NL2021899B1 - Buitenzichteenheid - Google Patents

Buitenzichteenheid Download PDF

Info

Publication number
NL2021899B1
NL2021899B1 NL2021899A NL2021899A NL2021899B1 NL 2021899 B1 NL2021899 B1 NL 2021899B1 NL 2021899 A NL2021899 A NL 2021899A NL 2021899 A NL2021899 A NL 2021899A NL 2021899 B1 NL2021899 B1 NL 2021899B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
adjusting
lid
movable engaging
engaging element
view unit
Prior art date
Application number
NL2021899A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Dzierzak Jakub
Jan Solkesz Meindert
Original Assignee
Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mci Mirror Controls Int Netherlands B V filed Critical Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority to NL2021899A priority Critical patent/NL2021899B1/nl
Priority to PCT/NL2019/050714 priority patent/WO2020091598A1/en
Priority to US17/289,903 priority patent/US20220001811A1/en
Priority to DE112019005442.2T priority patent/DE112019005442T5/de
Priority to CN201980081898.0A priority patent/CN113165576A/zh
Application granted granted Critical
Publication of NL2021899B1 publication Critical patent/NL2021899B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R11/00Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for
    • B60R11/04Mounting of cameras operative during drive; Arrangement of controls thereof relative to the vehicle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R1/00Optical viewing arrangements; Real-time viewing arrangements for drivers or passengers using optical image capturing systems, e.g. cameras or video systems specially adapted for use in or on vehicles
    • B60R1/02Rear-view mirror arrangements
    • B60R1/06Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior
    • B60R1/062Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position
    • B60R1/07Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position by electrically powered actuators
    • B60R1/074Rear-view mirror arrangements mounted on vehicle exterior with remote control for adjusting position by electrically powered actuators for retracting the mirror arrangements to a non-use position alongside the vehicle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R1/00Optical viewing arrangements; Real-time viewing arrangements for drivers or passengers using optical image capturing systems, e.g. cameras or video systems specially adapted for use in or on vehicles
    • B60R1/12Mirror assemblies combined with other articles, e.g. clocks
    • B60R2001/1253Mirror assemblies combined with other articles, e.g. clocks with cameras, video cameras or video screens
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R11/00Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for
    • B60R2011/0001Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for characterised by position
    • B60R2011/004Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for characterised by position outside the vehicle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R11/00Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for
    • B60R2011/0042Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for characterised by mounting means
    • B60R2011/008Adjustable or movable supports
    • B60R2011/0092Adjustable or movable supports with motorization
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R11/00Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for
    • B60R2011/0094Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for characterised by means for covering after user, e.g. boxes, shutters or the like

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een buitenzichteenheid voor een voertuig. De buitenzichteenheid omvat een basis voor bevestiging aan het voertuig en een zwenkbaar aan de basis gemonteerde behuizing die zwenkbaar is ten minste tussen een parkeerstand, een werkstand en een uiterste overvouwstand. In de behuizing zit een cameraeenheid met een lens. De buitenzichteenheid omvat een verstelbaar deksel voor het tijdelijk afdekken van de lens. Het deksel is verstelbaar tussen een afdekstand en een vrijgavestand. Ook omvat de buitenzichteenheid een verstelinrichting voor het verstellen van het deksel tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa. De verstelinrichting is voorzien van een verstelelement dat zodanig met het deksel is gekoppeld dat het deksel verstelt wanneer het verstelelement wordt bewogen. Voorts omvat de verstelinrichting een eerste verplaatsbaar aangrijpelement dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement.

