NL2009111C2 - Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig. - Google Patents
Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2009111C2 NL2009111C2 NL2009111A NL2009111A NL2009111C2 NL 2009111 C2 NL2009111 C2 NL 2009111C2 NL 2009111 A NL2009111 A NL 2009111A NL 2009111 A NL2009111 A NL 2009111A NL 2009111 C2 NL2009111 C2 NL 2009111C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wheel
- pivot
- suspension
- holder
- wheel holder
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G3/00—Resilient suspensions for a single wheel
- B60G3/18—Resilient suspensions for a single wheel with two or more pivoted arms, e.g. parallelogram
- B60G3/20—Resilient suspensions for a single wheel with two or more pivoted arms, e.g. parallelogram all arms being rigid
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D7/00—Steering linkage; Stub axles or their mountings
- B62D7/06—Steering linkage; Stub axles or their mountings for individually-pivoted wheels, e.g. on king-pins
- B62D7/08—Steering linkage; Stub axles or their mountings for individually-pivoted wheels, e.g. on king-pins the pivotal axes being situated in a single plane transverse to the longitudinal centre line of the vehicle
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D7/00—Steering linkage; Stub axles or their mountings
- B62D7/20—Links, e.g. track rods
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2200/00—Indexing codes relating to suspension types
- B60G2200/10—Independent suspensions
- B60G2200/14—Independent suspensions with lateral arms
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2200/00—Indexing codes relating to suspension types
- B60G2200/40—Indexing codes relating to the wheels in the suspensions
- B60G2200/422—Driving wheels or live axles
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2200/00—Indexing codes relating to suspension types
- B60G2200/40—Indexing codes relating to the wheels in the suspensions
- B60G2200/44—Indexing codes relating to the wheels in the suspensions steerable
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2204/00—Indexing codes related to suspensions per se or to auxiliary parts
- B60G2204/10—Mounting of suspension elements
- B60G2204/18—Mounting of vehicle engines
- B60G2204/182—Electric motor on wheel support
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2204/00—Indexing codes related to suspensions per se or to auxiliary parts
- B60G2204/40—Auxiliary suspension parts; Adjustment of suspensions
- B60G2204/421—Pivoted lever mechanisms for mounting suspension elements, e.g. Watt linkage
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2204/00—Indexing codes related to suspensions per se or to auxiliary parts
- B60G2204/40—Auxiliary suspension parts; Adjustment of suspensions
- B60G2204/422—Links for mounting suspension elements
- B60G2204/4222—Links for mounting suspension elements for movement on predefined locus of, e.g. the wheel center
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2300/00—Indexing codes relating to the type of vehicle
- B60G2300/14—Buses
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60G—VEHICLE SUSPENSION ARRANGEMENTS
- B60G2300/00—Indexing codes relating to the type of vehicle
- B60G2300/50—Electric vehicles; Hybrid vehicles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Vehicle Body Suspensions (AREA)
Description
Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een wielophanging voor een sturend wiel, welke wielophanging een wielhouder omvat waarmee een wiel, althans tijdens 5 bedrijf, draaibaar om een rotatieas is verbonden, welke wielhouder zwenkbaar met een voertuigframe verbindbaar is, waarbij ten minste een spoorlichaam aan de wielhouder is gekoppeld dat in staat en ingericht is om bij bekrachtiging aan de wielhouder een uitslag om een zwenkas op te leggen.
10 Een dergelijke wielophanging is bijvoorbeeld bekend uit Amerikaans octrooi USP 4.799.703 en wordt op grote schaal toegepast in een stuurinrichting van motorvoertuigen, zoals bijvoorbeeld personenwagens, bestelwagens, autobussen en vrachtwagens. Bij deze bekende wielophanging is het wiel gewoonlijk gemonteerd op een wieldrager die door tussenkomst van een geschikte lagering van de wielhouder 15 uitgaat. De wielhouder is op zijn beurt zwenkbaar met het voertuigframe verbonden om toe te laten dat het wiel voor het nemen van een bocht een andere stand zal innemen. Deze zwenkbare verbinding tussen de wielhouder en het voertuigframe komt bij de bekende wielophanging tot stand door een tussenstuk, vaak in de vorm van een zogenaamd fuseestuk met fuseekogel dat dienovereenkomstig zwaar is gedimensioneerd 20 om een rijbelasting te kunnen weerstaan.
Een bezwaar van deze bekende of vergelijkbare fuseekoppeling is dat dit constructiedeel bij de bekende wielophanging in het verlengde van een hartlijn door het wiel ligt en daar relatief veel plaatsruimte inneemt.
25
Met de onderhavige uitvinding wordt onder meer beoogd te voorzien in een wielophanging die binnen een wielruimte van de wielhouder ruimte vrijlaat, zodat deze ruimte beschikbaar is voor bijvoorbeeld een aandrijving van het wiel.
