NL2007806C2 - Tuinbouwkas. - Google Patents

Description

NLP190220

Tuinbouwkas

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een tuinbouwkas met een dakconstructie. Bij bekende tuinbouwkassen wordt de 5 dakconstructie gedragen door een of meer draagtralies, die ondersteund worden door een of meer rijen draagpoten. Een draagtralie bestaat gewoonlijk uit een hogergeplaatste horizontale bovenligger en een lagergeplaatste horizontale onderligger die met elkaar verbonden zijn door middel van 10 diagonalen om de benodigde stijfheid te verkrijgen. De diagonalen zijn aan de uiteinden ervan gebogen, zodat de gebogen uiteinden horizontaal en parallel met de liggers aangebracht kunnen worden en door middel van een las bevestigd kunnen worden aan de liggers. Teneinde de lengte 15 van de las te vergroten en daarmee de verbinding te versterken wordt vaak gebruik gemaakt van verstevigingsstrippen die loodrecht en verticaal op de ligger staan en die zowel aan de diagonaal als de ligger worden vastgelast.

20 Een nadeel van de bovengenoemde constructie is dat de diagonalen door het buigen minder sterk worden. De kans op een zogenaamde brosse breuk in de diagonalen neemt hiermee toe. Bij een breuk van een diagonaal kan een draagtralie plotseling bezwijken bij een geringe belasting.

2

Doel van de uitvinding is een tuinbouwkas te voorzien met een draagtralie die bestand is tegen brosse breuk in de diagonalen.

5

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding verschaft een tuinbouwkas omvattende een dakconstructie, ten minste één horizontale draagtralie 10 voor het ondersteunen van de dakconstructie en draagpoten die ten minste een gedeelte van de draagtralie ondersteunen, waarbij de draagtralie een bovenligger en een onderligger omvat die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en die onderling zijn verbonden met meerdere diagonalen, waarbij 15 een eerste diagonaal en een tegengesteld gerichte tweede diagonaal bij de bovenligger of bij de onderligger samenkomen bij een bevestigingsdeel dat is verbonden met de bovenligger of onderligger, waarbij het bevestigingsdeel een eerste buitenvlak in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn 20 van de eerste diagonaal en een tweede buitenvlak in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn van de tweede diagonaal omvat, waarbij de eerste diagonaal aan het eerste buitenvlak is vastgelast en de tweede diagonaal aan het tweede buitenvlak is vastgelast, waarbij de diagonalen over de 25 lengte van de lassen en daartussen recht zijn.

De eerste diagonaal en de tweede diagonaal zijn over de lengte van de eindlassen en daartussen recht, waarbij het bevestigingsdeel de verbinding tussen deze diagonalen en de onderligger of bovenligger vormt. Met 30 andere woorden, de diagonalen worden ongebogen bevestigd aan de bovenligger en de onderligger, waardoor er geen buigverzwakking aanwezig is die kan leiden tot een brosse breuk. De draagtralie volgens de uitvinding is daarom goed bestand tegen brosse breuk.

35 In een uitvoeringsvorm omvat het bevestigingsdeel een eerste eindrand langs het eerste buitenvlak en een tweede eindrand langs het tweede buitenvlak, waarbij het 3 bevestigingsdeel langs de eerste eindrand en de tweede eindrand is vastgelast aan de onderligger of bovenligger. De trekkrachten en drukkrachten worden hierbij vanuit de diagonalen en het bevestigingsdeel over de eindranden 5 doorgeleid naar de bovenligger en onderligger, waardoor de spanningen in het overgangsgebied, namelijk over de las, ruim onder de bezwijkspanningen van het materiaal blijven.

In een uitvoeringsvorm daarvan bezitten de bovenligger een recht ondervlak en de onderligger een recht 10 bovenvlak die naar elkaar zijn gekeerd, waarbij het bevestigingsdeel met de eerste eindrand en tweede eindrand evenwijdig aan het ondervlak of bovenvlak aan dat ondervlak of bovenvlak is vastgelast. De eindranden vormen een lijncontact waarlangs de las eenvoudig kan worden aangelegd. 15 In een uitvoeringsvorm zijn de eerste eindrand en tweede eindrand dwars op de lengterichting van de bovenligger of onderligger gericht, waardoor voornoemde krachten over de breedte van de bovenligger of onderligger kunnen worden overgedragen.

20 In een uitvoeringsvorm kruisen de eerste diagonaal en de tweede diagonaal elkaar aan de van de bovenligger of onderligger afgekeerde zijde van het bevestigingsdeel.

In een symmetrisch opgebouwde uitvoeringsvorm strekken de eerste diagonaal en de tweede diagonaal zich aan 25 de tegengestelde zijden van een denkbeeldig middenlangsvlak van de draagtralie uit.

In een productietechnisch gunstige uitvoeringsvorm is het bevestigingsdeel een recht prismatisch hoekprofiel met twee dwars op elkaar gerichte benen. Het hoekprofiel kan 30 van een lange hoeklijst worden afgezaagd.

