NL2013079B1 - Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal. - Google Patents

Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal. Download PDF

Info

Publication number
NL2013079B1
NL2013079B1 NL2013079A NL2013079A NL2013079B1 NL 2013079 B1 NL2013079 B1 NL 2013079B1 NL 2013079 A NL2013079 A NL 2013079A NL 2013079 A NL2013079 A NL 2013079A NL 2013079 B1 NL2013079 B1 NL 2013079B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
stable
floor
longitudinal direction
drainage
stable floor
Prior art date
Application number
NL2013079A
Other languages
English (en)
Inventor
Norde Bernard
Johannes Maria Vermunt Petrus
Original Assignee
Norde Bernard
Johannes Maria Vermunt Petrus
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=57207687&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL2013079(B1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Norde Bernard, Johannes Maria Vermunt Petrus filed Critical Norde Bernard
Priority to NL2013079A priority Critical patent/NL2013079B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2013079B1 publication Critical patent/NL2013079B1/nl

Links

Landscapes

  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een stalvoer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal, waarbij de stal ten minste één stalgedeelte omvat voor het daarop stallen van vee en een afvoergedeelte dat zich in een langsrichting langs het ten minste ene stalgedeelte uitstrekt, waarbij de stalvloer is ingericht om in de langsrichting op het afvoergedeelte te worden geplaatst, waarbij de stalvloer is voorzien van ten minste drie zich, in geplaatste toestand, in de langsrichting uitstrekkende, onderling evenwijdige en dwars op de langsrichting op afstand van elkaar gelegen afvoergoten voor het in de langsrichting afvoeren van urine.