Description

Titel: Buitenzichteenheid
De uitvinding heeft betrekking op een buitenzichteenheid voor een voertuig, zoals een motorvoertuig. In het bijzonder omvat de buitenzichteenheid een basis voor bevestiging aan het voertuig, een behuizing die zwenkbaar aan de basis is gemonteerd en zwenkbaar is ten minste tussen i) een parkeerstand, ii) een werkstand en iii) een uiterste overvouwstand, een in de behuizing gehuisveste cameraeenheid met een lens, en een verstelbare deksel voor het tijdelijk afdekken van de lens, welke deksel verstelbaar is tussen een afdekstand, waarin het de lens van de cameraeenheid af dekt, en een vrijgavestand, waarin de lens van de cameraeenheid is vrijgegeven door het deksel.
Dergelijke buitenzichteenheden zijn bekend en worden gewoonlijk gebruikt om de positie van het voertuig ten opzichte van de omgeving te observeren en/of te bewaken.
Een dergelijke buitenzichteenheid wordt bijvoorbeeld omschreven in de nog niet gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage NL2019024.
Wanneer het voertuig niet in gebruik is kan dankzij het deksel de lens beschermd zijn, bijvoorbeeld tegen weersinvloeden en/of beschadigingen door ongelukjes of door vandalisme.
De verstelinrichting kan zijn voorzien van een verstelinrichting voor het verstellen van het deksel tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa. Als gevolg van een dergelijke verstelinrichting, die bijvoorbeeld onder meer een actuator, in het bijzonder een elektromotor, kan omvatten, kan het lastig zijn om een relatief compacte behuizing te maken. Een relatief compacte behuizing kan echter wel wenselijk zijn, bijvoorbeeld vanuit esthetisch oogpunt of omdat een relatief grote behuizing in zijn werkstand voor relatief veel luchtweerstand kan zorgen, waardoor het aandrijven van het voertuig bijvoorbeeld relatief veel energie kan kosten en/of waardoor relatief veel lawaai als gevolg van rijwind kan optreden.
De uitvinding beoogt een alternatieve buitenzichteenheid te verschaffen, in het bijzonder een alternatieve buitenzichteenheid die ten minste een nadeel van een of meerdere bestaande buitenzichteenheden tegengaat. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een alternatieve buitenzichteenheid te verschaffen met een relatief compacte behuizing.
De uitvinding voorziet in een buitenzichteenheid voor een voertuig, bij voorkeur een motorvoertuig, omvattende een basis voor bevestiging aan het voertuig, een behuizing die zwenkbaar aan de basis is gemonteerd en die zwenkbaar is ten minste tussen i) een parkeerstand, ii) een werkstand en een in) uiterste overvouwstand, een in de behuizing gehuisveste cameraeenheid met een lens, een verstelbare deksel voor het tijdelijk afdekken van de lens en die verstelbaar is tussen een afdekstand waarin het de lens van de cameraeenheid af dekt en een vrijgavestand waarin de lens van de cameraeenheid is vrijgegeven door het deksel, en een verstelinrichting voor het verstellen van het deksel tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa, waarbij de verstelinrichting is voorzien van een verstelelement dat zodanig met het deksel is gekoppeld dat het deksel verstelt wanneer het verstelelement wordt bewogen, en een eerste verplaatsbaar aangrijp element dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement
Doordat het eerste verplaatsbare aangrijpelement is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement, hoeft het verstelelement niet continu verbonden te zijn met het verplaatsbare aangrijpelement van de verstelinrichting. Dit kan erg voordelig zijn. Zo hoeft een slag die het aangrijpelement, dat bijvoorbeeld aan een distaai uiteinde van een flexibel kabel of een ander transferelement kan zijn voorzien, kan maken wanneer het verplaatsbare aangrijpelement wordt verplaatst niet precies overeen te komen met de slag die het verstelelement dient te maken om het deksel te verstellen van zijn vrijgavestand tot in zijn afdekstand of vice versa. In het bijzonder kan het eerste verplaatsbare aangrijpelement, wanneer deze wordt verplaatst om het verstelbare deksel te gaan verstellen tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand, een grotere slag maken dan de slag die het verstelelement zelf maakt tussen zijn vrijgavestand tot in zijn afdekstand of vice versa. Het verplaatsbare aangrijpelement kan dus bijvoorbeeld al een gedeelte van zijn slag maken voordat het aangrijpt op het met het deksel gekoppelde verstelelement. Alternatief of additioneel kan het bijvoorbeeld ook dat het aangrijpelement nog een stuk van zijn slag maakt, en dus nog verder wordt verplaatst, nadat het deksel al geheel is versteld en het met dat deksel gekoppelde verstelelement zijn slag dus al heeft afgemaakt. Doordat de grootte van de slag of verplaatsing van het verplaatsbare aangrijpelement en de grootte van de slag of verplaatsing van het met het deksel gekoppelde verstelelement niet gelijk aan elkaar hoeven te zijn doordat het eerste verplaatsbare aangrijpelement is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het verstelelement, hoeven bijvoorbeeld de productietoleranties niet heel erg nauwkeurig te zijn om te zorgen dat het deksel wel ver genoeg geopend en/of juist wel ver genoeg gesloten wordt. Additioneel of alternatief kan, doordat de slag van het aangrijpelement dus niet precies gelijk hoeft te zijn aan de slag van het verstelelement kan, ook worden tegengegaan dat het deksel na verloop van tijd niet meer goed kan worden versteld als dimensies van bepaalde onderdelen van de buitenzichteenheid, in het bijzonder van zijn verstelinrichting, veranderen tijdens gebruik en/of gedurende de levensduur van de buitenzichteenheid, bijvoorbeeld als gevolg van slijtage, oprekking of temperatuurveranderingen. Doordat een flexibele kabel of ander transferelement dat van het verplaatsbare aangrijpelement kan zijn voorzien, niet continu met het verstelelement gekoppeld is, dankzij het feit dat het verplaatsbare aangrijpelement is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het verstelelement, kunnen bijvoorbeeld veranderingen in de lengte van het transferelement, bijvoorbeeld als gevolg van thermische expansie bij temperatuurverschillen en/of bijvoorbeeld als gevolg van uitrekking na verloop van tijd, relatief eenvoudig worden opgevangen, zonder dat dit de mate hoeft te beïnvloeden waarin het deksel verstelbaar is en/of zonder dat de afdekstand en/of de vrijgavestand niet goed bepaald zijn.
Doordat het verplaatsbaar aangrijpelement is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement kan er dus bijvoorbeeld worden tegengegaan dat de lens niet geheel wordt vrijgegeven, wat, bijvoorbeeld in het geval van een autonoom rijdend voertuig, erg grote nadelige effecten kan hebben. Aan de andere kant kan ook worden tegengegaan dat de lens niet goed wordt afgeschermd, waardoor deze dan relatief snel beschadigd en/of bevuild zou kunnen raken.
De buitenzichteenheid kan zodanig zijn ingericht dat, wanneer het eerste verplaatsbare aangrijpelement wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement, het met het deksel gekoppelde verstelelement met het eerste verplaatsbare aangrijpelement meebeweegt zodat het deksel wordt versteld tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa.
Bij voorkeur is de verstelinrichting ook voorzien van een aandrijfinrichting voor het laten bewegen van het eerste verplaatsbare aangrijpelement. In het bijzonder kan de aandrijfinrichting dan op afstand zijn gelegen van het eerste verplaatsbare aangrijpelement. Meer in het bijzonder kan de verstelinrichting dan voorts zijn voorzien van een transferelement voor het overbrengen van een beweging van de aandrijfinrichting op het eerste verplaatsbare aangrijpelement, waarbij het transferelement aan een eerste zijde, bijvoorbeeld aan of nabij een eerste uiteinde, gekoppeld is met de aandrijfinrichting en aan een tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij een tweede uiteinde, is voorzien van het eerste verplaatsbare aangrijpelement, waarbij het transferelement beweegbaar is van een beginpositie waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement nog niet zodanig in aangrijping is met het verstelelement dat het eerste verplaatsbare aangrijp element het verstelelement kan doen bewegen, via ten minste een eerste tussenpositie van het transferelement waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement aangrijpt en doet meebewegen met het eerste verplaatsbare aangrijpelement, naar een eindpositie van het transferelement.
Door het transferelement, dat een langgerekt transferelement, zoals bijvoorbeeld een flexibele kabel, in het bijzonder een bowdenkabel, of een starre aandrijfstang, te verschaffen kan ten minste een deel van de aandrijfinrichting, die bijvoorbeeld een elektromotor kan omvatten, op afstand van het deksel worden geplaatst. Doordat de aandrijfinrichting dus niet nabij de cameraeenheid hoeft te worden geplaatst kan er bijvoorbeeld relatief veel ontwerpvrijheid worden geboden en/of kan er bijvoorbeeld een relatief compacte behuizing worden toegepast.
Doordat het transferelement, dat aan een eerste zijde gekoppeld kan zijn met de aandrijfinrichting, en aan een tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij een tweede uiteinde, voorzien kan zijn van het eerste verplaatsbare aangrijpelement dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement, hoeft het verstelelement niet continu verbonden te zijn met de aandrijfinrichting. Zoals hierboven reeds toegelicht kan hierdoor worden gefaciliteerd dat het deksel relatief goed versteld kan worden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm overeenkomstig een aspect van de uitvinding is de buitenzichteenheid zodanig ingericht dat, in de eindpositie van het transferelement, het eerste verplaatsbare aangrijpelement niet meer zodanig met het met het deksel gekoppelde verstelelement in aangrijping is dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement kan doen bewegen. Hierdoor hoeft de slag die het transferelement maakt niet alleen aan het begin van de beweging niet precies aan te sluiten op de beweging van het verstelelement, en dus met de beweging het daarmee gekoppelde deksel, maar hoeft de slag die het transferelement maakt ook niet aan het eind van de beweging precies overeen te komen met de slag van de beweging die het verstelelement maakt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is het transferelement aan zijn tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde, voorzien van een tweede verplaatsbare aangrijpelement dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement, zodat, wanneer het aangrijpelement wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement, het met het deksel gekoppelde verstelelement met het tweede verplaatsbare aangrijpelement meebeweegt zodat het deksel wordt versteld tussen zijn vrijgavestand en zijn afdekstand of vice versa, en waarbij het transferelement beweegbaar is vanuit de eindpositie via ten minste een tweede tussenpositie waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement aangrijpt en doet meebewegen met het tweede verplaatsbare aangrijpelement, naar de beginpositie waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement niet langer zodanig in aangrijping is met het verstelelement dat het tweede verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement kan doen bewegen. Hierdoor kan ook bij het de andere kant op bewegen van het deksel, dat wil zeggen bijvoorbeeld bij het openen in plaats van bij het sluiten, de slag die het transferelement maakt afwijken van de slag die het verstelelement maakt, omdat ook deze kant op het transferelement in en uit aangrijping met het verstelelement kan worden gebracht en dus enkel tijdelijk daarmee gekoppeld is, of als het ware losneembaar daarmee gekoppeld is. Bij voorkeur is de buitenzichteenheid dan zodanig ingericht dat, in de eindpositie van het transferelement het tweede verplaatsbare aangrijpelement nog niet met het, met het deksel gekoppelde verstelelement, in aangrijping is, zodat de slag die het transferelement maakt zowel aan het begin als aan het eind van zijn beweging niet precies overeen hoeft te komen met de slag van de beweging die het verstelelement maakt.
Door het eerste verplaatsbare aangrijpelement en het tweede verplaatsbare aangrijpelement te integreren in een geïntegreerd of zogenaamde gecombineerd aangrijpelement, kan een relatief eenvoudige en/of relatief compacte configuratie worden verschaft.
