermdoek 6 bevestigd. De bevestigingsband 40 is in de getoonde uitvoeringsvorm een weefselband. Het gebruik van een weefsel heeft het voordeel dat dit eenvoudig aan het schermdoek te bevestigen is, bijvoorbeeld door het weefsel vast te naaien of vast te sealen. Bij voorkeur wordt een weefsel van een vergelijkbare soepelheid als die van het schermdoek gebruikt. In andere uitvoeringen wordt er een stijvere bevestigingsband toegepast teneinde het inrijgen of aanritsen van de schermdoek te vergemakkelijken
Het weefselband kan bijvoorbeeld een weefsel van katoen of polyester zijn. Het weefsel kan via stiksels 41 vastgenaaid zijn aan de langsrand van het schermdoek 6. In andere gitvoeringsvormen wordt de weefselband 40 op andere wijze aan het schermdoek aangebracht, bijvoorbeeld in een "sealing" proces. Verder is in andere uitvoeringsvormen de band niet gevormd vaneen weefsel, maar bijvoorbeeld gevormd van een strook kunststof of rubber.
Elk van de bevestigingstanden 37 omvat een voet 42, een hals 44 en een kop 43. De kop 43 is een verdikking aan het vrije uiteinden van de bevestigingstand. De verdikking (kop) is breder dan de hals 44. Met andere woorden, de dwarsdoorsnede ter hoogte van een verdikking (kop) is groter dan die ter hoogte van de hals. Verder zijn de afmetingen van de verdikking (kop) 43 aangepast aan de afmetingen van de opnamekamer 29,32 met dien verstande dat de kop hierin vrij te geleiden (verplaatsen) is maar waarbij de verdikking (kop) breder is dan de dwarsafmetingen van de spleetvormige doorgang zodat wanneer de koppen van de bevestigingstanden 37 eenmaal in het betreffende liggerprofiel zijn bevestigd (figuren 4A-4C) door deze in de betreffende opnamekamer te schuiven (richting P‚, figuren 4A en 4B), de bevestigingstanden 37 niet meer in een richting dwars op de geleidingsrichting verplaatst kan worden. Het aanbrengen van het schermdoek 6 aan de liggerprofielen kan plaatsvinden door het schermdoek eenvoudig aan de profielen vast te ritsen, Het verwijderen van het schermdoek uit de profielen kan op soortgelijke wijze plaatsvinden, bijvoorbeeld door het schermdoek verder in dezelfde richting of in tegengestelde richting te verplaatsen.
De bevestigingstanden maken bij voorkeur deel uit van een al dan niet geprefabriceerde ritssluiting. Ritssluitingen worden in vele verschillende soorten en maten en in grote aantallen geleverd en zijn beschikbaar voor veel verschillende toepassingen. Ze zijn relatief goedkoop, betrouwbaar en gemakkelijk te verwerken. In feite kan gebruik worden gemaakt van een halve ritssluiting, dat wil zeggen een ritssluiting zonder de gebruikelijke slider/schuiver en slechts met één in plaats van de gebruikelijke twee van tanden voorziene banden (tapes).
Het heeft de voorkeur het schermdoek 6 tegelijkertijd aan beide liggerprofielen 7,9 aan te brengen en dan het schermdoek in te trekken. Dit verkort de installatietijd van het scherm aanzienlijk.
Doordat de bevestigingstanden gemakkelijk kunnen worden ingetrokken in de opnamekamers van de respectievelijke liggerprofielen en een soepele geleiding realiseerbaar is, behoeft het schermdoek niet meer te worden vastgezet met de gebruikelijke doekclips zodat het aanbrengen van het schermdoek (of het eventueel verwijderen daarvan) nog efficiënter kan worden uitgevoerd. Teneinde een grote mate van souplesse mogelijk te maken is het bevestigingsdeel zodanig uitgevoerd dat het aantal bevestigingstanden per lengte-eenheid relatief groot is, bij voorkeur groter dan 2 bevestigingstanden per strekkende centimeter, met nog meer voorkeur meer dan 5 of zelfs meer dan 10 bevestigingstanden per strekkende centimeter.
Gebleken is dat de doorsnede van de koppen van de bevestigingstanden minimaal circa 0,5 mm en maximaal circa 2 mm groter moet zijn dan de dwarsdoorsnede van de opnamekamer om een bijzonder goede geleiding met een kleine kans op haperingen te realiseren.
