NL2008338C2 - Deursysteem omvattende een deurblad dat aan beide langszijden in geleidingsprofielen verschuifbaar is gelagerd alsmede een contragewichtinrichting, kabelspanningbalanceerinrichting geschikt voor een dergelijk deursysteem. - Google Patents

Description

Deursysteem omvattende een deurblad dat aan beide langszij den in geleidingsprofielen verschuifbaar is gelagerd alsmede een contragewichtinrichting, kabelspanningbalanceerinridating geschikt voor een dergelijk deursysteem 5 De uitvinding heeft betrekking op een deursysteem omvattende een deurblad dat aan beide langszij den in geleidingsprofielen verschuifbaar is gelagerd alsmede een contragewichtinrichting die is voorzien van een kabeleenheid die ten minste twee zich nagenoeg evenwijdig uitstrekkende kabeldelen omvat, welke kabeleenheid met een eerste uiteinde met het verschuifbare deurblad is verbonden, 10 terwijl een tweede uiteinde stationair is gelegen, waarbij tussen het eerste en tweede uiteinde de kabeleenheid zich ten minste uitstrekt over een verplaatsbare katrol, welke contragewichtinrichting verder is voorzien van een op de verplaatsbare katrol aangrijpende veereenheid alsmede een met de kabeleenheid samenwerkende kabelspanningbalanceerinrichting voor het op nagenoeg gelijke 15 wijze belasten van de kabeldelen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kabelspanningbalanceer-inrichting geschikt voor een dergelijk deursysteem.

Dergelijke deursystemen worden toegepast als sectionaaldeur, roldeuren, kantel deuren etc., waarbij het deurblad verplaatsbaar is van een gesloten positie 20 naar een geopende, een doorgang vrijgevende positie en vice versa. Hierbij wordt door de kabeleenheid en met de kabeleenheid samenwerkende veereenheid een contragewicht voor het gewicht van het deurblad gerealiseerd.

Bij een dergelijk uit WO2011/032649 bekend deursysteem omvat de kabeleenheid een enkele kabel die om een bout heen is geslagen, waardoor aan 25 weerszijden van de bout een kabeldeel is gelegen. De bout is stationair opgesteld. De uiteinden van de kabel zijn met een krimpelement met elkaar verbonden en vervolgens met het deurblad verbonden. In een nog niet vast gedraaide positie van de bout, zal door het gewicht van het deurblad, de kabel over de bout worden verplaatst totdat beide kabeldelen even zwaar worden belast. Dan wordt de bout 30 aangedraaid. Het bekende deursysteem is verder voorzien van een 2 veiligheidssysteem. Het veiligheidssysteem omvat een op afstand van de bout gelegen plaat met relatief kleine doorgangen waar de kabeldelen zich door heen uitstrekken. De beide kabeldelen zijn tussen de bout en de doorgangen voorzien van een verdikking, die een diameter hebben die groter is dan de openingen. Deze 5 verdikkingen maken deel uit van het veiligheidssysteem.

Bij breuk van een van de kabeldelen wordt het andere, nog intacte kabeldeel plotseling zwaarder belast. Hierbij zal het nog intacte kabeldeel van de bout af verplaatsen totdat de verdikking aanligt tegen de opening in de plaat.

Een nadeel van dit bekende deursysteem is dat bij bijvoorbeeld rek in een io van kabeldelen, de kabeldelen niet automatisch allebei worden belast. In een dergelijke situatie dient de bout te worden losgedraaid en nadat de kabel zich weer heeft ingesteld, opnieuw te worden vast gedraaid.

Een verder nadeel is dat het bekende deursysteem naast een kabel-spanningbalanceerinrichting dient te zijn voorzien van een veiligheidssysteem. Dit 15 veiligheidssysteem is noodzakelijk omdat anders bij breuk het risico bestaat dat de klemverbinding tussen de bout en het nog intacte kabeldeel losraakt door de plotselinge toename van de kracht op het nog intacte kabeldeel.

