NL2010607A - Menginrichting evenals mengsysteem met een dergelijke menginrichting. - Google Patents

Description

Menginrichting evenals mengsysteem met een dergelijke menginrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een menginrichting voor het mengen van stortgoed bij het transport hiervan naar een afgeefopening. Verder heeft de uitvinding betrekking op een mengsysteem met ten minste één dergelijke menginrichting.

Een dergelijke menginrichting is bekend uit EP 1 533 022 A2, AT E 3370, DE 84 36 847 U1 en DE 35 20 265 A1. Verdere inrichtingen voor het ontgassen ofwel begassen van stortgoed zijn bekend uit DE 10 2004 011 324 A1, DE 102 51 634 B4, EP 2 378 230 A2, EP 1 846 145 B1, US 5,104,229 en CA 2,001,831. Voorraadhouders voor stortgoed zijn bekend uit US 3,797,707 en US 6,139,241. Een conditioneringshouder voor stortgoed is bekend uit DE 695 08 400 T2.

In dergelijke menginrichtingen kunnen stortgoederen ook worden getransporteerd en gemengd ofwel met betrekking tot hun samenstelling worden gehomogeniseerd, die ontvlambare mengsels of ontgassingen in explosieve concentraties kunnen vormen. Ook voor het optimaliseren van een mengverhouding en/of voor reinigingswerkzaamheden kan een spoeling bijvoorbeeld ontluchting van een menginrichting worden toegepast.

Het is een doel van de voorliggende uitvinding, een menginrichting van de in de aanhef genoemde soort zodanig verder te ontwikkelen, dat enerzijds een menging ofwel homogenisatie van het stortgoed wordt geoptimaliseerd en anderzijds een spoeling ofwel ontluchting wordt gewaarborgd.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door een menginrichting met de in conclusie 1 genoemde kenmerken.

De uitvinding verschaft het inzicht, dat ten minste één meng-passeerbuis een verbetering van een mengen ofwel homogeniseren van het stortgoed bij transport hiervan naar afgifteopening garandeert. Om in het bijzonder ook die passeer-mengbuis gegarandeerd te spoelen bijvoorbeeld te ontluchten, zijn ook deze telkens voorzien van ten minste één gasaansluiting. Hiermee geschiedt een spoeling bijvoorbeeld ontluchting van de meng-passeerbuis niet noodzakelijkerwijs via een fluïdumverbinding tussen de menghouder en de meng-passeerbuis, zodat een verstopping van een dergelijke fluïdumverbinding het spoelen bijvoorbeeld ontluchten van de meng-passeerbuis niet verhindert. In het bijzonder bij mengen van met betrekking tot de veiligheid kritische stortgoederen, die explosieve samenstellingen of ontgassingen kunnen vormen, wordt de veiligheid bij gebruik van de menginrichting gegarandeerd. Ook de hoofdhouder zelf kan via gasaansluiting met de gasbron verbonden zijn. Door het verdelen van de gasaansluitingen over meerdere aansluitpunten van de menginrichting wordt een gegarandeerde spoeling bijvoorbeeld ontluchting over een breed bereik van de menginrichting, in het bijzonder de totale menginrichting gegarandeerd. De gasaansluitingen kunnen in het bijzonder zo zijn voorzien, dat kortsluitstromen van de spoel-bijvoorbeeld ontluchtingsgassen worden vermeden of verminderd. Bij de gasbron kan het gaan om een overdrukgasbron of een onderdrukgasbron. De menginrichting kan zijn voorzien van meerdere meng-passeerbuizen. De gasaansluitingen kunnen ook worden gebruikt voor het inlaten van een fluïdiseringsgas voor het verbeteren van een meng-, ofwel homogenisatieresultaat worden gebruikt. De meng-passeerbuizen kunnen allen excentrisch zijn voorzien, dus niet langs een eventueel aanwezige centrale rotatiesymmetrieas van de menghouder.

Meerdere gasaansluitingen volgens conclusie 2 zorgen voor een gegarandeerde verdeling van de spoeling bijvoorbeeld ontluchting over het verloop van de ten minste ene meng-passeerbuis.