In de figuren is weergegeven dat bij installatie van het schermdoek 6 deze afgewikkeld wordt vanaf een roteerbare rolbuis 25. De roteerbare rolbuis 25 kan zijn gepositioneerd op de ondergrond, zoals in figuur 1 is weergegeven, maar kan uiteraard ook op een andere positie voorzien worden. Onder meer afhankelijk van de positie van de roteerbare rolbuis 25 zijn één of meer verdere geleidingsrollen 26,27 voorzien voor het geleiden van het schermdoek. In de in figuur 1 getoonde uitvoering strekt het schermdoek 6 zich in verticale richting opwaarts uit vanaf de rolbuis 25 tot aan een eerste rol, waarna het schermdoek 6 vervolgens in horizontale richting verplaatst wordt in de richting van de tweede geleidingsrol 27. Ter plaatse van de tweede geleidingsrol 27 kan het schermdoek 6 weer verticaal naar beneden toe worden geleid.
In een bepaalde uitvoering is de rolbuis 25 voorzien van een elektromotor, meer in het bijzonder een buismotor, waarmee het schermdoek bij het verwijderen daarvan uit de kas 1 opgewikkeld kan worden door de rolbuis 25 in de gewenste rotatierichting te roteren. Bij het aanbrengen van het schermdoek 6 onder het dak 5 kan gebruik worden gemaakt van een trekdraadsysteem.
In een bepaald type trekdraadsysteem, zoals in figuur 5 is weergegeven, wordt een intrekdriehoek 20 aan het kopse uiteinde van het schermdoek 6 bevestigd. De intrekdriehoek omvat een stijve dwarsbalk 21 die zich uitstrekt tussen de opnamekamer van een stationair Hggerprofiel 7 en het verplaatsbare liggerprofiel 8. De dwarsbalk 21 heeft hierbij een zodanig lengte, dat het schermdoel 6 een maximale breedte (b, figuur 5) heeft. Het schermdeel 6 heeft tijdens het intrekken dan ook deze maximale breedte. Verder toont de figuur een centraal gepositioneerde trekkabel 24. De trekkabel is aan het naar het schermdoek gerichte uiteinden opgesplitst in twee trekkabeldelen 22, 23 die bevestigd zijn aan de respectievelijke uiteinden van de dwarsbalk 21. Voor het intrekken van de trekkabel 24 wordt gebruik gemaakt van een elektromotor 29. Elektromotor 29 drijft een as 30 aan waarop een haspel 31 is aangebracht. Op deze haspel 31 is de trekkabel 24 op te wikkelen waarmee het schermdoek 6 in langsrichting (Pp tussen de langsliggers 4 door getrokken kan worden.
In figuur 5 is de situatie weergegeven waarin het schermdoek 6 ongeveer halverwege de kas 1 ingetrokken is. Wanneer het schermdoek 6 verder wordt getrokken tot voorbij de geleidingsrol 27, kan een emdstand bereikt worden. In de eindstand wordt de intrekdriehoek 20 weer van het schermdoek 6 verwijderd en is het schermdoek klaar voor gebruik.
Figuren 6A, 6B en 7 geven verbeterde uitvoeringen van dergelijke scherminrichtingen weer, respectievelijk in een tussenstand en een eindstand. Figuren 6A en 6B tonen een uitvoering waarin de scherminrichting een trekeenheid 50 omvat die aan een uiteinde van de kas 1 tegenover het uiteinde waar de rol buis 25 zich bevindt, gepositioneerd is. De trekeenheid 50 is nabij de ondergrond (O) aangebracht om gemakkelijke toegang tot de trekeenheid te houden en/of het mogelijk te maken dat het schermdoek ook de lichttoetreding via de eindgevel van de kas 1 regelt. De trekeenheid kan echter ook op een andere positie geplaatst worden, bijvoorbeeld op een hogere positie naast de eindgevel of zelfs in het horizontale deel tussen de langsliggers 4.
