NL2021040B1 - Afvalscheidingsinrichting - Google Patents

Afvalscheidingsinrichting Download PDF

Info

Publication number
NL2021040B1
NL2021040B1 NL2021040A NL2021040A NL2021040B1 NL 2021040 B1 NL2021040 B1 NL 2021040B1 NL 2021040 A NL2021040 A NL 2021040A NL 2021040 A NL2021040 A NL 2021040A NL 2021040 B1 NL2021040 B1 NL 2021040B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drum
holes
waste
rib
hole
Prior art date
Application number
NL2021040A
Other languages
English (en)
Inventor
Eelke Hoekstra Johannes
Original Assignee
Senro B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Senro B V filed Critical Senro B V
Priority to EP19159739.2A priority Critical patent/EP3533525B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2021040B1 publication Critical patent/NL2021040B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B07SEPARATING SOLIDS FROM SOLIDS; SORTING
    • B07BSEPARATING SOLIDS FROM SOLIDS BY SIEVING, SCREENING, SIFTING OR BY USING GAS CURRENTS; SEPARATING BY OTHER DRY METHODS APPLICABLE TO BULK MATERIAL, e.g. LOOSE ARTICLES FIT TO BE HANDLED LIKE BULK MATERIAL
    • B07B1/00Sieving, screening, sifting, or sorting solid materials using networks, gratings, grids, or the like
    • B07B1/18Drum screens
    • B07B1/22Revolving drums
    • B07B1/24Revolving drums with fixed or moving interior agitators
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B07SEPARATING SOLIDS FROM SOLIDS; SORTING
    • B07BSEPARATING SOLIDS FROM SOLIDS BY SIEVING, SCREENING, SIFTING OR BY USING GAS CURRENTS; SEPARATING BY OTHER DRY METHODS APPLICABLE TO BULK MATERIAL, e.g. LOOSE ARTICLES FIT TO BE HANDLED LIKE BULK MATERIAL
    • B07B13/00Grading or sorting solid materials by dry methods, not otherwise provided for; Sorting articles otherwise than by indirectly controlled devices
    • B07B13/003Separation of articles by differences in their geometrical form or by difference in their physical properties, e.g. elasticity, compressibility, hardness

Landscapes

  • Combined Means For Separation Of Solids (AREA)

Abstract

Een inrichting (1) voor het scheiden van afval omvat: een gestel (2), dat draagt: een roterend aandrij fbare zeeftrommel met een toevoeropening (8), reen afvoeropening (9) en doorgaande zeefgaten (10); toevoermiddelen (11) voor het via de toevoeropening (8) in de trommel (3) invoeren van in fracties te scheiden afval; eerste afvoermiddelen (12) voor het afvoeren van kleinerer afvalcomponenten, die door de gaten (10) zijn doorgelaten; tweede afvoermiddelen (13) voor het afvoeren van grotere afvalcomponenten, die door de afvoeropening (9) zijn doorgelaten; ten minste één aan het binnenvlak van de trommel aanwezige helixvormige transportribbe (14), die afval bij rotatie van de trommel (3) in de transportrichting (15) transporteert; en een aantal de gaten afdekkende obstructieplaten (16), die aan de buitenzijde van de trommel (3) door die trommel (3) worden gedragen en dienen ter voorkoming van het door de gaten (10) doorlaten van langwerpige afvalcomponenten. De transportribbe (14) strekt zich over de gehele lengte van de trommel (3) uit. De gaten (10) zijn in een zodanig patroon gegroepeerd, dat een aantal gaten (10) in een helixvormige rij is opgesteld, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe (14), en de afstand van elk gat (10) tot die transportribbe (14) is kleiner dan 0,4 x de kleinste lineaire afmeting van een gat.

