NL2014566B1 - Dempingselement met verbeterd voetdeel. - Google Patents

Abstract

Een dempingselement (1) omvat in langsrichting (16) op elkaar aansluitend een kopdeel (2) , halsdeel (3) en voetdeel (4) uit beton. De doorsnede van het halsdeel (3) is, gezien dwars op de langsrichting (16), kleiner dan de doorsnede van het kopdeel (2) dwars op de langsrichting en kleiner is dan de doorsnede van het voetdeel (4) dwars op de langsrichting. Het voetdeel (4)heeft een omtrek (7) en een basis, welke omtrek zich vanaf de basis in langsrichting smaller wordend uitstrekt. De omtrek (7) heeft ten minste een zich in langsrichting uitstrekkend grijpuitsteeksel (12) zodanig dat het dempingselement betrouwbaar kan worden gegrepen door een grijper.

Description

Dempingselement met verbeterd voetdeel

De uitvinding heeft betrekking op een dempingselement, omvattende in langsrichting op elkaar aansluitend een kopdeel, halsdeel en voetdeel uit beton, waarbij de doorsnede van het halsdeel dwars op de langsrichting kleiner is dan de doorsnede van het kopdeel dwars op de langsrichting en kleiner is dan de doorsnede van het voetdeel dwars op de langsrichting, welk voetdeel een omtrek en een basis heeft, welke omtrek zich vanaf de basis in langsrichting smaller wordend uitstrekt.

Een dergelijk dempingselement is bekend, bijvoorbeeld uit het Nederlandse octrooi 2004345. Dempingselementen kunnen bijvoorbeeld worden toegepast bij waterkeringen in verband met het dempen van de golfslag. Tussen de aan elkaar grenzende kopdelen van de dempingselementen blijven openingen over, via welke het tegen de waterkering oplopende water kan wegzakken. Daardoor wordt een belangrijk dempingeffect verkregen. Het aldus opgevangen water kan via het kanalenstelsel dat gevormd wordt tussen de aan elkaar grenzende, smallere halsdelen worden afgevoerd, waardoor de demping nog wordt bevorderd.

Met het oog op het stabiliseren van de dempingselementen, zodanig dat deze bestand zijn tegen de door de golfslag daarop uitgeoefende waterkrachten, zijn de op staande zijden van de voetdelen voorzien van de genoemde in opwaartse richting enigszins smaller wordende vorm. Daardoor ontstaan tussen aangrenzende dempingselementen wigvormige spleten die naar boven toe worden. In deze wigvormige spleten kan bijvoorbeeld steenslag, grit of grind worden opgenomen. Een dergelijk materiaal zorgt ervoor dat de voetdelen stevig ten opzichte van elkaar gestabiliseerd worden. Als gevolg van de wigvorm van de spleten tussen de voetdelen wordt aldus een stevige, klemmende werking van de voetdelen op elkaar verkregen.

De dempingselementen worden in grote aantallen in reeksen die in twee onderling loodrechte richtingen verlopen, naast elkaar geplaatst op een dijklichaam. Ter rationalisatie van de werkzaamheden worden daarbij grijpers toegepast, en kunnen ook meerdere dempingselementen tegelijk naast elkaar worden geplaatst. Gewoonlijk laat men de bekken van de grijper aangrijpen op het voetdeel van de dempingselementen. In de praktijk blijkt daarbij dat de aangrijping op het voetdeel nadelig kan worden beïnvloed door de in de opwaartse richting smaller wordende vorm van dat voetdeel.

Als gevolg daarvan kunnen de dempingselementen verschuiven in de grijper, waarbij beschadigingen optreden aan het halsdeel en op de overgang tussen het halsdeel en het voetdeel.

Een doel van de uitvinding is daarom een dempingselement te verschaffen dat op meer betrouwbare wijze behandeld kan worden door middel van een grijper. Een verder doel van de uitvinding is een dempingselement te verschaffen dat minder risico loopt beschadigd te worden bij het plaatsen door middel van een grijper. Een ander doel is een dempingselement te verschaffen dat in het bijzonder geschikt is om met meerdere tegelijk naast elkaar gegrepen en geplaatst te worden. Deze en andere doelen worden bereikt doordat de omtrek van het voetdeel ten minste een zich in langsrichting uitstrekkend grijpuitsteeksel heeft.