30 Om het beoogde doel te bereiken heeft een wielophanging van de in de aanhef beschreven soort volgens de uitvinding als kenmerk dat het ten minste ene spoorlichaam een eerste spoorlichaam en een tweede spoorlichaam omvat, die onder tussenkomst van eerste scharniermiddelen ieder draaibaar met respectievelijk een eerste zwenklichaam, -2- een tweede zwenklichaam en de wielhouder zijn verbonden, dat het eerste zwenklichaam en het tweede zwenklichaam ieder onder tussenkomst van respectieve verdere scharniermiddelen draaibaar met het voertuigframe verbindbaar zijn, dat de eerste scharniermiddelen en de verdere scharniermiddelen althans in hoofdzaak in een 5 eerste richting onderling, althans in projectie, althans nagenoeg in lijn liggen, dat de scharniermiddelen van of met elk van beide zwenklichamen en van of met de wielhouder althans in hoofdzaak in een tweede richting onderling, althans in projectie, althans nagenoeg in lijn liggen, dat een steunpunt van het wiel en de verdere scharniermiddelen althans in hoofdzaak in de eerste richting onderling, althans in 10 projectie, althans nagenoeg in lijn liggen en dat het steunpunt van het wiel en de scharniermiddelen van of met de wielhouder althans in hoofdzaak in de tweede richting onderling, althans in projectie, althans nagenoeg in lijn liggen.
Deze wielophanging staat een uitsturing van de zwenklichamen met de daarmee 15 scharnierend verbonden spoorlichamen toe. Deze uitsturing wordt via de spoorlichamen opgelegd aan de wielhouder waaraan het wiel is gemonteerd, dat daarbij als het ware om een virtuele fusee-as draait. De wielophanging volgens de uitvinding staat daarbij toe dat de spoorlichamen buiten een wielruimte aangrijpen op de wielhouder, zodat binnen het wiel plaatsruimte beschikbaar blijft voor bijvoorbeeld een aandrijving van het wiel.
20
Om ervoor te zorgen dat de wielophanging in verticale richting hoogteverschillen en oneffenheden in een wegdek adequaat kan accommoderen, heeft een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding als kenmerk dat de eerste scharniermiddelen kogelscharniermiddelen omvatten. Kogel- of 25 bolschamiermiddelen staan een vrije rotatie in de ruimte toe om een denkbeeldig drietal onderling orthogonale rotatieassen. De eerste scharniermiddelen verbinden de spoorlichamen met de zwenklichamen en bieden aldus in alle richtingen een bewegingsvrijheid. Deze bewegingsvrijheid wordt daarbij in het bijzonder geboden buiten een door de zwenklichamen en spoorlichamen opgespannen vlak, waardoor het 30 geheel dwars op dat vlak een vrijheidsgraad behoudt.
-3-
Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat de tweede schamiermiddelen lijnscharniermiddelen. Dergelijke lijnschamiermiddelen staan een rotatie van het eerste zwenklichaam in een plat vlak toe om een denkbeeldige schamieras, die wordt vertaald naar een overeenkomstige 5 zwenking van het wiel om de eerste zwenkas. Afgezien van deze zwenking bieden de lijnschamieren, behoudens een zekere speling, een starre verbinding wat leidt tot stabiliteit van het geheel.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de wielophanging heeft volgens de uitvinding het 10 kenmerk dat de eerste schamiermiddelen met het eerste zwenklichaam kogelschamiermiddelen omvatten, dat de verdere schamiermiddelen van het eerste zwenklichaam een lijnschamier omvat met een in hoofdzaak verticale zwenkas, en dat het tweede zwenklichaam door geleidingsmiddelen met het voertuigframe is verbonden die aan de verdere schamiermiddelen van het tweede zwenklichaam een traject althans 15 nagenoeg volgens een cirkelboog op leggen. Het verticaal georiënteerde lijnschamier van het eerste zwenklichaam staat slechts toe dat het eerste zwenklichaam in een in hoofdzaak horizontaal vlak kan zwenken.
Het traject waarin de verdere schamiermiddelen van het tweede zwenklichaam aldus 20 worden gedwongen is gelegen in een vlak dat althans bij benadering loodrecht op de rijrichting staat. Een centrum van de cirkelboog valt althans bij benadering samen met de verdere schamiermiddelen van het eerste zwenklichaam. Door het tweede zwenklichaam op deze wijze een bewegingsmogelijkheid in het genoemde vlak te beiden, wordt de wielhouder een daarmee corresponderende bewegingsvrijheid geboden 25 in althans nagenoeg hetzelfde verticale vlak, zonder overigens nadere beperkingen op te leggen aan de eerder genoemde mogelijkheid tot uitsturing van de zwenklichamen en de wielhouder.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft de wielophanging volgens de uitvinding 30 als kenmerk dat de geleidingsmiddelen een stabilisatielichaam omvatten, dat door tussenkomst van eerste kogelschamiermiddelen met het tweede zwenklichaam is -4- verbonden en door tussenkomst van tweede kogelschamiermiddelen met het voertuigframe verbindbaar is, waarbij de eerste en tweede kogelschamiermiddelen, gezien in een rijrichting en althans in projectie, onderling in lijn liggen. Aldus wordt bereikt dat de eerste kogelschamiermiddelen althans nagenoeg een cirkelbeweging 5 kunnen beschrijven rond de verbindingslijn tussen de verdere schamiermiddelen van het eerste zwenklichaam en de tweede kogelschamiermiddelen van het stabilisatielichaam, welke cirkelbeweging bij kleine wieluitslagen althans nagenoeg samenvalt met een verticale, lineaire beweging. Het stabilisatielichaam heeft voorts tot taak om rem- en aandrijfkrachten van de wielen via de wielhouders, de spoorlichamen en het tweede 10 zwenklichaam op het voertuigframe over te brengen, en vice versa.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de wielophanging is volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de wielhouder een eerste wielhouderdeel omvat aan een eerste zijde van een wielruimte alsmede een tweede wielhouderdeel aan een tweede, gezien in een 15 rijrichting, tegenoverliggende zijde van de wielruimte, en dat het eerste en het tweede spoorlichaam aan weerszijden van de wielruimte door tussenkomst van kogelschamiermiddelen draaibaar met respectievelijk het eerste wielhouderdeel en het tweede wielhouderdeel van de wielhouder zijn verbonden. De wielophanging laat aldus ter hoogte van het wiel een wielruimte volledig vrij, zodat aldaar met voordeel 20 bijvoorbeeld in een aandrijving van het wiel of anderszins met het wiel verbonden componenten van het voertuig kan worden voorzien, zoals bijvoorbeeld een reminrichting.
Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de wielophanging heeft volgens de 25 uitvinding als kenmerk dat de wielhouder een centraal deel omvat waarmee het wiel roteerbaar om een rotatieas verbindbaar is, dat het eerste wielhouderdeel en het tweede wielhouder deel ieder een gehoekte wielhouderarm omvat die enerzijds radiaal van het centrale deel van de wielhouder uitgaat en anderzijds met een distaai uiteinde om de wielruimte reikt alwaar een spoorlichaam daarmee is verbonden.
30 -5-
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de wielophanging volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de wielhouder tussen het eerste wielhouderdeel en het tweede wielhouderdeel een derde wielhouderdeel omvat dat zich boven de wielruimte uitstrekt en door tussenkomst van kogelschamiermiddelen en geleidingsmiddelen met het 5 voertuigframe verbindbaar is, welke kogelschamiermiddelen, althans nagenoeg in een staand vlak door het steunpunt van het wiel zijn gelegen, en dat de geleidingsmiddelen aan de wielhouder althans in hoofdzaak een lineair traject opleggen.
Het derde wielhouderdeel, dat door tussenkomst van een kogelschamier met het 10 voertuigframe verbindbaar is, wordt door de geleidingsmiddelen gedwongen binnen een althans bij benadering rechte, in hoofdzaak verticale lijn die gaat door het steunpunt van het wiel met de weg. Aldus wordt bereikt dat het wiel bij inveren zijn althans bij benadering verticale stand behoudt. Deze geleidingsmiddelen kunnen met voordeel een zogenoemde Mc Pherson wielpoot omvatten. Deze bestaat uit een hoofdzakelijk 15 verticaal geplaatste rechtgeleiding die via kogelschamiermiddelen met het voertuigframe is verbonden.
Als alternatief kunnen de geleidingsmiddelen van de wielhouder zijn uitgevoerd als een althans bij benadering horizontaal geplaatst stabilisatielichaam dat onder tussenkomst 20 van een kogelscharniermiddel met het derde wielhouderdeel is verbonden en dat onder tussenkomst van een lijnschamier, waarvan een schamierlijn althans bij benadering in de rijrichting is gelegen, met het voertuigframe is verbonden.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding 25 wordt het gewicht van het frame en de overige voertuigdelen via veer- en dempingsmiddelen overgedragen op de wieldrager en het wiel. Een dergelijke uitvoeringsvorm heeft volgens de uitvinding als kenmerk dat de wielhouder onder tussenkomst van veermiddelen axiaal gangbaar met het voertuigframe verbindbaar is. Dergelijke veermiddelen omvatten bijvoorbeeld een schroefveer met schokbreker of 30 luchtvering en zorgen voor een belangrijke verhoging van het rijcomfort wat met name -6- voor personenvervoer van voordeel is, naast een ontlasting van de gehele constructie indien het wiel onderworpen is aan verticaal gerichte krachten.
Dankzij de "zwevende" ophanging van het wiel, die dankzij de uitvinding wordt bereikt, 5 blijft aan een binnenzijde waardevolle ruimte beschikbaar voor andere onderdelen van of voor het voertuig. Een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding heeft in dat verband als kenmerk dat de wielhouder een wielmotor omvat, die althans tijdens bedrijf het wiel aandrijft. Het wiel wordt daarbij rechtstreeks aangedreven door een satellietmotor. Niet alleen bespaart dit de constructie van een 10 aandrijflijn vanuit een centrale motor van het voertuig, ook worden op deze wijze aandrijfverliezen tot een minimum beperkt.
In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm is de wielophanging daarbij gekenmerkt doordat de wielmotor een elektromotor omvat. Dankzij het enorme koppel bij laag 15 toerental is een elektromotor bij uitstek geschikt om een wiel van een voertuig aan te drijven. Bovendien kan de voeding van een elektromotor op een elegante wijze door middel van een elektrische kabelverbinding worden verzorgd vanuit een accu(pak) of generator elders aan boord van het voertuig. In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm is daarbij een dusdanig compacte elektromotor toegepast dat de wielmotor althans ten 20 dele binnen het wiel is gelegen.
Hoewel de wielhouder binnen het kader van de uitvinding op uiteenlopende wijze gestalte kan worden gegeven, heeft een verdere bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding als kenmerk dat de wielhouder een centraal 25 deel omvat waarmee het wiel roteerbaar om een rotatieas verbindbaar is, alsmede een stel gehoekte wielhouderarmen die radiaal van het centrale deel van de wielhouder uitgaan en met een distaai uiteinde om een wielruimte reiken, waarbij de spoorlichamen ieder met een distaai uiteinde van een wielhouderarm zijn verbonden. De spoorlichamen grijpen aldus buiten de wielruimte aan op de wielhouder, zodat ter hoogte van het 30 centrale deel daarvan geen ruimte door de wielophanging wordt ingenomen. Deze -7- ruimte kan aldus met voordeel worden gebruikt voor de plaatsing van bijvoorbeeld de hiervoor omschreven satellietmotor.