Description

Figure NL2021040B1_D0001
Octrooicentrum Nederland © 2021040 (2?) Aanvraagnummer: 2021040 © Aanvraag ingediend: 1 juni 2018 © B1 OCTROOI
Int. Cl.:
B07B 1/24 (2018.01) B07B 13/00 (2019.01)
© Voorrang: © Octrooihouder(s):
28 februari 2018 NL 2020506 SENRO B.V. te HENGELO.
0 Aanvraag ingeschreven: © Uitvinder(s):
30 augustus 2019 Johannes Eelke Hoekstra te EIBERGEN.
0 Aanvraag gepubliceerd:
- © Gemachtigde:
ir. P.J. Hylarides c.s. te Den Haag.
© Octrooi verleend:
30 augustus 2019
© Octrooischrift uitgegeven:
30 augustus 2019
AFVALSCHEIDINGSINRICHTING
Een inrichting (1) voor het scheiden van afval omvat:
een gestel (2), dat draagt:
een roterend aandrijfbare zeeftrommel met een toevoeropening (8), reen afvoeropening (9) en doorgaande zeefgaten (10);
toevoermiddelen (11) voor het via de toevoeropening (8) in de trommel (3) invoeren van in fracties te scheiden afval;
eerste afvoermiddelen (12) voor het afvoeren van kleinerer afvalcomponenten, die door de gaten (10) zijn doorgelaten;
tweede afvoermiddelen (13) voor het afvoeren van grotere afvalcomponenten, die door de afvoeropening (9) zijn doorgelaten;
ten minste één aan het binnenvlak van de trommel aanwezige helixvormige transportribbe (14), die afval bij rotatie van de trommel (3) in de transportrichting (15) transporteert; en een aantal de gaten afdekkende obstructieplaten (16), die aan de buitenzijde van de trommel (3) door die trommel (3) worden gedragen en dienen ter voorkoming van het door de gaten (10) doorlaten van langwerpige afvalcomponenten.
De transportribbe (14) strekt zich over de gehele lengte van de trommel (3) uit.
De gaten (10) zijn in een zodanig patroon gegroepeerd, dat een aantal gaten (10) in een helixvormige rij is opgesteld, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe (14), en de afstand van elk gat (10) tot die transportribbe (14) is kleiner dan 0,4 x de kleinste lineaire afmeting van een gat.
NL B1 2021040
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken. Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.
AFVALSCHEIDINGSINRICHTING
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in fracties van relatief grote componenten en relatief kleine componenten scheiden van afval, bijvoorbeeld industrieel afval of bouwafval, zoals brokken steen of beton, metalen voorwerpen, buizen en staven, en huishoudelijk afval, zoals verpakkingen, kunststoffolie, houten voorwerpen en afval-componenten, welke inrichting omvat:
een gestel, dat draagt:
een zeeftrommel met een algemeen cilindrische vorm, welke trommel door aandrijfmiddelen roterend aandrijfbaar is rond zijn hartlijn, de eindzones van welke trommel open zijn en een toevoeropening en een afvoeropening vormen, welke trommel een patroon doorgaande gaten vertoont, waardoorheen alleen relatief kleine afvalcomponenten kunnen passeren;
toevoermiddelen, bijvoorbeeld een eerste eindloze transportband, voor het via de toevoeropening in de trommel invoeren van in fracties te scheiden afval;
eerste afvoermiddelen, bijvoorbeeld een tweede eindloze transportband, voor het opvangen en afvoeren van relatief kleine afvalcomponenten, die door de gaten zijn doorgelaten tijdens transport van afval door de trommel heen; en tweede afvoermiddelen, bijvoorbeeld een derde eindloze transportband, voor het opvangen en afvoeren van in hoofdzaak relatief grote afvalcomponenten, die door de afvoeropening zijn doorgelaten;
verder omvattend:
ten minste één aan het binnen vlak van de trommel aanwezige helixvormige transportribbe, die in de trommel aanwezig afval als gevolg van de rotatie van de trommel in de transportrichting, dat wil zeggen de richting vanaf de invoeropening naar de afvoeropening, dringt en aldus transporteert; en een aantal angulair equidistant opgestelde, tezamen de gaten afdekkende obstructieplaten, die via dragers aan de buitenzijde van de trommel door die trommel worden gedragen en elk de algemene vorm bezitten van een deel van een cilinder, waarvan de hartlijn binnen de trommel ligt, welke obstructieplaten dienen ter voorkoming van het door de gaten doorlaten van langwerpige afvalcomponenten.
Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit EP-A-0 896 837. Ten opzichte van de daarin onthulde inrichting is het een doel van de uitvinding, een afvalscheidingsinrichting te verschaffen, die een eenvoudige structuur vertoont, een horizontale opstelling van de trommel mogelijk maakt, terwijl niettemin een volledig beheerst, gedwongen transport van de afvalcomponenten door de trommel heen in de transportrichting, dus vanaf de invoeropening in de richting van de afvoeropening, gewaarborgd is. Daartoe vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de ten minste ene transportribbe zich over de gehele lengte van de trommel uitstrekt; en de gaten in een zodanig patroon gegroepeerd zijn dat een aantal gaten in een helixvormige rij is opgesteld, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe, en de afstand van elk gat tot die transportribbe ligt in hel gebied van 0,1 - 0,4 x de kleinste lineaire afmeting van een gat.
Door de aanwezigheid van ten minste één zich over de gehele lengte van de trommel uitstrekkende transportribbe, die effectief werkzaam is op de wijze van een schroef van Archimedes, en de specifieke plaatsing van de gaten, namelijk een opstelling in een helixvormige rij overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe, waarbij de afstand van elk gat tot die transportribbe gering is, namelijk kleiner dan 0,2 x de kleinste lineaire diameter van een gat, is een effectieve zeefwerking en scheiding verkregen. Doordat op deze beschreven wijze de rij gaten is opgesteld aan de zijde van de transportribbe die zou kunnen worden aangeduid als de “drukzijde, is er, in de gehele loop van het afval door de trommel heen, sprake van een grote mate van waarschijnlijkheid, dat relatief kleine afvalcomponenten de trommel verlaten doordat ze door de betreffende gaten heen vallen. Die uitgezeefde relatief kleine componenten worden dan opgevangen en afgevoerd door eerste afvoermiddelen, bijvoorbeeld een tweede eindloze transportband.