De trekeenheid 50 omvat een eerste trekelement 51 dat bevestigd is aan een trekuiteinde 56 van de eerste langsrand 38 van het schermdoek 6 en een tweede trekelement 52 dat bevestigd is aan een tegenoverliggend trekuiteinde 57 van de tweede langsrand 39 van het schermdoek 6. In figuren 4A en 4B is een mogelijke positie en wijze van bevestiging van een trekelement 51 weergegeven. Het moge duidelijk zijn dat het andere trekelement 52 op soortgelijke wijze en op soortgelijke positie bevestigd wordt. Verder omvat de trekeenheid 50 een met zowel het eerste als tweede trekelement 51,52 gekoppelde aandrijving 58 voor het door verplaatsen van het eerste en tweede trekelement in hoofdzaak in langsrichting (Py) uitoefenen van respectievelijk een eerste trekkracht op de eerste langsrand 36 en een tweede trekkracht op de tweede langsrand 37 van het schermdoek 6 zodat de langsranden van het schermdoek door de respectievelijke opnamekamers 29,32 van de liggerprofielen getrokken worden.
De aandrijving 58 omvat in de in figuur 6 getoonde uitvoering een aandrijfmotor 59 met één of meer roteerbare aandrijfassen 60,61. Elk van de aandrijfassen 60,61 is voorzien van een haspel 62,63. Bij rotatie van de aandrijfassen 60,61 in de juiste richting wordt het eerste trekelement 51 opgewikkeld op de eerste haspel 63 terwijl het tweede trekelement 52 wordt opgewikkeld op de tweede haspel 62. Als alternatief kunnen beide zijn aangebracht aan één en dezelfde aandrijfas.
In figuur 7 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de scherminrichting weergegeven, Deze uitvoering komt voor het grootste deel overeen met de eerder beschreven uitvoeringsvormen en daarom zal een gedetailleerde beschrijving achterwege worden gelaten. Verschil met de uitvoering van figuren 6A en 6B is dat de scherminrichting 70 van figuur 7 een eerste aandrijfmotor 71 met een eerste aandrijfas 72 voorzien van een eerste haspel 73 en een tweede aandrijfmotor 74 met een tweede aandrijfas 75 voorzien van een tweede haspel 76 omvat. De eerste aandrijfmotor 71 is hierbij ingericht voor het opwikkelen van het eerste trekelement 51 en de tweede aandrijfmotor 74 is ingericht voor het opwikkelen van het tweede trekelement 52. In deze uitvoering is het mogelijk het eerste trekelement 51 geheel onafhankelijk van het tweede trekelement 52 aan te trekken. Dit is echter niet noodzakelijk: ook in de uitvoering met twee aandrijfinotoren is het mogelijk deze zodanig aan te sturen dat beide trekelement tegelijkertijd en/of met hetzelfde koppel worden aangetrokken.
In uitvoeringen van de uitvinding is de trekeenheid 50,70 ingericht voor het met in hoofdzaak dezelfde snelheid trekken van de eerste langsrand 38 als de tweede langsrand 39 door respectievelijk de eerste opnamekamer 32 van het eerste liggerprofiel en de tweede opnamekamer 29 van het tweede liggerprofiel. De aandrijving kan ook zijn ingericht voor het synchroon verplaatsen van het eerste en tweede trekelement. Dit betekent dat het schermdoek 6 gelijkmatig wordt ingetrokken. Als er aan een beide zijde een grotere wrijvingskracht optreedt, kan deze door de trekeenheid gecompenseerd worden door een grotere trekkracht op die zijde uit te oefenen. Meer specifiek, wanneer een bepaalde langsrand een grote wrijving ondervindt, trekt het betreffende trekelement harder aan deze langsrand. Wanneer een bepaalde langsrand een lage wrijving ondervindt, trekt het betreffende trekelement minder hard aan deze langsrand. Als er aan de ene langszijde sprake is van meer wrijving dan aan de tegenoverliggende langszijde — IO bijvoorbeeld omdat de rits aan een eerste langszijde minder soepel in de opnamekamers loopt dan aan de tweede langszijde — wordt dit bij voorkeur ten minste gedeeltelijk gecompenseerd door op het eerste trekelement door de aandrijving een grotere trekkracht uit te laten oefenen dan op het tweede trekelement. Op deze wijze wordt het risico op scheef trekken van het schermdoek verminderd.
