NL2006916C2 - Inrichting voor het verkleinen van papier, in het bijzonder van waardepapier zoals bankbiljetten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het verkleinen van papier, in het bijzonder van waardepapier zoals bankbiljetten.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verkleinen van papier, volgens de aanhef van conclusie 1. De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het verkleinen van papier met een dergelijke inrichting.

Een dergelijke inrichting en werkwijze zijn bekend, bijvoorbeeld uit EP 0622120 B1. De bekende inrichting omvat een kastvormig gestel. In het 10 binnenste daarvan is een verkleiningseenheid geplaatst. Op het kastvormig gestel is een transporteur geplaatst. De transporteur is rondom omgeven door een afsluitbare kast. De kast omvat een toevoeropening die afsluitbaar is met een klep. Via de toevoeropening kan te verkleinen papier, en in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, op de transporteur geplaatst worden. Het papier wordt daarbij vaak in 15 relatief grote bundels op de transporteur geplaatst. De transporteur vervoert vervolgens het te verkleinen papier naar een afvoereinde van de transporteur, dat boven een opening in het kastvormig gestel geplaatst is, recht boven de verkleiningseenheid. Het papier valt vervolgens in de verkleiningseenheid, alwaar het in kleine stukken gesneden en/of vermalen wordt.

20 Bij het beladen van de transporteur met het te verkleinen papier kan stofvorming optreden. Deze stofvorming is ongewenst, aangezien het stof van negatieve invloed kan zijn op de gezondheid van een gebruiker die de inrichting belaadt met het te verkleinen papier. Het stof kan bij langdurige blootstelling aanleiding geven tot gezondheidsklachten bij de gebruiker. Maar ook kan een 25 kortstondige blootstelling gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld doordat het stof ziekteverwekkende deeltjes, zoals bijvoorbeeld gifstoffen, virussen, en/of bacteriën bevat.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde inrichting voor het verkleinen van papier, in het bijzonder van waardepapier zoals 30 bankbiljetten, te verschaffen, waarbij zowel langdurige blootstelling als kortstondige blootstelling aan stof vermeden wordt.

Daartoe voorziet de uitvinding in een inrichting van bovengenoemde soort voor het verkleinen van papier, in het bijzonder van waardepapier zoals 2 bankbiljetten, waarbij de inrichting gekenmerkt is door het kenmerkende deel van conclusie 1. De inrichting volgens de uitvinding omvat een verkleiningseenheid voor het verkleinen van papier, in het bijzonder van waardepapier. De verkleiningseenheid kan bijvoorbeeld een machine met snijmessen zijn. De inrichting omvat tevens een in 5 hoofdzaak door een afsluitbare kast omsloten transporteenheid met een transporteur, bijvoorbeeld in de vorm van een transportband. De inrichting is voorzien van een afzuigeenheid. De afzuigeenheid omvat een ter plaatse van de toevoeropening geplaatst zuigmondelement voor het afzuigen van lucht. Het beladen van de transporteur met het te vernietigen papier vindt plaats via de toevoeropening. 10 Ter plaatse van de toevoeropening zal het te vernietigen papier in contact komen met de transporteur, waardoor stof uit het te vernietigen papier vrij kan komen. Door het zuigmondelement nabij en ter plaatse van de toevoeropening te plaatsen, wordt het stof direct bij de bron afgezogen. Het stof kan de gebruiker niet meer bereiken, waardoor zowel kortstondige als langdurige blootstelling aan het stof voorkomen 15 wordt. Daarmee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

Opgemerkt wordt dat het algemeen bekend is om in ruimtes lucht af te zuigen, bijvoorbeeld met het doel om stof af te zuigen. Een dergelijke luchtafzuiging volstaat echter niet om zowel langdurige als kortstondige blootstelling aan stof dat vrijkomt bij het beladen van de inrichting met te verkleinen papier te 20 voorkomen. De bekende luchtafzuiging maakt bijvoorbeeld onderdeel uit van een airconditioner, en heeft een aan het plafond van de ruimte bevestigde afzuiger. Een dergelijke afzuiger is ingesteld op een relatief lage luchtcirculatie, en is daardoor niet in staat om de relatief grote hoeveelheden vrijgekomen stof, die zich op grote afstand bevinden, te verwerken. Daarnaast zal het afgezogen stof bij het bewegen vanaf de 25 inrichting naar het plafond de gebruiker kunnen passeren, waardoor deze blootgesteld wordt aan het stof. Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bestaan deze nadelen niet.