Grotere componenten, die niet door de zeefopeningen in de trommel kunnen worden doorgelaten, worden door de transportribbe of transportribben gedwongen door de afvoeropening gedrongen en worden daar opgevangen door tweede afvoermiddelen, bijvoorbeeld een derde eindloze transportband.
Bij voorkeur wordt gebruikt gemaakt van ten minste twee identieke en zich in equidistante relatie uitstrekkende transportribben. Hiermee kan een verhoogd afvaldebiet worden gerealiseerd, hetgeen de effectiviteit van de inrichting ten goede komt.
De inrichting kan verder zodanig zijn uitgevoerd, dat de gaten alle een vorm bezitten die gekozen is uit de groep waartoe behoren: rond, ovaal, driehoekig, rechthoekig, bijvoorbeeld vierkant, vijfhoekig, zeshoekig en achthoekig, al dan niet regelmatig, en een gekozen oriëntatie bezitten. In het geval van ronde gaten bezitten deze gaten bij voorkeur een diameter in de orde van grootte van 200 - 400 mm. In het geval van andere vormen kunnen vergelijkbare afmetingen worden toegepast. In dat geval gaat het dan om de lineaire dimensies.
Bij voorkeur zijn de gaten zodanig gedimensioneerd, dat de ingeschreven cirkel van elk gat een diameter van 200 - 400 mm bezit.
Begrepen moet worden, dat in het geval waarin een langwerpig afvalcomponent door een gat heen steekt, ernaar gestreefd moet worden om deze component te verwijderen uit het gat en terug te voeren in de afvalstroom door de trommel heen. Ronde gaten hebben in dit verband de beperking, dat bij het verder roteren van de trommel er geen effectief diameterverschil optreedt van het gat ten opzichte van de stand van het langwerpige element, waardoor de kans dat het door het gat stekende langwerpige element losraakt beperkt is. Daarom wordt de voorkeur gegeven aan een onronde vorm, waarvan hierboven een aantal mogelijkheden zijn vermeld. Een driehoekige vorm heeft het potentiële nadeel, dal door de scherpe hoeken van de driehoeksvorm een langwerpig element minder makkelijk losraakt van de gatrand. Daarom hebben vierkante, vijfhoekige, zeshoekige en achthoekige vormen de voorkeur.
Volgens een verder aspect van de uitvinding kan de inrichting het kenmerk vertonen dat het gatenpatroon omvat: zich in de lengterichting van de trommel in angulair equidistante relatie uitstrekkende rijen gaten. Door deze opstelling van gaten blijven er tussen de beschreven rijen gaten integrale trommeldelen over, waardoor de mechanische stijfheid en de sterkte van de trommel gehandhaafd blijft, terwijl door de beschreven plaatsing van de gaten het transport van relatief kleine afvalcomponenten onaangetast blijft.
De laatst beschreven uitvoering wordt bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat hel gatenpatroon omvat: zich in de lengterichting van de trommel in angulair equidistante relatie uitstrekkende paren van twee onderling evenwijdige rijen gaten, die op afstand van naburige paren rijen opgesteld zijn.
Volgens een aanvullend aspect van de uitvinding vertoont de inrichting het kenmerk, dat het gatenpatroon een tweede helixvormige rij gaten omvat, welke rij een helix vorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomopwaarts geplaatste transportribbe, en de afstand van elk gat tot die transportribbe ligt in het gebied van 0,1 - 0,4 x de kleinste lineaire dimensie van het gat.
Een belangrijk aspect van de uitvinding is gelegen in de mogelijkheid, dal zich in de middenzone van het gebied tussen de aangrenzende windingen van de ribbe of de ribben in een regelmatig patroon met gelijke onderlinge afstanden opgestelde brekers bevinden, welke brekers twee ten opzichte van de binnenwand van de trommel samen in een V-vorm opgestelde, opstaande platen omvatten, en een tegen de bewegingsrichting van hel afval tussen die windingen gerichte scherpe voorrand bezitten met een breedte in de orde van grootte van de dikte van de platen.
Bij voorkeur is een dergelijke inrichting zodanig uitgevoerd, dat de ene plaat zich in de richting van de lokale raaklijn van de naburige windingen van de ribbe of ribben uitstrekt en de andere plaat een zodanige oriëntatie bezit, dat hij hel passerende afval in de transportrichting naar een gat dringt.
Tijdens het om en om rollende en tuimelende voorwaartse transport van het afval door de trommel onder invloed van de rotatie van de trommel rolt en schuift het afval steeds in het laagste deel van de trommel over de wand van de trommel. Volgens het voorliggende aspect zijn de brekers werkzaam om de stroom afval mechanisch te bewerken, doordat de min of meer scherpe voorranden van de brekers een aanzienlijke kracht zullen uitoefenen op de passerende afvalcomponenten. Deze worden daardoor uit elkaar getrokken en gebroken, waardoor grotere fracties een zekere verkleining zullen ondergaan, met het gevolg dat het aandeel aan relatief kleine afvalcomponenten toeneemt en er meer fracties via de gaten uit de trommel kunnen worden uitgezeefd.
Volgens de basisgedachte van de uitvinding omvat de trommel een aantal gaten die in een helixvormige rij zijn opgesteld overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe. Daarbij is de afstand van elk gat tot die transportribbe klein. Volgens een ander hiervoor besproken aspect is er aan de andere zijde van de vrije ruimte tussen twee aangrenzende windingen ook sprake van gaten, namelijk van een rij galen met een helixvorm overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomopwaarts geplaatst transportribbe. De afstand van elk gat tot die transportribbe is eveneens klein. De eerstgenoemde rij gaten, aan de drukzijde van de ribbe draagt in dominante mate bij tot de betrouwbare zeef-werking van de trommel. De eventueel aanwezige gaten aan de andere zijde in de ruimte tussen de aangrenzende windingen zijn verantwoordelijk voor een geringer aandeel in de zeef-werking.