De afmetingen van beide langsranden 38,39 waar de trekelementen aam bevestigd zijn, zijn beperkt teneinde de trekelementen zoveel mogelijk in de buurt van de bevestigingstanden aan te laten grijpen. Hierdoor is de kans op vastlopen van de bevestigingstanden en/of het op spanning zetten van het schermdoek 6 zo klein mogelijk. In bepaalde uitvoeringen zijn om deze redenen het eerste trekelement en het tweede trekelement bijvoorbeeld op een afstand ten opzicht van de respectievelijke zijkant van het schermdoek aangebracht die kleiner is dan 10% van de maximale breedte (b) van het schermdoek. In andere uitvoeringen zijn de trekelementen zelf bevestigd aan het schermdoek ter plaatse van de eerste rij bevestigingstanden of zelfs aan de bevestigingstanden zelf.
In verdere uitvoeringen is het eerste trekuiteinde 56 van het schermdoek slechts via het schermdoek met het andere trekuiteinde 57 van het schermdoek verbonden. Er is geen verbindingsdwarsbalk of soortgelijke constructieve verbinding aanwezig. Dit betekent dat beide uiteinden 56,57 in beginsel onafhankelijk van elkaar door de respectievelijke opnamekamers te geleiden zijn. Dit heeft een positieve invloed hebben op het gemak waarmee de bevestigingstanden langs de opnamekamer te geleiden zijn (geen scheeftrekken van de bevestigingstanden door de aanwezigheid van een dergelijke verbindingsbalk).
In de getoonde uitvoeringen zijn de trekelementen gevormd door trekkabels, maar er kan ook gebruik worden gemaakt van alternatieve uitvoeringen, bijvoorbeeld kettingen, banden, en dergelijke.
Wanneer het schermdoek 6 eenmaal in voldoende mate is ingetrokken, kan de trekelementen eenvoudig losgemaakt worden van het schermdoek 6 en is het schermdoek klaar voor gebruik.
Verdere voordelen van de scherminrichting zijn dat het schermdoek niet of minder uit elkaar wordt getrokken waardoor de doekbandjes goed op de plaats blijven en niet gaan kantelen. Omdat er verder geen of minder geen spanning in het schermdoek wordt getrokken, wordt het schermdoek in wezen niet uitgerekt. Dit betekent dat het schermdoek geen tijd meer nodig heeft om zich weer terug te zetten hetgeen bij het gebruik van sommige bekende scherminrichtingen wel het geval is. De scherminrichting biedt vooral voordelen in situaties waarin het schermdoek rechtstreeks in schermprofielen en profielen die langs het spant zijn bevestigd wordt ingetrokken, maar ook in andere situaties kan de voorgestelde scherminrichting toepassing vinden.
De steunconstructie en liggers van de kas 1 kunnen profielen omvatten die zijn vervaardigd uit Kunststof, verzinkt staal en/of aluminium. De bevestigingstanden zijn vaak vervaardigd van kunststof of metaal. Het is gebleken dat ondanks het verschil in materiaal (bij voorbeeld metalen bevestigingstanden die geleid worden in een stalen of aluminium profiel) de geleidbaarheid van het bevestigingsorgaan langs het profiel goed is. In een verdere uitvoering is het mogelijk om de weefselband van het bevestigingsorgaan wit te voeren in vlamdovend materiaal. Dit vlamdovend materiaal zorgt ervoor dat in geval van brand of soortgelijke calamiteiten het schermdoek langer aan de liggers bevestigd blijft. Een voorbeeld van vlamdovend materiaal is dat waarbij het materiaal van het bevestigingsorgaan (de rits) van bij voorbeeld nylon of polyester, vervaardigd is waaraan een additief is toegevoegd, bijvoorbeeld een additief zoals beschreven is in het document EP 1 790 213 Al, welk document hierbij als ingelast kan worden beschouwd. Een voorbeeld van een geschikt vlamdovend materiaal is polyester met een Cesa® additief (bijv. 8% additief).
De liggerprofielen kunnen zijn vervaardigd van aluminium of kunststof, in andere uitvoeringsvormen zijn ze gemaakt uit een verzinkt stalen walsprofiel. In al deze gevallen kan er een opnamekamer in het profiel zelf zijn voorzien voor het opnemen van het bevestigingsorgaan.
In andere uitvoeringen kan er sprake zijn van een separaat profiel dat losneembaar aan de betreffende langsligger 4,8 bevestigd is.