In de onderhavige aanvrage wordt met waardepapier bedoeld: alle documenten die voor een gebruiker van waarde (kunnen) zijn, bijvoorbeeld omdat er 30 een nominale waarde aan verbonden is (bijvoorbeeld bij bankbiljetten), of omdat ze vertrouwelijk zijn (documenten met geheime informatie), of omdat de gebruiker niet meer wil dat deze door derden gebruikt worden (verlopen rijbewijzen en/of credit cards). Daarbij is het materiaal van minder belang, dat wil zeggen dat het materiaal 3 niet beperkt is tot papier, maar dat het materiaal van het waardepapier ook anders kan zijn.

Om de verspreiding van stof buiten de kast verder tegen te gaan, heeft het de voorkeur wanneer het zuigmondelement rechtstreeks uitmondt op het 5 inwendig volume van de kast.

Om een zelfwerkende inrichting te verkrijgen, is in een uitvoeringsvorm de afzuigeenheid geïntegreerd met de inrichting. De afzuigeenheid kan integraal onderdeel vormen van de inrichting, en daarmee verbonden zijn. Dit staat toe dat op eenvoudige wijze de afzuigeenheid tegelijkertijd met de gehele 10 inrichting in werking gesteld wordt. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat de afzuigeenheid onnodig energie verbruikt.

In een uitvoering is het zuigmondelement, althans in een geopende toestand van het afsluitelement, tussen de transporteur en het afsluitelement geplaatst is. Dit is een bijzonder geschikte plaats voor het zuigmondelement, 15 aangezien op die positie de directe stofafzuiging bij de bron het meest effectief is. Een verdere vergroting van de effectiviteit wordt verkregen wanneer het zuigmondelement dichter bij het afsluitelement geplaatst is, dan bij de transporteur.

Het heeft daarbij de voorkeur dat het zuigmondelement boven een draagvlak van de transporteur geplaatst is, waarbij de loodrechte afstand tussen het 20 draagvlak van de transporteur en het zuigmondelement gelegen is tussen 15 cm en 90 cm, bij voorkeur tussen 30 cm en 60 cm. Deze afstanden zorgen voor een goede afzuiging, dicht bij de bron. Bij voorkeur is het gedeelte onder de ondergrens van de afstanden vrij van enig (aanvullend) zuigmondelement. Dit levert een beladingshoogte op van respectievelijk ongeveer 15 cm en ongeveer 30 cm.

25 De directe afzuiging bij de bron wordt verder vergemakkelijkt wanneer de kast ten minste ter plaatse van het aanvoereinde aan diens langszijde een opstaande zijwand heeft die het zuigmondelement omvat.

In een uitvoeringsvorm, omvat de verkleiningseenheid een ventilatoreenheid, waarbij de ventilatoreenheid via een afzuigleiding verbonden is 30 met het zuigmondelement. De ventilatoreenheid werkt op deze manier voor zowel de verkleiningseenheid voor het aanzuigen van reeds verkleind papier, als voor de afzuigeenheid voor het afzuigen van lucht nabij de toevoeropening. Op deze wijze wordt een compacte inrichting verkregen.

4

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm, is de inrichting voorzien is van een met de afzuigeenheid verbonden regeleenheid. Op deze wijze is de afzuigeenheid naar wens te regelen, door deze aan of uit te zetten aan de hand van de status van de overige componenten van de inrichting. Een en ander zal verderop 5 worden toegelicht.

Het is tevens voordelig wanneer de afzuiginrichting voorzien is van een akoestische demper. Op deze wijze wordt geluidsoverlast voor de gebruiker tegengegaan. De geluidsdemper is bij voorkeur geplaatst op een leiding die het afzuigmondelement en de ventilator met elkaar verbindt.