In een voertuig met een aantal sturende wielen kan de wielophanging overeenkomstig de 5 uitvinding in overeenkomstig veelvoud worden toegepast. Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de wielophanging omvat daartoe volgens de uitvinding een tweede, overeenkomstige wielhouder die aan een tegenoverliggende zijde van het voertuigframe met het voertuigframe zwenkbaar verbindbaar is. Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de wielophanging heeft daarbij volgens de uitvinding als kenmerk 10 dat beide wielhouders met een gemeenschappelijk zwenklichaam zijn gekoppeld. Aldus wordt een extra zwenklichaam uitgespaard en is verzekerd dat beide wielen synchroon een uitslag krijgen opgelegd.
Een alternatieve uitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding heeft 15 evenwel als kenmerk dat beide wielhouders ieder met een eigen zwenklichaam zijn verbonden en dat de zwenklichamen van beide wielhouders door middel van een koppellichaam onderling zijn gekoppeld, waarbij het koppellichaam buiten de lijn van de eerste schamiermiddelen van of met het zwenklichaam draaibaar met elk van de zwenklichamen is verbonden. De koppeling tussen beide zwenklichamen buiten een lijn 20 van de scharnierende verbindingen met de zwenklichamen zorgt voor een gecoördineerd ongelijke uitslag van beide wielen, wat het bochtengedrag van het voertuig ten goede zal komen. Een buitenwiel kan aldus een grotere draaicirkel worden opgelegd dan een binnenwiel, rekening houdend met een onderlinge afstand tussen de wielen, waardoor het voertuig in een bocht minder zal ‘wringen’.
25
Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de wielophanging heeft in dat opzicht als kenmerk dat de zwenklichamen met een sturend wiel van een wielas van het voertuig uitgaan en dat het voertuig een verdere wielas omvat waarvan een stel niet sturende wielen uitgaat en dat respectieve rotatieassen van de sturende wielen, bij een 30 schuinstand daarvan, elkaar althans nagenoeg in het verlengde van de verdere wielas van het voertuig snijden. Aldus bevordert de wielophanging dat aan het zogenaamde -8-
Ackermann-principe zal worden voldaan dat op theoretische gronden aantoont dat wringen in een bocht tot een minimum wordt beperkt.
Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de wielophanging volgens de uitvinding 5 heeft in dat verband als kenmerk dat de zwenklichamen met een sturend wiel van een wielas van het voertuig uitgaan en dat het voertuig een verdere wielas omvat waarvan een overeenkomstig verder stel sturende wielen uitgaat en dat respectieve rotatieassen van de sturende wielen, bij een schuinstand daarvan, elkaar althans nagenoeg op een denkbeeldige as halverwege tussen beide wielassen van het voertuig snijden. Ook bij 10 een aldus meesturende verdere wielas kan op deze wijze een wringen in de bochten worden beperkt en bovendien een draaicirkel worden verkleind.
De uitvinding zal navolgend aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden en een begeleidende tekening nader worden toegelicht. In de tekening toont: 15 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een wielophanging volgens de uitvinding; figuur 2 de wielophanging van figuur 1 in een bovenaanzicht; figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een wielophanging volgens de uitvinding; en 20 figuur 4 een bovenaanzicht van de wielophanging van figuur 3; en figuur 5 een schematische weergave van het Ackermann-principe, zoals toegepast in de wielophanging van figuur 3
De figuren zijn overigens zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen sommige dimensies terwille van de duidelijkheid in meer of mindere mate 25 overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren zoveel mogelijk met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.
Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een wielophanging volgens de uitvinding. Daarbij is de wielophanging dubbel toegepast voor beide getoonde, sturende wielen 10 30 van een voertuig waarvan een deel 20 van een voertuigframe in de figuur is weergegeven. Het gaat in dit voorbeeld om een deel van een elektrische autobus, maar -Side wielophanging is evenzeer toepasbaar op andere, al of niet elektrisch aangedreven voertuigen. De wielen 10 worden zijn ieder roteerbaar om een rotatieas gemonteerd aan een wielhouder 30 die door tussenkomst van de wielophanging zwenkbaar om een denkbeeldige zwenkas met het voertuigframe 20 is verbonden. De wielhouder 30 omvat 5 daarbij een centraal deel 35 waarvan een stel gehoekte armen 31,32,33 radiaal uitgaat. De wielhouderarmen 31,32,33 reiken daarbij ieder met een uiteinde om het wiel dat in een daarbinnen vallende wielruimte vrij is om de draaien.
De wielophanging omvat aan ieder zijde van de in de figuur weergegeven wielas een 10 eerste spoorlichaam 41 en een tweede spoorlichaam 42 die door tussenkomst van schamiermiddelen in de vorm van kogelschamieren 51,52 enerzijds met een uiteinde van één van de wielhouderarmen 31,32 draaibaar is verbonden en anderzijds aan een eerste zwenklichaam 43 zijn gekoppeld. Het zwenklichaam 43 is op zijn beurt door tussenkomst van verdere schamiermiddelen in de vorm van een lijnschamier 53 15 scharnierend met het voertuigframe 20 verbonden. Het eerste zwenklichaam 43 wordt in dit uitvoering svoorbeeld door de wielophangingen van beide wielen gedeeld, zodat een uitslag daarvan gelijkelijk op beide wielen zal worden overgedragen.