Volgens weer een ander aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat in de ruimte tussen de gaten aan de in transportrichting stroomafwaartse zijde omgooiers aan de ribben en aan de binnenzijde van de trommel aangebracht zijn, welke omgooiers een eerste plaat met een vanaf de ribben toelopende, in het bijzonder een algemeen driehoekige vorm bezitten en een aan de lokale bewegingsrichting van het afval naar boven toe hellende stand vertonen, en een zich tot boven de ribbe uitstrekkende tweede plaat bezitten, zodanig dat klontering en worstvorming van het afval wordt voorkomen.
Deze omgooiers verhinderen in vergaande mate, in de praktijk meestal volledig, dat er een samenklontering van het afval optreedt en dat er door het wentelen van de trommel structuren ontstaan die men zou kunnen omschrijven als “worsten”. In dergelijke klonten en worsten zijn begrijpelijkerwijs ook relatief kleine afvalcomponenten aanwezig, die eigenlijk hadden moeten worden uitgezeefd door de gaten, maar door de samenballing en klontvorming samen een relatief grote afvalcomponent vormen, die wordt afgevoerd via de afvoeropening. Het is duidelijk dat dit een ongewenst verschijnsel is, dat met de laatst beschreven uitvoering ondervangen is.
Hiervoor is een uitvoering beschreven waarin het gatenpatroon omvat: zich in de lengterichting van de trommel in angulair equidistante relatie uitstrekkende rijen gaten of paren van rijen van onderling evenwijdige gaten. Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur, dat het aantal rijen gaten of paren gaten 4-10 bedraagt en aan elke rij of paar rijen een die gaten afdekkende obstructieplaat toegevoegd is.
Volgens weer een ander aspect van de uitvinding vertoont de inrichting het kenmerk, dat elke obstructieplaal een zodanige vorm en/of stand ten opzichte van de trommel vertoont, dat in de onderste zone van de trommel de afstand tussen een obstructieplaat en de trommel tijdens bedrijf toeneemt, zodanig dat een lossende vorm is verkregen.
Voor deze obstructieplaten kan gebruik worden gemaakt van platen met de vorm van een deel van de cilinder, waarvan de kromtemiddellijn binnen de trommel is gelegen, maar niet samenvalt met de hardijn van de trommel.
Door de gaten doorgelaten, uitgezeefde, relatief kleine afvalcomponenten worden door de obstructieplaten opgevangen en als gevolg van de doorgaande rotatie van de trommel langs de obstructieplaten omlaag geleid en vallen, waarna ze worden opgevangen door de eerste afvoermiddelen. Aan de ingangszijde van de obstructieplaten kunnen deze afgesloten zijn ten opzichte van de gaten. Strikt noodzakelijk is dit niet, maar deze structuur maakt het mogelijk, dat de betreffende afsluitende schotten tevens dienst doen als de dragers voor de obstructieplaten. Vanaf die schotten verwijdt de vrije ruimte tussen de trommel en de obstructieplaten zich enigszins, hetgeen een goede lossende werking van uitgezeefde relatief kleine afvalcomponenten bevordert.
Volgens een volgend aspect van de uitvinding vertoont de inrichting de bijzonderheid, dat aan elk gat aan de buitenzijde van de trommel een buis aansluit en het buitenste einde van die buis zich op afstand van het binnenvlak van een betreffende obstructieplaat bevindt.
Door de aanwezigheid van een buis met een algemeen prismatische vorm, dat wil zeggen een vorm waarin de buis over zijn gehele axiale lengte dezelfde dwarsdoorsnedevorm vertoont, wordt in vergaande mate voorkomen, dat zich onder een kleine hoek ten opzichte van een gat uitstrekkende langwerpige elementen door een gat worden doorgelaten. Immers, ze raken dan het binnenvlak van de buis, waardoor hun verdere verplaatsing door het gat geblokkeerd, althans sterk bemoeilijkt is.
Bij voorkeur vertoont deze laatste uitvoering de bijzonderheid, dat aan elk gat aan de buitenzijde van de trommel een buis aansluit en het buitenste einde van die buis zich op afstand van het binnenvlak van een betreffende obstructieplaat bevindt.
De voorkeur wordt gegeven aan een uitvoering waarin de binnenvorm van elke buis correspondeert met de vorm van het betreffende gat.
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. In de tekening tonen:
figuur 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;
figuur 2 een gedeeltelijk opengewerkt bovenaanzicht van de inrichting volgens figuur 1;
figuur 3 de verticale axiale doorsnede III-III van figuur 2;
figuur 4 de verticale doorsnede 1V-1V van figuur 2;
figuur 5 een perspectivisch aanzicht van de zeeftrommel met aan de zeefgaten aansluitende buizen, waarbij de obstructieplaten niet getekend zijn;
de figuren 6 en 7 het detail VI,VII volgens figuur 3 op vergrote schaal, vanuit twee verschillende gezichtshoeken;
de figuren 8 en 9 het detail IIX.1X van figuur 3 op vergrote schaal, vanuit twee verschillende gezichtshoeken;
figuur 10 een sterk geschematiseerde doorsnede door de zeeftrommel met gaten, daaraan aansluitende buizen en de zes obstructieplaten;
de figuren 11a, 11b, 11c, lid, 11e, llf, lig, llh schematisch acht verschillende mogelijke vormen van de zeefgaten in de zeeftrommel; en figuur 12 de verticale doorsnede XII-XII van figuur 2.
In alle figuren zijn corresponderende onderdelen en elementen met dezelfde verwij zings getallen aangeduid.
Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het in fracties van relatief grote componenten en relatief kleine componenten scheiden van afval, bijvoorbeeld industrieel afval of bouwafval, zoals brokken steen of beton, metalen voorwerpen, buizen en staven, en huishoudelijk afval, zoals verpakkingen, kunststoffolie, houten voorwerpen, afgedankte matrassen en andere afvalcomponenten, welke inrichting omvat:
een op de grond staand gestel 2, dat draagt:
een zeeftrommel 3 met een algemeen cilindrische vorm, welke trommel door aandrijf middelen 4, 5, 6, 7 roterend aandrijfbaar is rond zijn hartlijn, de eindzones van welke trommel open zijn en een toevoeropening 8 en een afvoeropening 9 vormen, welke trommel 3 een patroon van doorgaande gaten 10 vertoont, waardoorheen alleen relatief kleine afvalcomponenten kunnen passeren;
toevoermiddelen, uitgevoerd als een eerste eindloze transportband 11, voor het via de toevoeropening 8 in de trommel 3 invoeren van in fracties te scheiden afval;
eerste afvoermiddelen, uitgevoerd als tweede eindloze transportband 12, voor het opvangen en afvoeren van relatief kleine afvalcomponenten, die door de gaten 10 zijn doorgelaten tijdens transport van afval door de trommel 3 heen; en tweede afvoermiddelen, uitgevoerd als derde eindloze transportband 13, voor het opvangen en afvoeren van in hoofdzaak relatief grote afvalcomponenten die door de afvoeropening 9 zijn doorgelaten.
Zoals figuur 3 toont, omvat de inrichting 1 verder:
twee aan het binnenvlak van de trommel 3 aanwezige equidistant en verweven geplaatste transportribben 14, 18 die in de trommel 3 aanwezig afval als gevolg van de rotatie van de trommel 3 in de transportrichting 15, dat wil zeggen de richting vanaf de invoeropening 8 naar de afvoeropening 9 dringen en aldus transporteren; en, zoals de figuren 2, 10 en 12 tonen, een aantal angulair equidistant opgestelde, tezamen de gaten afdekkende obstructieplaten 16, die via dragers 17 aan de buitenzijde van de trommel 3 door die trommel 3 worden gedragen en elk de vorm bezitten van een deel van een cilinder, waarvan de hartlijn binnen de trommel 3 ligt, welke obstructieplaten 16 dienen ter voorkoming van het door de gaten 10 doorlaten van langwerpige afvalcomponenten.
De transportribben 14, 18 strekken zich over de gehele lengte van de trommel 3 en twee omwentelingen van de trommel 3 uit.
De gaten 10 zijn in een zodanig patroon gegroepeerd, dat een aantal gaten 10 in een helixvormige rij is opgesteld, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe 14, en de afstand van elk gat 10 tot die transportribbe 14 is kleiner dan 0,4 x de kleinste lineaire diameter van een gat 10.
De aandrijfmiddelen omvatten een elektromotor 4 en een met de uitgaande as van de elektromotor 4 verbonden reductiekast 5, waarvan de uitgaande as met een verlaagd toerental een aandrijfrol 6 aandrijft, die op zijn beurt een ringvormig aandrijfvlak 7 roterend aandrijft, welk aandrijfvlak 7 deel uitmaakt van de zeeftrommel 3. Begrepen moet worden dat er twee dergelijke aandrijfmiddelen 4, 5, 6, 7 aanwezig zijn, namelijk één aan beide zijden van de trommel, in het gebied van de toevoeropening 8. In het gebied van de afvoeropening 9 bevinden zich in deze uitvoering vrijdraaiende draagrollen 30, die een aan de trommel 3 in het gebied van de afvoeropening 9 aanwezig ringvormig loopvlak 40 vrij roteerbaar dragen.
De gaten 10 bezitten alle een vorm die gekozen is uit de groep waartoe behoren: rond, ovaal, driehoekig, rechthoekig, bijvoorbeeld vierkant, vijfhoekig, zeshoekig en achthoekig, al dan niet regelmatig, en bezitten een gekozen oriëntatie. In dit geval vertonen de gaten alle de vorm van een regelmatige achthoek.
Figuur 11 a toont een rond gat met een diameter in het gebied van ongeveer
200 - 400 mm. Aan een ronde vorm wordt volgens de uitvinding echter niet de voorkeur gegeven, zoals hierboven uiteengezet. De figuren 11b- 1 lh tonen zeven mogelijke onronde vormen. Met onderbroken lijnen zijn daarin de grootst mogelijke ingeschreven cirkels weergegeven, waarvan ter oriëntatie de diameters gelijk zijn gekozen aan die van het ronde gat volgens figuur 11a.
Het gatenpatroon omvat zich in de lengterichting van de trommel in angulair equidistante relatie uitstrekkende paren van twee rijen onderling evenwijdige galen 10, die op afstand van naburige paren rijen opgesteld zijn.
Tevens omvat het gatenpatroon een tweede heiixvormige rij gaten 10, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomopwaarts geplaatste transportribbe 18, waarbij de afstand van elk gat 10 tot die transportribbe 18 kleiner is dan 0,4 x de kleinste lineaire dimensie van het gat 10.
In de middenzone van het gebied tussen de aangrenzende windingen van de ribbe of de ribben 14, 18 bevinden zich in een regelmatig patroon met gelijke onderlinge afstanden opgestelde brekers 19 die twee ten opzichte van de binnenwand van de trommel 3 samen in een Vvorm opgestelde, opstaande platen 20, 21 omvatten, en een tegen de bewegingsrichting 32 van het afval tussen die windingen gerichte scherpe voorrand 23 bezitten met een breedte in de orde van grootte van de dikte van de platen 20, 21. Deze brekers 19 zijn in dit voorbeeld zodanig uitgevoerd, dat de ene plaat 21 zich althans ongeveer in de richting van de lokale raaklijn van de naburige windingen van de ribbe 18 of ribben 14, 18 uitstrekt en de andere plaat 20 een zodanige oriëntatie bezit, dat hij het passerende afval in de transportrichting naar een naburig gat dringt.
Verder zijn er in de ruimte 24 tussen de gaten 10 aan de in de transportrichting 32 stroomafwaartse zijde omgooiers 25 aan de ribbe 14 en aan de binnenzijde van de trommel 3 aangebracht, welke omgooiers 25 een eerste plaat 26 met een vanaf de ribbe 14 toelopende, in hel bijzonder een algemeen driehoekige vorm bezitten en een aan de lokale bewegingsrichting 23 van het afval naar binnen toe hellende stand vertonen, en een zich tot boven de ribbe 14 uitstrekkende tweede plaat 27 bezitten, zodanig dat klontering en worstvorming van het afval wordt voorkomen.
