NL2012146B1 - Vloerelement voor een stalvloer voorzien van een sleuvenpatroon. - Google Patents

Abstract

Een vloerelement 3 voor een stalvloer 1 is voorzien van een loopvlak 5 en een daarin aanwezig sleuvenpatroon voor afvoer van urine. Het sleuvenpatroon heeft hoofdsleuven 7, die parallel aan elkaar en aan de zijden 15, 17 van het vloerelement zijn, en tussen de hoofdsleuven aanwezige dwarssleuven 9 die in de hoofdsleuven uitmonden. De hoofdsleuven 7 lopen vanaf het midden naar beide uiteinden 11, 13 af. De dwarssleuven 9 lopen vanaf het midden van de dwarssleuven naar de hoofdsleuven af. De dwarssleuven 9 staan onder een hoek ten opzichte van de hoofdsleuven 7, waarbij afwisselend twee naburige dwarssleuven vanaf de hoofdsleuven naar elkaar toe en van elkaar af lopen. Van aan weerszijde van de hoofdsleuven 7 tegenover elkaar aanwezige paren van dwarssleuven 9 lopen de dwarssleuven van een paar 8 vanaf de hoofdsleuf naar elkaar toe van het tegenoverliggende paar 10 vanaf de hoofdsleuf van elkaar af.

Description

Vloerelement voor een stalvloer voorzien van een sleuvenpatroon BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een vloerelement voor een stalvloer voorzien van een loopvlak en een daartegenover aanwezige onderzijde, twee tegenover elkaar aanwezige uiteinden en twee zijden, alsmede een in het loopvlak aanwezig patroon van sleuven voor afvoer van urine, omvattende hoofdsleuven die parallel aan elkaar en aan de zijden van het vloerelement zijn en zich van een van de uiteinden naar het andere uiteinde van de vloerelement uitstrekken en naar ten minste één uiteinde aflopen, en tussen de hoofdsleuven aanwezige dwarssleuven die zich van een van de hoofdsleuven tot aan een naburige hoofdsleuf uitstrekken.

Stand van de techniek

Een dergelijk vloerelement is bekend uit EP-A-2108254. Het hieruit bekende vloerelement is voorzien van twee tegenover elkaar aanwezige lengtezijden waarnaast, bij toepassing in een stalvloer, op geringe afstand naburige vloerelementen aanwezig zijn. Het in het loopvlak aanwezige sleuvenpatroon heeft dwarssleuven, die zich dwars op de lengtezijden uitstrekken en die vanaf een van de lengtezijden naar de andere lengtezijde aflopen en uitmonden in de openingen tussen twee naburige vloerelementen voor het afvoeren van mest en urine naar een daaronder aanwezige mestkelder.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een vloerelement van de in de aanhef omschreven soort waarbij urine beter en sneller afgevoerd kan worden. Hiertoe is het vloerelement volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat aan de uiteinden grenzende uitsparingen in de hoofdsleuven aanwezig zijn, die zich over de hele dikte van het vloerelement uitstrekken, en dat de hoofdsleuven vanaf het midden naar beide uiteinden aflopen. Door de hoofdsleuven vanaf het midden naar beide uiteinden te laten aflopen, kunnen de bodems van de hoofdsleuven, bij een gelijke minimum en maximum diepte, een steiler verloop hebben dan in het geval de sleuven van het ene uiteinde naar het andere uiteinde aflopen. Sterker aflopende sleuven betekent een betere en snellere afvoer van urine naar de onder de vloerelementen aanwezige mestkelder en daardoor geringere emissie van gassen.

Het gat bevindt zich op het scheidingsvlak van twee naburige en tegen elkaar aan liggende vloerelementen, waarbij in elk van de tegen elkaar liggende zijden een deel van het gat aanwezig is. Hierdoor zijn de gaten eenvoudiger te vormen dan dat zij in het midden van de hoofdsleuven aanwezig zijn. Bij voorkeur zijn de uitsparingen langwerpig en strekken zij zich in lengterichting in de hoofdsleuven uit. De uitsparingen zijn bij voorbeur even breed als de breedte van de hoofdgroeven.