In een uitvoeringsvorm staan de hartlijn van de diagonalen onder een hoek van 40-60 graden, bij voorkeur ongeveer 45 graden ten opzichte van de hartlijnen van de bovenligger en onderligger. Eventuele hoekverschillen tussen 35 de buitenvlakken en de daarlangs gelegen eindgedeelten van de diagonalen kunnen daarbij worden opgevangen deze op te vullen met de lassen.

4

In een uitvoeringsvorm zijn de diagonalen staafvormig, bij voorkeur met een ronde doorsnede.

In een uitvoeringsvorm is de draagtralie vervaardigd van staal.

5 In een uitvoeringsvorm daarvan is de draagtralie voorzien van een uitwendige zinklaag.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar 10 mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

15

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 20 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een isometrisch aanzicht van een tuinbouwkas met draagtralies volgens de uitvinding;

Figuur 2 de voorste draagtralie van de tuinbouwkas 25 volgens figuur 1;

Figuren 3A-3C twee isometrische aanzichten en een recht aanzicht van een detail van de draagtralie zoals aangegeven met de cirkel IIIA-C in figuur 2; en

Figuren 4A en 4B twee isometrische aanzichten van 30 een detail van de draagtralie zoals aangegeven met de cirkel IVA-C in figuur 2.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De tuinbouwkas 1 volgens de uitvinding zoals weergegeven in figuur 1 is van het Venlo type, en omvat een 35 5 aantal op afstand van elkaar opgestelde, identieke vakwerk-poten 2a-2f die in de lengterichting van de tuinbouwkas 1 gerichte rijen zijn opgesteld. De vakwerkpoten 2a-2f zijn met identieke, zich horizontaal uitstrekkende draagtralies 5 3a-3f verbonden voor het vormen van een draagconstructie voor het dak 4.

Figuur 2 toont de voorste draagtralie 3f in meer detail. De draagtralie 3f omvat een rechte bovenligger 21 en een rechte onderligger 22 in de vorm van holle, rechthoekige 10 kokers die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken. De draagtralie 3f omvat twee dwars daarop gerichte bevestigingsplaten 23, 25 waarmee de uiteinden van de bovenligger 21 en onderligger 22 zijn verbonden, een middenkoker 24 die de middens van de bovenligger 21 en de 15 onderligger 22 met elkaar verbindt, en meerdere eerste rechte diagonaalstaven 26 en tegengesteld daarop gerichte tweede rechte diagonaalstaven 27 die aan de uiteinden op nader toegelichte wijze door middel van eerste hoekprofielen 31 en tweede hoekprof ielen 51 zijn verbonden met de 20 bovenligger 21 respectievelijk onderligger 22. De eerste diagonaalstaven 26 en de tweede diagonaalstaven 27 zijn in doorsnede rond en massief. Alternatief zijn deze rond buisvormig. De diagonaalstaven 26, 27 kunnen verschillende diktes bezitten, hetgeen afhankelijk is van de grootte van 25 de trekbelasting of drukbelasting, en dus van de plaats van de diagonaalstaven 26, 27 in de draagtralie 3f.

De componenten van de draagtralie 3f zijn vervaardigd van staal, waarbij de draagtralie 3f na het onderling verbinden van de componenten is voorzien van een 30 beschermende zinklaag door middel van galvanisatie.

Figuren 3A-3C tonen een gedeelte van de bovenligger 21 en van de eerste diagonaalstaaf 26 en de tweede diagonaalstaaf 27 die samenkomen bij één van de eerste hoekprofielen 31. Het eerste hoekprofiel 31 omvat een 35 recht eerste been 32 en een recht tweede been 33 die dwars op elkaar staan en die in elkaar overgaan via een rechte hoekrand 38. Het eerste been 32 bezit een rechte eerste 6 eindrand 36 en het tweede been 33 bezit een rechte tweede eindrand 37 die zich evenwijdig aan elkaar en bij voorkeur in aanliggend contact met het naar de onderligger 22 gekeerde rechte ondervlak 28 van de bovenligger 21 5 uitstrekken.

Het eerste hoekprofiel 31 bezit een recht eerste buitenvlak 34 en een recht tweede buitenvlak 35. De eerste diagonaalstaaf 26 en de tweede diagonaalstaaf 27 strekken zich met de hartlijn S evenwijdig aan het raakvlak R van het 10 dichtstbijzijnde buitenvlak 34, 35 uit en zijn bij voorkeur in aanliggend contact met dat buitenvlak 34, 35. De eerste diagonaalstaven 26 bevinden zich daarbij ten opzichte van de tweede diagonaalstaven 27 aan tegengestelde zijden van een denkbeeldig verticaal middenvlak van de draagtralie 3f, en 15 zijn daarbij op het kruispunt boven de hoekrand 38 in aanliggend puntcontact met elkaar.