De scherminrichting maakt het mogelijk een spanningsvrije montage te realiseren, zodat het doek zich in de montagefase (voordat het schermdoek wordt vastgezet) kan uitzetten en eventuele krimp eenvoudig wordt opgevangen. Voorts zijn minder doekvouwen nodig, waardoor een klein en compact schermdoekpakket gerealiseerd kan worden en er als gevolg hiervan in potentie minder lichtonderschepping plaatsvindt. Het inritsen van het schermdoek kan plaatsvinden nadat vrijwel de gehele installatie is voltooid. Hierdoor zal er over het algemeen minder verontreiniging van het schermdoek tijdens het aanbrengen daarvan aan de steunconstructie optreden.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven uitvoeringsvormen daarvan.
De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan talloze modificaties denkbaar zijn.

Claims (23)

CONCLUSIES
1. Scherminrichting voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of kas voor het telen van gewas, het schermdoek omvattende een eerste langsrand en een tegenoverliggende tweede langsrand, waarbij elk van de langsranden een rij bevestigingstanden omvat, waarbij de scherminrichting omvat: - een eerste liggerprofiel en een tweede liggerprofiel, waarbij ten minste één van de liggerprofielen aan het bouwwerk bevestigbaar is en waarbij beide liggerprofielen zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en langgerekte opnamekamers omvatten voor het daarin doorvoeren van een rij bevestigingstanden, waarbij het schermdoek met de bevestigingstanden van de eerste langsrand aan het eerste liggerprofiel en met de bevestigingstanden van de tweede langsrand aan het tweede liggerprofiel bevestigbaar is; - een trekeenheid omvattende: - een eerste trekelement dat bevestigd is aan een trekuiteinde van de eerste langsrand van het schermdoek; - een tweede trekelement dat bevestigd is aan een tegenoverliggend trekuiteinde van de tweede langsrand van het schermdoek; - een met zowel het eerste als tweede trekelement gekoppelde aandrijving voor het door verplaatsen van het eerste en tweede trekelement in hoofdzaak in langsrichting uitoefenen van respectievelijk een eerste trekkracht op de eerste langsrand en een tweede trekkracht op de tweede langsrand van het schermdoek zodat de langsranden van het schermdoek door de opnamekamers van de liggerprofielen getrokken worden.
2. Scherminrichting volgens conclusies 1, waarbij de trekeenheid is ingericht voor het met in hoofdzaak dezelfde snelheid trekken van de eerste langsrand als de tweede langsrand door respectievelijk de eerste opnamekamer van het eerste liggerprofiel en de tweede opnamekamer van het tweede liggerprofiel.
3. Scherminrichting volgens conclusie 2, waarbij de trekeenheid is ingericht voor het variëren van de trekkracht op elk van de trekelementen tijdens verplaatsen van de trekelementen in afhankelijkheid van de door de langsranden ondervinden wrijving met de liggerprofielen.
4. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijving is ingericht voor het synchroon verplaatsen van het eerste en tweede trekelement.
5. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijving een aandrijfmotor met één of meer roteerbare aandrijfassen, waarbij een aandrijfas is voorzien van een eerste haspel voor het daarop bij rotatie van de roteerbare aandrijfas opwikkelen van het eerste trekelement en waarbij een aandrijfas is voorzien van een tweede haspel voor het daarop bij rotatie van de roteerbare aandrijfas opwikkelen van het tweede trekelement, bij voorkeur omvattende een eerste aandrijfmotor met een eerste aandrijfas en een tweede aandrijfmotor met een tweede aandrijfas, waarbij de eerste aandrijfmotor is ingericht voor het opwikkelen van het eerste trekelement en de tweede aandrijfmotor is ingericht voor het opwikkelen van het tweede trekelement.
6. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusie, waarbij het eerste trekelement en het tweede trekelement op een afstand ten opzicht van de respectievelijke zijkant van het schermdoek zijn aangebracht die kleiner is dan 10% van de maximale breedte (b) van het schermdoek.
7. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste trekelement is bevestigd aan het schermdoek ter plaatse van de eerste rij bevestigingstanden en het tweede trekelement is bevestigd aan het schermdoek ter plaatse van de tweede rij bevestigingstanden.
8. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het eerste trekuiteinde van het schermdoek slechts via het schermdoek met het andere trekuiteinde van het schermdoek verbonden is.
9. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de trekelementen gevormd worden door trekkabels.
10. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een aan het bouwwerk of op een ondergrond te bevestigen roteerbare rol, waarop het schermdoek op- en af te wikkelen is, bij voorkeur omvattende een rolaandrijving ingericht voor het zodanig roteren van de rol dat het schermdoek op de roteerbare rol wordt opgewikkeld, waarbij de trekeenheid bij voorkeur is ingericht voor het door verplaatsen van de trekelementen van de roteerbare rol afwikkelen van het schermdoek.
11. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de trekelementen op losmaakbare wijze aan het betreffende trekuiteinde van het schermdoek te bevestigen is.
12. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigen van het schermdoek aan de liggerprofielen omvat het in de betreffende opnamekamers intrekken van het schermdoek en/of waarbij het eerste liggerprofiel een aan het bouwwerk aan te brengen stationair spantprofiel is en waarbij het tweede liggerprofiel een in dwarsrichting verplaatsbaar ten opzichte van het bouwwerk aan te brengen schermprofiel is.
13. Scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het eerste liggerprofiel een zich in langsrichting uitstrekkend eerste bevestigingsdeel heeft omvattende een langgerekte eerste opnamekamer en een ten opzichte van de eerste opnamekamer vernauwde doorgang en waarin het tweede liggerprofiel een zich in langsrichting uitstrekkend tweede bevestigingsdeel heeft omvattende een langgerekte tweede opnamekamer en een ten opzichte van de tweede opnamekamer vernauwde doorgang, en waarbij de bevestigingstanden voorzien zijn van verdikkingen die te groot zijn om door de vernauwde doorgang te gaan en klein genoeg zijn om in de opnamekamer gepositioneerd te worden.
14. Samenstel van een schermdoek en een scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies.
15. Trekeenheid voor toepassing in een scherminrichting volgens een van de conclusies 1-13.
16. Bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of kas voor het telen van gewas, omvattende: - een steunconstructie waaraan ten minste een scherminrichting volgens een van de conclusies 1-13 is aangebracht; - tussen liggerprofielen van de steunconstructie opgespannen spandraden voor het opvangen van het schermdoek.
17. Werkwijze voor het aanbrengen van een schermdoek aan een bouwwerk, in het bijzonder een warenhuis of kas voor het telen van gewas, waarbij het schermdoek een eerste langsrand en een tegenoverliggende tweede langsrand omvat en elk van de langsranden een rij bevestigingstanden omvat, en waarbij het bouwwerk voorzien is van een scherminrichting volgens een van de voorgaande conclusies, de werkwijze omvattende: - het invoeren van eerste bevestigingstanden in de eerste opnamekamer van het eerste liggerprofiel en het invoeren van tweede bevestigingstanden in een tweede opnamekamer van het tweede liggerprofiel; - het bevestigen van een eerste trekelement aan een trekuiteinde van de eerste langsrand van het schermdoek en het bevestigen van een tweede trekelement aan een tegenoverliggend trekuiteinde van de tweede langsrand van het schermdoek; - het door het verplaatsen van het eerste en tweede trekelement in hoofdzaak in langsrichting uitoefenen van respectievelijk een eerste trekkracht op de eerste langsrand en een tweede trekkracht op de tweede langsrand van het schermdoek om beide langsranden van het schermdoek door de opnamekamers van de liggerprofielen te trekken.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, omvattende het met in hoofdzaak dezelfde snelheid trekken van de eerste langsrand als de tweede langsrand door respectievelijk de eerste opnamekamer van het eerste liggerprofiel en de tweede opnamekamer van het tweede liggerprofiel, bij voorkeur omvattende het variëren van de trekkracht op elk van de trekelementen tijdens verplaatsen van de trekelementen in afhankelijkheid van de door de langsranden ondervinden wrijving met de liggerprofielen, in het bijzonder het verhogen van de trekkracht wanneer de door een langsrand van het schermdoek ondervonden wrijvingskracht toeneemt en het verlagen van de trekkracht wanneer de door een langsrand van het schermdoek ondervonden wrijvingskracht afneemt.
19. Werkwijze volgens een van de conclusies 17-18, omvattende het synchroon verplaatsen van het eerste en tweede trekelement.
20. Werkwijze volgens een van de conclusies 17-19, omvattende het op een eerste haspel opwikkelen van het eerste trekelement en het op een tweede haspel opwikkelen van het tweede trekelement.
