NL2013481B1 - Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing. - Google Patents

Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing. Download PDF

Info

Publication number
NL2013481B1
NL2013481B1 NL2013481A NL2013481A NL2013481B1 NL 2013481 B1 NL2013481 B1 NL 2013481B1 NL 2013481 A NL2013481 A NL 2013481A NL 2013481 A NL2013481 A NL 2013481A NL 2013481 B1 NL2013481 B1 NL 2013481B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spring
copy
groove
plate part
baffle plate
Prior art date
Application number
NL2013481A
Other languages
English (en)
Inventor
Heeres Bauke
Original Assignee
Lankhorst Eng Products B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lankhorst Eng Products B V filed Critical Lankhorst Eng Products B V
Priority to NL2013481A priority Critical patent/NL2013481B1/nl
Priority to EP15183166.6A priority patent/EP2998445B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2013481B1 publication Critical patent/NL2013481B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/04Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours
    • E02B3/06Moles; Piers; Quays; Quay walls; Groynes; Breakwaters ; Wave dissipating walls; Quay equipment
    • E02B3/066Quays

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Bulkheads Adapted To Foundation Construction (AREA)
  • Road Paving Structures (AREA)

Abstract

Een modulair beschoeiingsplaatdeel heeft aan twee tegenovergelegen plaatzijkanten respektievelijk een veer (2) en een groef (3) ten behoeve van een veer-en-groefverbinding tussen een eerste exemplaar (1) en een tweede exemplaar (lA) van het beschoeiingsplaatdeel. De veer heeft tenminste één dik veergedeelte (4) en tenminste één dun veergedeelte. De groef heeft tenminste één wijd groefgedeelte (6) en tenminste één nauw groefgedeelte (7). Tijdens ineengrijping van genoemde veer-en­ groefverbinding zijn het eerste exemplaar en het tweede exemplaar ten opzichte van elkaar heen-en-weer beweegbaar (70) tussen tenminste één tijdelijke ineengrijpingsconditie en tenminste één permanente ineengrijpingsconditie. In de permanente ineengrijpingsconditie worden inklemmingsdelen van het tenminste ene dikke veergedeelte (4) door het tenminste ene nauwe groefgedeelte (7) ingeklemd. In de tijdelijke ineengrijpingsconditie worden genoemde inklemmingsdelen niet of in mindere mate door het tenminste ene nauwe groefgedeelte ingeklemd.