Het eindgedeelte van de eerste diagonaalstaaf 26 is over de volle breedte van het eerste buitenvlak 34 middels twee evenwijdige eerste lassen 42 aan weerszijden 20 vastgelast aan het eerste hoekprofiel 31, en het eindgedeelte van de tweede diagonaalstaaf 27 is over de volle breedte van het tweede buitenvlak 35 middels twee evenwijdige tweede lassen 43 aan weerszijden vastgelast aan het eerste hoekprofiel 41. Het eerste hoekprofiel 41 is over 25 de volle lengte van de eerste eindrand 36 en de tweede eindrand 37 middels een derde las 40 respectievelijk vierde las 41 vastgelast aan de bovenligger 21.

Figuur 3C toont de geometrisch relevante aspecten van de draagtralie 3f. De hartlijn S van de diagnaalstaven 30 26, 27 staat onder een hoek A van 40-60 graden ten opzichte

van de hartlijn T van de onderligger 21 en onderligger 22. De benen 32, 33 van het hoekprofiel staan onder een hoek B

van 90 graden. De hartlijn S van de diagonaalstaven 26, 27 staat evenwijdig aan de raaklijn R van het buitenvlak 34, 35 35 waarlangs deze aanligt, met een tolerantie van plus of minus 5 graden. De diagonaalstaven 26, 27 zijn over de volle lengte recht. Met andere woorden, de uiteinden worden niet 7 gebogen om deze aan te passen aan de aansluiting. De diagonaalstaven 26, 27 zijn in lijncontact met het betreffende buitenvlak 34, 35. Bij eventuele hoekverschillen tussen de raaklijn R en de hartlijn S is er geen sprake van 5 een zuiver lijncontact maar wordt de tussenruimte opgevuld middels de eerste lassen 42 en de tweede lassen 43.

Figuren 4A en 4B tonen een gedeelte van de onderligger 22 en van de eerste diagonaalstaaf 2 6 en de tweede diagonaalstaaf 27 die samenkomen bij een van de 10 tweede hoekprofielen 51. De diagonaalstaven 26, 27, het tweede hoekprofiel 51 en de onderligger 22 zijn op dezelfde wijze als hierboven beschreven onderling vastgelast.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 15 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (12)

1. Tuinbouwkas omvattende een dakconstructie, ten minste één horizontale draagtralie voor het ondersteunen van de dakconstructie en draagpoten die ten minste een gedeelte van de draagtralie ondersteunen, waarbij de draagtralie een 5 bovenligger en een onderligger omvat die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en die onderling zijn verbonden met meerdere diagonalen, waarbij een eerste diagonaal en een tegengesteld gerichte tweede diagonaal bij de bovenligger of bij de onderligger samenkomen bij een bevestigingsdeel dat 10 is verbonden met de bovenligger of onderligger, waarbij het bevestigingsdeel een eerste buitenvlak in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn van de eerste diagonaal en een tweede buitenvlak in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn van de tweede diagonaal omvat, waarbij de eerste diagonaal 15 aan het eerste buitenvlak is vastgelast en de tweede diagonaal aan het tweede buitenvlak is vastgelast, waarbij de diagonalen over de lengte van de lassen en daartussen recht zijn.

2. Tuinbouwkas volgens conclusie 1, waarbij het 20 bevestigingsdeel een eerste eindrand langs het eerste buitenvlak en een tweede eindrand langs het tweede buitenvlak omvat, waarbij het bevestigingsdeel langs de eerste eindrand en de tweede eindrand is vastgelast aan de onderligger of bovenligger.

3. Tuinbouwkas volgens conclusie 2, waarbij de bovenligger een recht ondervlak en de onderligger een recht bovenvlak bezitten die naar elkaar zijn gekeerd, waarbij het bevestigingsdeel met de eerste eindrand en tweede eindrand evenwijdig aan het ondervlak of bovenvlak aan dat ondervlak 30 of bovenvlak is vastgelast.

4. Tuinbouwkas volgens conclusie 2 of 3, waarbij de eerste eindrand en tweede eindrand dwars op de lengterichting van de bovenligger of onderligger zijn gericht.

5. Tuinbouwkas volgens een der voorgaande 5 conclusies, waarbij de eerste diagonaal en de tweede diagonaal elkaar aan de van de bovenligger of onderligger afgekeerde zijde van het bevestigingsdeel kruisen.

6. Tuinbouwkas volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste diagonaal en de tweede 10 diagonaal zich aan de tegengestelde zijden van een denkbeeldig middenlangsvlak van de draagtralie uitstrekken.

7. Tuinbouwkas volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingsdeel een recht prismatisch hoekprofiel met twee dwars op elkaar gerichte 15 benen is.

8. Tuinbouwkas volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de hartlijn van de diagonalen onder een hoek van 40-60 graden, bij voorkeur ongeveer 45 graden staan ten opzichte van de hartlijnen van de bovenligger en 20 onderligger.

9. Tuinbouwkas volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de diagonalen staafvormig zijn, bij voorkeur met een ronde doorsnede.

10. Tuinbouwkas volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij de draagtralie is vervaardigd van staal.

11. Tuinbouwkas volgens conclusie 10, waarbij de draagtralie is voorzien van een uitwendige zinklaag.

12. Tuinbouwkas voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de 30 bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/HZ