Door het eerste verplaatsbare aangrijpelement en het verstelelement zodanig in te richten dat ze tijdelijk op elkaar in kunnen haken, en/of door het tweede verplaatsbare aangrijpelement en het verstelelement zodanig in te richten dat ze tijdelijk op elkaar in kunnen haken, kan een relatief eenvoudige en/of relatief zekere constructie worden verschaft. In het bijzonder kan het verstelelement zijn voorzien van een eerste meeneeinvlak waarop een eerste aangrijpvlak van het eerste verplaatsbare aangrijpelement kan inhaken zodat het verstelelement met het eerste verplaatsbare aangrijpelement kan meebewegen wanneer het met het eerste verplaatsbare aangrijpelement gekoppelde transferelement zich vanuit de eerste tussenpositie beweegt naar de eindpositie, en kan het verstelelement voorts zijn voorzien van een tweede meeneeinvlak waarop een tweede aangrijpvlak, dat wordt gevormd door het tweede verplaatsbare aangrijpelement, kan inhaken zodat het verstelelement met het tweede verplaatsbare aangrijpelement kan meebewegen wanneer het met het tweede verplaatsbare aangrijpelement gekoppelde transferelement zich vanuit de eerste tussenpositie beweegt naar de beginpositie.
Door het verstelelement in hoofdzaak star met het deksel te verbinden, zodanig dat het deksel rechtstreeks met het verstelelement meebeweegt wanneer het verstelelement door het eerste verplaatsbare aangrijpelement wordt bewogen of wanneer het verstelelement door het tweede verplaatsbare aangrijpelement wordt bewogen kan een relatief eenvoudige en/of relatief compacte en/of relatief zekere constructie worden verschaft. In het bijzonder kan de beweging van verstelelement, zoals een zwenkende beweging of een schuivende beweging, een op een corresponderen met de beweging van het daarmee gekoppelde deksel.
In uitvoeringsvoorbeelden kan het versteleleinent kantelbaar om een kantelas in de behuizing gemonteerd zijn, waarbij het verstelelement dan kantelbaar is tussen ten minste een beginstand waarin het deksel zich in de vrijgavestand bevindt en een eindstand waarin het deksel zich in de afdekstand bevindt.
De kantelas kan zich dan bijvoorbeeld uitstrekken in hoofdzaak dwars op de richting waarin het met het tweede uiteinde van het transferelement gekoppelde eerste verplaatsbare aangrijpelement verplaatsbaar is tussen zijn eerste positie en zijn eindpositie of vice versa, wat bijvoorbeeld voordelig kan zijn wanneer de lens van de camera een kan op is gericht die in hoofdzaak in het verlengde ligt van het transferelement.
Additioneel of alternatief kan de kantelas zich uitstrekken in hoofdzaak dwars op de richting van een langsas waaromheen de behuizing zwenkbaar is ten opzicht van de basis. Hierdoor kunnen onderdelen zoals het verstelelement en/of andere onderdelen aan een zijkant naast het deksel en/of naast de cameraeenheid worden verschaft, waardoor in een relatief lage constructie kan worden voorzien, als gevolg waarvan de behuizing relatief laag of relatief plat kan worden uitgevoerd. Alternatief kan de kantelas zich ook in een andere richting uitstrekken. Zo kan het deksel bijvoorbeeld om een verticale kantelas kantelen of draaien.
De verstelinrichting, in het bijzonder het verstelelement, kan zijn voorzien van een met het deksel gekoppeld eerste aanslagvlak dat is ingericht om samen te werken met een aan de tweede zijde van het transferelement, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde van het transferelement, aangebracht eerste blokkeerelement, waarbij de buitenzichteenheid dan zodanig is ingericht dat wanneer, bij verplaatsing van het transferelement vanuit de eerste tussenpositie naar de eindpositie, het eerste verplaatsbare aangrijpelement uit aangrijping komt met het verstelelement zodanig dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement niet meer kan doen meebewegen, het eerste blokkeerelement tegen het eerste aanslagvlak komt aan te liggen zodat het eerste blokkeerelement tegengaat dat het verstelelement terug kan worden bewogen. Zo kan bijvoorbeeld worden tegengegaan dat het verstelelement onbedoeld zodanig kan worden bewogen dat het daarmee gekoppelde deksel onbedoeld gedeeltehjk, of zelfs geheel, gesloten kan worden als het betreffende aangrijpelement, na openen van het deksel, niet langer in aangrijping is met het verstelelement. Ook zou bijvoorbeeld onbedoelde vrijgave van de lens kunnen worden tegengegaan wanneer het betreffende aangrijpelement, na sluiten van het deksel, niet langer in aangrijping is met het verstelelement. Er zou dan bijvoorbeeld kunnen worden tegengegaan dat het deksel ongewild opent wanneer de behuizing ongewild vanuit zijn parkeerstand wordt uitgeklapt, zodat de lens ook dan beschermd bhjft.
In voorkeursuitvoeringsvormen is de aandrijfinrichting voorts voor het laten zwenken van de behuizing tussen ten minste de parkeerstand en de werkstand. In het bijzonder heeft de aandrijfinrichting een actuator, bijvoorbeeld een elektromotor, die zowel is voor het laten zwenken van de behuizing als voor het verstellen van het deksel. Hierdoor kan de buitenzichteenheid relatief compact en/of relatief goedkoop zijn. Bijvoorbeeld omdat de slag van het uitklappen van de behuizing en de slag die, bijvoorbeeld de tweede zijde van, het transferelement kan maken niet altijd helemaal goed overeenkomen, bijvoorbeeld door kleine afwijkingen tijdens de productie, door oprekking van het transferelement na verloop van tijd, of door thermische expansie, kan het in en uit aangrijping komende aangrijpelement bijzonder voordelig zijn in uitvoeringsvormen waarin een enkele aandrijfinrichting en/of enkele actuator zowel de behuizing doen zwenken als het deksel doen verstellen, in het bijzonder wanneer dat ten minste gedeeltehjk gelijktijdig gebeurt. Wanneer het transferelement namelijk wel continu vast zou blijven zitten aan het verstelelement bij het openen van het deksel en het uitvouwen van de behuizing van zijn parkeerstand naar zijn werkstand, dan zou de slag die het einde van het transferelement maakt namelijk precies gelijk moeten vallen met de slag die behuizing maakt bij het naar zijn werkstand zwenken, maar zou het bijvoorbeeld door oprekking of productieafwijkingen kunnen gebeuren dat die slagen niet, of niet meer, goed samen vallen.
Verder kan de buitenzichteenheid zo zijn ingericht dat de behuizing zwenkbaar is naar een voorbij de werkstand gelegen overvouwstand. Doordat het betreffende aangrijpelement uit aangrijping kan komen met het verstelelement, kan het transferelement, bij zulk overvouwen, relatief ver bewogen worden, in het bijzonder teruggetrokken worden, zonder dat dit nadelige gevolgen hoeft te hebben voor het deksel en/of andere onderdelen van de buitenzichteenheid, zoals bepaalde onderdelen van de verstelinrichting. De buitenzichteenheid kan dan bijvoorbeeld zodanig zijn ingericht dat wanneer de behuizing van zijn werkstand naar zijn overvouwstand zwenkt, het tweede uiteinde van het transferelement zover verplaatst wordt dat het tweede blokkeerelement niet langer aanligt tegen het tweede aanslagvlak. Bijvoorbeeld om tegen te gaan dat het deksel dan onbedoeld wordt versteld, kan de verstelinrichting voorts zijn voorzien van een langs een versteltraject van het transferelement gelegen schakelbare blokkeerinrichting, die omschakelbaar is tussen een blokkeertoestand waarin de blokkeerinrichting tegengaat dat het deksel naar zijn afdekstand kan worden bewogen en een vrijgavetoestand waarin de blokkeerinrichting het deksel niet langer blokkeert, en waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat, wanneer het tweede uiteinde van het transferelement zover verplaatst wordt dat het tweede blokkeerelement niet langer aanligt tegen het tweede aanslagvlak wanneer de behuizing richting de overvouwstand zwenkt, een aan het transferelement bevestigd eerste schakelbedieningselement de schakelbare blokkeerinrichting in zijn blokkeertoestand brengt.
Verder voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont:
Fig. 1 een schematisch, perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een buitenzichteenheid volgens de uitvinding;
Fig. 2 een schematisch, gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van een deel van de buitenzichteenheid van Fig. 1 in een toestand waarin een cameralens daarvan is vrijgegeven door een deksel;
Fig. 3 een schematisch, gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van het deel van Fig. 2, waarin de cameralens is afgedekt;
elk van Fig. 4A-C een schematisch, gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht zijaanzicht van het deel van Fig. 2 en Fig. 3 in een respectievelijke van opvolgende stappen tijdens het verstellen van het deksel;
Fig. 5 een schematische weergave waarin zowel het in Fig. 2-4C getoonde deel als ook schematisch, gedeeltelijk opengewerkt bovenaanzicht van een aandrijving van de buitenzichteenheid;
Fig. 6 een schematisch, gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van het deel van Fig. 1 en Fig. 2, in een toestand waarin de buitenzichteenheid zich in een overvouwstand bevindt; en
Fig. 7 een tweede schematisch, gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van het deel van Fig. 6 in dezelfde toestand als in Fig. 6.
Op gemerkt wordt dat de figuren slechts schematische weergaven betreffen van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, en dat deze gegeven worden bij wijze van niet limiterend uitvoeringsvoorbeeld. In het uitvoeringsvoorbeeld zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven.
Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van een buitenzichteenheid 1 voor een voertuig, in het bijzonder een motorvoertuig, volgens de uitvinding. De buitenzichteenheid 1 omvat een basis 2 voor bevestiging aan een niet getoond voertuig. De buitenzichteenheid 1 omvat een behuizing 3 die zwenkbaar aan de basis 2 is gemonteerd. De behuizing 3 is zwenkbaar ten minste tussen een parkeerstand, bijvoorbeeld een ingeklapte stand waarin de behuizing zich in hoofdzaak langs het voertuig uitstrekt, en een werkstand, bijvoorbeeld een rijstand waarin de behuizing zich in hoofdzaak dwars op het voertuig uitstrekt. De buitenzichteenheid 1 omvat een in de behuizing 3 gehuisveste cameraeenheid 4 met een lens 5. De buitenzichteenheid 1 omvat een verstelbare deksel 6 voor het tijdelijk afdekken van de lens 5, welke deksel 6 verstelbaar is tussen een afdekstand
I, waarin het de lens 5 van de cameraeenheid 4 afdekt, en een vrijgavestand
II, waarin de lens 5 van de cameraeenheid 4 is vrijgegeven door het deksel
6. De in Fig. 1 getoonde buitenzichteenheid 1 omvat twee, in de behuizing 3 gehuisveste, cameraeenheden 4, die ieder zijn voorzien van een lens 5. De buitenzichteenheid 1 omvat in het voorbeeld twee verstelbare deksels 6, een voor iedere lens 5. De verstelbare deksels 6 verstellen in Fig. 1 toe naar de afdekstand I, zoals aangegeven door rode pijlen. De buitenzichteenheid 1 kan natuurlijk ook zijn voorzien van één enkele cameraeenheid 4 of juist meer dan twee cameraeenheden 4, die bijvoorbeeld elk met een eigen deksel 6 zijn af te dekken. Alternatief zouden meerdere cameraeenheden 4 met een gemeenschappelijk deksel kunnen worden afgedekt, bijvoorbeeld wanneer twee cameraeenheden, elk met bijvoorbeeld een andere kijkhoek, relatief dicht naast elkaar zijn gelegen.
Fig. 2-7 tonen een gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van een deel van de buitenzichteenheid 1 volgens de uitvinding. De buitenzichteenheid 1 omvat een verstehnrichting 7 voor het verstellen van het deksel 6 tussen zijn afdekstand I en zijn vrijgavestand II. Additioneel of alternatief is de verstelinrichting 7 ingericht voor het verstellen van het deksel 6 tussen zijn vrijgavestand II en zijn afdekstand I. De verstelinrichting 7 is voorzien van een verstelelement 9 dat zodanig met het deksel 6 is gekoppeld dat het deksel 6 verplaatst wanneer het verstelelement 9 wordt bewogen. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is het verstelelement 9 kantelbaar gemonteerd in de behuizing 3 bijvoorbeeld om een as, waarbij het verstelelement 9 via de as aan het deksel 6 is gekoppeld. Dit zal verderop verder worden toegelicht. Het moge de vakman duidelijk zijn dat het verstelelement 9 ook met het deksel 6 geïntegreerd kan zijn, zoals bijvoorbeeld onderdeel vormen van het deksel 6, in het bijzonder wanneer het deksel 6 direct wordt bewogen zoals verderop zal worden toegelicht.