Description

Titel: Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing.
De uitvinding heeft betrekking op een modulair beschoeiingsplaatdeel, alsmede op een werkwijze voor het installeren van een beschoeiing.
Bij een beschoeiing wordt een betrekkelijk dunne wand toegepast om grond te keren, waarbij genoemde wand door palen of op andere wijze op zijn plaats gehouden wordt. Beschoeiingssystemen worden meestal toegepast om grond te keren ten opzichte van een water, in welk geval men doorgaans van een walbeschoeiingssysteem spreekt.
Een voorbeeld van een bekende beschoeiing is getoond in bijgaande Fig. 11. Deze Figuur toont een geïnstalleerd walbeschoeiingssysteem 100 dat grond 110 keert ten opzichte van een water 120. Bij dit bekende systeem 100 wordt de in dwarsdoorsnede getoonde vertikale beschoeiingswand gevormd door zich met hun lengterichtingen horizontaal uitstrekkende veer-en-groefplanken 101. Daarbij wordt de beschoeiingswand op zijn plaats gehouden door meerdere in de lengterichtingen van de planken 101 onderling op afstand geplaatste palen 102. Fig. 11 toont één dergelijke paal 102. Verder toont Fig. 11 nog een horizontale afdekking 103 van het bekende walbeschoeiingssysteem. Aan dit bekende beschoeiingssysteem kleven enige bezwaren.
Een eerste bezwaar is dat het installeren van het systeem moeilijk, zwaar en tijdrovend is. Tijdens het installeren moet namelijk in bemoeilijkende in-situ omstandigheden gewerkt worden, dat wil zeggen nabij een nog niet gestutte wal, en vaak deels onder water. Hierdoor worden de diverse onderdelen van het systeem gemakkelijk bevuild door grond, slib, modder, en andere verontreinigingen. Hierdoor is het bijvoorbeeld moeizaam om de verontreinigde veer-en-groefdelen van de planken 101 deugdelijk in elkaar te schuiven.
Een ander bezwaar treedt op gedurende de levensduur van een eenmaal geïnstalleerd beschoeiingssysteem. Dan treedt namebjk een afwisselend uitzet- en krimpgedrag van met name de delen van de beschoeiingswand op. Indien de veer-en-groefplanken van kunststof zijn, treedt genoemd uitzet- en krimpgedrag vooral op onder invloed van temperatuurverschillen, zoals dag/nacht verschillen en zomer/winter verschillen. En indien de veer-en-groefplanken van hout zijn, treedt genoemd uitzet- en krimpgedrag tevens op onder invloed van wisselende vochtigheidsgraden van de planken.
Om dergelijk uitzet- en krimpgedrag toe te staan, kunnen de planken met enige tussenruimten in eikaars verlengde geplaatst worden. Hierdoor ontstaan expansieruimten tussen de kopse kanten van in eikaars verlengde liggende planken. Echter, op den duur raken die expansieruimten verstopt door grond, planten, en dergelijke, in welk geval het uitzetten van de planken alsnog belemmerd wordt. Hierdoor zullen de planken beschadigen en/of ontzetten.
Een andere manier om dergelijk uitzet- en krimpgedrag toe te staan, is om de planken niet alleen aan hun lange zijkanten door middel van veer-en-groefverbin dingen met elkaar te verbinden (zoals getoond in Fig. 11), maar ook aan hun korte zijkanten (d.w.z. hun kopse kanten). Om uitzetting in de lengterichting van de planken mogelijk te maken, kunnen dan, in verhouding tot de uitsteeklengten van de veren, relatief diepere groeven in de kopse kanten worden toegepast. Echter, ook aan de toepassing van dergelijke veer-en-groefverbin dingen aan de kopse kanten van de planken kleven bezwaren. Als gevolg van de additionele kopse veer-en-groefdelen wordt het namebjk nog moeihjker, zwaarder en tijdrovender om het beschoenngssysteem te installeren in de in-situ omstandigheden waarin, behalve de veer-en-groefdelen aan de lange plankzijkanten, ook de kopse veer-en-groefdelen gemakkelijk bevuild worden door grond, slib, modder, en andere verontreinigingen.
Het is een doel van de uitvinding om een oplossing te verschaffen volgens welke een beschoeiing gemakkelijker, hchter en sneller geïnstalleerd kan worden in bemoeilijkende in-situ omstandigheden, terwijl gedurende de levensduur van een eenmaal geïnstalleerde beschoeiing schade en/of ontzetting als gevolg van afwisselend uitzet- en krimp gedrag van beschoeiingsdelen wordt tegengegaan.
Daartoe verschaft de uitvinding een modulair beschoeiingsplaatdeel volgens bijgaande onafhankelijke conclusie 1, alsmede een werkwijze voor het installeren van een beschoeiing volgens bijgaande onafhankelijke conclusie 4. Specifieke uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn neergelegd in de bijgaande afhankelijke conclusies 2 t/m 3 en 5.