Meerdere buisopeningen volgens conclusie 3 geven een goede meng- ofwel homogenisatiegedrag van de menginrichting.

Gasaansluitingen tussen de buisopeningen volgens conclusie 4 voorkomen, dat tussen deze buisopeningen verstoppingen worden gevormd, die een spoeling bijvoorbeeld ontluchting bemoeilijken of verhinderen.

Verloopbanen van de meng-passeerbuis volgens de conclusies 5 tot en met 7 hebben zich voor het optimaliseren van een meng- ofwel homogenisatiehandeling als bijzonder geschikt bewezen. De ten minste ene meng-passeerbuis kan ook compleet langs een wand van de menghouder, in het bijzonder langs een binnenwand van de menghouder, lopen.

Deelbuizen volgens conclusie 8 maken een gedwongen stroming van stortgoed van verschillende vulhoogtes over een en dezelfde meng-passeerbuis mogelijk. Ook dit kan bijdragen aan een verbetering van het meng- ofwel homogenisatiegedrag.

De voordelen van een mengsysteem volgens conclusie 9 komen overeen met diegene, die hiervoor met betrekking tot de menginrichting reeds zijn besproken. De ten minste enige smoorklep ofwel diafragma maakt het instellen van mengdelen van de gasstroom door de betreffende gasaansluitingen in de menginrichting en daarmee een optimaliseren van de spoel- bijvoorbeeld ontluchtingsresultaat mogelijk.

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden hiernavolgend aan de hand van de tekening nader uiteengezet. Hierin toont:

Fig. 1 in een axiale langsdoorsnede een menginrichting in de vorm van een mengsilo voor het mengen van stortgoed met gedeeltelijk vrij door een binnenruimte van een menghouder verlopende meng-passeerbuizen ;

Fig. 2 in een met Fig. 1 overeenkomstige afbeelding van een alternatieve menginrichting, eveneens in de vorm van een mengsilo met meng-passeerbuizen, die gedeeltelijk langs een wand van een menghouder lopen; en

Fig. 3 een doorsnede langs lijn lll-lll uit Fig. 1.

Een menginrichting 1 volgens Fig. 1 in de vorm van een mengsilo wordt gebruikt voor het mengen van stortgoed bij het transport hiervan richting een afgeefopening 2. De menginrichting 1 heeft een menghouder met een hoofdhouder 3 en, in de stortgoedtransportrichting tussen de hoofdhouder 3 en de afgeefopening 2, een mengkamer 4. De hoofdhouder 3 en de mengkamer 4 zijn houderdelen van de menghouder van de menginrichting 1.

In de mengkamer 4 vindt een mengen van meerdere stromen van het stortgoed voor de stortgoeduitvoer uit de afgeefopening 2 plaats. Vanaf hoofdhouder 3 richting afgeefopening 2 verjongt de menginrichting 1 op conische wijze in meerdere stappen. In een alternatieve uitvoering verjongt de menginrichting 1 van hoofdhouder 3 richting afgeefopening 2 ononderbroken op conische wijze.

De menginrichting 1 heeft meerdere meng-passeerbuizen 5, 6, die enerzijds met een bovenste houderdeel 7 van de hoofdhouder 3 en anderzijds met een mengkamer 4 in stort-goed-transportverbinding staan. In de Fig. 1 zijn precies twee meng-passeerbuizen 5, 6 afgebeeld. De menginrichting 1 kan van meer dan deze twee meng-passeerbuizen 5, 6 zijn voorzien, bijvoorbeeld van twee verdere mengpasseerbuizen, die in Fig. 1 niet zijn afgebeeld en die voor ofwel achter het vlak van Fig. 1 zodanig zijn voorzien, dat de meng-passeerbuizen om een centrale lengteas 8 vierzijdig symmetrisch lopend zijn voorzien. De hoofdhouder 3 is rotatiesymmetrisch om de lengteas 8 uitgevoerd. Ook een ander aantal dan twee of vier meng-passeerbuizen kan bij de menginrichting 1 worden toegepast. In principe kunnen n-meng-passeerbuizen in de menginrichting 1 worden toegepast, die bijvoorbeeld n-voudig rotatiesymmetrisch om de lengteas 8 zijn voorzien.