10 In een uitvoeringsvorm die de veiligheid van de inrichting verder vergroot, en dan met name de kans op ongewenst verdwijnen van te vernietigen waardepapier zoals bankbiljetten vermindert, bestaat het zuigmondelement uit een aantal afzonderlijke afzuigopeningen die elk zijn aangepast om te verhinderen dat het te verkleinen papier, in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, door de 15 betreffende afzuigopening kan passeren. De afzuigopeningen kunnen bijvoorbeeld rond zijn, met een zodanige diameter dat het bankbiljet er niet doorheen gezogen kan worden. De vakman zal in staat zijn om, afhankelijk van het te verkleinen document, de juiste afmetingen toe te passen. De afzuigopeningen kunnen tevens op regelmatige wijze gerangschikt zijn, voor het vergroten van het effectieve 20 zuigoppervlak.

Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding, voorziet deze in een werkwijze voor het verkleinen van papier, in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, onder gebruikmaking van een inrichting zoals hierboven omschreven, omvattende de stappen van: 25 A. het toevoeren van het te verkleinen papier aan de transporteur; B. het met de transporteur transporteren van het te verkleinen papier naar de verkleiningseenheid; C. het met de verkleiningseenheid verkleinen van het te verkleinen papier; en 30 D. het met de afzuigeenheid ter plaatse van de toevoeropening afzuigen van lucht.

Door ter plaatse van de toevoeropening lucht af te zuigen, wordt kortstondige en langdurige blootstelling aan vrijgekomen stof vermeden. Verdere voordelen zijn 5 hierboven reeds beschreven.

In een uitvoeringsvorm, vindt stap D plaats voor stap C, en bij voorkeur voor stap B. Het afzuigen van lucht vindt bij voorkeur plaats bij het toevoeren van het te verkleinen papier aan de transporteur, omdat dan de grootste 5 kans op stofvorming is. Indien het papier is toegevoerd aan de transporteur, kan de toevoeropening afgesloten worden. Op het moment dat de afsluitbare kast is afgesloten door het afsluitelement, wordt bij voorkeur de afzuigeenheid stop gezet, en wordt geen lucht ter plaatse van de toevoeropening meer afgezogen. Vervolgens kan stap B uitgevoerd worden. Het stop zetten kan handmatig gebeuren, maar ook 10 automatisch, met behulp van de regeleenheid. Deze regeleenheid kan bijvoorbeeld de afzuigeenheid aansturen als functie van de positie van het afsluitelement: indien deze in een gesloten toestand is, dan wordt de afzuigeenheid gestopt, en indien het afsluitelement in een open toestand is, dan wordt de afzuigeenheid in werking gesteld.

15 In een uitvoeringsvorm, wordt stap D beëindigd alvorens begonnen wordt met stap C, of bij voorkeur met stap B.

In een uitvoering, omvat de werkwijze verder de stap E. van het gedurende of na stap C middels een met de verkleiningseenheid verbonden ventilatoreenheid afzuigen van het verkleinde papier.

20 In een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm, wordt de in stap E

gebruikte ventilatoreenheid tevens in stap D gebruikt voor het ter plaatse van de toevoeropening afzuigen van lucht.

De uitvinding zal ter illustratie navolgend nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvormen daarvan, welke zijn weergegeven in de 25 aangehechte figuren. Daarin tonen:

Fig. 1: een zijaanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2a-b: een aanzicht in perspectief en een zijaanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; 30 Fig. 3: een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 4a-b: zijaanzichten van uitvoeringsvormen vaneen aanzuigeenheid; 6

Fig. 5a-b: bovenaanzichten van uitvoeringsvormen van een aanzuigeenheid;

Fig. 1 toont een inrichting 1 voor het verkleinen van papier, in het 5 bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten. De inrichting 1 omvat een verkleiningseenheid 4 voor het verkleinen van het te verkleinen papier. De verkleiningseenheid is in de getoonde uitvoeringsvorm opgenomen in het inwendige 3 van een kastvormig gestel 2. De inrichting 1 omvat tevens een transporteenheid 5 met een transporteur 7 voor het vanaf een aanvoereinde 7a van de transporteur, via 10 een afvoereinde 7b van de transporteur aan de verkleiningseenheid 4 toevoeren van het te verkleinen papier. Daartoe is in een bovenzijde van het kastvormig gestel 2 een opening 31 voorzien, welke uitmondt op de verkleiningseenheid 4.

De verkleiningseenheid 4 kan op vele denkbare manieren, die op zich voor de vakman bekend zijn, vormgegeven zijn. De vakman zal in staat zijn de 15 juiste verkleiningseenheid toe te passen. In de getoonde uitvoering, omvat de verkleiningseenheid 4 een voorsnijinrichting 33 of voorverkleiner, welke een op zich bekend opbouw kan hebben en met behulp waarvan toegevoerd papier in smalle repen kan worden voorgesneden.