Derhalve verschaft de uitvinding een modulair beschoeiingsplaatdeel, omvattende: - twee langs een dikteas van het beschoeiingsplaatdeel tegenover elkaar gelegen uitwendige plaatoppervlakken, - twee langs een eerste plaatlangsas van het beschoeiingsplaatdeel tegenover elkaar gelegen eerste plaatzijkanten, en - twee langs een tweede plaatlangsas van het beschoeiingsplaatdeel tegenover elkaar gelegen tweede plaatzijkanten, waarbij de ene van de eerste plaatzijkanten voorzien is van een veer, en de andere van de eerste plaatzijkanten voorzien is van een groef, zodanig dat tussen een eerste exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel en een tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel een veer-en-groefverbinding tot stand kan komen door ineengrijping van de veer van het eerste exemplaar met de groef van het tweede exemplaar, met het kenmerk, dat de veer, gezien op verschillende posities langs de tweede plaatlangsas, tenminste één dik veergedeelte en tenminste één dun veergedeelte heeft, waarbij het dikke veergedeelte, gemeten langs genoemde dikteas, dikker is dan het dunne veergedeelte, de groef, gezien op verschillende posities langs de tweede plaatlangsas, tenminste één wijd groefgedeelte en tenminste één nauw groefgedeelte heeft, waarbij het wijde groefgedeelte, gemeten langs genoemde dikteas, wijder is dan het nauwe groefgedeelte, en tijdens genoemde ineengrijping het eerste exemplaar en het tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel ten opzichte van elkaar heen-en-weer beweegbaar zijn, met tenminste respectieve componenten parallel aan de respectieve tweede plaatlangsassen van respectievelijk het eerste exemplaar en het tweede exemplaar, tussen tenminste één tijdelijke ineengrijpingsconditie en tenminste één permanente ineengrijpingsconditie, waarbij in de permanente ineengrijpingsconditie inklemmingsdelen van het tenminste ene dikke veergedeelte door het tenminste ene nauwe groefgedeelte ingeklemd worden, terwijl genoemde inklemmingsdelen in de tijdelijke ineengrijpingsconditie niet of in mindere mate door het tenminste ene nauwe groefgedeelte ingeklemd worden doordat genoemde inklemmingsdelen zich in de tijdelijke ineengrijpingsconditie tenminste deels in het tenminste ene wijde groefgedeelte bevinden.
Tevens verschaft de uitvinding derhalve een werkwijze voor het installeren van een beschoeiing, welke beschoeiing genoemd eerste exemplaar van een modulair beschoeiingsplaatdeel en genoemd tweede exemplaar van een modulair beschoeiingsplaatdeel omvat, en welke werkwijze het tot stand brengen van genoemde veer-en-groefverbinding tussen genoemd eerste exemplaar en genoemd tweede exemplaar omvat.
Bij een beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding zijn derhalve de twee eerste plaatzijkanten respektievelijk voorzien van genoemde veer en genoemde groef. In genoemde permanente ineengrijpingsconditie, die bedoeld is om gedurende de levensduur van een geïnstalleerde beschoeiing in stand te blijven, treedt de meest klemmende ineengrijping tussen de veer van genoemd eerste exemplaar met de groef van genoemd tweede exemplaar op. Voor die meest klemmende ineengrijping hoeven, gezien langs de tweede plaatlangsas, slechts de één of meer locale verdikkingen van de veer ingeklemd te zijn in de één of meer locale vernauwingen van de groef. Dankzij deze slechts locale inklemmingen is er niet zoveel kracht nodig om genoemde permanente ineengrijpingsconditie te bewerkstelligen. Tijdens het in werking stellen van genoemde permanente ineengrijpingsconditie kunnen alsdan optredende verontreinigingen van de veer en groef, zoals grond, slib, modder, etc., gemakkelijk wijken naar plaatsen waar locale verdunningen van de veer ineengrijpen met locale verwijdingen van de groef. In deze opzichten kan een beschoeiing volgens de uitvinding derhalve gemakkelijker, lichter en sneller geïnstalleerd worden.
Omdat bij de uitvinding ook gedurende de levensduur van een eenmaal geïnstalleerde beschoeiing ter plaatse van de locale inklemmingen niet of nauwelijks verontreinigingen, zoals grond, slib, modder, etc., kunnen ontstaan, en omdat dergelijke verontreinigingen ook gedurende de levensduur gemakkelijk kunnen wijken naar plaatsen waar locale verdunningen van de veer ineengrijpen met locale verwijdingen van de groef, kunnen de in de zin van de eerste plaatlangsas met elkaar verbonden beschoeiingsplaatdelen naar believen uitzetten en krimpen in richtingen parallel aan de eerste plaatlangsas. Hierdoor wordt schade en ontzetting van de geïnstalleerde beschoeiing tegengegaan.
Genoemde slechts locale inklemmingen maken voorts mogelijk dat het beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding ontworpen kan worden met grotere lengten van de eerste plaatzijkanten, zonder dat teveel kracht nodig is om genoemde permanente ineengrijpingsconditie te bewerkstelligen. Indien bijvoorbeeld bij het in Fig. 11 getoonde bekende walbeschoeiingssysteem 100 de in de drie getoonde rijen opgestelde planken 101 aan hun kopse uiteinden veren en groeven zouden hebben van de op zich bekende soort, dat wil zeggen zonder de locale verdikkingen en verdunningen van de veer en zonder de locale verwijdingen en vernauwingen van de groef zoals bij de huidige uitvinding, dan zou volgens de uitvinding in plaats van de drie rijen planken 101 bijvoorbeeld slechts één rij beschoeiingsplaatdelen kunnen worden toegepast, waarbij de hoogte van een dergelijk beschoeiingsplaatdeel gelijk is aan de totale hoogte van drie boven elkaar geplaatste planken 101. Bij de uitvinding hoeven dan dus minder delen van de beschoeiingswand in elkaar gezet te worden. Dus ook in dat additionele opzicht kan een beschoeiing volgens de uitvinding gemakkelijker, lichter en sneller geïnstalleerd worden.