De meng-passeerbuizen 5, 6 staan verdeeld over hun buislengte tussen het bovenste houderdeel 7 en de mengkamer 4 via meerdere buisopeningen 9, die ook als opneemope-ningen kunnen worden uitgevoerd, met de hoofdhouder 3 in stortgoed-transportverbinding.

Tussen een bovenzijdige deksel 10 van de hoofdhouder 3 en een onderste conus-wand 11 van de hoofdhouder 3 lopen de meng-passeerbuizen 5, 6 gedeeltelijk vrij door een binnenruimte 12 van de menghouder.

Na het doorsnijden van de conuswand 11 lopen de meng-passeerbuizen 5, 6 vervolgens gedeeltelijk buiten de menghouder en monden dan van buitenaf via uitmondings-delen 13 in de mengkamer 4 van buiten naar binnen uit.

De mengkamer 4 heeft een gasaansluiting 14, via welke een mengkamer-gasleiding 15 van buiten met het binnenste van de mengkamer 4 in fluïdumverbinding kan worden gebracht. Als alternatief voor directe mengkamer-gasaansluiting 14 kan ook een gasaansluiting via een ringvormige toevoerleiding worden voorzien, zoals deze bijv. in EP 1 533 022 A2 is geopenbaard. De mengkamer-gasleiding 15 staat via een gas-hoofdleiding 16 met een overdrukgasbron 17 in fluïdumverbinding. In de mengkamer-gasleiding 15 is een smoorklep of diafragma 18 voorzien voor het bepalen van een gasstroom door de mengkamer-gasleiding 15.

De meng-passeerbuizen 5, 6 van de menginrichting 1 hebben eveneens ieder een gasaansluiting 19, 20 voor het verbinden van de meng-passeerbuizen 5, 6 via passeerbuis-gasleiding 21, 22 met de gas-hoofdleiding 16. In passeerbuis-gasleiding 21, 22 is telkens weer een smoorklep/diafragma 18 voor het doorgeven van een gasstroom in deze leiding voorzien.

De meng-passeerbuizen 5,6 kunnen naast de gasaansluiting 19, 20 ook nog zijn voorzien van verdere gasaansluitingen, zoals bijvoorbeeld de meng-passeerbuizen 6 die bij 20a zijn weergegeven.

Verder heeft de hoofdhouder 3 tussen de mengkamer 4 en het bovenste houderdeel 7 verdere gasaansluitingen 23, 24, die via hoofdhouder-drukgasleidingen 25, 26 met de gas-hoofdleiding 16 in fluïdumverbinding staan. Ook in de hoofdhouder-drukgasleidingen 25, 26 kunnen smoorkleppen ofwel diafragma’s overeenkomstig de smoorklep 18 zijn voorzien, welke in de Figuren niet zijn afgebeeld.

Vrije einden van de meng-passeerbuizen 5, 6, die door de deksel 10 heen steken, zijn als ontluchtingsopening 27, 28 uitgevoerd. De deksel 10 is voorzien van een centrale pro-ductinlaatopening 29 en zijdelings van een hoofdhouder-ontluchtingsopening 30.

De meng-passeerbuizen 5, 6 of verdere meng-passeerbuizen van de menginrichting 1 kunnen ook zodanig zijn vormgegeven, dat vrije einden van de meng-passeerbuizen binnen de hoofdhouder 3 eindigen.

De menginrichting 1 werkt als volgt: allereerst wordt de menghouder, en dus de mengkamer 4 en de hoofdhouder 3, met stortgoed 31 gevuld. Dit kan in meerdere opeenvolgend ingevoerde fracties in de menghouder liggen, die in de Fig. 1 onderscheidbaar laagsgewijs te zien zijn, of overeenkomstig, laagsgewijs aangebrachte fracties, kunnen zich op basis van een ontmengend gedrag van het stortgoed vormen. Bij het transport van het stortgoed 31 richting afgeefopening 2 wordt deze automatisch doorgemengd, waarbij zich in de mengkamer 4 stortgoedstromen uit de verschillende fracties tot één gelijkvormig gemengde stortgoeduitvoer verenigen. De verschillende stortgoedstromen in de mengkamer 4 worden enerzijds door een centrale stroom uit de hoofdhouder 3 en anderzijds door laterale stromen uit de meng-passeerbuizen 5, 6 gevormd. In de meng-passeerbuizen 5, 6 wordt het stortgoed 31 getransporteerd, dat in deze meng-passeerbuizen 5, 6 uit de buisopeningen 9 op verschillende hoogte, evenals uit de verschillende stortgoedfracties, instroomt.