21. Werkwijze volgens een van de conclusies 17-20, waarbij het eerste trekelement aangrijpt op aan het schermdoek ter plaatse van de eerste rij bevestigingstanden en het tweede trekelement aangrijpt op het schermdoek ter plaatse van de tweede rij bevestigingstanden.
22. Werkwijze volgens een van de conclusies 17-21, omvattende het verschaffen van een roteerbare rol, waarop het schermdoek op- en af te wikkelen is, bij voorkeur verder omvattende het roteren van de rol zodat het schermdoek op de roteerbare rol wordt gewikkeld en/of het met de trekeenheid trekken aan de trekelementen zodat het schermdoek van de roteerbare rol wordt afgewikkeld.
23. Werkwijze volgens een van de conclusies 17-22, omvattende het bevestigen van de trekelementen aan het schermdoek vóór het aanbrengen van het schermdoek en het losmaken van de trekelementen van het schermdoek na het aanbrengen van het schermdoek.
NL2024723A 2020-01-21 2020-01-21 Scherminrichting NL2024723B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2024723A NL2024723B1 (nl) 2020-01-21 2020-01-21 Scherminrichting

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2024723A NL2024723B1 (nl) 2020-01-21 2020-01-21 Scherminrichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2024723B1 true NL2024723B1 (nl) 2021-09-09

Family

ID=69630588

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2024723A NL2024723B1 (nl) 2020-01-21 2020-01-21 Scherminrichting

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2024723B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003007696A1 (en) * 2001-07-20 2003-01-30 Naaldhoorn Ii B.V. System for arranging a screen above a subsoil
EP1790213A1 (en) 2005-11-18 2007-05-30 Metaal- en Kunststoffen Industrie Snelder B.V. Greenhouse
EP2471356A1 (en) * 2010-12-29 2012-07-04 De Gier B.V. Shielding system and method for winding/unwinding a shielding material
CN208273733U (zh) * 2018-06-13 2018-12-25 周雨馨 卷帘机用自动变速减速机

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003007696A1 (en) * 2001-07-20 2003-01-30 Naaldhoorn Ii B.V. System for arranging a screen above a subsoil
EP1790213A1 (en) 2005-11-18 2007-05-30 Metaal- en Kunststoffen Industrie Snelder B.V. Greenhouse
EP2471356A1 (en) * 2010-12-29 2012-07-04 De Gier B.V. Shielding system and method for winding/unwinding a shielding material
CN208273733U (zh) * 2018-06-13 2018-12-25 周雨馨 卷帘机用自动变速减速机

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9670721B2 (en) Guide arrangement for hangings
US7063122B2 (en) Bottom-up/top-down retractable cellular shade
AU2005317864B2 (en) A covering system
US8051866B2 (en) Covering system
NL193813C (nl) Bouwconstructie bestaande uit een raamwerk van steunstijlen en langs- en dwarsliggers uit profielmateriaal, dat aan de buitenzijde is bedekt met velvormig materiaal.
NL2008370C2 (en) A retractable covering.
GB2450111A (en) A retractable covering System
ITPD20120305A1 (it) Tenda a pergola
US5307855A (en) Tape drive extendable and retractable awning assembly
WO2014134074A1 (en) Cord management for a window covering
NL2024723B1 (nl) Scherminrichting
NL1035926C2 (nl) Scherminrichting.
EP3995643A1 (en) Retractable shade structures
AU2012206315A1 (en) Awning
NL2015327B1 (nl) Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm.
NL2016892B1 (nl) Scherminrichting voor een warenhuis
NL2017061B1 (nl) Werkwijze voor het Verplaatsen van een Inspectie- of Bewerkingsorgaan langs een Geleidende Opspanning voor een Schermdoek van een Kas of Warenhuis
NL2009720C2 (nl) Werkwijze en schermsysteem voor het aanbrengen van een scherm aan een bouwwerk.
NL1043950B1 (nl) Scherminrichting en kas waarin deze is toegepast
NL1010485C2 (nl) Wikkelinrichting voor scherm.
EP1793060A1 (en) Outdoors curtain and method for actuating a sheet of said curtain
JP2513893Y2 (ja) カ―テン装置
NL8101484A (nl) Schermdoekinstallatie.
EP2920397B1 (de) Führungsanordnung für einen behang
NL1004383C2 (nl) Inrichting voor het afschermen van constructies.