NL2006917C2 - Afdichtsysteem voor plaatsing onder de vloer van een stal op een mestopvang. - Google Patents

Description

- 1 -

AFDICHTSYSTEEM VOOR PLAATSING ONDER DE VLOER VAN EEN STAL OP EEN MESTOPVANG

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 afdichtsysteem voor onder de vloer van een dierenverblijf, omvattende vloerdelen die onderling zijn gescheiden door ten minste een spleet die tussen zijwanden van de vloerdelen zit en via welke mest in een kelder valt, waarbij de bovenkant van een scheef in de spleet hangende 10 en uit elastisch materiaal vervaardigde afdichting in een opening van de ene zijwand is bevestigd wiens onderkant op een uitstekende rand van de tegenoverliggende zijwand rust.

De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op 15 een vloer voorzien van een dergelijk afdichtsysteem.

Het hierboven vermelde afdichtsysteem is bekend uit DE-202010004325 UI. Daarin wordt de bovenkant van de afdichting door middel van bevestigingsmiddelen in de 20 betreffende zijwand bevestigd. Het geopperde probleem van de toegankelijkheid van deze bevestigingsmiddelen wordt bijvoorbeeld opgelost door in de richting van de bevestigingsmiddelen lopende kanalen in de vloerdelen aan te brengen, door vanaf de bovenzijde lopende moervormige 25 uitsparingen aan te brengen of door het naar boven toe laten neigen van het oplegvlak voor de afdichting die in een driehoekvormig inspringend deel is aangebracht.

Nadeel van die oplossingen is dat deze constructief 30 en vervaardigingstechnisch verschillend zijn en aanzienlijke aanpassingen vergen, wat tot substantiële kostprijsverhogingen aanleiding geeft.

Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen 35 van een meer universeel toepasbaar afdichtsysteem dat beter - 2 - toegankelijk is en de bovenstaande problemen niet althans niet in die mate heeft.

Daartoe heeft het afdichtsysteem overeenkomstig de 5 uitvinding het kenmerk dat de bovenkant van de afdichting van een uit hetzelfde materiaal vervaardigde aangevormde verdikking is voorzien die losneembaar in de als langsopening uitgevoerde opening klemt.

10 Voordeel van het afdichtsysteem volgens de uitvinding is dat de uit hetzelfde elastische materiaal als de afdichting en dus tegelijkertijd vervaardigde aangevormde verdikking handmatige losneembaarheid, zonder hulpmiddelen, mogelijk maakt. Desgewenst is de losneembaar aanbrengbare 15 afdichting eenvoudig te vervangen en hoeven er ook geen speciale maatregelen in de betreffende vloerdelen te worden genomen om de verdikking in de langsopening te klemmen of deze daaruit los te nemen. De ter plaatse van de aldus gerealiseerde afdichting bereikte gewenste mate van 20 stankafsluiting is door de inklemming in de vorm van een al het ware continue afdichting beter gegarandeerd. Hier kunnen verder ook geen bestanddelen van de fecaliën in achterblijven, en deze wordt daardoor niet, ook niet op den duur, aangetast omdat deze bijvoorbeeld niet kan roesten of 25 kan afbrokkelen en ook geen onderhoud vergende draaibare delen heeft.

Een uitvoeringsvorm van het afdichtsysteem heeft overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de ene zijwand 30 een inspringend deel heeft waarin de langsopening is aangebracht, al of niet gecombineerd met het kenmerk dat de tegenoverliggende zijwand een ter hoogte van het inspringende deel gelegen inspringend verder deel heeft.

Voordeel is dat ter plaatse desgewenst op 35 verschillende manieren wat extra ruimte kan worden - 3 - gecreëerd om via de spleet handmatig de afdichting eenvoudig los te nemen en te vervangen.

Verdere gedetailleerde mogelijke uitvoeringsvormen 5 die in de overige conclusies zijn uiteen gezet, zijn samen met de daarbij behorende voordelen in de navolgende beschrijving vermeld.