De verstelinrichting 7 omvat een eerste verplaatsbaar aangrijpelement 8a dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9. Op deze wijze kan het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 meebewegen met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a wanneer het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement 9, zoals bijvoorbeeld te zien in Fig. 4A-C. Hierdoor kan het deksel 6 tussen zijn afdekstand I en zijn vrijgavestand II worden versteld. Het moge de vakman duidelijk zijn dat op eenzelfde wijze het deksel 6 omgekeerd tussen zijn vrijgavestand II en afdekstand I kan worden versteld wanneer het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a bijvoorbeeld in een tegengestelde richting wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement 9.
De verstelinrichting 7 omvat een aandrijfinrichting 10 voor het laten bewegen van het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a. Zoals bijvoorbeeld te zien in Fig. 5 is de aandrijfinrichting 10 op afstand gelegen van het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a en zal verderop worden toegelicht. De getoonde aandrijfinrichting 10 omvat een actuator 10a, zoals bijvoorbeeld een elektromotor, en een aandrijftrein 10b met een uitgaand element 10c, zoals bijvoorbeeld een niet getoond uitgaand tandwiel of spindel.
De verstelinrichting 7 omvat een transferelement 11, in hoofdzaak een langgerekt transferelement, voor het overbrengen van een beweging van de aandrijfinrichting 10 op het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a. Het transferelement 11 is aan een eerste zijde, in het bijzonder aan of nabij een eerste uiteinde 11a, gekoppeld met de aandrijfinrichting 10, zoals bijvoorbeeld via het uitgaande element 10c, zoals bijvoorbeeld een niet getoond uitgaand tandwiel of spindel van de aandrijftrein 10b. Het transferelement 11 is aan een tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij een tweede uiteinde 11b, voorzien van het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a. Het transferelement 11 is beweegbaar van een beginpositie A, zoals bijvoorbeeld weergegeven in Fig. 2 en verderop zal worden toegelicht, waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a nog niet zodanig in aangrijping is met het verstelelement 9 dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a het verstelelement 9 kan doen bewegen, naar een eindpositie C van het transferelement, zoals bijvoorbeeld getoond in Fig. 3 en verderop zal worden toegelicht. Het transferelement 11 is beweegbaar tussen de beginpositie A en de eindpositie C via ten minste een eerste tussenpositie Bl (Fig. 4A-C) van het transferelement 11 waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a het verstelelement 9 aangrijpt en doet meebewegen met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a. Beginpositie A van het transferelement 11 komt hier overeen met de vrijgavestand II van het deksel 6 en de werkstand ii van de buitenzichteenheid 1, terwijl eindstand C hier overeenkomt met de afdekstand I van het deksel 6 en de parkeerstand i van de behuizing 3 van de buitenzichteenheid 1.
Fig. 3 toont dat de buitenzichteenheid 1 zodanig is ingericht dat, in de eindpositie C van het transferelement 11, het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a niet meer zodanig met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 in aangrijping is dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a het verstelelement 9 kan doen bewegen. Zo hoeft een slag die het transferelement 11, althans het tweede uiteinde daarvan, kan maken wanneer de aandrijfinrichting 10 het transferelement 11 aandrijft niet precies overeen te komen met de slag die het verstelelement 9 dient te maken om het deksel 6 te verstellen van zijn vrijgavestand II tot in zijn afdekstand I. Hierdoor hoeft de slag die het transferelement 11 maakt niet alleen aan het begin van de beweging niet precies aan te sluiten op de beweging van het verstelelement 9, maar hoeft de slag die het transferelement aan het eind van de beweging maakt ook niet precies overeen te komen met de slag van de beweging die het verstelelement maakt. Alternatief kan het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a, in de eindpositie C van het transferelement 11, wel zodanig met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 in aangrijping zijn en/of blijven, zoals bijvoorbeeld weergegeven in Fig. 4C. Hierdoor hoeft alleen de slag die het transferelement 11 aan het begin van de beweging maakt niet precies aan te sluiten op de beweging van het verstelelement 9.
Het getoonde transferelement 11 is aan zijn tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, voorts voorzien van een tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b. Het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b is ingericht om tijdehjk aan te grijpen op het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9, zodat, wanneer het aangrijpelement 8b wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement 9, het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 met het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b meebeweegt. Op deze wijze kan het deksel 6 worden versteld tussen zijn vrijgavestand II en zijn afdekstand I en omgekeerd tussen zijn afdekstand I en zijn vrijgavestand II. Het transferelement 11 is beweegbaar vanuit de eindpositie C (Fig. 3) via ten minste een tweede tussenpositie B2 (Fig. 4A-C) waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b het verstelelement 9 aangrijpt en doet meebewegen met het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b, naar de beginpositie A (Fig. 2) waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b niet langer zodanig in aangrijping is met het verstelelement 9 dat het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b het verstelelement 9 kan doen bewegen.
Fig. 3 toont dat de buitenzichteenheid 1 zodanig is ingericht dat, in de eindpositie C van het transferelement 11 het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b nog niet met het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 in aangrijping is.
Fig. 2-7 tonen een gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van een deel van de buitenzichteenheid 1 volgens de uitvinding, waarbij het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a en het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b geïntegreerd zijn in een geïntegreerd aangrijpelement 8, of een zogenaamd gecombineerd aangrijpelement 8. Zoals te zien in Fig. 7 is het geïntegreerde aangrijpelement 8 uitgevoerd als een stift, dat wil zeggen een relatief dun staafje. Op deze geïntegreerde wijze kan de configuratie relatief eenvoudig en relatief compact worden uitgevoerd. Alternatief kan het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a afzonderlijk van het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b worden verschaft, zoals bijvoorbeeld in hoofdzaak aan weerszijden van de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11. In dat geval kan het met het deksel gekoppelde verstelelement 9 bijvoorbeeld uit twee delen bestaan, waarbij een deel is ingericht voor tijdelijke samenwerking met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a voor het verstellen van het deksel 6 tussen zijn vrijgavestand II en zijn afdekstand I en een ander deel van het verstelelement 9 is ingericht voor tijdelijke samenwerking met het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b voor het verstellen van het deksel 6 tussen zijn afdekstand I en zijn vrijgavestand II.
In het geval dat het deksel 6 wordt versteld van de in Fig. 2 getoonde vrijgavestand II naar de in Fig. 3 getoonde afdekstand I en daarbij het transferelement 11 met behulp van de aandrijfinrichting 10 beweegt van de beginpositie A naar de eindpositie C, grijpt refererend aan Fig. 2 het eerste verstelbare aangrijpelement 8a nog niet aan op het verstelelement 9. Zoals verderop zal worden toegelicht, ligt in Fig. 2 een met een zogenaamd gecombineerd aangrijpelement 8 geïntegreerd blokkeerelement slechts tegen een hier met het verstelelement 9 geïntegreerd aanslagvlak aan om tegen te gaan dat het deksel ongewenst dicht kan gaan. Door met behulp van de aandrijfinrichting 10 het eerste verstelbare aangrijpelement 8a via het transferelement 11 in richting Dl van de eindpositie C te bewegen, komt het eerste verstelbare aangrijpelement 8a in aangrijping met het verstelelement 9 en doet het verstelelement 9 meebewegen met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a, zoals bijvoorbeeld in opvolgende stappen weergegeven in Fig. 4A-C.
In de in Fig. 3 getoonde eindpositie C van het transferelement 11 is het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a niet meer zodanig met het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 in aangrijping dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a het verstelelement 9 kan doen bewegen. Vergelijkbaar met het hierboven voor Fig. 2 beschreven geval en zoals verderop zal worden toegelicht, ligt in Fig. 3 een met een aangrijpelement 8 geïntegreerd blokkeerelement slechts tegen een hier met het verstelelement 9 geïntegreerd aanslagvlak aan om tegen te gaan dat het deksel ongewenst open kan gaan. Verdere verplaatsing van het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a in richting Dl doet het verstelelement 9 niet (verder) meebewegen met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a. Het deksel 6 is in zijn afdekstand I en een in de buitenzichteenheid 1 op genomen eerste aanslag 15 voorkomt dat het verstelelement 9 verder kan door bewegen.
Omgekeerd, in het geval dat het deksel 6 wordt versteld van de in Fig. 3 getoonde afdekstand I naar de in Fig. 2 getoonde vrijgavestand II en daarbij het transferelement 11 met behulp van de aandrijfinrichting 10 beweegt van de eindpositie C naar de beginpositie A in richting D2, beweegt het verstelelement 9, in opvolgende stappen weergegeven in Fig. 4C, 4B, 4A, mee met een tweede verplaatsbaar aangrijpelement 8b. In het getoonde voorbeeld zijn de eerste en tweede verplaatsbare aangrijpelementen 8a, 8b geïntegreerd in het geïntegreerde aangrijpelement 8. Een in de buitenzichteenheid 1 opgenomen tweede aanslag 16 voorkomt dat het verstelelement 9 verder kan door bewegen.
Voorts tonen Fig. 2-7 dat het geïntegreerde aangrijpelement 8 ten minste gedeeltelijk in de behuizing 3 is opgesloten, zodanig dat de behuizing en/of een in de behuizing opgenomen geleider het aangrijpelement 8 kan geleiden om in hoofdzaak tegen te gaan dat het aangrijpelement 8 beweegt in een richting die afwijkt van de respectievelijk beschreven (bewegings)richtingen Dl en D2 van het transferelement 11.
Fig. 4A-C tonen dat het geïntegreerde aangrijpelement 8 en het verstelelement 9 zijn ingericht om tijdelijk op elkaar in te haken zodanig dat, wanneer het geïntegreerde aangrijpelement 8 na inhaken verder beweegt, het geïntegreerde aangrijpelement 8 het verstelelement 9 mee laat bewegen, althans tot het moment dat het geïntegreerde aanrijpelement 8 loshaakt van het verstelelement 9. Additioneel of alternatief kunnen het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a en het verstelelement 9 zijn ingericht om tijdelijk op elkaar in te haken, en/of kunnen het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b en het verstelelement 9 zijn ingericht om tijdelijk op elkaar in te haken. Het verstelelement 9 is voorzien van een eerste meeneemvlak 9a. Op het eerste meeneemvlak 9a kan een eerste aangrijpvlak 8c van het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a inhaken. Op deze manier kan het verstelelement 9 met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a meebewegen wanneer het met het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a gekoppelde transferelement 11 zich vanuit de eerste tussenpositie Bl (Fig. 4A-C) beweegt naar de eindpositie C (Fig. 3). Het verstelelement 9 is tevens voorzien van een tweede meeneemvlak 9b, dat in het getoonde voorbeeld in hoofdzaak tegenover het eerste meeneemvlak 9a is gelegen. Op het tweede meeneemvlak 9b kan een tweede aangrijpvlak 8d van het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b inhaken. Op deze wijze kan het verstelelement 9 met het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b meebewegen wanneer het met het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b gekoppelde transferelement 11 zich vanuit de tweede tussenpositie B2 (Fig. 4C-A) beweegt naar de beginpositie A (Fig. 2).