Bij voorkeur omvat, bij een werkwijze volgens de uitvinding, het genoemde tot stand brengen van genoemde veer-en-groefverbinding een eerste stap van het, met tenminste respectieve bewegingscomponenten parallel aan de respectieve eerste plaatlangsassen van respectievelijk het eerste exemplaar en het tweede exemplaar, ten opzichte van elkaar in de tijdelijke ineengrijpingsconditie brengen van het eerste exemplaar en het tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel, alsmede een daaropvolgende, volgens genoemde heen-en-weer beweegbaarheid uitgevoerde tweede stap van het in de permanente ineengrijpingsconditie brengen van het eerste exemplaar en het tweede exemplaar.
Deze door een beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding mogelijk gemaakte voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding maakt het in de zin van de eerste plaatlangsas met elkaar verbinden van de beschoeiingsplaatdelen bijzonder gemakkelijk, licht en snel. Indien, bijvoorbeeld, in geïnstalleerde toestand de eerste plaatlangsas overeenkomt met de horizontaal, is het mogelijk om de beschoeiingsplaatdelen met zeer weinig krachtsuitoefening door horizontale verplaatsing in de tijdelijke ineengrijpingsconditie te brengen. Vanuit die tijdelijke ineengrijpingsconditie kan dan door vertikale verplaatsing, bijvoorbeeld door een met een hamer uitgeoefende vertikale tik op de bovenste tweede plaatzijkant van een van de twee betreffende beschoeiingsplaatdelen, de permanente ineengrijpingsconditie bewerkstelligd worden. Hierdoor wordt effectief gebruik gemaakt van de zwaartekracht van het betreffende beschoeiingsplaatdeel voor het leveren van de op zich reeds betrekkelijk geringe benodigde krachtsuitoefening voor genoemde vertikale verplaatsing.
Bij voorkeur omvat een modulair beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding voorts tenminste één eerste locale aanslag in de groef en/of tenminste één tweede locale aanslag die deel uitmaakt van de veer, welke tenminste ene eerste locale aanslag en tenminste ene tweede locale aanslag aanslagen zijn bij het, met tenminste respectieve bewegingscomponenten parallel aan de respectieve eerste plaatlangsassen van respectievelijk het eerste exemplaar en het tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel, tot stand brengen van genoemde veer-en-groefverbinding tussen genoemd eerste exemplaar en genoemd tweede exemplaar.
Bij het installeren kan de veer-en-groefverbinding met handkracht tot het bereiken van dergelijke locale aanslagen tot stand gebracht worden. Gedurende de levensduur van een eenmaal geïnstalleerde beschoeiing zullen de bij uitzetting van de beschoeiingsplaatdelen optredende uitzetkrachten, welke genoemde handkracht overschrijden, de locale aanslagen doen vervormen en/of breken, en/of de veer en/of de groefwanden locaal doen vervormen onder de druk van de daarop werkende locale aanslagen. Dankzij dergelijke locale aanslagen is het beschoeiingsplaatdeel derhalve uitgevoerd om bij het installeren een drempelwaarde overeenkomend met een bepaalde handkracht te weerstaan, doch bij het overschrijden van een dergelijke drempelwaarde uitzetting toe te staan. Dankzij dergelijke locale aanslagen is derhalve een betrouwbare installatie mogelijk die een voorafbepaald uitzetgedrag garandeert.
In het volgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van enige niet-limiterende uitvoeringsvoorbeelden en met verwijzing naar de schematische figuren in de bij gevoegde tekening.
Fig. IA toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van het bovengenoemde eerste exemplaar en een daarmee identiek tweede exemplaar van een beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding, waarbij de twee exemplaren vertikaal zijn geplaatst en, gezien in horizontale richting, onderling in lijn zijn op gesteld, en waarbij het aanzicht parallel aan de (horizontale) dikteassen van de twee exemplaren genomen is, en waarbij de bovengenoemde veer-en-groefverbinding nog niet tot stand is gebracht.
Fig. 1B toont de situatie van Fig. IA nogmaals, echter waarbij uitgaande van de situatie van Fig. IA het eerste exemplaar enigszins vertikaal naar boven is verplaatst ten opzichte van het tweede exemplaar.
Fig. 1C toont de situatie van Fig. 1B nogmaals, echter waarbij uitgaande van de situatie van Fig. 1B het eerste exemplaar enigszins horizontaal naar het tweede exemplaar is verplaatst zodanig dat de bovengenoemde veer-en-groefverbinding tot stand is gebracht, en wel in de bovengenoemde tijdelijke ineengrijpingsconditie.
Fig. 1D toont de situatie van Fig. 1C nogmaals, echter waarbij uitgaande van de situatie van Fig. 1C het eerste exemplaar enigszins vertikaal naar beneden is verplaatst zodanig dat de bovengenoemde veer-en-groefverbinding nog steeds in stand is, maar ditmaal in de bovengenoemde permanente ineengrijpingsconditie.
Fig. 2A toont het in Fig. IA met omlijning II-A aangeduide gedeelte van Fig. IA in meer detail.
Fig. 2B toont het in Fig. 1B met omlijning II-B aangeduide gedeelte van Fig. 1B in meer detail.
Fig. 2C toont het in Fig. 1C met omlijning II-C aangeduide gedeelte van Fig. 1C in meer detail.
Fig. 2D toont het in Fig. ID met omlijning II-D aangeduide gedeelte van Fig. ID in meer detail.
Fig. 3 toont het eerste exemplaar van Fig. 2A in een aanzicht dat genomen is in de richting van de in Fig. 2A getoonde pijlen III.