Het aantal rijen gaten 10 of paren 28 gaten 10 bedraagt in deze uitvoering zes en aan elke rij of paar 28 rijen is een die gaten 10 afdekkende obstructieplaat 16 toegevoegd.
Elke obstructieplaat 16 vertoont een zodanige vorm en stand ten opzichte van de trommel 3, dat in de onderste zone van de trommel 3 de afstand tussen een obstructieplaat 16 en de trommel 3 tijdens bedrijf toeneemt, zodanig dal een lossende vorm is verkregen.
Aan elk gat 10 aan de buitenzijde van de trommel 3 sluit een buis 28 aan. Het buitenste einde 29 van die buis 28 bevindt zich op afstand van het binnenvlak van een betreffende obstructieplaat 16.
De binnenvorm van elke buis 28 is prismatisch, dat wil zeggen heeft op elke axiale positie dezelfde dwarsdoorsnede, en correspondeert met de vorm van het betreffende gat 10, in dit geval een regelmatige achthoek.
De buizen 28 kunnen in de praktijk lengten in de orde van 150 - 250 mm bezitten.
De platen 20, 21, die deel uitmaken van de brekers 19, kunnen een hoogte in de orde van 100 - 150 mm bezitten.
De hoogte van de transportribben 14, 18 kan in de orde van 150 - 250 mm liggen.
Deze maten zullen mede in afhankelijkheid van de verwachte maten van de afvalcomponenten worden gekozen.
Met betrekking tot de omgooiers 25 volgens de figuren 8 en 9 wordt nog opgemerkt, dat het boven de ribbe 14 uitstekende deel van de tweede plaat 27 van de omgooier 25 weliswaar niet zeer scherp is, namelijk overeenkomstig de toegepaste plaatdikte, maar dat dit deel toch een mesachtige snijdende werking kan vertonen op de tuimelend passerende afvalcomponenten.
Als gevolg van de hellende stand van de eerste plaat 26 van de omgooier 25 wordt voorkomen, dat door het rollend en tuimelend passerende afval er een compactering van het afval ontstaat, die leidt tot klontvorming en worstvorming. Dit is een zeer ongewenst verschijnsel, dat de zeefwerking van de zeeftrommel 3 zeer ernstig zou verstoren. Immers, de relatief kleine afvalcomponenten zouden dan worden ingepakt in een grotere structuur, die door de inrichting 1 wordt behandeld als een relatief grote afvalcomponent. Dergelijk gevormde worsten en klonten worden derhalve verder getransporteerd in de trommel, en afgevoerd via de afvoeropening 9, of, nog erger, leiden tot verstopping. Ook de brekers 19 dragen er substantieel toe bij, het afval in zo klein mogelijke componenten gescheiden te houden respectievelijk afvalcomponenten te verkleinen. In de praktijk is een schuine stand van ongeveer 30° van de eerste plaat 26 van de omgooiers 25 een goede keuze.
Zoals in de figuren 6, 7, 8 en 9 is getoond, zijn de diverse platen 20, 21, 26, 27 door lassen met de trommel 3 respectievelijk de ribbe 14 verbonden. Dit is in deze figuren schematisch met lasrupsen 42 aangeduid.
De zeer schematische weergave in figuur 10 toont, dat de obstructieplaten 16 via de dragers 17 door de trommel 3 worden gedragen. Elk van de zes obstructieplaten 16 dekt, samen met de betreffende dragers 17, twee rijen buizen 28 af. Zoals de figuur aanduidt, vertoont de trommel 3 een straal 33, bezit de volgens de rotatierichting 39 van de trommel 3 voorrand 34 van de obstructieplaat 16 een afstand 35 van de hartlijn van de trommel 3 en vertoont de achterrand 37 van de obstructieplaten 16 een afstand 38 vanaf de hartlijn van de trommel 3. De afstand 38 is groter dan de afstand 35. Het verschil ligt bijvoorbeeld in de orde van grootte van 50 mm. Hierdoor wordt een lossende werking verkregen, waardoor door de gaten 10 en de buizen 28 doorgelaten relatief kleine afvalcomponenten gemakkelijk aan de onderzijde van de trommel 3 de op dat moment onderste obstructieplaat kunnen passeren om te worden opgevangen door de tweede transportband 12 voor verder transport.
Opgemerkt wordt, dat in de figuren 1, 2 en 5 voor de duidelijkheid is afgezien van het tekenen van althans een deel van de obstructieplaten 16, waardoor de trommel 3 met de buizen 28 goed zichtbaar zijn. Ook de omkasting 41 van de trommel 3 volgens figuur 1 is slechts gedeeltelijk weergegeven om de trommel 3 en de posities van de obstructieplaten 16 te tonen. Hetzelfde geldt voor veiligheidsdeuren, die de rollen 6 en 30 afdekken. Dit zijn echter standaardveiligheidsmaatregelen en maken op zichzelf geen deel uit van het concept volgens de uitvinding.
Met verwijzing naar figuur 3 wordt gewezen op het patroon waarin de gaten 10 verspreid over de zeeftrommel 3 opgesteld zijn. Uit deze figuur blijkt, dat er een helixvormige rij gaten 10 op geringe afstand van de transportribbe 14 aanwezig is, over de gehele lengte van de trommel. Hetzelfde geldt voor een helixvormige rij 10 op geringe afstand van de transportribbe 18. Aldus bevinden zich tussen de transportribben 14, 18 twee helixvormige rijen gaten 10. Verder valt op, dat er sprake is van nog een deelpatroon, namelijk zes paren van rijen gaten die zich in de axiale richting van de trommel uitstrekken. Met verwijzing naar figuur 10 wordt opgemerkt, dat aan elk van de zes paren rijen gaten 10 een obstructieplaat 16 is toegevoegd, die deze gaten volledig afdekt. Door rotatie in de richting 39 volgens figuur 10 worden door de onderste gaten doorgelaten relatief kleine afvalcomponenten op de betreffende obstructieplaat 16 gestort. Dat afvalmateriaal glijdt bij voortgaande rotatie van de trommel 3 van de betreffende obstructieplaat 16 af en valt op de tweede transportband 12.
Voor het materiaal van de trommel 3, de transportribben 14, 18, de brekers 19 en de omgooiers 25 kan worden gedacht aan staal S355 met een wanddikte in de orde van grootte van 12 mm.
De aandrijfrollen 6 en de draagrollen 30 kunnen van een harde en slijtvaste rubbersoort vervaardigd zijn.
Figuur 12 toont de structuur volgens figuur 10, maar minder schematisch.

