NL1033116C2 - Inrichting voor het vernietigen van bladmateriaal. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het vernietigen van bladmateriaal.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het vernietigen van bladmateriaal omvattende verkleiningsmiddelen voor het verkleinen van het bladmateriaal en een toevoertransportsysteem voor het vanaf een toevoerlocatie toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan de verkleiningsmiddelen. Een dergelijke inrichting wordt omschreven in de Nederlandse terinzagelegging NL 9300706. Bij deze bekende inrichting, die bestemd is voor het 10 vernietigen van bladmateriaal in bundels, wordt gebruik gemaakt van een transportband. Aan een stroomopwaarts uiteinde van deze transportband bevindt zich een toevoerlocatie alwaar handmatig te vernietigen bundels bladmateriaal op de transportband worden geplaatst. Na transport van deze bundels door de transportband vallen de bundels aan het stroomafwaartse uiteinde van de 15 transportband op een voorsnij-inrichting die het bladmateriaal in smalle repen snijdt. Voorbij deze voorsnij-inrichting worden de smalle repen met behulp van een ventilator via een zuigleiding naar een hoofdsnij-inrichting gezogen. De repen bladmateriaal worden vervolgens door de hoofdsnij-inrichting verder fijn gesneden.

De bundels bladmateriaal bij bovengenoemde stand van de 20 techniek kunnen bijvoorbeeld bundels van afgekeurde bankbiljetten betreffen.

Dergelijke bankbiljetten kunnen geautomatiseerd worden geselecteerd en tot bundels worden verwerkt met behulp van daartoe bestemde inrichtingen. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting wordt onder de merknaam Cobra® op de markt gebracht door de firma De La Rue. Bij een dergelijke sorteerinrichting worden 25 bundels van te controleren bankbiljetten handmatig in de inrichting geplaatst, waarna de sorteerinrichting de bankbiljetten stuk voor stuk controleert op diverse kenmerken. Bankbiljetten die niet aan bepaalde criteria voldoen sorteert de bekende inrichting tot een aparte bundel van te vernietigen bankbiljetten. Een dergelijke bundel kan vervolgens door menselijke tussenkomst worden overgebracht naar een 30 verkleiningsinrichting zoals omschreven in NL 9300706. Een dergelijke manier van doen is enigszins fraudegevoelig, hetgeen voor centrale banken die dergelijke inrichtingen toepassen een groot bezwaar vormt. Mede om die reden is het ook bekend om de Cobra-sorteerinrichting te combineren met een direct op deze sorteerinrichting aansluitende verkleiningsinrichting. Deze verkleiningsinrichting 10331 16 2 neemt de te vernietigen bankbiljetten direct over van de sorteerinrichting en transporteert deze bankbiljetten met behulp van transportriemen naar verkleiningsmiddelen die de bankbiljetten vernietigen. Een belangrijk voordeel van een dergelijke configuratie is gelegen in het feit dat de afgekeurde bankbiljetten kort 5 na het moment van afkeuren worden vernietigd zonder menselijke tussenkomst. Een belangrijk nadeel echter is gelegen in de kosten die met een dergelijke configuratie zijn gemoeid, met name indien men zich realiseert dat de bekende sorteerinrichtingen zelden individueel worden toegepast maar in plaats daarvan meestal in groepen van bijvoorbeeld zes van dergelijke sorteerinrichtingen. De 10 onderhavige uitvinding beoogt nu een inrichting volgens de aanhef te verschaffen die een efficiënter gebruik van de betreffende inrichting mogelijk maakt. Hiertoe kenmerkt de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zich, doordat het toevoertransportsysteem is ingericht voor het vanaf een aantal verschillende toevoerlocaties toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan de . 15 verkleiningsmiddelen. De toepassing van een aantal verschillende toevoerlocaties maakt het mogelijk dat de inrichting volgens de uitvinding vanuit verschillende bronnen wordt gevoed. Dergelijke bronnen kunnen worden gevormd door sorteermachines zoals eerder omschreven of andersoortige machines zoals bijvoorbeeld telmachines. Anderzijds kan toevoer van te vernietigen bladmateriaal 20 ter plaatse van een toevoerlocatie ook handmatig plaatsvinden.