Description

Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal. Ammoniak vormt zich uit ureum in urine wanneer urine in contact komt met fecaliën.
Uit EP 0 626 131 Al is een stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal bekend. De stal heeft een opslagruimte welke zich in een langsrichting tussen twee vloergedeeltes uitstrekt waarop het vee wordt gestald. De stalvloer is voorzien van een meervoud van afdekplaten die de opslagruimte tussen de vloergedeeltes afdekken. De afdekplaten strekken zich dwars op de langsrichting van de opslagruimte uit. De afdekplaten zijn voorzien van één of meerdere openingen of sleuven die zich in de langsrichting van de afdekplaten, dwars op de langsrichting van de opslagruimte uitstrekken. De openingen of sleuven staan in direct contact met de ondergelegen gierput of het gierkanaal voor het daar naartoe afvoeren van urine en fecaliën. De oppervlakken van de platen staan onder afschot naar de openingen toe voor een versnelde afvoer van urine. Door de urine versneld af te voeren, kan contact met de fecaliën worden verkort en de emissie van ammoniak worden gereduceerd.
De bekende stalvoer heeft onder andere als nadeel dat de afgevoerde urine en fecaliën direct onder de vloer worden opgevangen en dat de ammoniak die in de opslagruimte ontstaat via de openingen of sleuven alsnog naar de omgeving ontsnapt. De bekende stalvloer is daarom voorzien van middelen voor het afsluiten van de openingen of sleuven. Dergelijke mechanische oplossingen vereisen echter extra onderhoud en zijn kwetsbaar door verontreiniging. Daarnaast is het gebruikelijk om fecaliën met mestschuiven in de langsrichting over de stalvloer te schuiven zodat de stalvloer in één beweging in de langsrichting gereinigd kan worden. De openingen en sleuven zullen bij een dergelijke reinigingsoperatie echter veel fecaliën verzamelen die door de vorm van de openingen en sleuven bijzonder lastig te verwijderen zijn.
Het is een doel van de uitvinding een stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal, waarbij ten minste één van de bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk kan worden weggenomen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft, vanuit een eerste aspect, een stalvoer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal, waarbij de stal ten minste één stalgedeelte omvat voor het daarop stallen van vee en een afvoergedeelte dat zich in een langsrichting langs het ten minste ene stalgedeelte uitstrekt, waarbij de stalvloer is ingericht om in de langsrichting op het afvoergedeelte te worden geplaatst, waarbij de stalvloer is voorzien van ten minste drie zich, in geplaatste toestand, in de langsrichting uitstrekkende, onderling evenwijdige en dwars op de langsrichting op afstand van elkaar gelegen afvoergoten voor het in de langsrichting afvoeren van urine.
De urine die op de stalvloer wordt opgevangen kan over een relatief korte afstand naar de dichtstbijzijnde afvoergoot getransporteerd worden en afgevoerd worden. Door het relatief korte contact met de fecaliën kan de vorming van ammoniak uit het ureum in de urine worden gereduceerd.
Doordat de afvoergoten zich in de langsrichting uitstrekken kan de stalvloer in dezelfde langsrichting gereinigd worden zonder dat een overmatige hoeveelheid fecaliën wordt verzameld in de afvoergoten.
In een uitvoeringsvorm is de lengte van de afvoergoten gelijk of in hoofdzaak gelijk aan de lengte van de stalvloer in de langsrichting. De afvoergoten kunnen derhalve over de gehele lengte van de stalvloer urine afvoeren, bijvoorbeeld naar een uiteinde van de stalvloer in de langsrichting.
In een uitvoeringsvorm is elk van de afvoergoten een U-vormige afvoergoot die een afvoerkanaal bepaalt dat slechts aan de bovenzijde van de stalvloer en aan de uiteinden van de stalvloer in de langsrichting open is voor het ontvangen respectievelijk afvoeren van urine. De afvoerkanalen kunnen dus een begrensde en gecontroleerde afvoer van de urine verzorgen in een richting waarin de kans op contact met fecaliën, en dus de vorming van ammoniak, tijdens het afvoeren minimaal kan worden gehouden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan omvat de stal een opslagruimte voor het ontvangen van de afgevoerde urine en fecaliën, waarbij de afvoergoten zijn ingericht om in de langsrichting slechts via de uiteinden van de stalvloer in verbinding te staan met de opslagruimte. De urine kan daardoor alleen in de langsrichting worden afgevoerd, voor een gecontroleerde, decentrale opslag van de urine. Hierdoor kan ammoniakvorming in of onder de stalvloer, bijvoorbeeld bij opslag direct onder de stalvloer, worden verminderd.