In Fig. 2-7 is te zien dat het verstelelement 9 in hoofdzaak star met het deksel 6 is verbonden, zodanig dat het deksel 6 rechtstreeks met het verstelelement 9 meebeweegt wanneer het verstelelement 9 door het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a wordt bewogen of wanneer het verstelelement 9 door het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b wordt bewogen (Fig. 4A-C). In het voorbeeld is het verstelelement 9 kantelbaar gemonteerd in de behuizing om een kantelas 12. Zowel het deksel 6 als het verstelelement 9 zijn samen star op dezelfde kantelas 12 gemonteerd. Het verstelelement 9 is kantelbaar tussen ten minste een beginstand waarin het deksel 6 zich in de vrijgavestand II bevindt (Fig. 4A) en een eindstand waarin het deksel zich in de afdekstand I bevindt (Fig. 4C). De kantelas 12 strekt zich in hoofdzaak dwars uit op de richting Dl, D2 waarin het met de tweede zijde, in het bijzonder met het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11 gekoppelde eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a verplaatsbaar is tussen de beginpositie A en de eindpositie C of het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b verplaatsbaar is tussen de eindpositie C en de beginpositie A. Op deze manier kan op elegante wijze een compacte en/of eenvoudige constructie worden verkregen. Alternatief zou het verstelelement 9 via een overbrenging, zoals bijvoorbeeld een tandwieloverbrenging, met het deksel 6 verbonden kunnen zijn.
De kantelas 12 strekt zich in hoofdzaak dwars op de richting van een langsas A3 uit waaromheen de behuizing 3 zwenkbaar is ten opzicht van de basis 2. Op deze wijze kan een relatief platte constructie worden verkregen.
De verstelinrichting 7, in het bijzonder het verstelelement 9, is voorzien van een met het deksel 6 gekoppeld eerste aanslagvlak 13a. Het eerste aanslagvlak 13a is ingericht om samen te werken met een aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11 aangebracht eerste blokkeerelement 14a. Bovendien is de buitenzichteenheid 1 zodanig ingericht dat wanneer, bij verplaatsing van het transferelement 11 vanuit de eerste tussenpositie BI naar de eindpositie C, het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a uit aangrijping komt met het verstelelement 9 en het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a het verstelelement 9 niet meer kan doen meebewegen, het eerste blokkeerelement 14a tegen het eerste aanslagvlak 13a komt aan te liggen (Fig. 3). Op deze manier kan het eerste blokkeerelement 14a tegengaan dat het verstelelement 9 terug kan worden bewogen. Er wordt op deze manier met name tegengegaan dat het verstelelement 9 en het daarmee gekoppelde deksel 6 onbedoeld zodanig kunnen worden bewogen dat het deksel 6 vanuit zijn afdekstand I naar zijn vrijgavestand II kan worden versteld. Zo kan op relatief eenvoudige wijze toegang tot de cameraeenheid worden tegengegaan om bijvoorbeeld vandalisme tegen te gaan.
Op vergelijkbare wijze is de verstelinrichting 7, in het bijzonder het verstelelement 9, voorzien van een met het deksel 6 gekoppeld tweede aanslagvlak 13b. Het tweede aanslagvlak 13b is ingericht om samen te werken met een aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11 aangebracht tweede blokkeerelement 14b. Bovendien is de buitenzichteenheid 1 zodanig ingericht dat wanneer, bij verplaatsing van het transferelement 11 vanuit de tweede tussenpositie B2 naar de beginpositie A, het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b uit aangrijping komt met het verstelelement 9 en het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b het verstelelement 9 niet meer kan doen meebewegen, het tweede blokkeerelement 14b tegen het tweede aanslagvlak 13b komt aan te liggen (Fig. 2). Op deze wijze kan het tweede blokkeerelement 14b tegengaan dat het verstelelement 9 terug kan worden bewogen. Er wordt op deze manier met name tegengegaan dat het verstelelement 9 en het daarmee gekoppelde deksel 6 onbedoeld zodanig kunnen worden bewogen dat het deksel 6 vanuit zijn vrijgavestand II naar zijn afdekstand I kan worden versteld. Zo kan op relatief eenvoudige wijze worden tegengegaan dat het deksel onbedoeld richting zijn afdekstand verstelt en daarmee de lens 5 van de cameraeenheid 4 gedeeltelijk, of zelfs geheel, afgedekt wordt wanneer het aangrijpelement 8 niet langer in aangrijping is met het verstelelement 9. Dit is met name tijdens het rijden belangrijk, om bijvoorbeeld tegen te gaan dat tijdens het rijden opgewekte trillingen of oneffenheden in de weg kunnen zorgen voor ongewenste verstelling van het deksel 6.
De buitenzichteenheid 1 is bij voorkeur zodanig ingericht dat wanneer het transferelement 11 verder wordt bewogen, na verplaatsing van het transferelement 11 vanuit de eerste tussenpositie BI naar de eindpositie C, het eerste blokkeerelement 14a over het eerste aanslagvlak 13a wordt voortbewogen zodat het eerste blokkeerelement 14a ten minste over een eerste deel van dat voortbewegen blijft tegengaan dat het verstelelement 9 terug kan worden bewogen (Fig. 3). Met andere woorden dat het eerste blokkeerelement 14a langs het eerste aanslagvlak 13a kan worden bewogen terwijl het eerste blokkeerelement 14a tegen het eerste aanslagvlak 13a blijft aanliggen.
Op vergelijkbare wijze kan de buitenzichteenheid 1 bij voorkeur zodanig ingericht zijn dat wanneer het transferelement 11 verder wordt bewogen, na verplaatsing van het transferelement 11 vanuit de tweede tussenpositie B2 naar de beginpositie A, het tweede blokkeerelement 14b over het tweede aanslagvlak 13b wordt voortbewogen zodat het tweede blokkeerelement 14b ten minste over een eerste deel van dat voortbewegen blijft tegengaan dat het verstelelement 9 terug kan worden bewogen (Fig. 2).
In het voorbeeld zijn de respectieve aanslagvlakken 13a, 13b beide langgerekt, in hoofdzaak respectievelijk in richtingen Dl, D2. De betreffende richting Dl, D2 kan zich, op het moment dat het verstelelement 9 in zijn stand staat waarin het deksel 6 in zijn afdekstand dan wel zijn vrijgavestand staat, in hoofdzaak uitstekken in de richting waarin het transferelement 11 beweegbaar is. Het respectieve blokkeerelement 14a, 14b heeft hier een rond, in het bijzonder cilindervormig, contactvlak waarmee het tijdens het blokeren van het verstelelement 9 in contact is met het respectieve aanslagvlak 13a, 13b. Op deze manier kan het respectieve blokkeerelement 14a, 14b relatief eenvoudig, en met relatief weinig wrijving, langs het respectieve aanslagvlak 13a, 13b schuiven wanneer het eerste einde van transferelement 11 nog een deel van zijn slag maakt terwijl het deksel 6 al in zijn vrijgavestand of zijn afdekstand is gezet. Het moge de vakman duidelijk zijn dat dit ook anders zou kunnen, bijvoorbeeld met wieltjes. Alternatief kunnen de respectieve blokkeerelementen 14a, 14b driehoekvormig, prismavormig, of elke andere geschikte vorm hebben. Andersom zou ook kunnen. Dat wil zeggen dat het met het transferelement 11 gekoppelde en meebewegende blokkeerelement 14a, 14b een langgerekt blokkeervlak omvat en dat het respectieve aanslagvlak 13a, 13b een, bijvoorbeeld rond cylindervormig, aanslagvlak omvat waar genoemd langgerekte blokkeervlak dan langs kan voortbewegen.
In het voorbeeld zijn het eerste 14a en het tweede blokkeerelement 14b geïntegreerd in een geïntegreerd, of zogenaamd gecombineerd, blokkeerelement 14. Het eerste blokkeerelement 14a is voorts geïntegreerd in het tweede aangrijpelement 8b en het tweede blokkeerelement 14b is geïntegreerd in het eerste aangrijpelement 8a. Bovendien zijn de aangrijpelementen 8a, 8b en dus ook de blokkeerelementen 14a, 14b allemaal met elkaar geïntegreerd in het aangrijpelement 8. Zoals eerder beschreven en te zien in Fig. 7 is het geïntegreerde aangrijpelement 8 uitgevoerd als een stift, dat wil zeggen een relatief dun staafje. In de gedeeltelijke doorsnede van Fig. 2-6 is te zien dat het geïntegreerde aangrijpelement 8 een cirkelvormige dwarsdoorsnede omvat, maar een driehoekige, vierkante of andere vorm is ook mogelijk. Een cirkelvormige dwarsdoorsnede kan voordeligerwijs tijdens voortbeweging van het geïntegreerde aangrijpelement 8 langs de respectieve aanslagvlakken 13a, 13b opgewekte wrijving verminderen, terwijl de blokkerende werking blijft behouden. Bovendien kan door toepassing van een dergelijk aangrijpelement 8 ruimte worden voorzien voor kanteling van het verstelelement 9, in het bijzonder voor de langgerekte aanslagvlakken 13a, 13b. Dit is bijvoorbeeld weergegeven in Fig. 3, waarbij aanslagvlak 13b ruimte heeft om te kantelen achter het aangrijpelement 8.
Zoals eerder beschreven is in het voorbeeld de buitenzichteenheid 1 voorts voorzien van respectieve aanslagen 15, 16 om tegen te gaan dat het verstelelement verder door kan bewegen wanneer het verstelelement 9 uit aangrijping is gekomen met respectievelijk het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a, zoals bijvoorbeeld wanneer deze beweegt van de in Fig. 4C weergegeven positie naar de in Fig. 3 weergegeven positie, en het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b, zoals bijvoorbeeld wanneer deze beweegt van de in Fig. 4A weergegeven positie naar de in Fig. 2 weergegeven positie. Kanteling van verstelelement 9 kan dan in beide richtingen worden tegengegaan, dat wil zeggen aan de ene kant door de eerste aanslag 15 en aan andere kant door het eerste blokkeerelement 14a dat tegen het eerste aanslagvlak 13a aanligt (Fig. 3). Op vergelijkbare wijze kan in Fig. 2 kanteling van verstelelement 9 in beide richtingen worden tegengegaan, dat wil zeggen aan de ene kant door de tweede aanslag 16 en aan andere kant door het tweede blokkeerelement 14b dat tegen het tweede aanslagvlak 13b aanligt. Aldus kan het verstelelement 9 in hoofdzaak opgesloten zitten en onbedoelde verstelling van het deksel 6 tussen zijn afdekstand I en vrijgavestand II, of vice versa, worden tegengegaan. Bovendien is wanneer het verstelelement 9 door het respectieve aangrijpelement 8a, 8b wordt meegenomen in een bepaalde richting Dl, D2, het andere aangrijpelement 8b, 8a samen met het respectieve meeneemvlak 9b, 9a tegengaat dat het deksel 6 onbedoeld, zoals bijvoorbeeld als gevolg van trillingen, kan bewegen in een richting D2, Dl tegengesteld aan de richting Dl, D2 waarin het door genoemde respectieve aangrijpelement 8a, 8b op wordt geduwd. Aldus kan het geïntegreerde aangrijpelement 8 in hoofdzaak opgesloten zitten, zoals bijvoorbeeld te zien in Fig. 4B.
Fig. 5 toont voorts een gedeeltelijk opengewerkt bovenaanzicht van een aandrijving van de buitenzichteenheid 1. De aandrijfinrichting 10 is voorts voor het laten zwenken van de behuizing 3 tussen ten minste de parkeerstand en de werkstand. In het bijzonder omvat de aandrijfinrichting een actuator 10a, zoals bijvoorbeeld een elektromotor, die zowel is voor het laten zwenken van de behuizing 3 als voor het verstellen van het deksel
6. Een eerdergenoemde variant van de aandrijfinrichting 10, waarbij het uitgaande element 10c is uitgevoerd met een uitgaand tandwiel of spindel, kan bijvoorbeeld met een rotatie-translatie omzetter aan de aandrijftrein 10b worden toegepast in de buitenzichteenheid 1 voor het laten uitvoeren van een lineaire beweging van het aan de aandrijfinrichting 10, in het bijzonder het uitgaande element 10c, gekoppelde transferelement 11 voor verstelling van het aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, gekoppelde aangrijpelement 8, dan wel verstelling van de respectieve aangrijpelementen 8a, 8b. Op deze manier kan op elegante wijze de aandrijfinrichting 10 op afstand van het geïntegreerde aangrijpelement 8 worden geplaatst. In het voorbeeld is het transferelement uitgevoerd als een flexibele kabel, in het bijzonder een kunststoffen kabel. Wanneer een dergelijke kabel wordt toegepast, kan de buitenzichteenheid 1 bijvoorbeeld voorts worden voorzien van een niet getoonde kabelgeleider en/of een of meer andere geleidingsmiddelen om tegen te gaan dat de kabel verstrikt raakt in de behuizing 3 en/of in, in de behuizing 3 opgenomen, onderdelen of inrichtingen, zoals bijvoorbeeld een knipperlichtmodule. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de flexibele kabel als een de vakman bekende bowdenkabel uit te voeren, waarin dan een kabelgeleider kan zijn geïntegreerd. Verder is het bijvoorbeeld ook mogelijk om in plaats van een flexibele kabel, het transferelement 11 als een relatief starre aandrijfstang of -stangenmechanisme, of als gecombineerde tandwieltandheugel combinatie uit te voeren.