Met name, maar niet uitsluitend, voor toepassing in situaties waarbij bladmateriaal individueel ter plaatse van een toevoerlocatie wordt toegevoerd, geniet het de voorkeur dat het toevoertransportsysteem een zuigleidingstelsel omvat. Toepassing van een zuigleidingstelsel maakt met relatief eenvoudige 25 middelen het noodzakëlijke transport van te vernietigen bladmateriaal tussen een toevoerlocatie en de verkleiningsmiddelen mogelijk waarbij het te vernietigen bladmateriaal vanaf een toevoerlocatie naar de verkleiningsmiddelen wordt gezogen.

Teneinde de toepassing van een relatief groot aantal 30 toevoerlocaties mogelijk te maken zonder dat dit tot een opeenhoping van zuigleidingen in de omgeving van de verkleiningsmiddelen zou leiden, geniet het de voorkeur dat het zuigleidingstelsel een hoofdzuigleiding omvat alsmede een aantal subzuigleidingen die ieder aan een stroomafwaarts uiteinde uitmonden in de hoofdleiding en aan een stroomopwaarts uiteinde waarvan een bijbehorende 3 toevoerlocatie is voorzien.

De voorkeursuitvoeringsvorm waarbij tenminste een deel van de subzuigleidingen in, althans in hoofdzaak, dezelfde richting uitmonden in de hoofdzuigleiding, biedt het belangrijke voordeel dat er geen botsingen zullen 5 plaatsvinden tussen te vernietigen bladmateriaal dat vanuit verschillende toevoerlocaties wordt toegevoerd aan de hoofdzuigleiding. Dergelijke botsingen zouden ertoe kunnen leiden dat obstakels worden gevormd zowel voor als door het te vernietigen bladmateriaal. Bij de onderhavige voorkeursuitvoeringsvorm is het bijvoorbeeld denkbaar dat de subzuigleidingen naast elkaar of boven elkaar 10 uitmonden in de hoofdzuigleiding.

Met name ten behoeve van het verwerken van individuele stukken bladmateriaal, zoals individuele bankbiljetten, geniet het de voorkeur dat het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie een langwerpige dwarsdoorsnede heeft. Een dergelijke dwarsdoorsnede sluit aan bij de vorm van een 15 plat stuk bladmateriaal waardoor het beschikbare zuigvermogen zo efficiënt mogelijk wordt benut.

Uit constructief oogpunt geniet het daarbij de voorkeur dat het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft.

20 Volgens een praktisch gezien belangrijke voorkeursuitvoeringsvorm bezit het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie een toevoeropening voor het via de toevoeropening toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan het zuigleidingstelsel alsmede tenminste één luchtopening voor het aanzuigen van valse lucht. Dankzij de toepassing van de ten minste ene 25 luchtopening via welke valse lucht wordt aangezogen kan het risico aanmerkelijk worden verkleind dat bladmateriaal als het ware vast blijft kleven tegen een binnenwand van het zuigleidingstelsel doordat tussen de binnenwand en het bladmateriaal een vacuüm zou ontstaan.

Meer specifiek geniet het daarbij de voorkeur dat het 30 zuigleidingstelsel ter plaatse van een toevoerlocatie een toevoerleiding omvat die aan een stroomopwaarts uiteinde de toevoeropening omvat en dat zich althans ten dele uitstrekt binnen een zuigieiding van het zuigleidingstelsel waarbij de tenminste ene luchtopening is voorzien tussen de toevoerleiding en de zuigieiding. Aldus wordt op constructief eenvoudige wijze een uitvoeringsvorm geboden om met benutting 4 van het bovengenoemde voordeel van het aanzuigen van valse lucht te voorkomen dat bladmateriaal aan de binnenwand van een deel van het zuigleidingstelsel blijft kleven.

Daarbij geniet het de verdere voorkeur dat afstandhouders zijn 5 voorzien voor het op afstand van elkaar houden van de toevoerleiding en de zuigleiding, zodat er sprake is van een goed gedefinieerde situatie met een voorspelbaar gedrag van het bladmateriaal.

Teneinde het daadwerkelijk toevoeren van bladmateriaal aan het zuigleidingstelsel te vergemakkelijken, kenmerkt een verdere voorkeurs-10 uitvoeringsvorm zich, doordat het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie is voorzien van een trechtervormig toevoerorgaan voor het via het trechtervormig toevoerorgaan toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan het zuigleidingstelsel.