Thans zal de afdichting volgens de onderhavige 10 uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de onderstaande figuren, waarin overeenkomstige onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers zijn voorzien. Daarbij toont:

Figuur 1 een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de afdichting met vloerplaten volgens de uitvinding; 15 Figuur 2 een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de vloerplaat van figuur 1; en

Figuur 3 een detail van het reliëf van de vloerplaat uit figuur 2.

20 Figuur 1 toont een afdichtsysteem 1 dat kan worden toegepast in een dierenverblijf of stal, met name onder de vloer, in het bijzonder boven op een kelder of mestopvang K. Het systeem 1 omvat veelal in lengterichting lopende vloerdelen die algemeen zijn aangeduid met 25 verwijzingscijfer 2, waaroverheen een hierna verder toe te lichten vloerplaat 3 ligt waarvan het bovenoppervlak 4 hier vlak is. De daarop lopende mensen en dieren glijden daarop dan niet zo gemakkelijk weg.

De vloerdelen 2-1, 2-2 zijn onderling gescheiden door 30 ten minste één spleet 5 die tussen geprofileerde zijwanden 6-1 en 6-2 van de naburige vloerdelen inzit. Tussen de spleet 5 valt van de vloerplaat 3 geveegde vast fractie van de fecaliën van de dieren of in het algemeen organische substantie zoals vaste mest in de onderliggende kelder K.

35 In de spleet 5 is een flexibele klep of afdichting 7 - 4 - aangebracht die gassen, dampen en stank uit de kelder K belet om via de spleet 5 naar buiten te komen. Daartoe is de bovenkant 8 van de afdichting 7 die een scheef in de spleet 5 hangt en uit elastisch materiaal is vervaardigd, 5 in een opening 9 van de zijwand 6-1 bevestigd. De onderkant 10 van de afdichting 7 rust op een uitstekende in lengterichting lopende rand 11 die op de tegenoverliggende zijwand 6-2 zit.

De bovenkant 8 van de afdichting 7 heeft een 10 aangevormde uit hetzelfde elastische materiaal vervaardigde en zich ook in lengterichting uitstrekkende verdikking 12 die losneembaar in de dienovereenkomstig passende opening 9 klemt. De verdikking 12 heeft evenals de praktisch continu in langsrichting doorlopende langsopening 9 bij voorkeur 15 een cirkelvormige dwarsdoorsnede. De doorlopende afdichting 7 sluit aan de bovenkant 8 continu en volledig af.

In fig. 1 is verder een uitvoering weergegeven die in de ene zijwand 6-1 een schouder of inspringend deel 13 heeft waarin de langsopening 9 is aangebracht. Hierdoor 20 ontstaat ruimte voor vaste fractie die tot daar is gevallen om onder alle omstandigheden onbelemmerd verder naar beneden, via de spleet 5 en de afdichting 7 naar de kelder K, te vallen.

Bij voorkeur heeft de tegenover de zijwand 6-1 25 liggende zijwand 6-2 ter hoogte van het inspringende deel 13 een inspringend verder deel 14. In die zin dat opnieuw verbredende ruimte wordt gegeven aan naar de kelder K vallende fractie. Tevens ontstaat door elk van de hiervoor vermelde beide wijzen van ruimte geven een betere toegang 30 tot de elastisch losneembare afdichting 7 om met name tot een handmatig losnemen van de afdichting 7 te komen, ter handmatige vervanging door een andere in de opening 9 te klemmen afdichting 7.

Zoals fig. 1 toont vormt het inspringende verdere 35 deel 14 een holte in de vorm van een trapezium. Het als het - 5 - ware op één zijde staande trapezium heeft een onderste naar beneden toe doorlopende schuine zijde 15 die ten opzichte van een schuine zijde 16 op zijwand 6-1 wijkt en opnieuw ruimte geeft. De uitstekende rand 11 zit op de schuine 5 zijde 15 van het trapezium en wel op afstand boven de naar de kelder K gekeerde hier vlakke onderzijde 17 van het betreffende vloerdeel 2.

Fig. 2 toont het reliëf van de hiervoor vermelde vloerplaat 3 die een vlak loopoppervlak heeft dat gevormd 10 wordt door ruitvormige en op gelijke niveaus liggende vlakke bovenzijden van dammen 18.