Een uitvoeringsvorm van het vloerelement volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat alle dwars sleuven onder een gelijke hoek ongelijk aan 90 graden ten opzichte van de hoofdsleuven staan, waarbij afwisselend twee naburige dwarssleuven vanaf de hoofdsleuven naar elkaar toe en van elkaar af lopen, en waarbij van aan weerszijde van de hoofdsleuven tegenover elkaar aanwezige paren van dwarssleuven de dwarssleuven van een paar vanaf de hoofdsleuf naar elkaar toelopen en de dwarssleuven van het tegenoverliggende paar vanaf de hoofdsleuf van elkaar aflopen. Het is gebleken dat door deze afwisselende oriëntatie van de dwarssleuven deze door een dwars daarover schuivende mestschuif beter schoongemaakt worden.

Een uitvoeringsvorm van het vloerelement volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de in de hoofdsleuven uitmondende uiteinden van de twee tegenover elkaar liggende dwarssleuven versprongen ten opzichte van elkaar aanwezig zijn. Door deze maatregel kan de urine sneller vanuit de dwarssleuven in de hoofdsleuven stromen.

Om ook de dwarssleuven zo steil mogelijk te maken lopen zij net zoals de hoofdsleuven bij voorkeur vanaf het midden van de dwarssleuven in beide richtingen naar de hoofdsleuven af.

Om de mest gemakkelijker en beter van het loopvlak te kunnen schuiven, en het loopvlak tevens meer anti-slip te maken wat de beloopbaarheid verbetert, is een verdere uitvoeringsvorm van het vloerelement volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat tussen de dwarssleuven groeven aanwezig zijn die parallel aan de hoofdsleuven aanwezig zijn. Bij voorkeur zijn de groeven ondieper zijn dan de dwarssleuven en over de hele lengte een constante diepte hebben.

Voorts is bij voorkeur het loopvlak vlak en strekt het loopvlak, bij toepassing van het vloerelement in een stalvloer, zich horizontaal uit. Hierdoor kunnen koeien gemakkelijk over de vloerelementen lopen en is de kans op uitglijden gering.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven stalvloer voorzien van vloerelementen volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een aantal vloerelementen volgens de uitvinding in perspectief tegen elkaar aan liggend;

Figuur 2 een detail van figuur 1 ter plaatse van twee tegen elkaar liggende vloerelementen;

Figuur 3 de in figuur 1 weergegeven vloerelementen in bovenaanzicht; Figuur 4 een detail van figuur 3 ter plaatse van twee tegen elkaar liggende vloerelementen;

Figuur 5 twee van de in figuur 1 weergegeven vloerelementen in onderaanzicht;

Figuur 6 twee van de in figuur 1 weergegeven vloerelementen in zijaanzicht; en

Figuur 7 een van de in figuur 1 weergegeven vloerelementen in vooraanzicht.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In de figuren is een deel van een stalvloer 1 samengesteld uit vloerelementen 3 volgens de uitvinding in verschillende aanzichten weergegeven. De vloerelementen zijn langwerpig en hebben aan de bovenzijde een loopvlak 5 dat vlak is en voorzien is van een patroon van sleuven 7 en 9 voor afvoer van urine. Het vloerelement heeft twee tegenover elkaar aanwezige uiteinden 11 en 13 en twee zijden 15 en 17.

In de stalvloer 1 zijn gaten 19 aanwezig voor afvoer van urine naar een onder de stalvloer 1 aanwezige mestkelder. Deze gaten 19 zijn elk gevormd door twee langwerpige uitsparingen 21 die zich vanaf de uiteinden van de vloerelementen 3 in lengterichting van de hoofdsleuven 7 uitstrekken. De uitsparingen strekken zich uit vanaf het loopvlak 5 van het vloerelement (of beter gezegd vanaf de bodem van de hoofdsleuf, zie figuur 3) tot aan de onderzijde 6 van het vloerelement.

Het sleuvenpatroon heeft hoofdsleuven 7, die parallel aan elkaar en aan de zijden 15 en 17 van het vloerelement zijn, en tussen de hoofdsleuven aanwezige dwarssleuven die zich van een van de hoofdsleuven tot aan een naburige hoofdsleuf uitstrekken. De hoofdsleuven 7 lopen vanaf het midden van de hoofdsleuven naar beide uiteinden af, en de dwarssleuven 9 lopen vanaf het midden van de dwarssleuven naar de hoofdsleuven af.