Ter voorkoming van het eerder genoemde risico dat bladmateriaal 15 aan de binnenzijde van de wand van het zuigleidingstelsel zou blijven plakken, geniet het de verdere voorkeur dat de wand van tenminste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding althans aan de binnenzijde is voorzien van een profiel. Deze voorkeursuitvoeringsvorm onderkent dat het risico op het plakken van bladmateriaal aan een wand groter is bij vlakke oppervlakken. In het 20 geval een profiel wordt toegepast, is het risico namelijk aanmerkelijk kleiner dat er een vacuüm ontstaat tussen een wand van een zuigleiding en te vernietigen bladmateriaal.

Het risico op het plakken van bladmaterialen aan de binnenzijde van de wand van het zuigleidingstelsel kan alternatief of in combinatie ook worden 25 beperkt indien de wand van ten minste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding althans aan de binnenzijde is voorzien van een coating. Een dergelijke coating zou bijvoorbeeld van Teflon kunnen zijn om de wrijvingskrachten tussen te vernietigen bladmateriaal en de binnenwand van het zuigleidingstelsel te beperken.

30 Het zuigleidingstelsel omvat bij voorkeur een afsluitklep voor het afsluiten van een traject binnen het zuigleidingstelsel tussen een toevoerlocatie en de verkleiningsmiddelen. Door het met behulp van een afsluitklep afsluiten van een bepaald traject binnen het zuigleidingstelsel is het mogelijk om het beschikbare zuigvermogen binnen een ander traject tussen een andere toevoerlocatie en de 5 verkleiningsmiddelen te verhogen. Hierdoor kan het benodigde zuigvermogen worden beperkt.

Bij voorkeur geldt daarbij dat tussen ieder van de toevoerlocaties en de verkleiningsmiddelen een afsluitklep is voorzien. Hierdoor wordt een grote 5 flexibiliteit verkregen ter verkrijging van een gewenst zuigvermogen voor een bepaald traject binnen het zuigleidingstelsel tussen een toevoerlocatie en de verkleiningsmiddelen.

In de wand van tenminste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding zijn bij verdere voorkeur verdere 10 luchtopeningen voorzien. Met behulp van dergelijke luchtopeningen kan valse lucht worden aangezogen die op gewenste locaties ervoor zorg dragen dat het risico dat bladmateriaal aan de binnenzijde van de wand van het zuigleidingstelsel blijft plakken wordt voorkomen of althans beperkt.

Ter controle van het aantal stukken bladmateriaal dat met behulp 15 van de inrichting volgens de uitvinding wordt vernietigd zijn bij voorkeur sensormiddelen voorzien voor het waarnemen van te vernietigen bladmateriaal tijdens transport door het toevoertransportsysteem naar de verkleiningsmiddelen. Dit voordeel is met name aan de orde indien het bladmateriaal waardepapier betreft zoals bijvoorbeeld bankbiljetten.

20 Om het transport van het te vernietigen bladmateriaal door het toevoertransportsysteem visueel te kunnen volgen geniet het de voorkeur dat de wand van ten minste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding transparant is. Bijvoorbeeld kunnen op “kritische" posities alwaar een verstopping zou kunnen optreden transparante vensters worden toegepast.

25 De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een systeem voor het sorteren en vernietigen van bladmateriaal, welk systeem is voorzien van een inrichting volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven alsmede ter plaatse van ten minste twee toevoerlocaties, een sorteerinrichting voor het sorteren van bladmateriaal waarbij de sorteerinrichting is ingericht voor het selecteren van 30 bladmateriaal dat dient te worden vernietigd en het toevoeren van het te vernietigen bladmateriaal naar de bijbehorende toevoerlocatie. Binnen een dergelijk systeem vindt een zeer gunstige benutting plaats van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij menselijke tussenkomst tussen het sorteren van bladmateriaal en het vernietigen ervan niet noodzakelijk is, hetgeen uit het oogpunt van fraude- 6 bestendigheid voordelig is.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding inclusief een aantal varianten daarop. Bij deze omschrijving zal worden verwezen 5 naar de navolgende figuren:

Figuren 1a en 1b tonen respectievelijk in isometrisch bovenaanzicht en loodrecht bovenaanzicht een voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem voor het sorteren en vernietigen van bladmateriaal volgens de uitvinding, omvattende een inrichting voor het vernietigen van bladmateriaal volgens de uitvinding; 10 Figuur 2a toont in dwarsdoorsnede een zuigleiding deel uitmakend van de inrichting volgens figuren 1a en 1b;

Figuur 2b toont een dwarsdoorsnede van een alternatieve zuigleiding;

Figuren 3a en 3b tonen mogelijke uitvoeringsvormen van de 15 zuigleiding volgens figuur 2a meer in detail;

Figuren 4a en 4b tonen de binnenzijde van de wand van de zuigleiding volgens figuur 2a meer in detail;

Figuur 5 toont in een isometrisch aanzicht een knooppunt van een zuigleidingstelsel deel uitmakend van een inrichting volgens figuren 1a en 1b; 20 Figuren 6a tot en met 6c tonen alternatieve uitvoeringsvormen voor een knooppunt volgens figuur 5;

Figuren 7a tot en met 7c tonen respectievelijk in isometrisch bovenaanzicht, in bovenaanzicht en in langsdoorsnede volgens de lijn Vllc in figuur 7b een deel van een zuigleidingstelsel ter plaatse van een toevoerlocatie; 25 Figuur 8 toont in bovenaanzicht een deel van een zuigleiding;

Figuren 9a en 9b tonen respectievelijk in isometrisch transparant bovenaanzicht en in verticale langsdoorsnede een deel van een zuigleiding in het zuigleidingstelsel ter plaatse van een afsluitklep;

Figuren 10a en 10b tonen respectievelijk in bovenaanzicht en in 30 zijaanzicht een overgang binnen het zuigleidingstelsel.

Figuren 1a en 1b tonen een systeem 1 waarmee bladmateriaal zoals waardepapier, meer specifiek bankbiljetten, zowel kan worden gesorteerd als, voor zover nodig, kan worden vernietigd. Systeem 1 omvat in hoofdzaak een verkleiningsinrichting 2 inclusief een toevoertransportsysteem 3, een zestal 7 sorteerinrichtingen 4 en een een verzamelinrichting 5. De kern van de onderhavige uitvinding is met name gelegen in het toevoertransportsysteem 3. Verkleinings-inrichtingen als verkleiningsinrichting 2, sorteerinrichtingen als sorteerinrichtingen 4 en verzamelinrichtingen als verzamelinrichting 5 zijn de vakman reeds bekend en 5 zullen navolgend slechts nader worden toegelicht voor zover een goed begrip van de onderhavige uitvinding dit vereist.

Verkleiningsinrichting 2 omvat een behuizing 11 met daarbinnen een trechter 12. Onder trechter 12 bevinden zich verkleiningsmiddelen bijvoorbeeld in de vorm van roterende messen waarmee bladmateriaal dat in trechter 12 valt tot 10 snippers wordt verkleind. Dergelijke snippers worden via afvoerzuigleiding 13 afgevoerd naar de verzamelinrichting 5 alwaar de snippers worden verzameld in houder 14. Voor het opwekken van onderdruk in de afvoerzuigleiding 13 omvat de verzamelinrichting 5 een ventilator 15 die ook een onderdruk stroomopwaarts van de genoemde verkleiningsmiddelen opwekt. Ten overvloede wordt daarbij verder 15 opgemerkt dat de verzamelinrichting 5 verder een pers 16 met een bijbehorende hydraulische unit 17 omvat waarmee de papiersnippers tot briketten worden geperst die uiteindelijk worden verzameld in een verpakking 18.

Zoals reeds aangegeven zijn ook de sorteerinrichtingen 4 de vakman reeds bekend. Als voorbeeld wordt verwezen naar sorteerinrichtingen van 20 het type Cobra® van de firma De La Rue. Bij dergelijke sorteerinrichtingen 4 wordt door een operator 21 bladmateriaal, zoals waardepapier meer specifiek bankbiljetten, veelal in stapels aan de sorteerinrichting 4 aangeboden die het bladmateriaal vervolgens stuk voor stuk op bepaalde criteria beoordeelt en afhankelijk van deze beoordeling het waardepapier onder ander sorteert in een 25 groep van afgekeurd waardepapier dat dient te worden vernietigd. Deze afkeurgroep wordt door de sorteerinrichting 4 aan de buitenzijde van de behuizing ervan aangeboden ter plaatse van een afvoerlocatie 22.