De voorsnijinrichting 33 is via een leiding 34 aangesloten op 20 eveneens deel van de verkleiningseenheid 4 deel uitmakende hoofdsnijinrichting of hoofdverkleiner 35, welke een eveneens op zich bekende opbouw kan hebben en met behulp waarvan het van de voorsnijinrichting toegevoerde materiaal in zeer kleine delen kan worden gesneden.

De afvoerzijde van de hoofdsnijinrichting is via een leiding 37 25 aangesloten op een ventilator 36. De afvoerleiding 47 van de ventilator komt aan een bovenkant van het kastvormige gestel 2 uit.

In de getoonde uitvoeringsvorm, is de voorsnijinrichting 33 zodanig opgesteld, dat het onder meer een elektromotor omvattende aandrijfmechanisme 32 van de voorsnijinrichting onder de transporteur 7 is gelegen. Ook de 30 hoofdsnijinrichting 35 en de ventilator 36 zijn onder de transporteur gelegen. Hierdoor wordt een zeer compacte opbouw van de inrichting mogelijk. Het moge echter duidelijk zijn voor de vakman, dat andere configuraties ook denkbaar zijn, en dat de uitvinding niet beperkt is tot de positie en uitvoering van de 7 verkleiningseenheid 4.

Zoals getoond in Fig. 1, is de transporteur 7 in hoofdzaak omsloten door een afsluitbare kast 53. Nabij het aanvoereinde 7a van de transporteur 7 is een met een afsluitelement 51 afsluitbare toevoeropening 12 voorzien voor het toevoeren 5 van te vernietigen papier aan de transporteur.

De inrichting 1 omvat verder een afzuigeenheid 8 met een ter plaatse van de toevoeropening 12 geplaatst zuigmondelement 10 voor het afzuigen van lucht. Het zuigmondelement 10 mondt daarbij rechtstreeks uit op het inwendig volume 52 van de kast 53. De afzuigeenheid vormt een integraal onderdeel van de 10 inrichting 1. De afzuigeenheid is in het binnenste 3' van een kastvormig gestel 2' geplaatst. Het zuigmondelement 10 is ingericht voor het afzuigen van lucht nabij en ter plaatse van de toevoeropening 12. Het zuigmondelement 10 is tussen de afsluiter 51 en de transporteur 7 geplaatst. Het zuigmondelement 10 is via in totaal drie verdeelleidingen 21, 22, 23 aangesloten op een hoofdleiding 25. De hoofdleiding 15 verloopt naar een ventilator 26. De afvoerleiding 27 van de ventilator 26 komt aan een bovenkant van het kastvormige gestel 2' uit. Ter voorkoming van geluidsoverlast, is bij voorkeur een (niet getoonde) geluidsdemper tussen het zuigmondelement 10 en de ventilator 26 voorzien.

Te zien is in Fig. 1, dat het zuigmondelement 10 op afstand A van 20 het transportvlak van de transporteur 7 geplaatst is. Deze afstand zorgt ervoor dat afzuiging gegarandeerd is, ook als er enig materiaal al in de transporteenheid 5 toegevoerd is. Het zuigmondelement 10 is nabij de bovenzijde van de afsluitbare kast 53 geplaatst. Het zuigmondelement 10 volgt ter plaatse van de toevoeropening 12 de contour van de afsluitbare kast.

25 In de getoonde uitvoeringsvorm, zijn twee afzonderlijke kastvormige gestellen 2, 2' voorzien. De gestellen 2, 2' zijn gescheiden door een tussenschot. In een uitvoering, is het echter ook mogelijk om slechts één kastvormig gestel te voorzien, met slechts één inwendig volume.