Zoals weergegeven in Fig. 5 wordt ten minste gedurende een deel van het zwenken van de behuizing 3 het transferelement 11 aangedreven zodanig dat het tweede uiteinde 11b daarvan wordt bewogen. Dat wil zeggen het aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11, gelegen respectieve aangrijpelement 8a, 8b slechts gedurende een deel van het zwenken met het met het deksel 6 gekoppelde verstelelement 9 gekoppeld is, zodat het deksel 6 tussen zijn afdekstand I en zijn vrijgavestand II, of omgekeerd tussen zijn vrijgavestand II en zijn afdekstand I, wordt versteld gedurende slechts een deel van het zwenken van de behuizing 3 tussen zijn parkeerstand en zijn werkstand, of omgekeerd tussen zijn werkstand en zijn parkeerstand. Dit is schematisch weergegeven door middel van in Fig. 5 getoonde verstelafstanden en verstelhoeken. Een met het transferelement 11 gekoppeld onderdeel van de aandrijfinrichting 10, zoals bijvoorbeeld het uitgaande element 10c, kan bijvoorbeeld voor het zwenken van de behuizing 3 tussen zijn parkeerstand en zijn werkstand een slag maken die overeenkomt met de in Fig. 5 aangegeven verstelhoek Bi. De met verstelhoek Bi corresponderende verstelafstand atot. wordt meegegeven aan het met de aandrijfinrichting 10 gekoppelde transferelement 11. De op zijn beurt met de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11 gekoppelde aangrijpelement 8 beweegt voorts gedurende het zwenken van de behuizing over de verstelafstand atot. Zoals eerder beschreven doet het aangrijpelement 8, dan wel zijn de respectieve aangrijpelementen 8a, 8b, het verstelelement 9 slechts meebewegen wanneer het aangrijpelement 8 met het verstelelement 9 in aangrijping is. Op deze wijze beweegt het verstelelement 9 alleen mee over de verstelafstand amin, waarbij amin kleiner is dan atot. Zodoende kan de aandrijfinrichting 10 ten minste gedurende een deel van het zwenken van de behuizing 3 (verstelhoek Bi en verstelafstand atot) het deksel 6 verstellen over verstelhoek α tussen zijn afdekstand I en zijn vrijgavestand II, of vice versa, waarbij verstelhoek α correspondeert met de door het met het verstelelement 9 tijdelijk gekoppelde respectieve aangrijpelement 8a, 8b afgelegde verstelafstand aimn. Voordeligerwijs kan op deze wijze een buitenzichteenheid 1 worden voorzien met een zogenaamde vrijeslag, waarbij de vrijeslag overeenkomt met een afstand Hvrij ½ (atot amin). Dat wil zeggen dat het transferelement 11 tijdens de vrijeslag aVrij ten minste beweegbaar is van een beginpositie A waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement 8a nog niet zodanig in aangrijping is met het verstelelement 9 dat het eerste verstelbare aangrijpelement 8a het verstelelement 9 kan doen bewegen tot een eerste tussen positie B1 en vergelijkbaar dat het transferelement 11 tijdens de vrijeslag aVrij ten minste beweegbaar is van een eindpositie C waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement 8b nog niet zodanig in aangrijping is met het verstelelement 9 dat het tweede verstelbare aangrijpelement 8b het verstelelement kan doen bewegen tot een tweede tussenpositie B2. Bovendien kunnen respectieve blokkeerelementen 14a, 14b tijdens de vrijeslag worden bewogen terwijl ze in hoofdzaak tegen de respectieve (langgerekte) aanslagvlakken 13a, 13b van het verstelelement 9 blijven aanliggen. Op deze wijze wordt tijdens de vrijeslag avrij het verstelelement 9 niet versteld, terwijl de blokkerende werking behouden blijft.
In het voorbeeld is de behuizing 3 voorts zwenkbaar naar een voorbij de werkstand gelegen overvouwstand. Fig. 6 toont een gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van een deel van de buitenzichteenheid 1, in een toestand waarin de buitenzichteenheid 1 zich in een overvouwstand bevindt. De buitenzichteenheid 1 zodanig is ingericht dat wanneer de behuizing 3 van zijn werkstand, of van zijn parkeerstand, naar zijn overvouwstand zwenkt, de tweede zijde, in het bijzonder het tweede uiteinde lib, van het transferelement 11 zover verplaatst wordt dat het tweede blokkeerelement 14b niet langer aanligt tegen het tweede aanslagvlak 13b. Door de afmeting van het tweede aanslagvlak 13b te beperken, kan worden tegengegaan dat de configuratie van de buitenzichteenheid 1 relatief groot, in het bijzonder relatief hoog, wordt. Echter, zoals bijvoorbeeld uit Fig. 4C kan worden afgeleid, kan het tweede aanslagvlak 13b in uitvoeringsvormen ook relatief lang worden uitgevoerd zonder dat dit meteen een negatief effect hoeft te hebben op de grootte van de buitenzichteenheid 1. Een dergelijk relatief lang tweede aanslagvlak 13b kan zelfs voordelig zijn, bijvoorbeeld doordat daardoor een schakelbare blokkeerinrichting 18, bijvoorbeeld zoals die hieronder wordt besproken, achterwege kan blijven, terwijl het toch mogelijk kan worden gemaakt dat wanneer de behuizing 3 van zijn werkstand naar zijn overvouwstand zwenkt, het deksel 6 geblokkeerd kan blijven in zijn vrijgavestand.
In Fig. 5 is een verstelhoek van de vrijgavestand naar de overvouwstand schematisch weergegeven door verstelhoek 62 en de totale verstelafstand die het transferelement 11 kan afleggen, wanneer de behuizing 3 van zijn parkeerstand naar zijn uiterste overvouwstand beweegt, weergegeven door verstelafstand btot.
Fig. 7 toont een tweede gedeeltelijk opengewerkt en gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van een deel van de buitenzichteenheid 1, in een toestand waarin de buitenzichteenheid 1 zich in een overvouwstand bevindt. De verstelinrichting 7 is voorts voorzien van een langs een versteltraject V van het transferelement 11 gelegen schakelbare blokkeerinrichting 18, die omschakelbaar is tussen een blokkeertoestand III waarin de blokkeerinrichting 18 tegengaat dat het deksel 6 naar zijn afdekstand I kan worden bewogen en een vrijgavetoestand waarin de blokkeerinrichting 18 het deksel 6 niet langer blokkeert. In Fig. 7 is de blokkeertoestand III weergegeven. De buitenzichteenheid 1 is zodanig ingericht dat, wanneer de tweede zijde, in het bijzonder het tweede uiteinde 11b, van het transferelement 11 zover verplaatst wordt dat het tweede blokkeerelement 14b niet langer aanligt tegen het tweede aanslagvlak 13b wanneer de behuizing richting de overvouwstand zwenkt, een aan het transferelement 11, bij voorkeur aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde lib, van het transferelement 11, bevestigd eerste schakelbedieningseleinent 17a, de schakelbare blokkeerinrichting 18 in zijn blokkeertoestand III brengt. Het schakelbedieningselement 17a is in dit voorbeeld geïntegreerd met het geïntegreerde aangrijpelement 8. Alternatief kan het schakelbedieningselement 17a geïntegreerd zijn met ten minste een van de respectieve aangrijpelementen 8a, 8b en/of met ten minste een van de respectieve blokkeerelementen 14a, 14b.
De schakelbare blokkeerinrichting 18 omvat een blokkeervlak 18a dat in de blokkeertoestand III van de blokkeerinrichting 18 samenwerkt met een met het deksel 6 gekoppeld blokkeeraanslagvlak 19, dat in het voorbeeld op het verstelelement 9 is voorzien. In het bijzonder waarbij genoemde blokkeeraanslagvlak 19 wordt gevormd door het met het deksel 6 gekoppelde tweede aanslagvlak 13b, dat in dit voorbeeld op het verstelelement 9 is voorzien.
In dit voorbeeld omvat de schakelbare blokkeerinrichting 18 een zwenkbare kantelarm 18b. De zwenkbare kantelarm 18b is, bij voorkeur aan een eerste uiteinde, voorzien van het blokkeervlak 18a. Voorts is de zwenkbare kantelarm 18b, bij voorkeur aan een tegenovergelegen tweede uiteinde, voorzien van een eerste meeneeinvlak 19a dat is ingericht om zodanig samen te werken met het eerste schakelbedieningselement 17a dat het de zwenkbare kantelarm 18b zodanig doet zwenken dat de schakelbare blokkeerinrichting 18 van zijn vrijgavetoestand in zijn blokkeertoestand III komt. Bij voorkeur is het eerste meeneemvlak 19a zodanig ingericht dat het samenwerkt met het eerste schakelbedieningselement 17 (net) voordat het tweede blokkeerelement 14b uit aanligging komt met het tweede aanslagvlak 13b. Tevens is in het voorbeeld een tweede schakelbedieningselement 17b voorzien dat samen kan werken met een tweede meeneemvlak 19b om de schakelbare blokkeerinrichting 18 weer vanuit zijn blokkeertoestand III terug te brengen naar zijn vrijgavetoestand, in het bijzonder (net) nadat het tweede blokkeerelement 14b weer aan is komen te liggen tegen het tweede aanslagvlak 13b.
Het moge de vakman duidelijk zijn dat het aangrijpelement 8 en/of het verstelelement 9 bijvoorbeeld kan worden uitgevoerd als magneet of gemagnetiseerd materiaal. In het geval dat het aangrijpelement 8 of het verstelelement 9 een magneet omvat of ten minste gedeeltelijk van een gemagnetiseerd materiaal is gemaakt, kan de ander van de twee elementen bijvoorbeeld ook een ferromagnetisch materiaal omvatten of gemaakt zijn van een ferromagnetisch materiaal, zodat het aangrijpelement 8 en het verstelelement 9 op elkaar kunnen aangrijpen. Het verstelelement 9 kan ook met het deksel 6 geïntegreerd zijn, zodat het aangrijpelement 8 is ingericht om op compacte wijze aan te grijpen op het met het deksel geïntegreerde verstelelement.
Op gemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Zo kan de buitenzichteenheid bijvoorbeeld zijn voorzien van vele andere functies, zoals een aanslag die bij tijdens handmatige verstelling vanuit de werkstand zowel in de richting van de parkeerstand als in de richting van de overvouwstand een fysieke of auditieve aanslag vormt, die tijdens elekrtische verstelling in althans verstelling in de de richting van de parkeerstand niet aanwezig is. Een dergelijke funcie staat bekend als ‘double detent’. Ook kunnen de samenwerkende nokken in de werkstand onder veerbelasting staan, bijvoorbeeld van een om de langas opgenomen schroefveer, en kan deze veerbelasting voordat de behuizing elektrisch vanuit de werkstand ten opzichte van de basis verzwenkt, worden opgeheven. Dit kan bijvoorbeeld worden geïmplementeerd doordat de aandrijfinrichting een interne slag maakt, waardoor de veerkracht vanaf de behuizing wordt overgeplaatst naar de basis. Degelijke functies van verstelinrichtingen voor buitenzichteenheden zijn op zichzelf bekend, en zijn bijvoorbeeld beschreven in WO 2005/075249, WO 2012/047104 en WO2017/074193. Tevens wordt opgemerkt dat in bepaalde uitvoeringsvormen de werkstand en de uiterste overvouwstand kunnen samenvallen, bijvoorbeeld om een aërodynamisch gevormde verbinding met de rest van een voertuigcarrosserie mogelijk te maken, bijvoorbeeld op een manier die vergelijkbaar is met de spiegelconstructie van een Opel Vectra uit het jaar 2000.
Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.
LIJST VAN VERWIJZINGSCIJEERS
1. 2. Buitenzichteenheid Basis
3. Behuizing
4. Cameraeenheid
5. Lens
6. Deksel
7. Verstelinrichting
8. Geïntegreerd aangrijpelement
8a, 8b. Respectievelijk eerste en tweede verplaatsbare aangrijpelement
8c, 8cL Respectievelijk eerste en tweede aangrijpvlak
9. Verstelelement
9a., 9b. Respectievelijk eerste en tweede meeneemvlak
10. Aandrijfinrichting
10a. Actuator
10b. Aandrijftrein
10c. Uitgaand element
11. Transferelement
11a, 11b. Respectievelijk eerste en tweede uiteinde van het transferelement
12. Kantelas
13a, 13b. Respectievelijk eerste en tweede aanslagvlak
14a, 14b. Respectievelijk eerste en tweede blokkeerelement
15. Eerste aanslag
16. Tweede aanslag
17a, 17b. Respectievelijk eerste en tweede schakelbedieningselement
18. Blokkeerinrichting
18a. Blokkeervlak
18b. Kantelarm
19. Blokkeeraanslagvlak
19a, 19b. Respectievelijk eerste en tweede meeneemvlak van kantelarm
I. Afdekstand
II. Vrijgavestand
III. Blokkeerstand
A. Beginpositie
Bl. Eerste tussenpositie
B2. C. Tweede tussenpositie Eindpositie
i. Parkeerstand van de behuizing
ii. Werkstand van de behuizing
iii. Uiterste overvouwstand van de behuizing
A3. Langsas
DI. Eerste bewegingsrichting van het transferelement
D2. Tweede bewegingsrichting van het transferelement
a t ot Totale verstelafstand van het aangrijpelement bij verstellen van het deksel
amin. Minimale verstelafstand voor het aangrijpelement om deksel geheel te verstellen
btot · Totale verstelafstand van het aangrijpelement bij verstellen van de behuizing tussen de parkeerstand en de uiterste overvouwstand
a. Verstelhoek van het deksel
6i. Eerste verstelhoek van het uitgaande element van de aan drijfinrichtin g
b2. Tweede verstelhoek van het uitgaande element van de aandrijfinrichting
CONCLUSIES