Een verkleiningsinrichting althans in hoofdzaak zoals verkleiningsinrichting 2 wordt door de firma Kusters Engineering B.V. op de markt aangeboden 30 met typenummer RDS-100. Aan de voorzijde van de behuizing 11 bevindt zich een werkblad 19 alwaar een operator 20 te vernietigen bladmateriaal kan aanbieden, via een niet nader in detail getoond luikje, waarop een zuigleiding 31 aansluit die uitmondt boven trechter 12.

Het toevoertransportsysteem 3 omvat een zuigleidingstelsel met 8 twee hoofdzuigleidingen 51 en per hoofdzuigleiding 51 een drietal subzuigleidingen 52. De hoofdzuigleidingen 51 en de subzuigleidingen 52 hebben een rechthoekige dwarsdoorsnede zoals is weergegeven in figuur 2a. Binnen het kader van de onderhavige uitvinding zouden ook alternatieve langwerpige dwarsdoorsneden voor 5 de betreffende zuigleidingen 51, 52 mogelijk zijn, bijvoorbeeld ovaal zoals weergegeven in figuur 2b zonder daarbij uit te sluiten dat de zuigleidingen 51, 52 een niet-langwerpige dwarsdoorsnede zouden bezitten.

De hoofdzuigleidingen 51 strekken zich uit door een opening in een zijwand van behuizing 11 en monden binnen behuizing 11 net als zuigleiding 31 uit 10 boven trechter 12. De subzuigleidingen 52 sluiten via een kruisvormige verbindingsleiding 53 aan op de bijbehorende hoofdzuigleiding 51. In het hart van de kruisvorm is aan de bovenzijde van de verbindingsleiding 53 in de wand een kijkvenster 59 van transparant materiaal voorzien, waardoor het inwendige van de verbindingsleiding 53 zichtbaar is.

15 De aansluiting tussen de verbindingsleiding 53 en een subzuigleiding 52 is meer in detail weergegeven in de figuren 10a en 10b. Voor de verbinding tussen de subzuigleidingen 52 enerzijds en het kruisvormige verbindings-en de kruisvormige verbindingszuigleiding 53 anderzijds wordt gebruik gemaakt van een flensverbinding 54. Verder is het van belang op te merken dat de afmetingen 20 van de verbindingszuigleiding 53 ter plaatse van de aansluiting groter is dan die van de subzuigleidingen 52 hetgeen de mogelijkheid biedt om de subzuigleidingen 52 zich in beperkte mate uit te laten strekken binnen de verbindingszuigleiding 53. Een dergelijke configuratie biedt het belangrijke voordeel dat er, althans in de zuigrichting 55 naar de verkleiningsinrichting 2 toe geen randen ontstaan 25 waarachter te vernietigen bladmateriaal zou kunnen haken.

De figuren 6a tot en met 6c tonen een drietal alternatieve uitvoeringsvormen voor het aansluiten van respectievelijk subzuigleidingen 152, 252, 352 op respectievelijk een hoofdzuigleiding 151, 251, 351. Subzuigleidingen 152 monden boven elkaar uit in de hoofdzuigleiding 151. 30 Subzuigleidingen 252 die een verticale oriëntatie hebben monden naast elkaar uit in de hoofdzuigleiding 251. De getordeerde subzuigleidingen 352 monden eveneens naast elkaar verticaal georiënteerd uit in de hoofdzuigleiding 351. Het voordeel van de configuraties zoals weergegeven in de figuren 6a tot en met 6c waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een verbindingszuigleiding 53 zoals weergegeven in g figuur 5, is dat biadmateriaal afkomstig van verschillende subzuigleidingen niet met elkaar zullen botsen, of althans dat het risico daarop aanmerkelijk kleiner is, waardoor het risico op het optreden van een verstopping door biadmateriaal binnen het zuigleidingstelsel, bijvoorbeeld binnen de verbindingszuigleiding 53 aanmerkelijk 5 wordt verkleind.