Fig. 2a en 2b tonen respectievelijk een aanzicht in perspectief en 30 een zijaanzicht van een deel van de inrichting 201 voor het verkleinen van waardepapier. De inrichting 201 omvat een transportband 7, die in een afsluitbare kast 253 geplaatst is. Nabij een aanvoereinde 7a van de transporteur 7, is de afsluitbare kast voorzien van een opening 212, die afsluitbaar is met een in Fig. 2a 8 niet nader getoond afsluitelement, zoals een deur 251 (zie Fig. 2b). Ter plaatse van het aanvoereinde 7a heeft de kast 253 zijwanden 212, die zich vanaf de transporteur 7 naar boven toe uitstrekken. Over een lengte van de opening 212 zijn een aantal zuigmondelementen 210 van een afzuigeenheid 208 voorzien. De 5 zuigmondelementen omvatten elk een aantal afzonderlijke afzuigopeningen 211a-c, die in de zijwand 212 zijn aangebracht. Elk van de afzuigopeningen 211a-c is zodanig gedimensioneerd dat verhinderd wordt dat het te verkleinen papier, in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, door de betreffende afzuigopening 211a-c kan passeren. De onderzijde van de afzuigopeningen 211a-c is op een hoogte A 10 geplaatst ten opzichte van het transportvlak van de transporteur 7, zodat ze altijd in de vrije ruimte zitten en niet of nauwelijks worden geblokkeerd door reeds beladen materiaal. Aan een buitenzijde van de zijwand 212 van de kast 253, is het mondstuk 210a-c bevestigd. Via verdeelleidingen en een hoofdleiding 225 is deze aangesloten op een niet nader getoonde ventilator, zoals bijvoorbeeld aan de hand van Fig. 1 15 reeds omschreven is. De tranporteur 7 is via een verder niet getoond afvoereinde verbonden met de verkleiningseenheid, zoals ook aan de hand van Fig. 1 reeds omschreven is.

Fig. 3 toont daarbij een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting 101, waarin de afzuigleiding 125 van de afzuigeenheid 108 en de 20 afzuigleiding 137 van de verkleiningseenheid 104 met elkaar verbonden zijn en aangesloten zijn op één enkele ventilator 136. Via een door een regeleenheid 139 gestuurde klep 138 kan de ventilator naar wens afwisselend gebruikt worden voor de afzuigeenheid 108 of de verkleiningseenheid 104.

De inrichting 101 omvat een in het inwendig volume 3 van een 25 kastvormig gestel 2 geplaatste verkleiningseenheid 104, met een voorsnijinrichting 133, die via buis 134 verbonden is met een hoofdsnijinrichting 135. Aan een afvoerzijde daarvan loopt een afvoerleiding naar een ventilator 136. De verkleiningseenheid 104 omvat verder een aandrijfinrichting 132. Deze verkleiningseenheid is op zich voor de vakman bekend.

30 Op het kastvormig gestel 102 is een transporteenheid 105 geplaatst, met een transporteur 107, die omgeven is door een afsluitbare kast 153 met inwendig volume 152. De afsluitbare kast omvat een afsluitelement 151 voor het afwisselend vrijgeven en sluiten van een toevoeropening 112. De transporteur omvat een 9 toevoeruiteinde 107a dat nabij de toevoeropening 112 geplaatst is, en een afvoereinde 107b dat nabij de toevoeropening 131 van de verkleiningseenheid 104 geplaatst is.

Nabij de toevoeropening 112 is wederom een afzuigeenheid 108 5 geplaatst, met een zuigmondelement 110 dat ter plaatse van de toevoeropening 112 tussen de afsluiter 151 en de transporteur 107, geplaatst is. Daarbij bezit het zuigmondelement 110 een hoogte A ten opzichte van het transportvlak van de transporteur 107.

In deze uitvoeringsvorm, is het zuigmondelement via 10 verdeelleidingen 121, 122, 123, en een centrale afzuigleiding 125, verbonden met de ventilatoreenheid 136 die ook gebruikt wordt voor de vekleiningseenheid. Ter voorkoming van geluidsoverlast, is bij voorkeur een (niet getoonde) geluidsdemper tussen het zuigmondelement 110 en de ventilator 136 voorzien.

Ter plaatse van de ventilator 136 is een klepeenheid 138 voorzien, 15 voor het afwisselend aansluiten van de twee leidingen 137 en 125 op de ventilator 136. Deze klepeenheid 138 is bij voorkeur verbonden met een regeleenheid 139, zodanig dat de stand van de klep (automatisch) op eenvoudige wijze geregeld kan worden.