Fig. 4 toont het tweede exemplaar van Fig. 2 A in een aanzicht dat genomen is in de richting van de in Fig. 2A getoonde pijlen IV.
Fig. 5 toont de situatie van Fig. 2C in een dwarsdoorsnede volgens het in Fig. 2C met pijlen V aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen V.
Fig. 6 toont de situatie van Fig. 2D in een dwarsdoorsnede volgens het in Fig. 2D met pijlen VI aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen VI.
Fig. 7 toont de situatie van Fig. 2A in een aanzicht volgens het in Fig. 2A met pijlen VII aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen VII.
Fig. 8A toont de situatie van Fig. 8B in een dwarsdoorsnede volgens het in Fig. 8B met pijlen VIII-A aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen VIII-A, en waarbij het aanzicht tenminste deels in doorzicht is.
Fig. 8B toont de situatie van Fig. 2A in een dwarsdoorsnede volgens het in Fig. 7 met pijlen VIII-B aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen VIII-B, en waarbij het aanzicht tenminste deels in doorzicht is.
Fig. 9A toont de situatie van Fig. 9B in een dwarsdoorsnede volgens het in Fig. 9B met pijlen IX-A aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen IX-A, en waarbij het aanzicht tenminste deels in doorzicht is.
Fig. 9B toont een situatie soortgelijk aan die van Fig. 8B, echter waarbij Fig. 9B niet op de situatie van Fig. 2A is gebaseerd, maar op die van
Fig. 2D, in welke situatie de veer van het eerste exemplaar zich uitstrekt tot aan locale aanslagen in de groef van het tweede exemplaar.
Fig. 10A toont de situatie van Fig. 10B in een dwarsdoorsnede volgens het in Fig. 10B met pijlen X-A aangeduide vlak, waarbij het aanzicht genomen is in de richting van de pijlen X-A, en waarbij het aanzicht tenminste deels in doorzicht is.
Fig. 10B toont een situatie soortgehjk aan die van Fig. 9B, echter waarbij Fig. 9B niet op de situatie van Fig. 2D is gebaseerd, maar op een situatie waarin uitgaande van de situatie van Fig. 9B de veer van het eerste exemplaar zich als gevolg van uitzetting van het eerste exemplaar en van het tweede exemplaar dieper in de groef van het tweede exemplaar uitstrekt, hetgeen in het getoonde voorbeeld gepaard is gegaan met vervormingen van de getoonde veer en/of van de locale aanslagen in de getoonde groef.
Fig. 11, die in de inleiding hierboven reeds besproken is, toont een voorbeeld van een geïnstalleerd bekend walbeschoeiingssysteem dat grond keert ten opzichte van een water.
De in de Figuren 1 t/m 10B gebruikte referentiecijfers verwijzen op de volgende wijze naar bovengenoemde onderdelen en aspecten van de uitvinding.
Reeds op basis van de Figuren 1 t/m 10B, en met behulp van de opgesomde betekenissen van de referentiecijfers, zullen de bovengenoemde aspecten van de uitvinding helder zijn. Onderstaand volgt nog enige nadere toelichting.
Verwezen wordt nu eerst naar de Figuren 1 t/m 6.
In het getoonde voorbeeld zijn de dikke veergedeelten 4 uitgevoerd als twaalf zich parallel aan de eerste plaatlangsas 11 uitstrekkende ribben van de veer 2, welke onderling alle in hoofdzaak dezelfde dwarsdoorsnede hebben die in hoofdzaak constant is over de gehele riblengte, d.w.z. in de richting van de eerste plaatlangsas 11. Als gezien langs de tweede plaatlangsas 12 zijn vier groepen van elk drie dergelijke ribben 4 toegepast. De groef 3 heeft vier nauwe groefgedeelten 7 welke onderling eveneens alle in hoofdzaak dezelfde dwarsdoorsnede hebben die in hoofdzaak constant is in de richting van de eerste plaatlangsas 11. Zoals het best te zien is in Figuren 5 en 6, worden de vier groepen van ribben 4 in de permanente ineengrijpingsconditie (Fig. 6) respektievelijk ingeklemd door de vier nauwe groefgedeelten 7, terwijl ze in de tijdelijke ineengrijpingsconditie (Fig. 5) niet door de vier nauwe groefgedeelten 7 ingeklemd worden doordat ze zich in de tijdelijke ineengrijpingsconditie tenminste deels in de wijde groefgedeelten 6 bevinden. Zoals te zien in Fig. 5 bevatten de nauwe groefgedeelten 7 in de aldaar getoonde tijdelijke ineengrijpingsconditie slechts de dunne veergedeelten 5, eveneens op niet klemmende wijze.
Terzijde wordt opgemerkt dat in het getoonde voorbeeld de veer 2 voorts nog is uitgevoerd met één additionale ribbe 9 die zich parallel aan de tweede plaatlangsas 12 uitstrekt. Een dergelijke ribbe 9 kan optioneel worden toegepast, bijvoorbeeld om verontreinigingen van de veer-en-groefverbinding verder tegen te gaan.
De overgang van Fig. 1B naar Fig. 1C (en ook de overgang van Fig. 2B naar Fig. 2C) illustreert de bovengenoemde eerste stap van het ten opzichte van elkaar in de tijdelijke ineengrijpingsconditie brengen van het eerste exemplaar 1 en het tweede exemplaar IA van het beschoeiingsplaatdeel. De overgang van Fig. 1C naar Fig. 1D (en ook de overgang van Fig. 2C naar Fig. 2D) illustreert de bovengenoemde tweede stap van het ten opzichte van elkaar in de permanente ineengrijpingsconditie brengen van het eerste exemplaar 1 en het tweede exemplaar IA. De aan deze tweede stap ten grondslag liggende bovengenoemde heen-en-weer beweegbaarheid is in Figuren 1C, ID, 2C, 2D, 5 en 6 weergegeven door tweerichtingspijlen 70. Om van de tijdehjke ineengrijpingsconditie van Fig. 1C in de permanente ineengrijpingsconditie van Fig. 1D te komen, kan bijvoorbeeld met een hamer op de bovengelegen tweede plaatzijkant 32 van het eerste exemplaar 1 van het beschoeiingsplaatdeel getikt worden. Hierdoor wordt effectief gebruik gemaakt van de zwaartekracht van dat eerste exemplaar 1.