De wielophanging omvat verder een tweede zwenklichaam 44 dat zich tussen beide 20 spoorlichamen 41,42 uitstrekt en door tussenkomst van schamiermiddelen in de vorm van verdere lijnschamieren 54 daarmee draaibaar zijn verbonden. De verdere zwenklichamen 44 zijn ieder door tussenkomst van een stabilisatielichaam 45 aan het voertuigframe gekoppeld. Het stabilisatielichaam 45 is daarbij door tussenkomst van verdere schamiermiddelen in de vorm van kogelschamieren 55,56 enerzijds in een 25 draaipunt met het zwenklichaam 44 verbonden, zodat dat aldaar draaibaar zal zijn, en anderzijds draaibaar aan een deel van het voertuigframe 20 gekoppeld. Het stabilisatielichaam ontneemt aan het geheel een bewegingsvrijheidgraad rondom een rotatieas van het wiel, wat met name een (torsie) stabiliteit bij een versnelling of vertraging ten goede komt.
30 -10-
De afzonderlijke scharniermiddelen 51..55 zijn zodanig gepositioneerd en de verschillende onderdelen van de ophanging gedimensioneerd dat de scharniermiddelen 51,52,54 van of met beide spoorlichamen 41,42 onderling althans nagenoeg in lijn liggen in, in hoofdzaak, een eerste richting.
5
Bovendien liggen de scharniermiddelen 52,53,54,55 van of met elk van beide zwenklichamen 43,44 van iedere ophanging in, in hoofdzaak, een tweede richting eveneens althans nagenoeg in lijn met elkaar. Verder ligt een steunpunt S van het wiel in, in hoofdzaak, de eerste richting R1 althans nagenoeg in lijn met de 10 scharniermiddelen 51,52 van of met de wielhouders en in, in hoofdzaak, de tweede richting R2 althans nagenoeg in lijn met de scharniermiddelen 53,55 tussen de zwenklichamen 43,44 en het voertuigframe 20.
Aldus liggen de scharniermiddelen op de hoekpunten van denkbeeldige 15 parallellogrammen met paarsgewijs onderling nagenoeg evenwijdige zijden, die worden opgespannen of ingesloten door één of meer van de spoorlichamen 41,42 en de zwenklichamen 43,44 tezamen met een denkbeeldige lijn door de draaipunten 51,52 en het steunpunt S van het wiel. In het bovenaanzicht van figuur 2 is de beschreven opbouw van het samenstel en samenspel van de afzonderlijke onderdelen van de 20 ophanging duidelijker weergegeven. De eerste en tweede richting van de scharniermiddelen binnen de afzonderlijke onderdelen, zoals de spoorlichamen en zwenklichamen, zijn in de figuren schematisch met onderbroken hartlijnen aangegeven. Deze lijnen liggen weliswaar niet volledig parallel aan elkaar, vanwege een fuseedwarshelling en Ackermann principe die eveneens worden nagestreefd, doch in 25 hoofdzaak zijn daarin een eerste richting in een breedte van het voertuig en tweede richting in een rijrichting van het voertuig te onderscheiden.
Belangrijk voordeel van de wielophanging volgens de uitvinding is dat, hoewel de wielophanging zich als in hoofdzaak gedraagt als een ‘normale ‘fusee-ophanging met 30 een fuseeverbinding aan de binnenzijde van het wiel nabij het steunpunt S, bij de getoonde wielophanging aan de binnenzijde van het wiel een aanzienlijke ruimte vrij -11- wordt gelaten. Deze ruimte kan met voordeel worden benut voor bijvoorbeeld een wielmotor 80 zoals in de figuur is weergegeven. Het gaat in dit voorbeeld om een elektromotor die het wiel 10 rechtstreeks aandrijft en voor een aanzienlijk deel binnen het wiel is gemonteerd. De motor 80 verkrijgt zijn voeding via niet nader getoonde 5 verbindingskabels vanuit een eveneens niet nader getoonde accustapeling die elders in het voertuigframe is ondergebracht. Daarnaast is de motor 80 aangesloten op een elektronische stuurverbinding om daarvan besturingssignalen te ontvangen. Daarnaast is ter plaatse ruimte beschikbaar om eventueel rem-middelen rechtstreeks bij het wiel aan te brengen.
10
Een derde arm 33 van de wielhouder is door tussenkomst van geschikte veermiddelen axiaal gangbaar met het voertuigframe 20 verbonden. De veermiddelen kunnen daarbij bestaan uit een schokbreker 60 met daaromheen of daarnaast gewoonlijk een schroefveer 61 (zie ook figuur 3) ofwel worden gevormd door luchtvering met dan een 15 luchtbalg tussen de derde wielhouderarm en het voertuigframe.
In plaats van met een gemeenschappelijk eerste zwenklichaan 43, zoals in het voorgaande voorbeeld, kan de wielophanging ook zijn uitgerust met een afzonderlijk eerste zwenklichaam. Een uitvoeringsvoorbeeld daarvan is in figuur 3-5 weergegeven.
20 Om een synchrone koppeling tussen de uitslagen van beide wielen te verzekeren zijn beide eerste zwenklichamen daarbij onderling gekoppeld door een koppellichaam 47 dat zich daartussen uitstrekt. Het koppellichaam is daarbij door tussenkomst van verdere schamiermiddelen 57 in de vorm van kogelscharnieren draaibaar met beide zwenklichamen verbonden.