Claims (23)

1. Buitenzichteenheid voor een voertuig, omvattende
- een basis voor bevestiging aan het voertuig;
- een behuizing die zwenkbaar aan de basis is gemonteerd, en die zwenkbaar is ten minste tussen i) een parkeerstand, ii) een werkstand en üi) een uiterste overvouwstand;
- een in de behuizing gehuisveste cameraeenheid met een lens;
- een verstelbare deksel voor het tijdelijk afdekken van de lens, welke deksel verstelbaar is tussen een afdekstand, waarin het de lens van de cameraeenheid afdekt, en een vrijgavestand, waarin de lens van de cameraeenheid is vrijgegeven door het deksel; en
- een verstelinrichting voor het verstellen van het deksel tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa, met het kenmerk, dat de verstelinrichting is voorzien van:
- een verstelelement dat zodanig met het deksel is gekoppeld dat het deksel verstelt wanneer het verstelelement wordt bewogen; en
- een eerste verplaatsbaar aangrijpelement dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement.
2. Buitenzichteenheid volgens conclusie 1, waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat, wanneer het eerste verplaatsbare aangrijpelement wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement, het met het deksel gekoppelde verstelelement met het eerste verplaatsbare aangrijpelement meebeweegt zodat het deksel wordt versteld tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa.
3. Buitenzichteenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verstelinrichting is voorzien van een aandrijfinrichting voor het laten bewegen van het eerste verplaatsbare aangrijpelement, waarbij de aandrijfinrichting op afstand is gelegen van het eerste verplaatsbare aangrijpelement.
4. Buitenzichteenheid volgens conclusie 3, waarbij de verstelinrichting is voorzien van een transferelement voor het overbrengen van een beweging van de aandrijfinrichting op het eerste verplaatsbare aangrijpelement, waarbij het transferelement aan een eerste zijde, in het bijzonder aan of nabij een eerste uiteinde, gekoppeld is met de aandrijfinrichting en aan een tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij een tweede uiteinde, is voorzien van het eerste verplaatsbare aangrijpelement, waarbij het transferelement beweegbaar is van een beginpositie waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement nog niet zodanig in aangrijping is met het verstelelement dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement kan doen bewegen, via ten minste een eerste tussenpositie van het transferelement waarin het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement aangrijpt en doet meebewegen met het eerste verplaatsbare aangrijpelement, naar een eindpositie van het transferelement.
5. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat, in de eindpositie van het transferelement, het eerste verplaatsbare aangrijpelement niet meer zodanig met het met het deksel gekoppelde verstelelement in aangrijping is dat het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement kan doen bewegen.
6. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het transferelement aan zijn tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde, is voorzien van een tweede verplaatsbaar aangrijpelement dat is ingericht om tijdelijk aan te grijpen op het met het deksel gekoppelde verstelelement, zodat, wanneer het aangrijpelement wordt bewogen terwijl het in tijdelijke aangrijping is met het verstelelement, het met het deksel gekoppelde verstelelement met het tweede verplaatsbare aangrijpelement meebeweegt zodat het deksel wordt versteld tussen zijn vrijgavestand en zijn afdekstand of vice versa, en waarbij het transferelement beweegbaar is vanuit de eindpositie via ten minste een tweede tussenpositie waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement aangrijpt en doet meebewegen met het tweede verplaatsbare aangrijpelement, naar de beginpositie waarin het tweede verplaatsbare aangrijpelement niet langer zodanig in aangrijping is met het verstelelement dat het tweede verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement kan doen bewegen.
7. Buitenzichteenheid volgens conclusie 6, waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat, in de eindpositie van het transferelement het tweede verplaatsbare aangrijpelement nog niet met het met het deksel gekoppelde verstelelement in aangrijping is.
8. Buitenzichteenheid volgens conclusie 6 of 7, waarbij het eerste verplaatsbare aangrijpelement en het tweede verplaatsbare aangrijpelement geïntegreerd zijn in een geïntegreerd aangrijpelement.
9. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste verplaatsbare aangrijpelement en het verstelelement zijn ingericht om tijdelijk op elkaar in te haken, en/of waarbij het tweede verplaatsbare aangrijpelement en het verstelelement zijn ingericht om tijdelijk op elkaar in te haken.
10. Buitenzichteenheid volgens conclusie 9, waarbij het verstelelement is voorzien van een eerste meeneemvlak waarop een eerste aangrijpvlak van het eerste verplaatsbare aangrijpelement kan inhaken zodat het verstelelement met het eerste verplaatsbare aangrijpelement kan meebewegen wanneer het met het eerste verplaatsbare aangrijpelement gekoppelde transferelement zich vanuit de eerste tussenpositie beweegt naar de eindpositie, en waarbij het verstelelement is voorzien van een tweede meeneemvlak waarop een tweede aangrijpvlak van het tweede verplaatsbare aangrijpelement, kan inhaken zodat het verstelelement met het tweede verplaatsbare aangrijpelement kan meebewegen wanneer het met het tweede verplaatsbare aangrijpelement gekoppelde transferelement zich vanuit de eerste tussenpositie beweegt naar de beginpositie.
11. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verstelelement in hoofdzaak star met het deksel is verbonden, zodanig dat het deksel rechtstreeks met het verstelelement meebeweegt wanneer het verstelelement door het eerste verplaatsbare aangrijpelement wordt bewogen of wanneer het verstelelement door het tweede verplaatsbare aangrijpelement wordt bewogen.
12. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verstelelement kantelbaar gemonteerd is in de behuizing om een kantelas, en waarbij het verstelelement kantelbaar is tussen ten minste een beginstand waarin het deksel zich in de vrijgavestand bevindt en een eindstand waarin het deksel zich in de afdekstand bevindt.
13. Buitenzichteenheid volgens conclusie 12, waarbij de kantelas zich uitstrekt in hoofdzaak dwars op de richting waarin het met de tweede zijde, in het bijzonder met het tweede uiteinde, van het transferelement gekoppelde eerste verplaatsbare aangrijpelement verplaatsbaar is tussen zijn eerste positie en zijn eindpositie of vice versa.
14. Buitenzichteenheid volgens conclusie 12 of 13, waarbij de kantelas zich uitstrekt in hoofdzaak dwars op de richting van een langsas waaromheen de behuizing zwenkbaar is ten opzicht van de basis.
15. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verstelinrichting, in het bijzonder het verstelelement, is voorzien van een met het deksel gekoppeld eerste aanslagvlak dat is ingericht om samen te werken met een aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde, van het transferelement, aangebracht eerste blokkeerelement, en waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat wanneer, bij verplaatsing van het transferelement vanuit de eerste tussenpositie naar de eindpositie, het eerste verplaatsbare aangrijpelement uit aangrijping komt met het verstelelement en het eerste verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement niet meer kan doen meebewegen, het eerste blokkeerelement tegen het eerste aanslagvlak komt aan te liggen zodat het eerste blokkeerelement tegengaat dat dat het verstelelement terug kan worden bewogen.
16. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verstelinrichting, in het bijzonder het verstelelement, is voorzien van een met het deksel gekoppeld tweede aanslagvlak dat is ingericht om samen te werken met een aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde, van het transferelement aangebracht tweede blokkeerelement, en waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat wanneer, bij verplaatsing van het transferelement vanuit de tweede tussenpositie naar de beginpositie, het tweede verplaatsbare aangrijpelement uit aangrijping komt met het verstelelement en het tweede verplaatsbare aangrijpelement het verstelelement niet meer kan doen meebewegen, het tweede blokkeerelement tegen het tweede aanslagvlak komt aan te liggen zodat het tweede blokkeerelement tegengaat dat dat het verstelelement terug kan worden bewogen.
17. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfinrichting voorts is voor het laten zwenken van de behuizing tussen ten minste i) de parkeerstand en ii) de werkstand, in het bijzonder waarbij de aandrijfinrichting een actuator, bijvoorbeeld een elektromotor, omvat die zowel is voor het laten zwenken van de behuizing als voor het verstellen van het deksel.
18. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, in het bijzonder volgens conclusie 17, waarbij ten minste gedurende een deel van het zwenken van de behuizing het transferelement wordt aangedreven zodanig dat het tweede uiteinde daarvan wordt bewogen, en waarbij het aan de tweede zijde, in het bijzonder aan of nabij het tweede uiteinde, van het transferelement gelegen respectieve aangrijpelement slechts tijdens een deel van het zwenken met het met het deksel gekoppelde verstelelement gekoppeld is, zodat het deksel tussen zijn afdekstand en zijn vrijgavestand of vice versa wordt versteld tijdens slechts een deel van het zwenken van de behuizing tussen zijn parkeerstand en zijn werkstand of vice versa.
19. Buitenzichteenheid volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing voorts zwenkbaar is naar een voorbij de werkstand gelegen overvouwstand.
20. Buitenzichteenheid volgens conclusie 19 en een van conclusies 15 en 16, waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat wanneer de behuizing van zijn werkstand naar zijn overvouwstand zwenkt, het tweede uiteinde van het transferelement zover verplaatst wordt dat het tweede blokkeerelement niet langer aanligt tegen het tweede aanslagvlak.
21. Buitenzichteenheid volgens conclusie 20, waarbij de verstelinrichting voorts is voorzien van een langs een versteltraject van het transferelement gelegen schakelbare blokkeerinrichting, die omschakelbaar is tussen een blokkeertoestand waarin de blokkeerinrichting tegengaat dat het deksel naar zijn afdekstand kan worden bewogen en een vrijgavetoestand waarin de blokkeerinrichting het deksel niet langer blokkeert, en waarbij de buitenzichteenheid zodanig is ingericht dat, wanneer het tweede uiteinde van het transferelement zover verplaatst wordt dat het tweede blokkeerelement niet langer aanligt tegen het tweede aanslagvlak wanneer de behuizing richting de overvouwstand zwenkt, een aan het transferelement bevestigd eerste schakelbedieningselement de schakelbare blokkeerinrichting in zijn blokkeertoestand brengt.
22. Buitenzichteenheid volgens conclusie 21, waarbij de schakelbare blokkeerinrichting een blokkeervlak omvat dat in de blokkeertoestand van de blokkeerinrichting samenwerkt met een met het deksel gekoppeld blokkeeraanslagvlak, dat op het verstelelement kan zijn voorzien, in het bijzonder waarbij genoemde blokkeeraanslagvlak wordt gevormd door het met het deksel gekoppelde tweede aanslagvlak, dat op het verstelelement kan zijn voorzien.
23. Buitenzichteenheid volgens conclusie 22, waarbij de schakelbare blokkeerinrichting een zwenkbare kantelarm is of omvat, waarbij de kantelarm, bij voorkeur aan een eerste uiteinde, is voorzien van het blokkeervlak en voorts, bij voorkeur aan een tegenovergelegen tweede uiteinde, is voorzien van een eerste meeneemvlak dat is ingericht om zodanig samen te werken met het eerste schakelbedieningselement dat het de zwenkbare kantelarm zodanig doet zwenken dat de schakelbare blokkeerinrichting van zijn vrijgavetoestand in zijn blokkeertoestand komt.
NL2021899A 2018-10-30 2018-10-30 Buitenzichteenheid NL2021899B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021899A NL2021899B1 (nl) 2018-10-30 2018-10-30 Buitenzichteenheid
PCT/NL2019/050714 WO2020091598A1 (en) 2018-10-30 2019-10-30 Exterior vision unit
US17/289,903 US20220001811A1 (en) 2018-10-30 2019-10-30 Exterior vision unit
DE112019005442.2T DE112019005442T5 (de) 2018-10-30 2019-10-30 Aussensichteinheit
CN201980081898.0A CN113165576A (zh) 2018-10-30 2019-10-30 外部视觉单元