Voor het ontgassen van de menginrichting 1 wordt de hogedrukgasbron 17 geactiveerd. Spoel- bijvoorbeeld ontluchtingsgas, in het bijzonder lucht, stroomt dan door de druk-gasleidingen en de gasaansluitingen 14, 19, 20, 20a, 23, 24 de mengkamer 4 in, de meng-passeerbuizen 5, 6 in en de hoofdhouder 3 in. Het spoel- bijvoorbeeld ontluchtingsgas bereikt daarbij alle binnenruimte van de menginrichting 1 en verhindert, dat zich uit het te mengen stortgoed in ruimten van de menginrichting 1 explosieve mengsels vormen. Het ontluchtingsgas, in het voorkomende geval vermengd met uit het stortgoed uitgassende bestanddelen, treedt dan de menginrichting 1 uit via de ontluchtingsopeningen 27, 28 en 30 en in het voorkomende geval via verdere openingen naar buiten.

Figuur 3 toont vergroot als voorbeeld de meng-passeerbuis 6 in dwarsdoorsnede. Een binnenruimte van de meng-passeerbuis 6 is door dwarswand 32 onderverdeeld in over de gehele buis verlopende deelbuizen met een sectorvormige dwarsdoorsnede met sectorhoek 120°. leder van deze deelbuizen 33 staat via ten minste één eigen buisopening 9 met de binnenruimte 12 van de hoofdhouder 3 in stortgoedtransportverbinding.

Als alternatief is ook een andere onderverdeling van de binnenruimten van de betreffende meng-passeerbuizen 5, 6 mogelijk, bijvoorbeeld een onderverdeling in twee deelbuizen 33 (sectorhoek 180°), in vier deelbuizen 33 (sectorhoek 90°) of in zes deelbuizen 33 (sectorhoek 60°). leder van de meng-passeerbuizen is dan voorzien van een overeenkomstige buisbundel met deelbuizen. Bij een verdere variant is de binnenruimte van de betreffende meng-passeerbuizen 5, 6 niet onderverdeeld.

Bij een alternatieve uitvoering van de menginrichting 1, waarbij de in de lengte van de buizen samenhangende binnenruimte van de meng-passeerbuizen 5, 6, aldus in het bijzonder de deelbuizen 33, met de binnenruimte 12 van de hoofdhouder 3 via meerdere buisope-ningen in stortgoedtransportverbinding staan, kunnen dergelijke meng-passeerbuizen via ten minste één overdrukgasaansluiting tussen twee van deze buisopeningen bezitten. Dit stelt zeker, dat ook meng-passeerbuisdelen tussen de buisopeningen worden ontlucht.

Ook tussen de bovenste passeerbuis-ontluchtingsopening en de ten minste ene buis-opening kan de meng-passeerbuis ofwel de betreffende deelbuis hiervan, zijn voorzien van een overdrukgasaansluiting.

In plaats van een spoeling in het bijzonder ontluchting van de menginrichting 1 met drukgas kan het hiervoorgaand voorgestelde principe van een gasaansluiting van de mengkamer, de hoofdhouder en de meng-passeerbuizen ook door afzuigen uit de menginrichting 1 worden bereikt. In dit geval is in plaats van de overdrukgasbron 17 een zuigpomp voorzien, waarbij via de gasaansluitingen 14, 19, 20, 20a, 23, 24 de mengkamer, de betreffende meng-passeerbuizen en de hoofdhouder voor ontluchting worden afgezogen. Spoel- in het bijzonder ontluchtingsgas, in het bijzonder lucht, wordt dan via de beluchtingsopeningen 27, 28 en 30 evenals in het voorkomende geval via verdere openingen aangezogen. Ook bij deze zuigvariant kunnen als alternatief of aanvullend op andere plaatsen aangebrachte gasaansluitingen aan de mengkamer 4, aan de meng-passeerbuizen 5, 6 en aan hoofdhouder 3 zijn voorzien.