25
De kogelscharnieren 57 liggen daarbij buiten de lijn die wordt opgespannen door de overige schamiermiddelen 51,52,53 van of met de zwenklichamen, zie ook figuur 4. Het effect daarvan is in figuur 5 weergegeven en resulteert erin dat de rotatieassen van beide wielen elkaar bij een bocht althans nagenoeg snijden ter hoogte van een punt P op of in 30 het verlengde van een verdere wielas van het voertuig, waarvan een stel niet-sturende wielen uitgaat. Aldus beantwoordt de wielophanging aan het zogenaamde Ackermann- -12- principe dat een ‘wringen’ van de wielen in een bocht beoogt tegen te gaan. Bij een mee-sturende verdere wielas wordt het koppellichaam 47 zodanig gedimensioneerd en gemonteerd dat het bedoelde snijpunt P circa halverwege beide wielassen centraal onder het voertuig is gepositioneerd.
5
Voor het overige liggen de verschillende schamiermiddelen met of van de spoorlichamen, zwenklichamen en wielhouder onderling ook in deze uitvoeringsvorm althans nagenoeg in lijn met elkaar, zoals dat in het bovenaanzicht van figuur 4 met hartlijnen schematisch is aangegeven. Ook daarbij is weer in hoofdzaak een eerste 10 richting in een breedte van het voertuig te onderscheiden van een in hoofdzaak in een rijrichting gerichte tweede richting waarin de schamiermiddelen van de of met de zwenklichamen en wielhouder, in hoofdzaak, onderling althans nagenoeg in lijn liggen. De schamiermiddelen met de spoorlichamen liggen onderling in hoofdzaak in de eerste richting nagenoeg in lijn met elkaar.
15
Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk.
Claims (17)
1. Wielophanging voor een sturend wiel, welke wielophanging een wielhouder omvat waarmee een wiel, althans tijdens bedrijf, draaibaar om een rotatieas is 5 verbonden, welke wielhouder zwenkbaar met een voertuigframe verbindbaar is, waarbij ten minste een spoorlichaam aan de wielhouder is gekoppeld dat in staat en ingericht is om bij bekrachtiging aan de wielhouder een uitslag om een zwenkas op te leggen, met het kenmerk dat het ten minste ene spoorlichaam een eerste spoorlichaam en een tweede spoorlichaam omvat, die onder tussenkomst van eerste scharniermiddelen ieder 10 draaibaar met respectievelijk een eerste zwenklichaam, een tweede zwenklichaam en de wielhouder zijn verbonden, dat het eerste zwenklichaam en het tweede zwenklichaam ieder onder tussenkomst van respectieve verdere scharniermiddelen draaibaar met het voertuigframe verbindbaar zijn, dat de eerste scharniermiddelen en de verdere scharniermiddelen althans in hoofdzaak in een eerste richting onderling, althans in 15 projectie, althans nagenoeg in lijn liggen, dat de scharniermiddelen van of met elk van beide zwenklichamen en van of met de wielhouder althans in hoofdzaak in een tweede richting onderling, althans in projectie, althans nagenoeg in lijn liggen, dat een steunpunt van het wiel en de verdere scharniermiddelen althans in hoofdzaak in de eerste richting onderling, althans in projectie, althans nagenoeg in lijn liggen en dat het 20 steunpunt van het wiel en de scharniermiddelen van of met de wielhouder althans in hoofdzaak in de tweede richting onderling, althans in projectie, althans nagenoeg in lijn liggen.
2. Wielophanging volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de eerste 25 scharniermiddelen kogelschamiermiddelen omvatten.
3. Wielophanging volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de verdere scharniermiddelen lijnscharniermiddelen omvatten.
4. Wielophanging volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de eerste scharniermiddelen met het eerste zwenklichaam kogelschamiermiddelen -14- omvatten, dat de verdere schamiermiddelen van het eerste zwenklichaam een lijnschamier omvat met een in hoofdzaak verticale zwenkas, en dat het tweede zwenklichaam door geleidingsmiddelen met het voertuigframe is verbonden die aan de verdere schamiermiddelen van het tweede zwenklichaam een traject althans nagenoeg 5 volgens een cirkelboog op leggen.
5. Wielophanging volgens conclusie 4 met het kenmerk dat de geleidingsmiddelen een stabilisatielichaam omvatten, dat door tussenkomst van eerste kogelschamiermiddelen met het tweede zwenklichaam is verbonden en door 10 tussenkomst van tweede kogelschamiermiddelen met het voertuigframe verbindbaar is, waarbij de eerste en tweede kogelschamiermiddelen, gezien in een rijrichting en althans in projectie, onderling in lijn liggen.
6. Wielophanging volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk 15 dat de wielhouder een eerste wielhouderdeel omvat aan een eerste zijde van een wielruimte alsmede een tweede wielhouderdeel aan een tweede, gezien in een rijrichting, tegenoverliggende zijde van de wielruimte, en dat het eerste en het tweede spoorlichaam aan weerszijden van de wielruimte door tussenkomst van kogelschamiermiddelen draaibaar met respectievelijk het eerste wielhouderdeel en het 20 tweede wielhouderdeel van de wielhouder zijn verbonden.
7. Wielophanging volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de wielhouder een centraal deel omvat waarmee het wiel roteerbaar om een rotatieas verbindbaar is, dat het eerste wielhouderdeel en het tweede wielhouder deel ieder een gehoekte wielhouderarm 25 omvat die enerzijds radiaal van het centrale deel van de wielhouder uitgaat en anderzijds met een distaai uiteinde om de wielruimte reikt alwaar een spoorlichaam daarmee is verbonden.