Het zal nu duidelijk zijn dat volgens de uitvinding een beschoeiing gemakkelijk, hcht en snel geïnstalleerd kan worden. Tevens staat de toegepaste veer-en-groefverbinding uitzet- en krimpgedrag van beschoeiingsdelen gedurende de levensduur toe.
Verwezen wordt nu naar de Figuren 7 t/m 10B.
In het getoonde voorbeeld zijn in de getoonde groef 3 van het tweede exemplaar IA zes eerste locale aanslagen 8 voorzien. In de situatie van Figuren 9A en 9B ligt de veer 2 van het eerste exemplaar 1 tegen deze locale aanslagen 8 aan. In de situatie van Figuren 10A en 10B is de veer 2 van het eerste exemplaar 1 als gevolg van uitzetting van de beschoeiingsplaatdelen dieper in de groef 3 van het tweede exemplaar IA doorgedrongen. Dit laatste kan gepaard gaan met vervormingen van de getoonde veer, zoals getoond in Fig. 10B, en/of kan gepaard gaan met vervormingen van de eerste locale aanslagen 8, zoals getoond in Fig. 10A.
Opgemerkt wordt dat de bovengenoemde voorbeelden van uitvoeringsvormen de uitvinding niet beperken en dat binnen de reikwijdte van de bijgaande conclusies diverse alternatieven mogebjk zijn.
Zo zijn bij de geïnstalleerde beschoeiing van het getoonde voorbeeld de in horizontale richting aaneengeschakelde beschoeiingsplaatdelen door middel van de speciale veer-en-groefverbindingen volgens de uitvinding met elkaar verbonden. In plaats daarvan, of in aanvulling daarop kunnen bij een geïnstalleerde beschoeiing volgens de uitvinding ook in vertikale richting aaneengeschakelde beschoeiingsplaatdelen door middel van de speciale veer-en-groefverbin dingen volgens de uitvinding met elkaar verbonden zijn. Additioneel kan volgens de uitvinding derhalve tevens de ene van de tweede plaatzijkanten voorzien zijn van een tweede veer, en de andere van de tweede plaatzijkanten voorzien van een tweede groef, zodanig dat tussen een eerste exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel en een tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel een veer-en-groefverbinding tot stand kan komen door ineengrijping van de tweede veer van het eerste exemplaar met de tweede groef van het tweede exemplaar, met het kenmerk, dat de tweede veer, gezien op verschillende posities langs de eerste plaatlangsas, tenminste één dik tweede veergedeelte en tenminste één dun tweede veergedeelte heeft, waarbij het dikke tweede veergedeelte, gemeten langs genoemde dikteas, dikker is dan het dunne tweede veergedeelte, de tweede groef, gezien op verschillende posities langs de eerste plaatlangsas, tenminste één wijd tweede groefgedeelte en tenminste één nauw tweede groefgedeelte heeft, waarbij het wijde tweede groefgedeelte, gemeten langs genoemde dikteas, wijder is dan het nauwe tweede groefgedeelte, en tijdens genoemde ineengrijping het eerste exemplaar en het tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel ten opzichte van elkaar heen-en-weer beweegbaar zijn, met tenminste respectieve componenten parallel aan de respectieve eerste plaatlangsassen van respectievehjk het eerste exemplaar en het tweede exemplaar, tussen tenminste één tijdehjke tweede ineengrijpingsconditie en tenminste één permanente tweede ineengrijpingsconditie, waarbij in de permanente tweede ineengrijpingsconditie tweede inklemmingsdelen van het tenminste ene dikke tweede veergedeelte door het tenminste ene nauwe tweede groefgedeelte ingeklemd worden, terwijl genoemde tweede inklemmingsdelen in de tijdelijke tweede ineengrijpingsconditie niet of in mindere mate door het tenminste ene nauwe tweede groefgedeelte ingeklemd worden doordat genoemde tweede inklemmingsdelen zich in de tijdelijke tweede ineengrijpingsconditie tenminste deels in het tenminste ene wijde tweede groefgedeelte bevinden.
Verder kunnen de beschoeiingsplaatdelen in diverse soorten materialen worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld diverse soorten hout of diverse soorten kunststof. Ook zijn combinaties van verschillende dergelijke diverse materiaalsoorten mogelijk. Bijvoorbeeld kan een beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding in hoofdzaak van hout vervaardigd zijn, terwijl de delen van het beschoeiingsplaatdeel die de veer en de groef vormen van kunststof vervaardigd zijn en met het hout van het beschoeiingsplaatdeel verbonden zijn. Voordelen van het toepassen van kunststof in het beschoeiingsplaatdeel zijn onder meer dat kunststof duurzaam is, en dat daarmee de producten op efficiënte wijze in groten getale met nauwkeurige vormen geproduceerd kunnen worden.
Voorts zijn voor een beschoeiingsplaatdeel volgens de uitvinding diverse variaties mogelijk in de aantallen, de locaties, de vormen en de afmetingen van de dikke veergedeelten, de dunne veergedeelten, de wijde groefgedeelten en de nauwe groefgedeelten.
Andere varianten of modificaties zijn echter ook mogelijk. Deze en soortgelijke alternatieven worden geacht binnen het kader te vallen van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies.