Claims (14)

  1. Conclusies
    1. Inrichting (1) voor het in fracties van relatief grote componenten en relatief kleine componenten scheiden van afval, bijvoorbeeld industrieel afval of bouwafval, zoals brokken steen of beton, metalen voorwerpen, buizen en staven, en huishoudelijk afval, zoals verpakkingen, kunststoffolie, houten voorwerpen en afval-componenten, welke inrichting omvat:
    een gestel (2), dat draagt een zeeftrommel (3) met een algemeen cilindrische vorm, welke trommel door aandrijfmiddelen (4, 5, 6, 7) roterend aandrijfbaar is rond zijn hartlijn, de eindzones van welke trommel open zijn en een toevoeropening (8) en een afvoeropening (9) vormen, welke trommel (3) een patroon van doorgaande gaten (10) vertoont, waardoorheen alleen relatief kleine afvalcomponenten kunnen passeren;
    toevoermiddelen, bijvoorbeeld een eerste eindloze transportband (11), voor het via de toevoeropening (8) in de trommel (3) invoeren van in fracties te scheiden afval;
    eerste afvoermiddelen, bijvoorbeeld een tweede eindloze transportband (12), voor het opvangen en afvoeren van relatief kleine afvalcomponenten, die door de gaten (10) zijn doorgelaten tijdens transport van afval door de trommel (3) heen; en tweede afvoermiddelen, bijvoorbeeld een derde eindloze transportband (13), voor hel opvangen en afvoeren van in hoofdzaak relatief grote afvalcomponenten die door de afvoeropening (9) zijn doorgelaten;
    verder omvattend:
    ten minste één aan het binnen vlak van de trommel aanwezige helixvormige transpor tri bbe (14) die in de trommel (3) aanwezig afval als gevolg van de rotatie van de trommel (3) in de transportrichting (15), dat wil zeggen de richting vanaf de invoeropening (8) naar de afvoeropening (9) dringt en aldus transporteert; en een aantal angulair equidistant opgestelde, tezamen de gaten afdekkende obstructieplaten (16), die via dragers (17) aan de buitenzijde van de trommel (3) door die trommel (3) worden gedragen en elk de vorm bezitten van een deel van een cilinder, waarvan de hartlijn binnen de trommel (3) ligt, welke obstructieplaten (16) dienen ter voorkoming van het door de gaten (10) doorlaten van langwerpige afvalcomponenten;
    met het kenmerk, dat de ten minste ene transportribbe (14) zich over de gehele lengte van de trommel (3) uitstrekt; en de gaten (10) in een zodanig patroon gegroepeerd zijn dat een aantal gaten (10) in een helixvormige rij is opgesteld, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomafwaarts geplaatste transportribbe (14), en de afstand van elk gat (10) tot die transportribbe (14) ligt in het gebied van 0,1 - 0,4 x de kleinste lineaire afmeting van een gat.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, omvattende ten minste twee identieke en zich in equidistante relatie uitstrekkende transportribben (14, 18).
  3. 3. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de gaten (10) alle een vorm bezitten die gekozen is uit de groep waartoe behoren: rond, ovaal, driehoekig, rechthoekig, bijvoorbeeld vierkant, vijfhoekig, zeshoekig en achthoekig, al dan niet regelmatig, en een gekozen oriëntatie bezitten.
  4. 4. Inrichting volgens conclusie 3, waarin de ingeschreven cirkel van elk gat een diameter van 200 - 400 mm bezit.
  5. 5. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het gatenpatroon omvat:
    zich in de lengterichting van de trommel in angulair equidistante relatie uitstrekkende rijen gaten (10).
  6. 6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin het gatenpatroon omvat:
    zich in de lengterichting van de trommel in angulair equidistante relatie uitstrekkende paren van twee onderling evenwijdige rijen gaten (10), die op afstand van naburige paren rijen opgesteld zijn.
  7. 7. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het gatenpatroon een tweede helix vormige rij gaten (10) omvat, welke rij een helixvorm bezit overeenkomstig de aangrenzende, in de transportrichting stroomopwaarts geplaatste transportribbe (18), en de afstand van elk gat (10) tot die transportribbe (18) ligt in het gebied van 0,1 - 0,4 x de kleinste lineaire dimensie van het gat (10).
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 1, waarin zich in de middenzone van het gebied tussen de aangrenzende windingen van de ribbe (14) of de ribben (14, 18) in een regelmatig patroon met gelijke onderlinge afstanden opgestelde brekers (19) bevinden, welke brekers (19) twee ten opzichte van de binnenwand van de trommel (3) samen in een V-vorm opgestelde, opstaande platen (20, 21) omvatten, en een tegen de bewegingsrichting (32) van het afval tussen die windingen gerichte scherpe voorrand bezitten met een breedte in de orde van grootte van de dikte van de platen (20, 21).
  9. 9. Inrichting volgens conclusie 8, waarin de ene plaat (21) zich in de richting van de lokale raaklijn van de naburige windingen van de ribbe (18) of ribben (14, 18) uitstrekt en de andere plaat (20) een zodanige oriëntatie bezit, dat hij het passerende afval in de transportrichting naar een gat dringt.
  10. 10. Inrichting volgens conclusie 1, waarin in de ruimte (24) tussen de gaten (10) aan de in transportrichting (32) stroomafwaartse zijde omgooiers (25) aan de ribbe (14) en aan de binnenzijde van de trommel (3) aangebracht zijn, welke omgooiers (25) een eerste plaat (26) met een vanaf de ribbe (14) toelopende, in het bijzonder een algemeen driehoekige vorm bezitten en een aan de lokale bewegingsrichting (23) van het afval naar binnen toe hellende stand vertonen, en een zich tot boven de ribbe (14) uitstrekkende tweede plaat (27) bezitten, zodanig dat klontering en worstvorming van het afval wordt voorkomen.
  11. 11. Inrichting volgens de conclusies 5 of 6, waarin het aantal rijen gaten (10) of paren (28) gaten (10) 4-10 bedraagt en aan elke rij of paar (28) rijen een die gaten (10) afdekkende obstructieplaat (16) toegevoegd is.
  12. 12. Inrichting volgens conclusie 1, waarin elke obstructieplaat (16) een zodanige vorm en/of stand ten opzichte van de trommel (3) vertoont, dat in de onderste zone van de trommel (3) de afstand tussen een obstructieplaat (16) en de trommel (3) tijdens bedrijf toeneemt, zodanig dat een lossende vorm is verkregen.
  13. 13. Inrichting volgens conclusie 1, waarin aan elk gat (10) aan de buitenzijde van de trommel (3) een buis (28) aansluit en het buitenste einde (29) van die buis (28) zich op afstand van het binnenvlak van een betreffende obstructieplaat (16) bevindt.
  14. 14. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de binnenvorm van elke buis (28) correspondeert met de vorm van het betreffende gat (10).
    2°21Ο4Ο
    6/10
NL2021040A 2018-02-28 2018-06-01 Afvalscheidingsinrichting NL2021040B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP19159739.2A EP3533525B1 (en) 2018-02-28 2019-02-27 Waste separation device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2020506 2018-02-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021040B1 true NL2021040B1 (nl) 2019-08-30