In een uitvoeringsvorm omvat de stalvloer een meervoud van vloerelementen die zijn ingericht om in ten minste vier zich in de langsrichting uitstrekkende, onderling evenwijdige banen op het afvoergedeelte te worden geplaatst, waarbij elk van de ten minste drie afvoergoten tussen twee van de ten minste vier banen gelegen is. Elke afvoergoot kan daardoor de afvoer verzorgen voor urine vanaf de vloerelementen in de twee direct naastgelegen banen.
In een uitvoeringsvorm is het aantal banen een even aantal. Bij voorkeur is het aantal afvoergoten een oneven aantal. Bij meeste voorkeur is het aantal afvoergoten maximaal zeven. Hierdoor kan een verdeling van banen worden verkregen waarbij een van de afvoergoten in het midden van het afvoergedeelte komt te liggen. Meer dan zeven afvoergoten kan commercieel oninteressant zijn in verband met de te kleine tussenafstanden in verhouding tot de gebruikelijke of optimale breedte van het afvoergedeelte.
In een uitvoeringsvorm bezitten de naar boven gerichte oppervlakken van de vloerelementen elk in ten minste één richting dwars op de langsrichting een afschot in de richting van één van de direct naastgelegen afvoergoten. Hierdoor kan de afvoerrichting en de snelheid van het afvoeren van de urine vanaf de vloerelementen naar de afvoergoten beïnvloedt worden.
In een uitvoeringsvorm bezit het naar boven gerichte oppervlak van ten minste één van de vloerelementen in twee tegengestelde richtingen dwars op de langsrichting afschotten in de richting van de beide direct naastgelegen afvoergoten. Hierdoor kan de urine op het ten minste ene vloerelement in twee tegengestelde richtingen worden afgevoerd, teneinde de afstand waarover de urine afgevoerd moet worden te verkleinen, zoniet te halveren.
In een uitvoeringsvorm zijn de afvoergoten afzonderlijke onderdelen ten opzichte van de vloerelementen, waarbij afvoergoten zijn ingericht om samen te werken met de vloerelementen voor het afvoeren van urine vanaf de vloerelementen. De afvoergoten kunnen daardoor naar keuze geplaatst worden tussen de vloerelementen, waardoor een modulaire opbouw mogelijk wordt.
In een uitvoeringsvorm zijn de vloerelementen langs de langszijden van elke baan voorzien van plaatsingselementen voor het plaatsen van de afvoergoten naast de langszijden van elke baan in aanligging met de vloerelementen van die baan. De plaatsingselementen kunnen de relatieve positie en aansluiting van de afvoergoten op de naastgelegen vloerelementen bepalen en/of verbeteren.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan omvat elke afvoergoot twee zijwanden en een bodemwand die de zijwanden met elkaar verbindt, waarbij elke afvoergoot is voorzien van felsranden die zijn ingericht zich vanaf beide zijwanden dwars op de langsrichting in de richting van de naastgelegen vloerelementen uitstrekken vanaf de zijwanden uit te strekken, waarbij de plaatsingselementen oplegvlakken zijn voor het ontvangen van de felsranden. De afvoergoten kunnen met de felsranden rusten op de naastgelegen oplegvlakken, waardoor het plaatsen slechts een kwestie is van het laten zakken van de afvoergoten tussen de naastgelegen vloerelementen.
In een uitvoeringsvorm omvat de stal twee stalgedeeltes, waarbij het afvoergedeelte zich tussen de twee stalgedeeltes uitstrekt. Het afvoergedeelte kan efficiënt worden benut wanneer deze twee stalgedeeltes bedient. De stal kan op deze wijze ook efficiënter worden ingericht.
In een uitvoeringsvorm is de positionering van de afvoergoten dwars op de langsrichting symmetrisch of in hoofdzaak symmetrisch. Het aantal banen en afvoergoten aan weerszijden van het midden kan daardoor gelijk gehouden worden. Tevens kan een symmetrische opbouw gunstig zijn bij een stal met twee stalgedeeltes, zoals hierboven beschreven. Tenslotte is een symmetrische opbouw goed reinigbaar met een centraal opgestelde machine, zoals een mestschuif.
In een uitvoeringsvorm omvat de stal een mestschuif voor het verdrijven van urine en fecaliën in de langsrichting, waarbij ten minste één van de afvoergoten in de dwars op de langsrichting in het midden van de stalvloer gelegen is, waarbij ten minste deze ene afvoergoot is ingericht voor het geleiden van de mestschuif in de langsrichting. Ten minste de centrale afvoergoot, eventueel in samenwerking met de andere afvoergoten, kan daarmee een dubbelfunctie vervullen en kan bovendien een geleiding van de mestschuif bieden over de gehele lengte van de stalvloer, voor het in één beweging in de langsrichting verschuiven van fecaliën over de stalvloer.