Het dempingselement kan bij het voetdeel worden gegrepen op het grijpuitsteeksel dat daartoe speciaal is uitgevoerd. Het is dus niet meer nodig om het voetdeel te grijpen op de taps toelopende delen van de voet. De aangrijping op het grijpuitsteeksel komt de betrouwbaarheid van de aangrijping ten goede. De voorkeur gaat daarbij uit naar een uitsteeksel dat een zich in wezen evenwijdig aan de langsrichting uitstrekkend grijpoppervlak heeft. Verder kan het grijpuitsteeksel bijvoorbeeld een aangepast oppervlak bezitten, met een oppervlaktestructuur die in het bijzonder geschikt is om bij aangrijpen in de wrijving tussen de bekken van een grijper en het dempingselement te verbeteren.

Het grijpuitsteeksel kan zich over in wezen de gehele hoogte van het voetdeel uitstrekken, doch noodzakelijk is dat niet. Verder kan het grijpuitsteeksel in omtreksrichting bij voorkeur een breedte hebben die een ordegrootte kleiner is dan de omtreksafmeting van de omtrek. De omtrek van het voetdeel kan meerdere hoeken hebben waarbij zich tussen telkens twee hoeken een omtrekszijde uitstrekt. Tenminste een der omtrekszijden is voorzien van een grijpuitsteeksel. In dat geval kan de breedte van het grijpuitsteeksel ook een ordegrootte kleiner zijn dan de lengte van een omtrekszijde, gezien in omtreksrichting.

Het grijpuitsteeksel kan zich op gelijke afstanden van beide hoeken van de omtrekszijde bevinden. Deze omtrekszijden kunnen licht convex gekromd zijn, zodanig dat de dempingselementen ook enigszins rond de langsrichting verdraaid ten opzichte van elkaar kunnen worden gepositioneerd in trajecten die gekromd verlopen. De voorkeur gaat uit naar een dempingselement waarvan het voetdeel vierhoekig of rechthoekig is onder vorming van twee aan twee tegenoverliggende omtrekszijden; in dat geval bevindt zich op twee tegenoverliggende omtrekszijden telkens een grijpuitsteeksel.

Ter vereenvoudiging van de vervaardiging van het dempingselement in bijvoorbeeld beton kan dit twee dempingselementdelen omvatten die volgens een evenwijdig aan de langsrichting lopend scheidingsvlak tegen elkaar aan liggen. Bij voorkeur zijn dergelijke dempingselementdelen identiek. In een dergelijke uitvoering geniet het de voorkeur indien elk dempingselementdeel een volledige omtrekszijde alsmede twee ter weerszijden aan de volledige omtrekszijde grenzende omtrekszijdehelften omvat, waarbij dan de grijpuitsteeksels zijn voorzien aan de volledige omtrekszijde van de dempingselementdelen.

De uitvinding betreft verder een dempingselementdeel voor een dempingselement zoals hiervoor beschreven, omvattende een volledige omtrekszijde alsmede twee ter weerszijden aan de volledige omtrekszijde grenzende omtrekszijdehelften en een grijpuitsteeksel dat is voorzien aan de volledige omtrekszijde.

Tevens betreft de uitvinding een reeks uit meerdere tegen elkaar aanliggende dempingselementen zoals hiervoor beschreven, alsmede een waterkering, omvattende een dijklichaam alsmede een dergelijke reeks uit meerdere tegen elkaar aan liggen de dempingselementen.

De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het behandelen van een dempingselement zoals hiervoor beschreven, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een grijper met twee tegenover elkaar liggende en naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare bekken, - het aanbrengen van de bekken op het voetdeel van het dempingselement, - het grijpen van het dempingselement door middel van de bekken op de grijpuitsteeksels aan tegenoverliggende zijden van het voetdeel van het dempingselement.