Door het kabelspanningbalanceerinrichting en het veiligheidssysteem is het bekende deursysteem relatief gecompliceerd.

20 De uitvinding beoogt een deursysteem te verschaffen, waarbij op eenvoudige wijze de krachten op beide kabeldelen worden uitgemiddeld.

Dit doel wordt bij het deursysteem volgens de uitvinding bereikt doordat de kabelspanningbalanceerinrichting is voorzien van een tussen twee kabeldelen gelegen balanceerelement dat aan weerszijden is voorzien van een kabelgeleiding, 25 waarbij tegen elke kabelgeleiding een kabeldeel aan is gelegen, welk balanceerelement onder invloed van door de kabeldelen op het balanceerelement uitgeoefende kabelkrachten ten minste verplaatsbaar is in een zich in hoofdzaak dwars op de lengterichting van de kabeldelen uitstrekkende richting.

3

Indien een van de kabeldelen, bijvoorbeeld door montage-onnauwkeurigheden of door rek, langer is dan het andere kabeldeel, zal het kortere kabeldeel zwaarder worden belast.

Elk kabeldeel ligt aan tegen een kabelgeleiding van het balanceerelement.

5 Door het kortere kabeldeel zal een grotere kabelkracht in een zich dwars op de lengterichting van de kabeldelen uitstrekkende richting op het balanceerelement worden uitgeoefend dan door het langere kabeldeel. Door het verschil in deze kabelkrachten wordt balanceerelement ten minste verplaatsbaar is in een zich dwars op de lengterichting van de kabeldelen uitstrekkende richting. Deze richting 10 strekt uit in een van het kortere kabeldeel af uitstrekkende richting. Door het verplaatsen van het balanceerelement, wordt de afstand die het kortere kabeldeel moet afleggen tussen het eerste en tweede uiteinden van de kabeleenheid korter, terwijl de afstand die het langere kabeldeel moet afleggen, wordt vergroot. Het balanceerelement zal net zo lang worden verplaatst totdat beide kabeldelen 15 nagenoeg even zwaar worden belast.

Een verder voordeel van het kabelspanningbalanceerinrichting volgens de uitvinding is dat deze eenvoudig ook bij reeds bestaande deursystemen kan worden aangebracht.

Een uitvoeringsvorm van het deursysteem volgens de uitvinding wordt 20 gekenmerkt doordat de afstand tussen de kabelgeleidingen van het balanceerelement groter is dan de gemiddelde afstand tussen de kabeldelen van de kabeleenheid.

De kabeldelen strekken zich op een vooraf bekende afstand, nagenoeg evenwijdig aan elkaar uit tussen het eerste en tweede uiteinden van de 25 kabeleenheid. Doordat de afstand tussen de kabelgeleidingen van het balanceerelement groter is dan de gemiddelde afstand tussen de kabeldelen van de kabeleenheid, zullen de kabeldelen altijd aan weerszijden aanliggen tegen de kabelgeleidingen van het balanceerelement. De kabelgeleidingen zijn bij een dergelijke uitvoeringsvorm van elkaar af gekeerd, waardoor het balanceerlement 30 een relatief eenvoudige vorm heeft.

4

Een andere uitvoeringsvorm van het deursysteem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kabelgeleidingen van het balanceerelement nabij het eerste of tweede uiteinde van de kabeleenheid zijn gelegen, waarbij het balanceerelement respectievelijk is gekoppeld met het deurblad of met het 5 geleidingsprofiel.

Op deze wijze wordt het verplaatsen van het deurblad van de gesloten positie naar de geopende positie niet gehinderd door het balanceerelement.

Een verdere uitvoeringsvorm van het deursysteem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het balanceerelement transleerbaar is in de zich in 10 hoofdzaak dwars op de lengterichting van de lcabeldelen uitstrekkende richting.