De figuren 7a tot en met 7c tonen de toevoerzijde van de subzuigleidingen 52 meer in detail. In deze uiteinden is een invoerlichaam 61 gestoken. Het invoerlichaam 61 omvat buiten de subzuigleiding 52 een trechterdeel 62 dat aansluit op een toevoerleidingdeel 63. Het toevoerleidingdeel 63 heeft een 10 rechthoekige dwarsdoorsnede waarvan de lengte (dus in horizontale richting) dusdanig is gekozen dat het toevoerleidingdeel 63 nauw aansluitend in de subzuigleiding 52 kan worden geschoven. De breedte van het toevoerleidingdeel 63 (dus in verticale richting gezien) is echter dusdanig veel kleiner gekozen dan de breedte van de subzuigleiding 52 dat tussen de bovenzijde en de onderzijde van het 15 toevoerleidingdeel 63 enerzijds en respectievelijk de bovenwand en de onderwand van de subzuigleiding 52 anderzijds een zekere ruimte bestaat die fungeert als luchtleidingen 64, 65. Deze luchtleidingen 64, 65 hebben respectievelijk boven en onder dat deel van toevoerleidingdeel 63 dat aansluit op het trechterdeel 62 een toevoeropening 66, 67 aan het uiteinde van subzuigleiding 52 via welke valse lucht 20 in de luchtleidingen 64, 65 kan worden gezogen welke valse lucht uiteindelijk voorbij het toevoerleidingdeel 63 zal worden opgenomen in het resterend deel van de subzuigleiding 52. Teneinde de luchtleidingen 64, 65 een zekere en bij voorkeur een zelfde hoogte te verschaffen is de hoogte van de zijwanden 68 van het toevoerleidingdeel 63 dusdanig gekozen dat deze juist past binnen de hoogte van de 25 subzuigleiding 52.

Het trechterdeel 62 maakt het op betrouwbare wijze mogelijk om individuele stukken biadmateriaal, zoals individuele bankbiljetten aan te bieden aan de subzuigleiding 52 om vervolgens door het toevoertransportsysteem 3 te worden getransporteerd naar de verkleiningsinrichting 2.

30 De toepassing van het invoerlichaam 61 blijkt op verrassende wijze het risico dat biadmateriaal blijft plakken tegen de bovenwand of onderwand van de subzuigleiding 52 aanmerkelijk te beperken. Dit risico is aan de orde omdat een vacuüm kan ontstaan tussen een stuk biadmateriaal en de binnenzijde van de betreffende wand van subzuigleiding 52, welk risico met name ter plaatse van de 10 invoer van het bladmateriaal blijkt te spelen. Ter verdere beperking van het plakrisico zoals bovenstaand omschreven geniet het de voorkeur om de wanden van de leidingen 51, 52 van het zuigleidingstelsel, althans aan de binnenzijde te profileren zoals is weergegeven in de figuren 3a, 3b en 4a, 4b, waarbij voor de 5 profilering gebruik wordt gemaakt van doordrukkingen, bijvoorbeeld ronde of ovale doordrukkingen 81, 82. De profilering verlaagt het risico dat een vacuüm tussen een stuk bladmateriaal en de betreffende wand zal ontstaan.

Een andere oplossing voor het reduceren van het risico op plakverschijnselen kan worden bereikt door (lokaal) openingen 91 in een wand van 10 een zuigleiding van het zuigleidingstelsel te voorzien via welke valse lucht kan worden aangezogen. Deze openingen zouden kunnen worden voorzien op die plaatsen waarin de praktijk het risico op plakverschijnselen het grootst blijkt te zijn. Verdere alternatieven of in combinatie is het ook mogelijk om de binnenzijde van de wand van een zuigleiding met een geschikte coating uit te voeren, bijvoorbeeld van 15 Teflon waardoor de wrijvingskrachten kunnen worden verlaagd.