In een uitvoeringsvorm zijn ten minste de afvoergoten en bij voorkeur de gehele stalvloer in de langsrichting onder afschot geplaatst naar een van de uiteinden van de stalvloer. Het afschot kan de afvoer van urine in een voorafbepaalde afvoerrichting verbeteren.
In een uitvoeringsvorm omvat het afvoergedeelte een ondervloer voor het dragen van de stalvloer, waarbij de ondervloer een gesloten vloer is. De gesloten vloer kan vrijgehouden van doorgangen of openingen naar een eventuele ondergelegen opslagruimte. Hierdoor kan worden tegengegaan dat ammoniak uit deze opslagruimte ontsnapt naar de verblijfsruimte voor het vee.
De uitvinding verschaft, vanuit een tweede aspect, de hiervoor beschreven stal, omvattend een stalvloer met één of meer van de hiervoor beschreven kenmerken.
De uitvinding verschaft, vanuit een derde aspect, een werkwijze voor het plaatsen van een stalvloer volgens een der voorgaande conclusies in een stal, waarbij de werkwijze de stap omvat van het in de langsrichting op het afvoergedeelte plaatsen van de stalvloer, zodanig dat de ten minste drie afvoergoten zich in de langsrichting uitstrekken voor het in de langsrichting afvoeren van urine.
De urine die op de volgens deze werkwijze verkregen stalvloer wordt opgevangen kan over een relatief korte afstand naar de dichtstbijzijnde afvoergoot getransporteerd worden en afgevoerd worden. Door het relatief korte contact met de fecaliën kan de vorming van ammoniak uit het ureum in de urine worden verminderd. Doordat de afvoergoten zich in de langsrichting uitstrekken kan de stalvloer in dezelfde langsrichting gereinigd worden zonder dat een overmatige hoeveelheid fecaliën wordt verzameld in de afvoergoten.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: figuur 1 toont een bovenaanzicht van een stal met een stalvloer volgens de uitvinding; figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van de stalvloer volgens de lijn II-II in figuur 1; en figuur 3 toont een detail van de stalvloer volgens de cirkel III in figuur 2.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuur 1 toont een stal 1 voor het stallen van vee, met een stalvloer 2 voor het reduceren van de emissie van ammoniak in de stal 1. Figuren 2 en 3 tonen de stalvloer 2 in meer detail. De stalvloer 2 volgens de uitvinding kan worden toegepast in nieuw te bouwen stallen 1 of bestaande stallen 1. In dit voorbeeld is de stal 1 verder voorzien van een opslagruimte 4 voor het opslaan van mest, in het bijzonder in de vorm van urine en fecaliën. De opslagruimte 4 is bijvoorbeeld een gierput, een gierkanaal of een vergister. Tenslotte omvat de stal 1 een mestschuit 5 voor het verdrijven of verschuiven van de urine en fecaliën naar de opslagruimte 4.
Zoals in figuur 1 is weergegeven omvat de stal 1 een eerste stalgedeelte 11 en een tweede stalgedeelte 12 voor het daarop stallen van vee. De stalgedeeltes 11, 12 kunnen op bekende wijze gecompartimenteerd zijn voor het gescheiden van elkaar houden van (groepen van) het vee. De stal is verder voorzien van een afvoergedeelte 13 voor het afvoeren van urine, fecaliën en andere verontreinigingen uit de stal 1. Het afvoergedeelte 13 is tevens beloopbaar en/of berijdbaar, bijvoorbeeld voor het in- en uitlaten van het vee en voor het aanvoeren en afvoeren van voedsel, stro en andere noodzakelijkheden. Het afvoergedeelte 13 omvat in dit voorbeeld een gesloten ondervloer 10, bijvoorbeeld van beton. Deze ondervloer 10 is vrij van openingen en gleuven die in directe verbinding staan met de opslagruimte 4.
Het afvoergedeelte 13 is langgerekt en bezit als zodanig een langsrichting L. Voor de volledigheid is in figuur 1 tevens de dwarsrichting D, dwars of loodrecht op de langsrichting L aangegeven. Tevens is het midden M van het afvoergedeelte 13 in de dwarsrichting D aangegeven. Het afvoergedeelte 13 strekt zich in de langsrichting L daarvan langs en tussen de stalgedeeltes 11, 12 uit. Met andere woorden, de stalgedeeltes 11, 12 zijn in de dwarsrichting D aan weerszijden van het afvoergedeelte 13 gelegen en strekken zich in de langsrichting L langs het afvoergedeelte 13 uit.
De stalvloer 2 wordt in de langsrichting L op de ondervloer 10 van het afvoergedeelte 13 geplaatst en heeft in geplaatste toestand dus dezelfde langsrichting L en dwarsrichting D als het afvoergedeelte 13. De stalvloer 2 heeft in dit voorbeeld in hoofdzaak dezelfde afmetingen als het afvoergedeelte 13 en bedekt de ondervloer 10 hiervan dus volledig. De stalvloer 2 is opgebouwd met een meervoud van vloerelementen 21-24 van beton, rubber of een ander beloopbaar of berijdbaar materiaal. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van rubber of een ander flexibel materiaal, zodat de vloerelementen 21-24 op rol aangeleverd en op maat gesneden kunnen worden op locatie. De vloerelementen 21-24 worden in banen B1-B4 aangebracht die in de dwarsrichting D naast elkaar gelegen zijn en zich in de langsrichting L evenwijdig aan elkaar uitstrekken. De verdeling van de banen B1-B4 over de ondervloer 10 van het afvoergedeelte 13 wordt later behandeld bij de beschrijving van de plaatsing van de stalvloer 2.