Door de op de kabelgeleidingen van het balanceerelement uitgeoefende kabelkrachten zal het balanceerelement een translerende verplaatsing in de zich in hoofdzaak dwars op de lengterichting van de kabeldelen uitstrekkende richting ondergaan. Een dergelijk transleerbaar balanceerelement is relatief eenvoudig te 15 vervaardigen.

Een nog verdere uitvoeringsvorm van het deursysteem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het balanceerelement zwenkbaar is om een tussen de kabeldelen gelegen zwenkas, welke zwenkas in de lengterichting van de kabeldelen gezien op afstand is gelegen van de kabelgeleidingen.

20 Door de op de kabelgeleidingen van het balanceerelement uitgeoefende kabelkrachten zal het balanceerelement een zwenkende verplaatsing om de zwenkas ondergaan. Doordat de hoekverdraaiing die hierbij zal optreden relatief gering is, bijvoorbeeld in de orde van 20 graden naar weerszijden, zullen de kabelgeleidingen in hoofdzaak een translerende verplaatsing in de zich in 25 hoofdzaak dwars op de lengterichting van de kabeldelen uitstrekkende richting ondergaan. Ook een dergelijk zwenkbaar balanceerelement is relatief eenvoudig te vervaardigen.

Een nog verdere uitvoeringsvorm van het deursysteem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste of tweede uiteinde van de kabeleenheid is 5 verbonden met een as die coaxiaal is gelegen aan de zwenkas van het balanceer-element.

De kabelgeleidingen liggen hierbij op geringe afstand van de as. Op deze wijze wordt een compacte opbouw verkregen.

5 Een nog verdere uitvoeringsvorm van het deursysteem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het deursysteem aan beide langszij den van het deurblad is voorzien van een contragewichtinrichting.

Hierdoor kan het gewicht van het deurblad nagenoeg gelijkelijk worden verdeeld over beide zijden van het deurblad. De contragewichtinrichtingen kunnen 10 hierbij in of naast de geleidingsprofielen worden gepositioneerd, zodat een compacte opbouw wordt verkregen. Verder wordt door het nagenoeg gelijkelijk verdelen van het gewicht van het deurblad over de beide contragewichtinrichtingen, een scheef hangen van het deurblad eenvoudig voorkomen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, 15 waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een deursysteem volgens de stand der techniek toont; figuur 2 een uitvergroot perspectivisch detail van het in figuur 1 weergegeven deursysteem volgens de stand der techniek toont; 20 figuur 3A-3C een eerste uitvoeringsvorm van een balanceerelement volgens de uitvinding tonen, respectievelijk met een linker kabeldeel dat langer is dan een rechter kabeldeel, met een linker kabeldeel dat even lang is als een rechter kabeldeel, met een linker kabeldeel dat korter is dan een rechter kabeldeel; figuur 4A-4B respectievelijk een vooraanzicht en perspectivisch zijaanzicht 25 van een tweede uitvoeringsvorm van een balanceerelement volgens de uitvinding tonen; figuur 5A-5B respectievelijk een vooraanzicht en perspectivisch zijaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een balanceerelement volgens de uitvinding tonen; 6 figuur 6 een perspectivisch detail van een deursysteem volgens de uitvinding toont, dat is voorzien van de derde uitvoeringsvorm van een balanceerelement volgens de uitvinding.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde 5 verwijzingscijfer.