Door de bekken stevig naar elkaar toe en tegen beide grijpuitsteeksels te drukken, kan het betreffende dempingselement betrouwbaar worden vastgehouden in de grijper.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een dempingselement.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht op het dempingselement.

Figuur 3 toont een aanzicht in perspectief van een dempingselementdeel.

Figuur 4 toont de wijze van aangrijpen van een grijper op het dempingselement.

Het in de figuren 1 en 2 weergegeven dempingselement 1 bestaat uit een kopdeel 2, een halsdeel 3 en een voetdeel 4 die in de langsrichting 16 op elkaar aansluiten. Het halsdeel 3 bezit een dwarsdoorsnede die aanzienlijk kleiner is dan de dwarsdoorsnede van het kopdeel 2 en van het voetdeel 4. De dwarsdoorsnede van dat kopdeel 2 en van dat voetdeel 4 ontlopen elkaar niet veel. Het voetdeel 4 bezit een viertal omtrekszijden 5 en 6, die samen de volledige omtrek 7 van het voetdeel 4 bepalen. De omtrekszijden 5, 6 sluiten door middel van vier hoeken 8 op elkaar aan. Het voetdeel 4 bezit een basis 9 door middel van het dempingselement 1 stevig op een ondergrond, zoals een dijklichaam, kan worden geplaatst.

Zoals weergegeven in de figuren lopen de omtrekszijden 5, 6 van het voetdeel 4 enigszins smaller wordend toe vanaf de basis 9. Deze vorm is gekozen omdat daardoor in de bekleding van een dijklichaam, die bestaat uit vele van dergelijke naast elkaar geplaatste dempingselementen, min of meer naar boven toe wijder wordende wigvormige spleten ontstaan. In die spleten worden gritvormige deeltjes opgenomen, waardoor de dempingselementen stevig ten opzichte van elkaar gestabiliseerd worden.

Bij het plaatsen van de dempingselementen worden deze ingeklemd in een grijper 10 met twee bekken 11 zoals getoond in figuur 4. Om te vermijden dat de grijper 10 als gevolg van de opwaartse enigszins smaller wordende vorm van de omtrek 8 verglijdt, zijn aan tegenoverliggende omtrekszijden 5 grijpuitsteeksels 12 aangebracht. Het uitwendig grijpoppervlak 15 van deze grijpuitsteeksels 12 loopt min of meer evenwijdig aan de langsrichting 5. Dankzij deze vorm van de grijpuitsteeksels 12, kunnen de bekken 11 van de grijper 10 niet meer eenvoudig verglijden, waardoor het dempingselement 1 betrouwbaar kan worden gegrepen.

Zoals weergegeven in de figuren bestaat het dempingselement 1 in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld uit twee identieke dempingselementdelen 13, die via het vlakke scheidingsvlak 14 tegen elkaar aan liggen. Elk dempingselementdeel 13 bezit een kopdeelhelft 2’, een halsdeelhelft 3’ en een voetdeelhelft 4’. Elk dempingselementdeel 13 bezit een halve omtrek 7’ bestaande uit een volledige omtrekszijde 5 en twee aangrenzende halve omtrekszijden 6’. Bij voorkeur is het grijpuitsteeksel 12 aangebracht in het midden van de volledige omtrekszijde 5.

Lijst van verwijzingstekens 1. Dempingselement 2. Kopdeel 2’. Kopdeelhelft 3. Halsdeel 3’. Halsdeelhelft 4. Voetdeel 4’. Voetdeelhelft 5., 6. Omtrekszijde 6’. Halve omtrekszijde 7. Omtrek 8. Hoek 9. Basis 10. Grijper 11. Bek van grijper 12. Grijpuitsteeksel 13. Dempingselementdeel 14. Scheidingsvlak 15. Grijpoppervlak 16. Langsrichting

Claims (15)

1. Dempingselement (1), omvattende in langsrichting (16) op elkaar aansluitend een kopdeel (2), halsdeel (3) en voetdeel (4) uit beton, waarbij de doorsnede van het halsdeel (3) dwars op de langsrichting (16) kleiner is dan de doorsnede van het kopdeel (2) dwars op de langsrichting en kleiner is dan de doorsnede van het voetdeel (4) dwars op de langsrichting, welk voetdeel (4) een omtrek (7) en een basis (9) heeft, welke omtrek zich vanaf de basis (9) in langsrichting smaller wordend uitstrekt, met het kenmerk dat de omtrek (7) ten minste een zich in langsrichting uitstrekkend grijpuitsteeksel (12) heeft.