Zoals in figuur 2 is weergegeven zijn de vloerelementen 21-24 aan het naar boven gerichte, beloopbare oppervlak voorzien van een profilering of rasterstructuur en één of meer af schotten 25, 26, in de vorm van schuin aflopende vlakken, naar de langsranden van het betreffende vloerelement 21-24 voor het in één of meer dwarsrichtingen D afvoeren van urine. Het afschot 25, 26 heeft een hellingspercentage van bij voorkeur ten minste anderhalf procent teneinde het afvoeren van urine te versnellen.
De stalvloer 1 is verder voorzien van ten minste drie afvoergoten 31-33 die zich, in geplaatste toestand, in de langsrichting L uitstrekken tussen de banen B1-B4. In het bijzonder omvat de stalvloer 1 één van de afvoergoten 31-33 tussen elke set van twee direct naast elkaar gelegen banen B1-B4. Tussen de vloerelementen 21-24 in de banen Bl-B4 is een ruimte vrijgehouden voor het ontvangen van de betreffende afvoergoten 31-33. De afvoergoten 31-33 hebben een lengte die in hoofdzaak gelijk is aan of gelijk is aan de lengte van de stalvloer 2 in de langsrichting L.
Zoals in figuur 3 in detail is weergegeven is elk van de afvoergoten 31-33 voorzien van een U-vormige profiel 30 met twee zijwanden 36 en een bodemwand 3 die de zijwanden 36 met elkaar verbindt. Hiermee bepaalt elke afvoergoot 31-33 een afvoerkanaal K dat slechts aan de bovenzijde van de stalvloer 2 en aan de uiteinden van de stalvloer 2 in de langsrichting L open is voor het ontvangen respectievelijk afvoeren van urine. De afvoergoten 31-33 bevatten geen openingen of doorgangen naar de ondergelegen ondervloer 10. De afvoergoten 31-33 zijn bij de zijwanden 36 voorzien van felsranden 38 die in de dwarsrichting D naar buiten gericht zijn in de richting van de direct naastgelegen vloerelementen 21-24.
Verder toont figuur 3 dat de vloerelementen 21-24 langs de langszijden van de banen B1-B4, ter plaatse van de felsranden 38 zijn voorzien van plaatsingselementen 27 voor het ontvangen en dragen van de betreffende afvoergoot 31-33 ter plaatse van de felsranden 38. De plaatsingselementen 27, in dit voorbeeld in de vorm van oplegvlakken, zijn enigszins teruggelegen ten opzichte van de hoofdvlakken van de vloerelementen 21-24, voor het terugliggend ontvangen van de afvoergoten 31-33. Door de terugligging kan de bovenzijde van de afvoergoten 31-33 gelijk liggen of nagenoeg gelijk liggen met de hoofdvlakken van de vloerelementen 21-24.
De afvoergoten 31-33 hebben een diepte die in hoofdzaak gelijk is aan of net iets kleiner is dan de dikte van de vloerelementen 21-24. In geplaatste toestand van de afvoergoten 31-33 tussen de vloerelementen 21-24 rusten de afvoergoten 31-33 met de felsranden 38 daarvan op de oplegvlakken 2 7 en is de bodemwand 3 7 vrij van de ondervloer 10. Bij nieuwbouw zou de ondervloer 10 alternatief kunnen worden voorzien van sleuven waarin de afvoergoten 31-33, althans deels, worden opgenomen.
De werkwijze voor het plaatsen van de hiervoor beschreven stalvloer 2 in de stal 1 zal hieronder worden toegelicht onder verwijzing naar figuren 1-3.
Afhankelijk van de breedte van het afvoergedeelte 13 en de (standaard)breedte van de vloerelementen 21-24 wordt vooraf het optimale aantal banen en de optimale breedte per baan B1-B4 bepaald. In dit voorbeeld zijn er vier banen B1-B4. Daarbij wordt bij voorkeur uitgegaan van een symmetrische opbouw met één van de afvoergoten 32 in het midden M van het afvoergedeelte 13. Deze afvoergoot 32 kan later als geleiding dienen bij het bedienen van de mestschuif 5.
De plaatsing van de stalvloer 2 omvat het in de langsrichting L aanbrengen van de vloerelementen 21-24 en de afvoergoten 31-33. Allereerst wordt de afvoergoot 32 in het midden M geplaatst. Vanuit het midden M worden vervolgens in de dwarsrichting D aan weerszijden van de afvoergoot 32 twee banen B2, B3 met vloerelementen 22, 23 geplaatst, onder de felsranden 38 van de tussengelegen afvoergoot 32. De felsranden 38 sluiten strak aan op de oplegvlakken 27 van de vloerelementen 21-24 teneinde een vloeistofdichte overgang van de vloerelementen 21-24 naar de afvoergoten 31-33 te bereiken. Desgewenst kunnen de vloerelementen 22, 23 van deze banen B2, B3 ook eerste gelegd worden, waarna de afvoergoot 32 in het midden M daartussen wordt geplaatst. Vervolgens wordt de stalvloer 2 op vergelijkbare wijze met de vloerelementen 21, 24 voor de resterende banen BI, B4 uitgebreid. Deze vloerelementen 21, 24 worden op maat aangeleverd of in situ op maat gemaakt.