De afzuiging wordt middels een gestuurde klep 138 geactiveerd. 20 Zodra de beladingscover 151 wordt geopend, wordt de ventilator 136 gestart en de klep 138 in de afzuigpositie gezet. De ventilator 136 is dan verbonden met de afzuigleiding 125 van de afzuigeenheid 108. Het door de afzuigeenheid 108 ter plaatse van de toevoeropening 112 afgezogen stof wordt via de ventilator 136 naar buiten de inrichting 101 geblazen, en kan bijvoorbeeld naar een briquetting eenheid 25 geblazen worden, of naar een filterinrichting.

Wanneer het te vernietigen papier aan de toevoeropening 112 is toegevoerd, kan de beladingscover 151 (afsluitelement) worden gesloten en het vernietigingsproces gestart worden. De klep 138 wordt nu in de vernietigingspositie gezet. In die stand is de ventilator 136 dan verbonden met de afzuigleiding 137 van 30 de verkleiningseenheid 104. De transporteur kan het te vernietigen materiaal toevoeren aan de verkleiningseenheid 104. De vernietigde biljetten (shreds) worden middels dezelfde ventilator via de voorsnijinrichting 133 en de hoofdsnijinrichting 135 naar buiten de inrichting 127 geblazen, alwaar de shreds gevoerd kunnen worden 10 naar bijvoorbeeld een briquetting eenheid.

Het gebruik van één ventilator 136 en een klep 138, zorgt er op eenvoudige wijze voor dat tijdens het vernietigingsproces er geen afzuiging plaats vindt bij de toevoeropening 112. Dit is ook niet noodzakelijk omdat de kast 153 is 5 afgesloten (o.a. met het afsluitelement 151). Eventueel stof in de kast 153 kan via de verkleiningseenheid worden afgezogen. Tevens voorkomt het stilzetten van de afzuigeenheid 108 tijdens het vernietigingsproces ook het "vastzuigen" van materiaal tijdens de vernietiging waardoor biljetten in het systeem kunnen achterblijven.

Uiteraard is het ook denkbaar dat in de in Fig. 1 getoonde 10 uitvoeringsvorm voorkomen wordt dat de afzuigeenheid werkzaam is tijdens het vernietigingsproces, bijvoorbeeld door middel van handmatig of automatisch (geregeld) schakelen van de twee afzonderlijke ventilatoren.

Fig. 4a en 4b tonen enkele uitvoeringsvormen van de afzuigeenheid.

Fig. 4a toont een uitvoering van een inrichting 301 met een kast 352 15 die door middel van een afsluitelement 351 een afsluitbare toevoeropening 312 heeft. De kast omvat een transporteur 307 met een toevoereinde 307b dat nabij de toevoeropening 312 geplaatst is. Nabij de toevoeropening 312 is in een kastvormig gestel 303 een afzuigeenheid 308 geplaatst, met ter plaatse van de toevoeropening 312 een enkel zuigmondelement 310.

20 Fig. 4b toont een alternatieve uitvoering van een inrichting 401. De inrichting omvat een kast 452 die door middel van een afsluitelement 451 een afsluitbare toevoeropening 412 heeft. In het inwendige van de kast 452 is een transporteur 407 met een toevoereinde 407b geplaatst. Nabij de toevoeropening 412 is in een kastvormig gestel 403 een afzuigeenheid 408 geplaatst. In de hier getoonde 25 uitvoeringsvorm, is het zuigmondelement 410 (integraal) verbonden met het afsluitelement 451. Het is ook mogelijk dat het zuigmondelement 410 onderdeel uitmaakt van het afsluitelement 451.

Fig. 5a en 5b tonen bovenaanzichten van mogelijke uitvoeringsvormen van afzuigeenheden 508, 608.

30 De in Fig. 5a getoonde uitvoeringsvorm van de afzuigeenheid 508 omvat daarbij een centrale afvoerleiding 525, die via verdeelleidingen 521, 522, 523 uitmondt op een zuigmondelement 510. Het zuigmondelement 510 is rechthoekig vormgegeven. In de zijwanden van de zuigmonddelen 510a-c kunnen kleine 11 openingen aangebracht zijn, zoals verderop zal worden toegelicht.