De figuren 1 en 2 tonen perspectivisch aanzichten van een deursysteem ï volgens de stand der techniek, dat is voorzien van een aantal scharnierbaar met elkaar verbonden, langgestrekte deurpanelen 2, 2'. Elk paneel 2, 2' is aan beide kopse zijden voorzien van een geleidingswiel 3. De panelen 2 vormen samen het 10 deurblad 4. Het deursysteem 1 is verder voorzien aan beide langszij den van het deurblad 4 gelegen geleidingsprofielen 5, die met een wand van een gebouw worden verbonden. Elk geleidingsprofiel 5 omvat een zich verticaal uitstrekkende geleding 6, een op de verticale geleiding 6 aangesloten boogvormige geleiding 7 en een op de boogvormige geleiding 7 aangesloten horizontaal uitstrekkende geleiding 8. Het 15 geleidingsprofiel 5 omvat verder een boven de boogvormige geleiding 7 gelegen boogvormige geleiding 9 en een op de boogvormige geleiding 9 aangesloten horizontaal uitstrekkende geleiding 10. De horizontaal uitstrekkende geleiding 10 ligt aan de bovenzijde aan tegen de horizontaal uitstrekkende geleiding 8. De geleidingswielen 3 van alle panelen 2, behalve van het bovenste paneel 2' zijn 20 gelagerd in de op elkaar aansluitende geledingen 6, 7, 8. De geleidingswielen 3 van het bovenste paneel 2' zijn gelagerd in de op elkaar aansluitende geledingen 9, 10. Hierdoor is het deurblad 4 verplaatsbaar van een gesloten positie naar een een doorgang vrijgevende, geopende positie.

Dergelijke geleidingen 5 zijn op zich bekend en zullen derhalve niet nader 25 worden toegelicht.

Het deursysteem 1 omvat verder bij beide geleidingsprofielen 5 een contragewichtinrichting 11 die is voorzien van een kabeleenheid 12 die twee afzonderlijke, zich evenwijdig uitstrekkende kabeldelen 13 omvat en een met de kabeleenheid 12 samen werkende veereenheid 14 die twee zich evenwijdig 30 uitstrekkende trekveren 15 omvat.

7

Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 2 is het eerste uiteinde 16 van kabeleenheid 12 en dus van de kabeldelen 13 verbonden met een as 17 van het geleidingswiel 3 van het onderste paneel 2. Het deursysteem 1 is verder voorzien van een vast met een geleidingsprofiel 5 verbonden katrol 18 en een van een 5 koppelplaat 19 voorziene, vrij verplaatsbare katrol 20. De kabeldelen 13 strekken zich vanaf het eerste uiteinde 16 over de vast opgestelde katrol 18, via de katrol 19 naar een stationair bevestigingselement 21 uit. Het tweede uiteinde 22 van kabeleenheid 12 en dus van de kabeldelen 13 is met het stationaire bevestigingselement 21 verbonden. De koppelplaat 19 van de verplaatsbare katrol 10 20 is verbonden met eerste uiteinden 23 van de twee trekveren 15. De van de eerste uiteinden 23 af gekeerde tweede uiteinden 24 van de trekveren 15 zijn verbonden met een positioneringselement 25. Het positioneringselement 25 is voorzien van twee haken 26 die positioneerbaar zijn in positioneringsopeningen 27 in een zich evenwijdig aan de geleding 6 uitstrekkend profiel 28. Door het wijzigen van de 15 positie van de haken 26 in het profiel 28 wordt de door de trekveren 15 via de katrollen 18, 19 en de kabeldelen 13 op het deurblad 4 uitgeoefende kracht veranderd en kan aldus eenvoudig worden aangepast aan het gewicht van het deurblad 4. Door de contragewichtinrichtingen 11 wordt het gewicht van het deurblad 4 tegengewerkt, waardoor het deurblad 5 in elke stand blijft staan.

20 Doordat de kabeleenheid 12 is voorzien van twee kabeldelen 13 en de veereenheid 14 is voorzien van twee trekveren 15 zal bij breuk van een van de kabeldelen 13 of een van de trekveren 15, de contragewichtinrichting 11 nog steeds functioneren.

Dergelijke contragewichtinrichtingen zijn op zich bekend en zullen derhalve 25 niet nader worden toegelicht. Een nadeel van het in de figuren 1 en 2 getoonde deursysteem 1 is dat indien de kabeldelen 13 van de kabeleenheid 12 door bijvoorbeeld productie-toleranties een verschillende lengte hebben enkel op het kortste kabeldeel krachten worden uitgeoefend en het langste kabeldeel pas zal worden belast na breuk van het kortste kabeldeel.