Bij voorkeur worden de vloerelementen 21-24 per baan B1-B4 uit een stuk gelegd. Als het materiaal of de afmetingen dit niet toelaten, kan het vloerelement 21-24 uiteraard ook worden samengesteld uit verschillende delen die koud of middel een verbinding in de langsrichting L tegen elkaar geplaatst worden.
De breedte en verdeling van de banen B1-B4 wordt bij voorkeur zodanig gekozen dat in de buitenste banen BI, B4 de resterende breedte per baan BI, B4 de helft of minder dan de helft van de (standaard)breedte van de vloerelementen 21-24 is. Hierdoor kunnen de vloerelementen 21, 24 in de buitenste banen BI, B4 uit een (standaard)breedte gehaald worden, waarbij het afschot 25, 26 voor het betreffende op maat gemaakt vloerelement 21, 24 slechts in één richting loopt, namelijk naar de tussen de banen B1-B4 gelegen afvoergoten 31-33. Alternatief kan de resterende breedte in de buitenste banen een volledig (standaard)breedte zijn, vermeerderd met de ruimte die nodig is voor aanvullende afvoergoten (niet weergegeven) aan de buitenranden van de stalvloer 2. De urine en fecaliën die in dat geval door het afschot 25, 26 naar de buitenranden van de stalvloer 2 worden afgevoerd kunnen dan nog steeds via de aanvullende afvoergoten (niet weergegeven) worden afgevoerd.
Om de afvoer van urine door de afvoergoten 31-33 te bevorderen worden ten minste de afvoergoten 31-33 en bij voorkeur de gehele stalvloer 2, in de langsrichting L onder afschot geplaatst naar het uiteinde van de stalvoer 2 waar de opslagruimte 5 gelegen is. Dit kan bijvoorbeeld bewerkstelligd worden wanneer de ondervloer 10 van het afvoergedeelte 13 onder het gewenste afschot is geplaatst.
Met de hierboven beschreven werkwijze wordt de emissie-arme stalvloer 2 volgens de uitvinding verkregen, die is voorzien van ten minste drie afvoergoten 31-33 die zich in de langsrichting L uitstrekken tussen de vloerelementen 21-24 in de banen B1-B4. Urine kan via de afschotten 25, 26 snel en over een relatief korte afstand (in dit voorbeeld maximaal een halve meter) naar de afvoergoten 31-33 worden getransporteerd en verder via de afvoergoten 31-33 naar de opslagruimte 5 worden afgevoerd. Hierdoor is de urine slechts korte tijd in contact met de fecaliën en kan vorming van ammoniak worden verminderd. De drie afvoergoten 31-33 bieden bovendien een hoge afvoercapaciteit voor de afvoer van urine. Tenslotte vindt de afvoer via de afvoergoten 31-33 in de langsrichting L naar een uiteinde van de stalvloer 2 plaats voor decentrale opslag in de opslagruimte 4. Hiermee kan voorkomen worden dat ammoniak die zich vormt in de opslagruimte 4 alsnog naar de verblijfsruimte voor het vee bij de stalgedeeltes 11, 12 ontsnapt.
De mestschuif 5 kan middels een geleider 50 in de afvoergoot 32 in het midden M geplaatst worden en in een afvoerrichting A, evenwijdig aan de langsrichting L, over de stalvloer 2 getrokken of aangedreven worden. Hierdoor kan de mestschuif 5 begeleid de volledige afstand in de langsrichting L over de stalvloer 2 afleggen. Daarbij wordt de urine die op de oppervlakten van de vloerelementen 21-24 is achtergebleven in de afvoergoten gedwongen en/of samen met de fecaliën afgevoerd naar de opslagruimte 5.
Doordat de afvoergoten 31-33 zich in de langsrichting uitstrekken kunnen deze eenvoudig in een continue beweging gereinigd worden. Fecaliën die in de langsrichting L door de mestschuif 5 over de stalvloer 2 worden geschoven zullen bovendien minder snel achterblijven in de afvoergoten 31-33.
In een alternatieve, niet weergegeven uitvoeringsvorm is de mestschuif 5 aanvullend gekoppeld met andere van de afvoergoten 31-33 voor het verkrijgen van een betrouwbare geleiding.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn geworden dat een groot aantal variaties mogelijk is, welke variaties tevens onder de reikwijdte van de onderhavige uitvinding vallen.
Zo zal duidelijk zijn dat de stalvloer volgens de uitvinding ook met een groter aantal banen en afvoergoten kan worden uitgevoerd. Bij een symmetrische opbouw met één van de afvoergoten in het midden M van het afvoergedeelte 13 bevat de stalvloer 2 in de regel een even aantal banen en een oneven aantal afvoergoten. Het maximale aantal afvoergoten per stalvloer 2 is bij voorkeur begrenst op zeven. Grotere aantallen zijn vaak commercieel oninteressant in verband met de te kleine tussenafstanden in verhouding tot de gebruikelijke of optimale breedte van het afvoergedeelte.