8. Wielophanging volgens conclusie 6 of 7 met het kenmerk dat de wielhouder 30 tussen het eerste wielhouderdeel en het tweede wielhouderdeel een derde wielhouderdeel omvat dat zich boven de wielruimte uitstrekt en door tussenkomst van -15- kogelscharniermiddelen en geleidingsmiddelen met het voertuigframe verbindbaar is, welke kogelschamiermiddelen althans nagenoeg in een staand vlak door het steunpunt van het wiel zijn gelegen, en dat de geleidingsmiddelen aan de wielhouder althans in hoofdzaak een lineair traject opleggen. 5
9. Wielophanging volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de wielhouder onder tussenkomst van veermiddelen axiaal gangbaar met het voertuigframe verbindbaar is.
10. Wielophanging volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de wielhouder een wielmotor omvat, die althans tijdens bedrijf het wiel aandrijft.
11. Wielophanging volgens conclusie 10 met het kenmerk dat de wielmotor een elektromotor omvat.
12. Wielophanging volgens conclusie 10 of 11 met het kenmerk dat de wielmotor althans ten dele binnen het wiel is gelegen.
13. Wielophanging volgens één of meer der voorgaande conclusies omvattende een 20 tweede, overeenkomstige wielhouder die aan een tegenoverliggende zijde van het voertuigframe met het voertuigframe zwenkbaar verbindbaar is.
14. Wielophanging volgens conclusie 13 met het kenmerk dat beide wielhouders met een gemeenschappelijk zwenklichaam zijn gekoppeld. 25
15. Wielophanging volgens conclusies 13 met het kenmerk dat beide wielhouders ieder met een eigen zwenklichaam zijn verbonden en dat de zwenklichamen van beide wielhouders door middel van een koppellichaam onderling zijn gekoppeld, waarbij het koppellichaam buiten de lijn van de eerste scharniermiddelen van of met het 30 zwenklichaam draaibaar met elk van de zwenklichamen is verbonden. -16-
16. Wielophanging volgens conclusie 13, 14 of 15 met het kenmerk dat de zwenklichamen met een sturend wiel van een wielas van het voertuig uitgaan en dat het voertuig een verdere wielas omvat waarvan een stel niet sturende wielen uitgaat en dat respectieve rotatieassen van de sturende wielen, bij een schuinstand daarvan, elkaar 5 althans nagenoeg in het verlengde van de verdere wielas van het voertuig snijden.
17. Wielophanging volgens conclusie 13, 14 of 15 met het kenmerk dat de zwenklichamen met een sturend wiel van een wielas van het voertuig uitgaan en dat het voertuig een verdere wielas omvat waarvan een overeenkomstig verder stel sturende 10 wielen uitgaat en dat respectieve rotatieassen van de sturende wielen, bij een schuinstand daarvan, elkaar althans nagenoeg op een denkbeeldige as halverwege tussen beide wielassen van het voertuig snijden.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2009111A NL2009111C2 (nl) | 2012-07-03 | 2012-07-03 | Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig. |
EP13174974.9A EP2682328A1 (en) | 2012-07-03 | 2013-07-03 | Wheel suspension for a steerable wheel of a vehicle |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2009111 | 2012-07-03 | ||
NL2009111A NL2009111C2 (nl) | 2012-07-03 | 2012-07-03 | Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2009111C2 true NL2009111C2 (nl) | 2014-01-06 |
Family
ID=46939949
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2009111A NL2009111C2 (nl) | 2012-07-03 | 2012-07-03 | Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2682328A1 (nl) |
NL (1) | NL2009111C2 (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE102017207723A1 (de) * | 2017-05-08 | 2018-11-08 | Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft | Lenkungsbaugruppe für ein Kraftfahrzeug und Kraftfahrzeug |
Citations (15)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE868117C (de) * | 1951-05-11 | 1953-02-23 | Bayerische Motoren Werke Ag | Unabhaengige Aufhaengung der gelenkten Vorderraeder von Kraftfahrzeugen |
US2863518A (en) * | 1957-06-25 | 1958-12-09 | Pellizzetti Italo | Motor vehicle equipped with wheels capable of steering substantially through 90 deg.from their straight drive position |
US3302739A (en) * | 1963-11-19 | 1967-02-07 | Goodman Mfg Co | Shuttle cars with six driven wheels |
US3587767A (en) * | 1968-12-19 | 1971-06-28 | Lockheed Aircraft Corp | Steering assembly for a vehicle |
DE2535670A1 (de) * | 1975-08-09 | 1977-02-17 | Porsche Ag | Radaufhaengung fuer die gelenkten raeder von kraftfahrzeugen |
DE3703198C1 (de) * | 1987-02-03 | 1988-05-11 | Bayerische Motoren Werke Ag | Radaufhaengung fuer lenkbare Hinterraeder von mit Vorderradlenkung ausgestatteten Kraftfahrzeugen,insbesondere Personenkraftwagen |
DE19840135A1 (de) * | 1998-09-03 | 2000-03-09 | Volkswagen Ag | Aufhängung einer Starrachse für ein Kraftfahrzeug |