Claims (5)

1. Modulair beschoeiingsplaatdeel, omvattende: - twee langs een dikteas (10) van het beschoeiingsplaatdeel tegenover elkaar gelegen uitwendige plaatoppervlakken (20, 30), - twee langs een eerste plaatlangsas (11) van het beschoeiingsplaatdeel tegenover elkaar gelegen eerste plaatzijkanten (21, 31) , en - twee langs een tweede plaatlangsas (12) van het beschoeiingsplaatdeel tegenover elkaar gelegen tweede plaatzijkanten (22, 32) , waarbij de ene van de eerste plaatzijkanten voorzien is van een veer (2), en de andere van de eerste plaatzijkanten voorzien is van een groef (3), zodanig dat tussen een eerste exemplaar (1) van het beschoeiingsplaatdeel en een tweede exemplaar (IA) van het beschoeiingsplaatdeel een veer-en-groefverbinding tot stand kan komen door ineengrijping van de veer van het eerste exemplaar met de groef van het tweede exemplaar, met het kenmerk, dat de veer, gezien op verschillende posities langs de tweede plaatlangsas, tenminste één dik veergedeelte (4) en tenminste één dun veergedeelte (5) heeft, waarbij het dikke veergedeelte, gemeten langs genoemde dikteas, dikker is dan het dunne veergedeelte, de groef, gezien op verschillende posities langs de tweede plaatlangsas, tenminste één wijd groefgedeelte (6) en tenminste één nauw groefgedeelte (7) heeft, waarbij het wijde groefgedeelte, gemeten langs genoemde dikteas, wijder is dan het nauwe groefgedeelte, en tijdens genoemde ineengrijping het eerste exemplaar en het tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel ten opzichte van elkaar heen-en- weer beweegbaar (70) zijn, met tenminste respectieve componenten parallel aan de respectieve tweede plaatlangsassen van respectievelijk het eerste exemplaar en het tweede exemplaar, tussen tenminste één tijdelijke ineengrijpingsconditie en tenminste één permanente ineengrijpingsconditie, waarbij in de permanente ineengrijpingsconditie inklemmingsdelen van het tenminste ene dikke veergedeelte door het tenminste ene nauwe groefgedeelte ingeklemd worden, terwijl genoemde inklemmingsdelen in de tijdelijke ineengrijpingsconditie niet of in mindere mate door het tenminste ene nauwe groefgedeelte ingeklemd worden doordat genoemde inklemmingsdelen zich in de tijdelijke ineengrijpingsconditie tenminste deels in het tenminste ene wijde groefgedeelte bevinden.
2. Modulair beschoeiingsplaatdeel volgens conclusie 1, verder omvattende tenminste één eerste locale aanslag (8) in de groef (3) en/of tenminste één tweede locale aanslag die deel uitmaakt van de veer, welke tenminste ene eerste locale aanslag en tenminste ene tweede locale aanslag aanslagen zijn bij het, met tenminste respectieve bewegingscomponenten parallel aan de respectieve eerste plaatlangsassen (11) van respectievelijk het eerste exemplaar (1) en het tweede exemplaar (IA) van het beschoeiingsplaatdeel, tot stand brengen van genoemde veer-en-groefverbinding tussen genoemd eerste exemplaar en genoemd tweede exemplaar.
3. Beschoeiing omvattende: - genoemd eerste exemplaar (1) van een modulair beschoeiingsplaatdeel volgens conclusie 1 of 2; en - genoemd tweede exemplaar (IA) van een modulair beschoeiingsplaatdeel volgens conclusie 1 of 2; waarbij genoemd eerste exemplaar en genoemd tweede exemplaar door middel van genoemde veer-en-groefverbinding met elkaar verbonden zijn.
4. Werkwijze voor het installeren van een beschoeiing (80), welke beschoeiing een beschoeiing is volgens conclusie 3, omvattende het tot stand brengen van genoemde veer-en-groefverbinding tussen genoemd eerste exemplaar (1) en genoemd tweede exemplaar (IA).
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het genoemde tot stand brengen van genoemde veer-en-groefverbinding een eerste stap omvat van het, met tenminste respectieve bewegingscomponenten parallel aan de respectieve eerste plaatlangsassen (11) van respectievelijk het eerste exemplaar (1) en het tweede exemplaar (IA), ten opzichte van elkaar in de tijdelijke ineengrijpingsconditie brengen van het eerste exemplaar en het tweede exemplaar van het beschoeiingsplaatdeel, alsmede een daaropvolgende, volgens genoemde heen-en-weer beweegbaarheid (70) uitgevoerde tweede stap van het in de permanente ineengrijpingsconditie brengen van het eerste exemplaar en het tweede exemplaar.
NL2013481A 2014-09-17 2014-09-17 Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing. NL2013481B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013481A NL2013481B1 (nl) 2014-09-17 2014-09-17 Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing.
EP15183166.6A EP2998445B1 (en) 2014-09-17 2015-08-31 Modular sheet-pile plate-element and method of installing a sheetpiling