Claims (20)

1. Stalvoer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal, waarbij de stal ten minste één stalgedeelte omvat voor het daarop stallen van vee en een afvoergedeelte dat zich in een langsrichting langs het ten minste ene stalgedeelte uitstrekt, waarbij de stalvloer is ingericht om in de langsrichting op het afvoergedeelte te worden geplaatst, waarbij de stalvloer is voorzien van ten minste drie zich, in geplaatste toestand, in de langsrichting uitstrekkende, onderling evenwijdige en dwars op de langsrichting op afstand van elkaar gelegen afvoergoten voor het in de langsrichting afvoeren van urine.
2. Stalvloer volgens conclusie 1, waarbij de lengte van de afvoergoten gelijk is of in hoofdzaak gelijk is aan de lengte van de stalvloer in de langsrichting.
3. Stalvloer volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk van de afvoergoten een U-vormige afvoergoot is die een afvoerkanaal bepaalt dat slechts aan de bovenzijde van de stalvloer en aan de uiteinden van de stalvloer in de langsrichting open is voor het ontvangen respectievelijk afvoeren van urine.
4. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stal een opslagruimte omvat voor het ontvangen van de afgevoerde urine en fecaliën, waarbij de afvoergoten zijn ingericht om in de langsrichting slechts via de uiteinden van de stalvloer in verbinding te staan met de opslagruimte.
5. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stalvloer een meervoud van vloerelementen omvat die zijn ingericht om in ten minste vier zich in de langsrichting uitstrekkende, onderling evenwijdige banen op het afvoergedeelte te worden geplaatst, waarbij elk van de ten minste drie afvoergoten tussen twee van de ten minste vier banen gelegen is.
6. Stalvloer volgens conclusie 5, waarbij het aantal banen een even aantal is.
7. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het aantal afvoergoten een oneven aantal is.
8. Stalvloer volgens conclusie 7, waarbij het aantal afvoergoten maximaal zeven is.
9. Stalvloer volgens conclusie 5, waarbij de naar boven gerichte oppervlakken van de vloerelementen elk in ten minste één richting dwars op de langsrichting een afschot bezitten in de richting van één van de direct naastgelegen afvoergoten.
10. Stalvloer volgens conclusie 9, waarbij het naar boven gerichte oppervlak van ten minste één van de vloerelementen in twee tegengestelde richtingen dwars op de langsrichting afschotten bezitten in de richting van de beide direct naastgelegen afvoergoten.
11. Stalvloer volgens conclusie 5, waarbij de afvoergoten afzonderlijke onderdelen zijn ten opzichte van de vloerelementen, waarbij afvoergoten zijn ingericht om samen te werken met de vloerelementen voor het afvoeren van urine vanaf de vloerelementen.
12. Stalvloer volgens conclusie 11, waarbij de vloerelementen langs de langszijden van elke baan zijn voorzien van plaatsingselementen voor het plaatsen van de afvoergoten naast de langszijden van elke baan in aanligging met de vloerelementen van die baan.
13. Stalvloer volgens conclusie 12, waarbij elke afvoergoot twee zijwanden omvat en een bodemwand die de zijwanden met elkaar verbindt, waarbij elke afvoergoot is voorzien van felsranden die zijn ingericht zich vanaf beide zijwanden dwars op de langsrichting in de richting van de naastgelegen vloerelementen uitstrekken vanaf de zijwanden uit te strekken, waarbij de plaatsingselementen oplegvlakken zijn voor het ontvangen van de felsranden.
14. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stal twee stalgedeeltes omvat, waarbij het afvoergedeelte zich tussen de twee stalgedeeltes uitstrekt.
15. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de positionering van de afvoergoten dwars op de langsrichting symmetrisch is of in hoofdzaak symmetrisch is.
16. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de stal een mestschuif omvat voor het verdrijven van urine en fecaliën in de langsrichting, waarbij ten minste één van de afvoergoten in de dwars op de langsrichting in het midden van de stalvloer gelegen is, waarbij ten minste deze ene afvoergoot is ingericht voor het geleiden van de mestschuif in de langsrichting.
17. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ten minste de afvoergoten en bij voorkeur de gehele stalvloer in de langsrichting onder afschot is geplaatst naar een van de uiteinden van de stalvloer.
18. Stalvloer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afvoergedeelte een ondervloer omvat voor het dragen van de stalvloer, waarbij de ondervloer een gesloten vloer is.
19. Stal volgens conclusie 1, omvattend een stalvloer volgens een der voorgaande conclusies.
20. Werkwijze voor het plaatsen van een stalvloer volgens een der voorgaande conclusies in een stal, waarbij de werkwijze de stap omvat van het in de langsrichting op het afvoergedeelte plaatsen van de stalvloer, zodanig dat de ten minste drie afvoergoten zich in de langsrichting uitstrekken voor het in de langsrichting afvoeren van urine.
NL2013079A 2014-06-27 2014-06-27 Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal. NL2013079B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013079A NL2013079B1 (nl) 2014-06-27 2014-06-27 Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013079A NL2013079B1 (nl) 2014-06-27 2014-06-27 Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013079B1 true NL2013079B1 (nl) 2016-05-12