Fig. 3 toont dit reliëf in detail. De dammen 18 zijn onderling gescheiden door van links naar rechts in deze figuur in drie pijlrichtingen onder afschot naar de randen 15 van de vloerplaat 3 lopende afvoerkanalen 19 en 20 beide voor de afvoer van vloeibare substanties, c.q. fecaliën.

In fig. 1 is het afschot in naburige door de spleet 5 van elkaar gescheiden vloerplaten 3 door middel van tegengesteld gerichte pijlen weergegeven. Er zijn bredere, 20 wat diepere kanalen 19 en smallere, wat ondiepere kanalen 20. De vlakke bovenoppervlakken van de dammen 18 worden in fig. 3 in groepjes van vier doorsneden door de kanalen 20, terwijl in dit patroon naburige groepjes dammen 18 worden doorsneden door kanalen 19. De dammen 18 en de kanalen 19, 25 20 hebben van boven af gezien een visgraat motief. Mens en dier staan stabiel op het aldus gevormde vlakke boven- of loopoppervlak dat gevormd wordt door de vlakke bovenzijden van de dammen 18, terwijl de vloeibare fractie door de kanalen 19 kan weglopen naar een niet getoond reservoir. De 30 vast fractie wordt regelmatig van het bovenoppervlak 4 afgeveegd en verdwijnt via de smalle spleet 5 en de normaal gesloten, maar zich onder druk van de fecaliën automatisch openende elastische afdichting 7, in de kelder K. De spleet 5 is echter zo breed dat de poten van de dieren daar niet 35 in weg zakken, maar de vaste fractie wel.

Claims (11)

1. Afdichtsysteem voor onder de vloer van een dierenverblijf, omvattende vloerdelen die onderling zijn 5 gescheiden door ten minste een spleet die tussen zijwanden van de vloerdelen zit en via welke mest in een kelder valt, waarbij de bovenkant van een scheef in de spleet hangende en uit elastisch materiaal vervaardigde afdichting in een opening van de ene zijwand is bevestigd en diens onderkant 10 op een uitstekende rand van de tegenoverliggende zijwand rust, met het kenmerk dat de bovenkant van de afdichting van een uit hetzelfde materiaal vervaardigde aangevormde verdikking is voorzien die losneembaar in de als langsopening uitgevoerde opening klemt. 15

2. Afdichtsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de langsopening een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft.

3. Afdichtsysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de ene zijwand een inspringend deel heeft waarin de langsopening is aangebracht.

4. Afdichtsysteem volgens conclusie 3, met het 25 kenmerk dat de tegenoverliggende zijwand een ter hoogte van het inspringende deel gelegen inspringend verder deel heeft.

5. Afdichtsysteem volgens conclusie 4, met het 30 kenmerk dat het inspringende verdere deel een holte in de vorm van een trapezium heeft.

6. Afdichtsysteem volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het inspringende deel en het trapezium elk naar 35 de kelder toe lopende wijkende schuine zijden hebben. - 7 -

7. Afdichtsysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de uitstekende rand op de schuine zijde van het trapezium zit. 5

8. Afdichtsysteem volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk dat de uitstekende rand op afstand boven de naar de kelder gekeerde onderzijde van het betreffende vloerdeel zit. 10

9. Afdichtsysteem volgens conclusie 8, met het kenmerk dat tussen de uitstekende rand en de voornoemde onderzijde een schuine zijde zit die naar beneden toe wijkt ten opzichte van de schuine zijde van het tegenoverliggende 15 vloerdeel.

10. Vloer voor een dierenverblijf omvattende een afdichtsysteem volgens een van de conclusies 1-9, op wiens vloerdelen een vloerplaat ligt die een loopoppervlak heeft 20 dat gevormd wordt door ruitvormige vlakke en op gelijke niveaus liggende bovenzijden van dammen die onderling zijn gescheiden door onder afschot naar randen van de vloerplaat toe lopende afvoerkanalen voor vloeibare fecaliën.

11. Vloer volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de dammen en kanalen het vlakke loopoppervlak van de vloerplaat van boven af gezien een visgraat motief geven.