EP1426203A1 (en) * | 2002-12-03 | 2004-06-09 | Ford Global Technologies, Inc. | Suspension arrangement, steering linkage arrangement and method for providing variable wheel track |
EP1500575A2 (en) * | 2003-07-23 | 2005-01-26 | Nissan Motor Company, Limited | Vehicle steering system |
US20060027986A1 (en) * | 2004-08-03 | 2006-02-09 | Ziech James F | Method and apparatus for a rear wheel steer system for a vehicle |
US20060214408A1 (en) * | 2003-01-28 | 2006-09-28 | Davey Garth B | Steerable single wheel unit for trailers |
JP2007008285A (ja) * | 2005-06-29 | 2007-01-18 | Toyota Motor Corp | 車両のステアリング装置 |
JP2008174056A (ja) * | 2007-01-17 | 2008-07-31 | Toyota Motor Corp | 操舵輪用車輪懸架装置 |
FR2940191A1 (fr) * | 2008-12-23 | 2010-06-25 | Peugeot Citroen Automobiles Sa | Essieu destine au support d'une roue directrice relie a la structure d'un vehicule par une pluralite de bras. |
US20110089657A1 (en) * | 2007-11-22 | 2011-04-21 | Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha | Vehicle steering device |
-
2012
- 2012-07-03 NL NL2009111A patent/NL2009111C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2013
- 2013-07-03 EP EP13174974.9A patent/EP2682328A1/en not_active Withdrawn
Patent Citations (15)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE868117C (de) * | 1951-05-11 | 1953-02-23 | Bayerische Motoren Werke Ag | Unabhaengige Aufhaengung der gelenkten Vorderraeder von Kraftfahrzeugen |
US2863518A (en) * | 1957-06-25 | 1958-12-09 | Pellizzetti Italo | Motor vehicle equipped with wheels capable of steering substantially through 90 deg.from their straight drive position |
US3302739A (en) * | 1963-11-19 | 1967-02-07 | Goodman Mfg Co | Shuttle cars with six driven wheels |
US3587767A (en) * | 1968-12-19 | 1971-06-28 | Lockheed Aircraft Corp | Steering assembly for a vehicle |
DE2535670A1 (de) * | 1975-08-09 | 1977-02-17 | Porsche Ag | Radaufhaengung fuer die gelenkten raeder von kraftfahrzeugen |
DE3703198C1 (de) * | 1987-02-03 | 1988-05-11 | Bayerische Motoren Werke Ag | Radaufhaengung fuer lenkbare Hinterraeder von mit Vorderradlenkung ausgestatteten Kraftfahrzeugen,insbesondere Personenkraftwagen |
DE19840135A1 (de) * | 1998-09-03 | 2000-03-09 | Volkswagen Ag | Aufhängung einer Starrachse für ein Kraftfahrzeug |
EP1426203A1 (en) * | 2002-12-03 | 2004-06-09 | Ford Global Technologies, Inc. | Suspension arrangement, steering linkage arrangement and method for providing variable wheel track |
US20060214408A1 (en) * | 2003-01-28 | 2006-09-28 | Davey Garth B | Steerable single wheel unit for trailers |
EP1500575A2 (en) * | 2003-07-23 | 2005-01-26 | Nissan Motor Company, Limited | Vehicle steering system |
US20060027986A1 (en) * | 2004-08-03 | 2006-02-09 | Ziech James F | Method and apparatus for a rear wheel steer system for a vehicle |
JP2007008285A (ja) * | 2005-06-29 | 2007-01-18 | Toyota Motor Corp | 車両のステアリング装置 |
JP2008174056A (ja) * | 2007-01-17 | 2008-07-31 | Toyota Motor Corp | 操舵輪用車輪懸架装置 |
US20110089657A1 (en) * | 2007-11-22 | 2011-04-21 | Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha | Vehicle steering device |
FR2940191A1 (fr) * | 2008-12-23 | 2010-06-25 | Peugeot Citroen Automobiles Sa | Essieu destine au support d'une roue directrice relie a la structure d'un vehicule par une pluralite de bras. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2682328A1 (en) | 2014-01-08 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US8152185B2 (en) | Wheel suspension | |
CN102695621B (zh) | 双轮辙汽车的非转向车轮的独立悬架 | |
CN101631711B (zh) | 独立悬挂转向系统 | |
JP6167717B2 (ja) | サスペンション装置 | |
CN102806820B (zh) | 具有附加瓦特连杆的扭梁轴 | |
JP5584698B2 (ja) | 自動車用のセミトレーリングアーム車軸 | |
JPS61247504A (ja) | 車輪懸架装置 | |
EP3218211B1 (en) | Wheel suspension with centrally pivoted transverse leaf spring | |
JPS5842042B2 (ja) | 自動車のかじ取り車輪の独立懸架装置 | |
US9096110B1 (en) | Solid axle steering and suspension systems | |
US9216624B1 (en) | Front suspension assembly and a suspension system for a vehicle | |
US20130257006A1 (en) | Device for suspending a steerable wheel | |
CN207481594U (zh) | 一种具有自动稳定装置的车辆 | |
US5979919A (en) | Independent wheel suspension for steered wheels of passenger motor vehicles and the like | |
CN110979363B (zh) | 空铁列车用电池拖车 | |
EP2620301B1 (en) | Integral link front suspension | |
WO2020145166A1 (ja) | サスペンションユニット及び車両 | |
NL2009111C2 (nl) | Wielophanging voor een sturend wiel van een voertuig. | |
WO2005039900A3 (en) | Suspensions for low floor vehicles | |
US11142032B2 (en) | Wheel suspension | |
JPH06510721A (ja) | 商業車両用の車軸構造 | |
WO2011036274A1 (en) | A suspension system | |
CN115122904A (zh) | 底盘总成及电动汽车 | |
JPS6053408A (ja) | 自動車のリヤサスペンション | |
CN218662013U (zh) | 底盘轮端模块和具有其的车辆 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20160801 |