Family

ID=57207687

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013079A NL2013079B1 (nl) 2014-06-27 2014-06-27 Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2013079B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1028596A1 (nl) 2020-09-10 2022-04-04 Vdv R&D Emissiearm stalvloerpaneel

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1028596A1 (nl) 2020-09-10 2022-04-04 Vdv R&D Emissiearm stalvloerpaneel

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0609581A1 (en) Grid floor for a cattle stable
CA2366386C (en) Chip discharge conveyor system
KR101157787B1 (ko) 가금류 사육시설
US3274973A (en) Confinement feed method and apparatus therefor
NL2013022B1 (en) Manure scraper.
BE1019414A5 (nl) Stalvloerelement.
CN102657100A (zh) 一种刮板式地板清粪系统及其施工方法
NL2013079B1 (nl) Stalvloer voor het reduceren van de emissie van ammoniak in een stal.
EP3162196B1 (en) A grooved floor element for a cowshed, a substrate and a flexible mat
NL2010168C2 (nl) Vloerplaat voor een stalvloer.
NL2015454B1 (nl) Vloerelement voor een stal of dergelijk.
KR100867899B1 (ko) 수세식 가축 분뇨 제거장치
EP2236023A1 (en) Floor element
NL2007691C2 (nl) Veestal met mestkelder.
NL1020139C2 (nl) Stalvloersysteem.
EP0626131B1 (en) Stable floor for use above a dung pit and/or dung channel; floor plate for forming a stable floor; and stable comprising such floor
NL2020449B1 (nl) Stalvloer
EP2962555A1 (en) Mats for slatted floors of animal houses
DE102013008358B4 (de) Bodenelement zur Ausbildung eines Bodens in einem Tierstall
NL1010771C2 (nl) Stal, voorzien van een mestschuif alsmede gebruik van een mestschuif.
US20090126646A1 (en) Nest box system and egg collection apparatus
US2946309A (en) Supporting means for cage series in chicken houses
RU2417582C2 (ru) Устройство для уборки навоза
KR101943559B1 (ko) 진흙소기기
CZ12399A3 (cs) Cévové a vodicí uspořádání pro důlní dobývací stroj

Legal Events

Date Code Title Description
ADRQ Patents in respect of which a request for advice has been filed

Effective date: 20160929

ADDC Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (for advice)

Effective date: 20170421

LD Partial surrender of patent by the proprietor

Free format text: SURRENDER, PARTIAL - RENUNCIATION

Effective date: 20170424