De in Fig. 5b getoonde uitvoeringsvorm van de afzuigeenheid 608 omvat ook een centrale afvoerleiding 625, die via twee maal drie verdeelleidingen 621, 622, 623 uitmondt op in totaal twee zuigmondelementen 610a, 610b. De 5 zuigmondelementen 610a, 610b zijn parallel aan elkaar, en tegenover elkaar geplaatst. In de zijwanden van de zuigmondelementen 610a-b kunnen kleine openingen aangebracht zijn, zoals verderop zal worden toegelicht.

Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de onderhavige uitvinding hierboven beschreven is aan de hand van enkele uitvoeringsvormen, welke 10 de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. Binnen het kader van de uitvinding zijn equivalente en/of al dan niet voor de vakman voor de hand liggende variaties denkbaar. Deze variaties vallen mogelijk binnen de gevraagde beschermingsomvang zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

15

Claims (15)

1. Inrichting (1) voor het verkleinen van papier, in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, de inrichting (1) omvattende: 5. een verkleiningseenheid (4) voor het verkleinen van het te verkleinen papier; en • een transporteenheid (5), omvattende een transporteur (7) voor het vanaf een aanvoereinde (7a) van de transporteur, via een afvoereinde (7b) van de transporteur aan de verkleiningseenheid (4) 10 toevoeren van het te verkleinen papier; waarbij de transporteur (7) in hoofdzaak omsloten is door een afsluitbare kast (53), waarbij de kast nabij het aanvoereinde (7a) van de transporteur een met een afsluitelement (51) afsluitbare toevoeropening (12) omvat, met het kenmerk, dat de inrichting (1) verder een afzuigeenheid (8) omvat met een ter plaatse van de 15 toevoeropening (12) geplaatst zuigmondelement (10) voor het afzuigen van lucht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het zuigmondelement (10) rechtstreeks uitmondt op het inwendig volume (52) van de kast.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afzuigeenheid (8) geïntegreerd is met de inrichting (1).

4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 3, waarbij het zuigmondelement (10), althans in een geopende toestand van het afsluitelement, tussen de transporteur (7) en het afsluitelement (51) geplaatst is.

5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij het zuigmondelement (10) boven een draagvlak (7) van de 25 transporteur geplaatst is, waarbij de loodrechte afstand (A) tussen het draagvlak (7) van de transporteur en het zuigmondelement (10) gelegen is tussen 15 cm en 90 cm, bij voorkeur tussen 30 cm en 60 cm.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 5, waarbij de kast (53) ten minste ter plaatse van het aanvoereinde aan diens 30 langszijde een opstaande zijwand heeft die het zuigmondelement omvat.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 6, waarbij de verkleiningseenheid (104) een ventilatoreenheid (136) omvat, waarbij de ventilatoreenheid (136) via een afzuigleiding (125) verbonden is met het zuigmondelement (110).

8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 7, waarbij de inrichting (1) voorzien is van een met de afzuigeenheid (108) verbonden regeleenheid.

9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 8, waarbij de afzuiginrichting voorzien is van een akoestische demper.

10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 9, waarbij het zuigmondelement (10) uit een aantal afzonderlijke afzuigopeningen bestaat die elk zijn aangepast om te verhinderen dat het te 10 verkleinen papier, in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, door de betreffende afzuigopening kan passeren.

11. Werkwijze voor het verkleinen van papier, in het bijzonder waardepapier zoals bankbiljetten, onder gebruikmaking van een inrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, de werkwijze omvattende de stappen van:

15 A. het toevoeren van het te verkleinen papier aan de transporteur (7); B. het met de transporteur (7) transporteren van het te verkleinen papier naar de verkleiningseenheid (4); C. het met de verkleiningseenheid (4) verkleinen van het te verkleinen papier; 20 waarbij de werkwijze gekenmerkt is door de stap van D. het met de afzuigeenheid (8) ter plaatse van de toevoeropening (12) afzuigen van lucht.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij stap D plaats vindt voor stap C, en bij voorkeur voor stap B.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij stap D beëindigd wordt alvorens begonnen wordt met stap C of bij voorkeur stap B.

14. Werkwijze volgens conclusie 11, 12, of 13, waarbij de werkwijze de verdere stap omvat van: E. Het gedurende of na stap C middels een met de verkleiningseenheid 30 verbonden ventilatoreenheid afzuigen van het verkleinde papier.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de ventilatoreenheid in stap D gebruikt wordt voor het ter plaatse van de toevoeropening afzuigen van lucht.