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013481A NL2013481B1 (nl) 2014-09-17 2014-09-17 Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013481B1 true NL2013481B1 (nl) 2016-09-29

Family

ID=52146605

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013481A NL2013481B1 (nl) 2014-09-17 2014-09-17 Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2998445B1 (nl)
NL (1) NL2013481B1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US527469A (en) * 1894-10-16 James a

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US527469A (en) * 1894-10-16 James a

Also Published As

Publication number Publication date
EP2998445B1 (en) 2017-10-25
EP2998445A1 (en) 2016-03-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1040958B1 (en) A plastic infiltration unit, a system comprising a plurality of plastic infiltration units.
EP3221533B1 (en) A flood barrier
NL2013481B1 (nl) Modulair beschoeiingsplaatdeel en werkwijze voor het installeren van een beschoeiing.
EP0698690A1 (en) A shoreline erosion control structure
KR101389996B1 (ko) 교량의 방수형 신축이음 장치
DK3095918T3 (en) ABSORBING ELEMENT OF A CAR PROTECTION AND A CAR PROTECTION INCLUDING SUCH AN ABSORBING ELEMENT
EP2098650A3 (de) Schalungselement
BE1018273A5 (nl) Element voor het vormen van een vangrail, geleiderail, afsluiting of dergelijke, en vangrail, geleiderail of afsluiting samengesteld uit zulke elementen.
US9157195B2 (en) Methods and devices for forming contraction joints in concrete works
US8991802B1 (en) Tool for aligning highway barrier modules
EP0952262A2 (en) Expansion device for locking drawholes and grates
IE63448B1 (en) Connecting means for joining two cover members
JP4876218B2 (ja) 区画板
BE1020642A5 (nl) Inrichting voor een gronddeksel, tilelement en werkwijze voor het tillen hiervan.
US11549262B1 (en) Heavy cycle grating system
FR2990455A1 (fr) Marches prefabriquees raccordables, pour former un escalier fixe ou demontable sur un support rigide
NL1024226C2 (nl) Kabelgoot, die is opgebouwd uit op elkaar aansluitende betonnen elementen.
KR102169385B1 (ko) 조립식 보도 낮춤턱 설치방법 및 조립식 보도 낮춤턱
NL2007085C2 (nl) Verbeterde beitel of schraper voor het afschrapen van beton van de voegplank die staat in de sleuf die in de grond is gegraven voor het maken van een diepwand.
KR101288004B1 (ko) 교량용 신축이음장치
US20240133135A1 (en) Self-cleaning expansion joint system
KR101172894B1 (ko) 확장 도로
NL2010637C2 (nl) Montagesysteem voor zonnepanelen op een schuin pannendak, werkwijze voor het gebruik van dat systeem alsmede pannendak.
EP3792406A1 (en) Movable device for joining a tool to a loading machine
BE1022867B1 (nl) Afstandshouder voor het plaatsen van panelen

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20181001