8

Om de krachten gelijkmatig over beide kabeldelen 13 van de kabeleenheid 12 te verdelen, omvat het deursysteem volgens de uitvinding een kabelspanning-balanceerinrichting.

De figuren 3A-3C tonen een eerste uitvoeringsvorm van een kabelspanning-5 balanceerinrichting 31 volgens de uitvinding, die is voorzien van een tussen twee kabeldelen 13 gelegen balanceerelement 32 dat aan weerszijden is voorzien van een kabelgeleiding 33. Indien er geen balanceerelement 32 tussen de kabeldelen 13 zou zijn gelegen, zouden de kabeldelen 13 zich aan weerszijden van en evenwijdig aan een basislijn 34 uitstrekken en op een gemiddelde onderlinge afstand b (niet 10 weergegeven) van elkaar zijn gelegen. De afmeting B van het balanceerelement 32 in een dwars op de basislijn 34 uitstrekkende richting is groter dan de afstand b, zodat door het balanceerelement 32 de kabeldelen 13 ter plaatse van het balanceerelement 32 uit elkaar worden gedrukt. Hierdoor liggen de kabeldelen 13 stevig aan tegen de kabelgeleidingen 33. De kabeldelen 13 zijn niet met het 15 balanceerelement 32 verbonden en kunnen vrijelijk ten opzichte van het balanceerelement 32 verplaatsen. Het balanceerelement 32 is verplaatsbaar in en tegengesteld aan een zich dwars op de basislijn 34 uitstrekkende door de pijl Po aangegeven richting. Deze richting is in hoofdzaak gelijk aan de zich dwars op de kabeldelen 13 uitstrekkende richtingen.

20 Indien de lengtes Li, L2 van beide kabeldelen 13 tussen het eerste uiteinde 16 en het tweede uiteinde 22 even lang zijn, dus Li=L2, dan zal op beide kabeldelen 13 een even grote trekkracht worden uitgeoefend. Doordat beide kabeldelen 13 ter plaatse van het balanceerelement 32 eenzelfde hoek a van meer dan o graden insluiten met de basislijn 34, zal de krachtcomponent van de trekkracht in een 25 dwars op de basislijn 34 uitstrekkende richting ook even groot zijn, waardoor het middelpunt M van het balanceerelement 32 op de basislijn 34 ligt en blijft liggen. Deze krachtcomponent vormt de kabelkracht. Deze situatie is weergegeven in figuur 3B.

9

Indien het balanceerelement 32 op een afstand van bijvoorbeeld 100 mm van het uiteinde 16 of 22 is gelegen en een breedte heeft van 30 mm, geldt de hoek a =8,5 graden.

In figuur 3A is een situatie weergegeven, waarbij de lengte Li van het linker 5 kabeldeel 13 groter is dan de lengte L2 van het rechter kabeldeel 13, dus Li>L2. Indien wordt uitgegaan van een basispositie waarbij het middelpunt M van het balanceerelement 32 zich op de basislijn 34 bevindt, dan wordt door het gewicht van het deurblad 4 op de kabeleenheid 12 een trekkracht uitgeoefend die enkel door het rechter kortere kabeldeel 13 wordt doorgeleid. Doordat in de basispositie, 10 beide kabeldelen 13 ter plaatse van het balanceerelement 32 eenzelfde hoek a van meer dan o graden insluiten met de basislijn 34, zal de kabelkracht van het rechter kortere kabeldeel 13 groter zijn dan van het linker langere kabeldeel 13, waardoor een resulterende kabelkracht in de richting van het linker langere kabeldeel 13 op het balanceerelement 32 wordt uitgeoefend. Door deze resulterende kabelkracht 15 wordt het balanceerelement 32 in de richting van het linker langere kabeldeel 13 verplaatst en wordt het tegen het balanceerelement 32 aanliggende linker langere kabeldeel 13 naar links geduwd. Hierdoor neemt de afstand aan de linkerzijde van het balanceerelement 32 tussen de uiteinden 16, 22 en over de kabelgeleiding 33 toe, terwijl de afstand aan de rechterzijde van het balanceerelement 32 tussen de 20 uiteinden 16, 22 en over de kabelgeleiding 33 van het balanceerelement 32 afneemt. Tegelijkertijd neemt de hoek a tussen het rechter kortere kabeldeel 13 en de basislijn 34 tot hoek j3 af, terwijl de hoek a tussen het linker langere kabeldeel 13 en de basislijn 34 tot hoek 7 toe neemt. De door het rechter kabeldeel 13 op het balanceerelement 32 uitgeoefende kabelkracht neemt hierdoor af, terwijl de door 25 het linker kabeldeel 13 op het balanceerelement 32 uitgeoefende kabelkracht toeneemt. Het naar links verplaatsen van het balanceerelement 32 gaat net zo lang door totdat een nieuw evenwicht is gevonden, waarbij 7 > j3 en de door beide kabeldelen 13 uitgeoefende kabel krachten in een dwars op de basislijn 34 uitstrekkende richting gelijk zijn.