2. Dempingselement (1) volgens conclusie 1, waarbij het grijpuitsteeksel (12) een zich in wezen evenwijdig aan de langsrichting (16) uitstrekkend grijpoppervlak (15) heeft.

3. Dempingselement (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het grijpuitsteeksel (12) zich over in wezen het gehele voetdeel (4), gezien in langsrichting, uitstrekt.

4. Dempingselement (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het grijpuitsteeksel (12) in omtreksrichting een breedte heeft die een ordegrootte kleiner is dan de omtreksafmeting van de omtrek (7).

5. Dempingselement (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de omtrek (7) van het voetdeel (4) meerdere hoeken (8) heeft en tussen telkens twee hoeken zich een omtrekszijde (5, 6) uitstrekt, en tenminste een der omtrekszijden is voorzien van een grijpuitsteeksel (12).

6. Dempingselement (1) volgens conclusie 5, waarbij het grijpuitsteeksel (12) zich op gelijke afstanden van beide hoeken (8) van de omtrekszijde (5, 6) bevindt.

7. Dempingselement (1) volgens conclusie 5 of 6, waarbij, gezien in een dwarsdoorsnede dwars op de langsrichting (16), de omtrekszijden licht convex gekromd zijn.

8. Dempingselement (1) volgens een der conclusies 5-7, waarbij het voetdeel (4) vierhoekig of rechthoekig is onder vorming van twee tegenoverliggende omtrekszijden (5, 6), en zich op tenminste twee tegenoverliggende omtrekszijden telkens een grijpuitsteeksel (12) bevindt.

9. Dempingselement (1) volgens een der voorgaande conclusies, omvattende twee dempingselementdelen (13) die volgens een evenwijdig aan de langsrichting lopend scheidingsvlak (14) tegen elkaar aan liggen.

10. Dempingselement (1) volgens conclusie 9, waarbij de dempingselementdelen (13) identiek zijn.

11. Dempingselement (1) volgens conclusie 9 en 10 wanneer afhankelijk van conclusie 8, waarbij elk dempingselementdeel (1) een volledige omtrekszijde (5) alsmede twee ter weerszijden aan de volledige omtrekszijde grenzende omtrekszijdehelften (ó’)omvat, en de grijpuitsteeksels (12) zijn voorzien aan de volledige omtrekszijde (5) van de dempingselementdelen (13).

12. Dempingselementdeel (1) voor een dempingselement volgens conclusie 11, omvattende een volledige omtrekszijde (5) alsmede twee ter weerszijden aan de volledige omtrekszijde grenzende omtrekszijdehelften (6’) en een grijpuitsteeksel (12) dat is voorzien aan de volledige omtrekszijde.

13. Reeks uit meerdere tegen elkaar aanliggende dempingselementen (1) volgens een der conclusies 1-11.

14. Waterkering, omvattende een dijklichaam alsmede een reeks uit meerdere tegen elkaar aan liggen de dempingselementen volgens conclusie 13.

15. Werkwijze voor het behandelen van een dempingselement volgens een der conclusies 1-11, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een grijper (10) met twee tegenover elkaar liggende en naar elkaar toe en van elkaar af beweegbare bekken (11), - het aanbrengen van de bekken (11) op het voetdeel (4) van het dempingselement (1), - het grijpen van het dempingselement (1) door middel van de bekken (11) op de grijpuitsteeksels (12) aan tegenoverliggende omtrekszijden van het voetdeel (4) van het dempingselement (1).