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021899A NL2021899B1 (nl) 2018-10-30 2018-10-30 Buitenzichteenheid

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021899B1 true NL2021899B1 (nl) 2020-05-14

Family

ID=64755674

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021899A NL2021899B1 (nl) 2018-10-30 2018-10-30 Buitenzichteenheid

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20220001811A1 (nl)
CN (1) CN113165576A (nl)
DE (1) DE112019005442T5 (nl)
NL (1) NL2021899B1 (nl)
WO (1) WO2020091598A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112937447B (zh) * 2021-03-24 2022-09-09 深圳市世显科技有限公司 一种车载电子后视镜自动调节机构

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2005075249A1 (en) 2004-02-06 2005-08-18 Eaton Automotive B.V. Hinge actuator and method for adjusting two parts of a hinge actuator relative to each other
US20060256459A1 (en) * 2003-07-29 2006-11-16 Valeo Systemes D'essuyage Rear viewing device for an automobile
WO2012047104A1 (en) 2010-10-06 2012-04-12 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Adjustment mechanism
WO2017048126A1 (en) * 2015-09-18 2017-03-23 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Movable image recording device an vehicle provided with such device
WO2017074193A1 (en) 2015-10-28 2017-05-04 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Ajustment instrument for an exterior vision unit for a vehicle
NL2019024B1 (nl) 2017-06-06 2018-12-13 Mci Mirror Controls Int Netherlands B V Beeldopname-inrichting, samenstel, reinigingsapparaat en motorvoertuig

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102006023103A1 (de) * 2006-05-16 2007-11-22 Huf Hülsbeck & Fürst Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Bilderfassung des Außenbereichs von einem Fahrzeug mittels einer Kamera
DE102006039192A1 (de) * 2006-08-22 2008-02-28 Huf Hülsbeck & Fürst Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zum Öffnen eines Fahrzeugschlosses und zur Bilderfassung im Außenbereich vom Fahrzeug
DE102009015610A1 (de) * 2009-04-02 2010-10-07 Huf Hülsbeck & Fürst Gmbh & Co. Kg Vorrichtung mit einer Kameraeinheit zur Bilderfassung des Außenbereiches eines Kraftfahrzeugs
DE102010060573A1 (de) * 2010-11-16 2012-05-16 Huf Hülsbeck & Fürst Gmbh & Co. Kg Vorrichtung mit einer Kameraeinheit und einem Schutzelement, das eine kompakte Verfahrkurve aufweist
US20140144278A1 (en) * 2011-12-09 2014-05-29 Mark G. Tomandl Release mechanism
EP2743768B1 (en) * 2012-12-14 2019-03-06 CLAAS Tractor S.A.S. Optical system for an agricultural machine
DE102015107070A1 (de) * 2015-05-06 2016-11-10 Huf Hülsbeck & Fürst Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zur Bilderfassung eines Außenbereiches eines Kraftfahrzeugs
CN204895303U (zh) * 2015-08-26 2015-12-23 广州三目电子有限公司 一种防雨雪汽车外后视镜
US20170341595A1 (en) * 2016-05-26 2017-11-30 Dura Operating, Llc Multifunctional electronic armature
DE102016119433A1 (de) * 2016-10-12 2018-04-12 Huf Hülsbeck & Fürst Gmbh & Co. Kg Kameramodul
CN207747843U (zh) * 2018-01-25 2018-08-21 东汉新能源汽车技术有限公司 后视辅助装置
KR102552165B1 (ko) * 2018-11-20 2023-07-05 현대자동차주식회사 카메라 모니터링 시스템
JP7322338B2 (ja) * 2019-10-07 2023-08-08 美里工業株式会社 電動格納ユニット、電動格納式車両用周辺視認装置

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20060256459A1 (en) * 2003-07-29 2006-11-16 Valeo Systemes D'essuyage Rear viewing device for an automobile
WO2005075249A1 (en) 2004-02-06 2005-08-18 Eaton Automotive B.V. Hinge actuator and method for adjusting two parts of a hinge actuator relative to each other
WO2012047104A1 (en) 2010-10-06 2012-04-12 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Adjustment mechanism
WO2017048126A1 (en) * 2015-09-18 2017-03-23 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Movable image recording device an vehicle provided with such device
WO2017074193A1 (en) 2015-10-28 2017-05-04 Mci (Mirror Controls International) Netherlands B.V. Ajustment instrument for an exterior vision unit for a vehicle
NL2019024B1 (nl) 2017-06-06 2018-12-13 Mci Mirror Controls Int Netherlands B V Beeldopname-inrichting, samenstel, reinigingsapparaat en motorvoertuig

Also Published As

Publication number Publication date
DE112019005442T5 (de) 2021-07-15
US20220001811A1 (en) 2022-01-06
WO2020091598A1 (en) 2020-05-07
CN113165576A (zh) 2021-07-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2021899B1 (nl) Buitenzichteenheid
EP1948465B1 (fr) Dispositif d'affichage escamotable pour un vehicule automobile et vehicule comportant un tel dispositif
JP5314164B2 (ja) 車両用ルーフアセンブリ
CN109070806B (zh) 用作车辆尺寸参考的摄像头和配备有该摄像头的车辆
FR2503233A1 (fr) Dispositif de reglage de position, notamment installation combinee de manoeuvre de vitre et de verrouillage central de porte de vehicule automobile
FR2577014A1 (fr) Phare a double usage utilisable par exemple comme phare combine antibrouillard et de virage pour automobile
CN101960405A (zh) 连杆机构
EP2952236B1 (fr) Mécanisme d'armement/désarmement à ressort et jouet sauteur l'incorporant
US7171726B2 (en) Hinge construction and hinge actuator, in particular for a wing mirror of a motor vehicle
NL9202266A (nl) Spiegelinklapmechanisme, en voertuig voorzien van een dergelijk spiegelinklapmechanisme.
EP1901327A1 (fr) Mécanisme à deux positions stables et dispositif de commande électrique le comportant
EP1359037A1 (en) An open roof construction for a vehicle, and method of moving a closure element thereof
NL2005468C2 (nl) Verstelmechanisme.
FR2956653A1 (fr) Dispositif de manutention d'objets pour au moins retourner un meuble, tes que par exemple un lit.
BE1004722A3 (fr) Dispositif d'accouplement et de desaccouplement pour un raccord electrique de cables et un attelage a tampon central mecanique de vehicules sur rails, et dispositif de commutation pour l'actionnement de ce dispositif.
FR2527341A1 (fr) Commande pour la mise au point d'un microscope
NL1025434C2 (nl) Scharnieractuator en werkwijze voor het ten opzichte van elkaar verstellen van twee delen van een scharnieractuator.
JP2010266617A5 (nl)
NL2027910B1 (nl) Verstelaandrijving voor een buitenzichtelement voor een motorvoertuig
EP1643147A1 (fr) Dispositif d'actionnement d'un organe d'embrayage de véhicule automobile
US20220219608A1 (en) Adjusting instrument
CN110087949B (zh) 用于全显示镜的机械倾斜
EP0844134B1 (fr) Dispositif d'actionnement d'un organe de commande d'un mécanisme de siège de véhicule automobile et siège muni d'un tel dispositif
WO2011048311A2 (fr) Dispositif d'eclairage et utilisation correspondante
NL1026014C2 (nl) Scharnieractuator alsmede werkwijze voor het ten opzichte van elkaar verstellen van twee delen van een scharnieractuator.