10

De verplaatsing in de door pijl Pi aangegeven richting bedraagt gebruikelijk enkele mm.

Op eenzelfde wijze zal, indien de lengte Li van het linker kabeldeel 13 kleiner is dan de lengte L2 van het rechter kabeldeel 13, dus Ll<L2, het 5 balanceerelement 32 naar rechts worden verplaatst, totdat de hoek y die het linker kabeldeel 13 met de basislijn 34 insluit kleiner is dan de hoek j3 die het rechter kabeldeel 13 met de basislijn 34 insluit en er een nieuw evenwicht is gevonden, waarbij j3 > y en de door beide kabeldelen 13 uitgeoefende kabelkrachten in een dwars op de basislijn 34 uitstrekkende richting gelijk zijn. Dit is weergeven in 10 figuur 3C.

De figuren 4A en 4B tonen een tweede uitvoeringsvorm van een kabelspanningbalanceerinrichting 41 volgens de uitvinding, die is voorzien van een tussen twee kabeldelen 13 gelegen balanceerelement 42 dat aan weerszijden is voorzien van een kabelgeleiding 43. Het balanceerelement 42 omvat een 15 driehoekige basisplaat 44 die aan een zijde is voorzien van een doorgang 45, waarin een zwenkas (niet weergegeven) positioneerbaar is. De zwenkas kan ofwel met het deurblad 4 ofwel stationair met de vaste wereld zijn verbonden. Op afstand van de doorgang 45 is de basisplaat 44 voorzien van een T-vormig deel 46 dat aan weerszijden de kabelgel ei dingen 43 vormt. Door de aldus gevormde U-vormige 20 kabelgeleidingen 43 wordt een daarin gelegen kabeldeel 13 zeker langs het balanceerelement 42 geleid.

De werking van het balanceerelement 42 komt in grote lijnen overeen met het balanceerelement 32. Echter, in plaats van een translerende verplaatsing, zal het balanceerelement 42 bij een verschil in de door de kabeldelen 13 op het 25 balanceerelement 42 uitgeoefende kabelkrachten een roterende, zwenkende verplaatsing ondergaan in of tegengesteld aan de door pijl Pi aangeven richting. Door het zwenken zullen de kabelgeleidingen 43 niet alleen een verplaatsing dwars op de basislijn 34 ondergaan maar ook een verplaatsing evenwijdig aan de basislijn 34, waarbij de kabelgeleidingen 43 evenwijdig aan de basislijn 34 in tegengestelde 30 richtingen worden verplaatst. De verhouding van verplaatsing evenwijdig aan de 11 basislijn 34 ten opzichte van de verplaatsing dwars op de basislijn 34 wordt kleiner naar mate de straal R tussen de doorgang 45 en de kabelgeleidingen 43 groter is.