Op basis van Figuur 2 wordt hiernavolgend een verdere variant van een menginrichting 34 beschreven. Componenten, functies evenals werkwijzen, die met diegene overeenkomen, die voorstaand met betrekking tot de Figuren 1 en 3 reeds zijn uiteengezet, zijn voorzien van dezelfde verwijzingscijfers en worden niet nogmaals apart besproken.

Bij de menginrichting 34 lopen de meng-passeerbuizen 5, 6 gedeeltelijk langs een wand van de menghouder in het gebied van het bovenste houderdeel 7 van de hoofdhouder 3. De meng-passeerbuizen lopen richting afgeefopening 2 voor een stuk langs de conuswand 11, lopen dan in stortgoedtransportrichting gedeeltelijk vrij buiten de menghouder en monden dan overeenkomstig de menginrichting 1 uit Fig. 1 van buiten af uit in de mengkamer 4.

Gedeeltelijk lopen de meng-passeerbuizen 5, 6 bij de menginrichting 34 zo langs een cilindrische wand 11a van de menghouder.

Bij een verdere mogelijke constructie van de menginrichting, die in de tekening niet wordt getoond, kunnen de meng-passeerbuizen ook volledig langs de binnenwand van de menghouder lopen.

Claims (9)

1. Menginrichting (1; 34) voor mengen van stortgoed (31) bij transport hiervan naar een afgeefopening (2), waarbij de menginrichting (1; 34) is voorzien van: een menghouder met ten minste één hoofdhouder (3), met de afgeefopening (2) en met ten minste één mengkamer (4) in stortgoedtransportrichting tussen de hoofdhouder (3) en de afgeefopening (2), ten minste één meng-passeerbuis (5, 6), welke enerzijds met een bovenste houder-deel (7) van de hoofdhouder (3) en anderzijds met de mengkamer (4) in stortgoed-transportverbinding staat, waarbij de ten minste ene mengkamer (4) en de ten minste ene meng-passeerbuis (5, 6) ieder van ten minste één gasaansluiting (14, 19, 20, 20a) voor verbinding met een gasbron (17) zijn voorzien.

2. Menginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten minste enige meng-passeerbuis (5, 6) is voorzien van meerdere gasaansluitingen (20, 20a).

3. Menginrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ten minste enige meng-passeerbuis (5, 6) verdeeld over diens buislengten tussen het bovenste houderdeel (7) en de mengkamer (4) via meerdere buisopeningen (9) met de hoofdhouder (3) in stortgoed-transportverbinding staat.

4. Menginrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat ten minste één gasaansluiting tussen de buisopeningen (9) is voorzien.

5. Menginrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat de ten minste enige meng-passeerbuis (5, 6) gedeeltelijk vrij door een binnenruimte (12) van de menghouder loopt.

6. Menginrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de ten minste enige meng-passeerbuis (5, 6) gedeeltelijk langs een wand (11, 11a) van de menghouder loopt.

7. Menginrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk, dat de ten minste enige meng-passeerbuis (5, 6) gedeeltelijk buiten de menghouder loopt.

8. Menginrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat de ten minste enige meng-passeerbuis (5, 6) door ten minste één scheidingswand (32) in meerdere in de lengterichting lopende deelbuizen (33) is onderverdeeld.

9. Mengsysteem met ten minste één menginrichting volgens de conclusies 1 tot en met 8, met ten minste één gasbron (17), met gasleidingen (15, 21, 22, 25, 26) tussen een hoofdgasleiding (16) en de gasaansluitingen (14, 19, 20, 20a), met ten minste één smoorklep ofwel diafragma (18) in ten minste één van de gasleidingen (15, 21, 22, 25, 26).