Alle dwarssleuven 9 staan onder een gelijke hoek ongelijk aan 90 graden ten opzichte van de hoofdsleuven 7, waarbij afwisselend twee naburige dwarssleuven vanaf de hoofdsleuven naar elkaar toe en van elkaar af lopen. Van aan weerszijde van de hoofdsleuven 7 tegenover elkaar aanwezige paren van dwarssleuven 9 lopen de dwarssleuven van een paar 8 vanaf de hoofdsleuf naar elkaar toe en lopen de dwarssleuven van het tegenoverliggende paar 10 vanaf de hoofdsleuf van elkaar af.

De in de hoofdsleuven 7 uitmondende uiteinden 9a van twee tegenover elkaar liggende dwarssleuven 9 zijn versprongen ten opzichte van elkaar aanwezig, zodat de vanuit de dwarssleuven in de hoofdsleuven stromende urine niet op één plaats in de hoofdsleuf stroomt. Hierdoor stroomt de urine sneller vanuit de dwarssleuven in de hoofdsleuven.

Tussen de dwarssleuven 9 zijn groeven 23 aanwezig die parallel aan de hoofdsleuven 7 aanwezig zijn. Deze groeven 23 zijn ondieper dan de dwarssleuven 9 en hebben over de hele lengte een constante diepte.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (8)

1. Vloerelement (3) voor een stalvloer (1) voorzien van een loopvlak (5) en een daartegenover aanwezige onderzijde (6), twee tegenover elkaar aanwezige uiteinden (11, 13) en twee zijden (15, 17), alsmede een in het loopvlak aanwezig patroon van sleuven (7, 9) voor afvoer van urine, omvattende hoofdsleuven (7) die parallel aan elkaar en aan de zijden (15, 17) van het vloerelement zijn en zich van een van de uiteinden (11) naar het andere uiteinde (13) van de vloerelement uitstrekken en naar ten minste één uiteinde aflopen, en tussen de hoofdsleuven aanwezige dwarssleuven (9) die zich van een van de hoofdsleuven tot aan een naburige hoofdsleuf uitstrekken, met het kenmerk, dat aan de uiteinden grenzende uitsparingen (21) in de hoofdsleuven (7) aanwezig zijn, die zich over de hele dikte van het vloerelement (3) uitstrekken, en dat de hoofdsleuven (7) vanaf het midden naar beide uiteinden (11, 13) aflopen.

2. Vloerelement (3) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de uitsparingen (21) langwerpig zijn en zich in lengterichting in de hoofdsleuven (7) uitstrekken.

3. Vloerelement (3) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat alle dwarssleuven (9) onder een gelijke hoek ongelijk aan 90 graden ten opzichte van de hoofdsleuven (7) staan, waarbij afwisselend twee naburige dwarssleuven vanaf de hoofdsleuven naar elkaar toe en van elkaar af lopen, en waarbij van aan weerszijde van de hoofdsleuven tegenover elkaar aanwezige paren (8, 10) van dwarssleuven de dwarssleuven (9) van een paar vanaf de hoofdsleuf (7) naar elkaar toelopen en de dwarssleuven van het tegenoverliggende paar vanaf de hoofdsleuf van elkaar aflopen.

4. Vloerelement (3) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de in de hoofdsleuven (7) uitmondende uiteinden van de twee tegenover elkaar liggende dwarssleuven (9) versprongen ten opzichte van elkaar aanwezig zijn.

5. Vloerelement (3) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dwarssleuven (9) vanaf het midden van de dwarssleuven in beide richtingen naar de hoofdsleuven (7) aflopen.

6. Vloerelement (3) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de dwarssleuven (9) groeven (23) aanwezig zijn die parallel aan de hoofdsleuven (7) aanwezig zijn.

7. Vloerelement (3) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de groeven (23) ondieper zijn dan de dwarssleuven (9) en over de hele lengte een constante diepte hebben.

8. Vloerelement (3) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het loopvlak (5) vlak is.