De figuren 5A en 5B tonen een derde uitvoeringsvorm van een kabel-spanningbalanceerinrichting 51 volgens de uitvinding, die is voorzien van een 5 tussen twee kabeldelen 13 gelegen balanceerelement 52 dat aan weerszijden is voorzien van een kabelgeleiding 53.

Het balanceerelement 52 is H-vormig, waarbij de U-vormige uiteinden van het balanceerelement 52 de kabelgeleidingen 53 vormen. Een tussen de kabelgeleidingen 53 gelegen brugdeel 54 van het balanceerelement 52 is voorzien 10 van een langwerpige sleuf 55 die zich dwars op de basislijn 34 uitstrekt. De kabelspanning-balanceerinrichting 51 omvat verder een in de sleuf 55 gelegen stift 56, waarlangs het balanceerelement 52 verplaatsbaar is in en tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven richting die dwars op de basislijn 34 uitstrekt. De stift 56 heeft bij voorkeur een met de sleuf 55 overeenkomende langwerpige vorm maar een 15 afmeting in een dwars op de basislijn 34 uitstrekkende richting die kleiner is. De werking van het balanceerelement 52 komt overeen met het balanceerelement 32. Indien de door de kabeldelen 13 op het balanceerelement 52 uitgeoefende kabelkrachten verschillend zijn, wordt door het balanceerelement 52 een translerende verplaatsing uitgevoerd.

20 Alhoewel in de figuren 4A en 4B alsook in de figuren 5A en 5B de kabeldelen 13 zich ter plaatse van het balanceerelement 42, 52 nagenoeg evenwijdig aan elkaar lijken uit te strekken, is in werkelijkheid de afstand tussen de kabelgeleidingen 43, 53 groter dan de gemiddelde afstand tussen de kabeldelen 13 zodat de kabeldelen 13 altijd onder kracht aanliggen tegen de kabelgeleidingen 43, 53.

25 Figuur 6 toont de toepassing van de kabelspanningbalanceerinrichting 51 in een deursysteem zoals getoond in figuur 1 en 2. De kabeldelen 13 zijn met het tweede uiteinde 22 verbonden met het stationair bevestigingselement 21. Op korte afstand daarvan is de stift 56 van de kabelspanningbalanceerinrichting 51 via een grondplaat 57 stationair met het profiel 28 verbonden. Bij verschil in kabelkrachten 12 zal het balanceerelement 52 ten opzichte van de stift 56 verplaatsen in of tegengesteld aan de door pijl P2 aangegeven richting.

Het is ook mogelijk om de kabelspanningbalanceerinrichtingen op het deurblad 4 te bevestigen.

5 Het is ook mogelijk om de as 17 van het geleidingswiel 3 van het onderste paneel 2 zowel te gebruiken voor de bevestiging van het eerste uiteinde van de kabeleenheid 12 als te gebruiken als zwenkas voor het balanceerelement 42. Hierbij kan de as 17 worden geoptimaliseerd voor de trekkracht in de kabeldelen 13 aangezien de door het balanceerelement 42 op de as 17 uitgeoefende krachten 10 relatief beperkt zijn. Het balanceerelement 42 kan worden geoptimaliseerd voor het compenseren van de lengteverschillen in de kabeldelen 13 en het compenseren van de trekkrachten in de kabeldelen. Bovendien is de montage relatief eenvoudig, eerst kunnen bijvoorbeeld de kabeldelen 13 met de as 17 worden verbonden, waarna het balanceerelement 42 over de as 17 wordt geschoven en de kabelgeleidingen 15 tussen de kabeldelen worden gepositioneerd.

Het is ook mogelijk dat de afstand tussen de kabelgeleidingen van het balanceerelement kleiner is dan de gemiddelde afstand tussen de kabeldelen van de kabeleenheid, waarbij de kabelgeleidingen naar elkaar toe zijn gericht. De door de kabeldelen op het balanceerelement uitgeoefende kabelkrachten zijn hierbij van 20 elkaar af gericht.