Figuren 9a en 9b tonen de mogelijkheid van de toepassing van een afsluitklep 71 die is opgenomen in een hoofdzuigleiding 51, waar in beginsel ook opgenomen zou kunnen zijn in een subzuigleiding 52. De afsluitklep 71 is zwenkbaar om een zwenkas 72 tussen een dichte stand 71' en een open stand 71". 20 In de open stand 71" strekt de afsluitklep 71 zich uit buiten het verlengde van het stroomopwaarts gelegen deel van de hoofdzuigleiding 51 waardoor de afsluitklep geen obstructie vormt voor bladmateriaal dat door hoofdzuigleiding 51 heen wordt getransporteerd in transportrichting 55. Het sluiten van afsluitklep 71 in een hoofdzuigleiding 51 biedt het voordeel dat de zuigcapaciteit in een resterend deel 25 van het zuigleidingstelsel kan worden verhoogd. Dit kan bijvoorbeeld noodzakelijk of althans gewenst zijn op het moment dat operator 20 een bundel bladmateriaal aan de verkleiningsinrichting 2 aanbiedt voor het transport via de zuigleiding 31.

30 1033116

Claims (17)

1. Inrichting voor het vernietigen van bladmateriaal omvattende verkleiningsmiddelen voor het verkleinen van het bladmateriaal en een 5 toevoertransportsysteem voor het vanaf een toevoerlocatie toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan de verkleiningsmiddelen, met het kenmerk, dat het toevoertransportsysteem is ingericht voor het vanaf een aantal verschillende toevoerlocaties toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan de verkleiningsmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het toevoertransportsysteem een zuigleidingstelsel omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het zuigleidingstelsel een hoofdzuigleiding omvat alsmede een aantal subzuigleidingen die ieder aan een stroomafwaarts uiteinde uitmonden in de hoofdleiding en aan een 15 stroomopwaarts uiteinde waarvan een bijbehorende toevoerlocatie is voorzien.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de subzuigleidingen in, althans in hoofdzaak, dezelfde richting uitmonden in de hoofdzuigleiding.

5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat het 20 zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie een langwerpige dwarsdoorsnede heeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 6, met het kenmerk, dat het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie een toevoeropening bezit voor het via de toevoeropening toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan het zuigleidingstelsel alsmede tenminste één luchtopening voor het aanzuigen van valse lucht. 3. inrichting voigens conclusie 7, met het kenmerk, dat het zuigleidingstelsel ter plaatse van een toevoerlocatie een toevoerleiding omvat die aan een stroomopwaarts uiteinde de toevoeropening omvat en dat zich althans ten dele uitstrekt binnen een zuigleiding van het zuigleidingstelsel waarbij de tenminste ene luchtopening is voorzien tussen de toevoerleiding en de zuigleiding. 1033118

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat afstandhouders zijn voorzien voor het op afstand van elkaar houden van de toevoerleiding en de zuigleiding.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 9, met het 5 kenmerk, dat het zuigleidingstelsel althans ter plaatse van een toevoerlocatie is voorzien van een trechtervormig toevoerorgaan voor het via het trechtervormig toevoerorgaan toevoeren van te vernietigen bladmateriaal aan het zuigleidingstelsel.

11. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 10, met het kenmerk, dat de wand van tenminste een deel van een, van het zuigleidingstelsel 10 deel uitmakende, zuigleiding althans aan de binnenzijde is voorzien van een profiel.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 11, met het kenmerk, dat de wand van tenminste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding althans aan de binnenzijde is voorzien van een coating.

13. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 12, met het 15 kenmerk, dat het zuigleidingstelsel een afsluitklep omvat voor het afsluiten van een traject binnen het zuigleidingstelsel tussen een toevoerlocatie en de verkleiningsmiddelen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat tussen ieder van de toevoerlocaties en de verkleiningsmiddelen een afsluitklep is voorzien.

15. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 14, met het kenmerk, dat in de wand van tenminste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding verdere luchtopeningen zijn voorzien.

16. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat sensormiddelen zijn voorzien voor het waarnemen van te vernietigen 25 bladmateriaal tijdens transport door het toevoertransportsysteem naar de verkleiningsmiddelen.

17. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wand van tenminste een deel van een, van het zuigleidingstelsel deel uitmakende, zuigleiding transparant is.

18. Systeem voor het sorteren en vernietigen van bladmateriaal gekenmerkt door een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies alsmede ter plaatse van tenminste twee toevoerlocaties een sorteerinrichting voor het sorteren van bladmateriaal waarbij de sorteerinrichting is ingericht voor het selecteren van bladmateriaal dat dient te worden vernietigd en het toevoeren van het te vernietigen bladmateriaal naarde bijbehorende toevoerlocatie. 5 1033116