Family

ID=62751515

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021040A NL2021040B1 (nl) 2018-02-28 2018-06-01 Afvalscheidingsinrichting

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2021040B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3842590A1 (en) * 2019-12-23 2021-06-30 Renes AGF Services B.V. Method, separation system and unpacking device for processing packaging units

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2029730A (en) * 1978-09-12 1980-03-26 Ki T I Pishchevoj Promy Device for separating heavier impurities from solid bodies in fluid flow
NL8302145A (nl) * 1983-06-15 1985-01-02 Reinigingsbedrijf Boon B V Werkwijze en inrichting voor het behandelen van afval, zoals licht bedrijfs- en huishoudelijk afval.
EP0545144A2 (de) * 1991-12-06 1993-06-09 Lindemann Maschinenfabrik GmbH Siebtrommel
EP0896837A2 (en) * 1997-08-13 1999-02-17 Metaalbedrijf Busschers B.V. Arrangement for sorting garbage
DE102013001256B3 (de) * 2013-01-25 2013-12-12 Kompoferm Gmbh Siebvorrichtung

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2029730A (en) * 1978-09-12 1980-03-26 Ki T I Pishchevoj Promy Device for separating heavier impurities from solid bodies in fluid flow
NL8302145A (nl) * 1983-06-15 1985-01-02 Reinigingsbedrijf Boon B V Werkwijze en inrichting voor het behandelen van afval, zoals licht bedrijfs- en huishoudelijk afval.
EP0545144A2 (de) * 1991-12-06 1993-06-09 Lindemann Maschinenfabrik GmbH Siebtrommel
EP0896837A2 (en) * 1997-08-13 1999-02-17 Metaalbedrijf Busschers B.V. Arrangement for sorting garbage
DE102013001256B3 (de) * 2013-01-25 2013-12-12 Kompoferm Gmbh Siebvorrichtung

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3842590A1 (en) * 2019-12-23 2021-06-30 Renes AGF Services B.V. Method, separation system and unpacking device for processing packaging units
NL2024555B1 (nl) * 2019-12-23 2021-09-02 Renes Agf Services B V Werkwijze, Scheidingssysteem en Ontpakkingsinrichting voor het Verwerken van Verpakkingseenheden

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5275852B2 (ja) 振動篩装置
EP2771867B1 (de) Vorrichtung und verfahren zur aussortierung von münzen aus einer metallschüttung
DE102009017211B3 (de) Vorrichtung zur Rücknahme von Leergut, insbesondere Kunststoffflaschen und Metalldosen
WO2019091330A1 (zh) 小杂筛在上的网带平回筛及其进行粮食除杂的方法
NL2021040B1 (nl) Afvalscheidingsinrichting
EP3453249B1 (de) Mähdrescher
CN107999375B (zh) 肠形动物自动筛选剖切装置
DE19945038C1 (de) Sortieranordnung für Partikel unterschiedlicher Größenausdehnung
DE3347115A1 (de) Vorrichtung zum aufreissen von muell enthaltenden saecken und zum nachfolgenden sieben des muells
DE69208176T2 (de) Einrichtung zum Zuführen von Gegenständen
DE202010006744U1 (de) Sortiermaschine zum schonenden Sortieren stoßgefährdeter Knollengewächse nach bestimmten Größenmaßen
EP3677349A1 (de) Verfahren und vorrichtung zur abtrennung von langteilen
EP3533525B1 (en) Waste separation device
DE102019117744B3 (de) Dosierförderer zum Fördern und Dosieren eines Feststoffgemisches
DE10302494B3 (de) Vorrichtung zum Entfernen von Siebgut aus in einem Gerinne strömender Flüssigkeit
DE10151971C2 (de) Vorrichten zum Vereinzeln von Baumstämmen
RU2363551C2 (ru) Способ классификации угля
AT400534B (de) Einrichtung zur ausscheidung bzw. zum trennen von stoffen unterschiedlicher dichte eines stoffgemisches oder stoffgemenges
DE4442343C2 (de) Kalibriervorrichtung
EP1216108B1 (de) Vorrichtung zum ausrichten und gegebenenfalls sortieren von länglichen partikeln
DE10021779C1 (de) Verfahren bzw. Einrichtung zum Sedimentationstrennen physikalisch detektierbarer Partikel aus einem Partikelstrom
DE4118022A1 (de) Vibrationssieb
CN105170443A (zh) 一种带清理滤网机构的茶叶分级机
DE10029951A1 (de) Sortieranordnung für Partikel unterschiedlicher Materialeigenschaften
DE102014209852B3 (de) Vorrichtung und Verfahren zum Abscheiden vorzugsweise länglicher oder flächiger Teilchen aus Schüttgut