Claims (8)

1. Deursysteem (l) omvattende een deurblad (4) dat aan beide langszij den in geleidingsprofielen (5) verschuifbaar is gelagerd alsmede een contragewicht- 5 inrichting (11) die is voorzien van een kabeleenheid (12) die ten minste twee zich nagenoeg evenwijdig uitstrekkende kabeldelen (13) omvat, welke kabeleenheid (12) met een eerste uiteinde (16) met het verschuifbare deurblad (4) is verbonden, terwijl een tweede uiteinde (22) stationair is gelegen, waarbij tussen het eerste en tweede uiteinde (16, 22) de kabeleenheid (12) zich ten minste uitstrekt over een 10 verplaatsbare katrol (20), welke contragewichtinrichting (11) verder is voorzien van een op de verplaatsbare katrol (20) aangrijpende veereenheid (14) alsmede een met de kabeleenheid (12) samenwerkende kabelspanningbalanceerinrichting (31, 41, 51) voor het op nagenoeg gelijke wijze belasten van de kabeldelen (13), met het kenmerk, dat de kabelspanningbalanceerinrichting (31, 41, 51) is voorzien van een 15 tussen twee kabeldelen (13) gelegen balanceerelement (32, 42, 52) dat aan weerszijden is voorzien van een kabelgeleiding (33, 43, 53), waarbij tegen elke kabelgeleiding (33, 43, 53) een kabel deel (13) aan is gelegen, welk balanceerelement (32, 42, 52) onder invloed van door de kabeldelen (13) op het balanceerelement (32, 42, 52) uitgeoefende kabelkrachten ten minste verplaatsbaar is in een zich in 20 hoofdzaak dwars op de lengterichting van de kabeldelen (13) uitstrekkende richting.

2. Deursysteem (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand (B) tussen de kabelgeleidingen (33, 43, 53) van het balanceerelement (32, 42, 52) groter 25 is dan de gemiddelde afstand tussen de kabeldelen (13) van de kabeleenheid (12).

3. Deursysteem (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kabelgeleidingen (33, 43, 53) van het balanceerelement (32, 42, 52) nabij het eerste of tweede uiteinde (22) van de kabeleenheid (12) zijn gelegen, waarbij het balanceerelement (32, 42, 52) respectievelijk is gekoppeld met het deurblad (4) of met het geleidingsprofiel (5).

4. Deursysteem (l) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het 5 balanceerelement (32, 52) transleerbaar is in de zich in hoofdzaak dwars op de lengterichting van de kabel delen (13) uitstrekkende richting.

5. Deursysteem (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het balanceerelement (42) zwenkbaar is om een tussen de kabeldelen (13) gelegen 10 zwenkas (45), welke zwenkas in de lengterichting van de kabeldelen (13) gezien op afstand (R) is gelegen van de kabelgeleidingen (43).

6. Deursysteem (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het eerste of tweede uiteinde (22) van de kabeleenheid (12) is verbonden met een as (17) die 15 coaxiaal is gelegen aan de zwenkas van het balanceerelement (32, 42, 52).

7. Deursysteem (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dat het deursysteem (1) aan beide langszijden van het deurblad (4) is voorzien van een contragewichtinrichting (11). 20

8. Kabelspanningbalanceerinrichting (31, 41, 51) geschikt voor een Deursysteem (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kabelspanningbalanceerinrichting (31, 41, 51) is voorzien van een tussen twee kabeldelen (13) positioneerbaar balanceerelement (32, 42, 52) dat aan weerszijden is 25 voorzien van een kabelgeleiding (33, 43, 53), waarbij tegen elke kabelgeleiding (33, 43, 53) een kabeldeel (13) aan te leggen is, welk balanceerelement (32, 42, 52) onder invloed van door de kabeldelen (13) op het balanceerelement (32, 42, 52) uit te oefenen kabelkrachten ten minste verplaatsbaar is in een zich in hoofdzaak dwars op de lengterichting van de kabeldelen (13) uitstrekkende richting. 30