NL2006813C2 - Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas. - Google Patents

Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas. Download PDF

Info

Publication number
NL2006813C2
NL2006813C2 NL2006813A NL2006813A NL2006813C2 NL 2006813 C2 NL2006813 C2 NL 2006813C2 NL 2006813 A NL2006813 A NL 2006813A NL 2006813 A NL2006813 A NL 2006813A NL 2006813 C2 NL2006813 C2 NL 2006813C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bottom ash
salt
rinse water
salty
rinsing
Prior art date
Application number
NL2006813A
Other languages
English (en)
Inventor
Arjan Christian Kok
Original Assignee
Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bos & Kalis Baggermaatsch filed Critical Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority to NL2006813A priority Critical patent/NL2006813C2/nl
Priority to PCT/NL2012/050339 priority patent/WO2012169882A1/en
Priority to EP12724768.2A priority patent/EP2709766B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2006813C2 publication Critical patent/NL2006813C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03BSEPARATING SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS
    • B03B9/00General arrangement of separating plant, e.g. flow sheets
    • B03B9/04General arrangement of separating plant, e.g. flow sheets specially adapted for furnace residues, smeltings, or foundry slags
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D11/00Solvent extraction
    • B01D11/02Solvent extraction of solids
    • B01D11/0215Solid material in other stationary receptacles
    • B01D11/0223Moving bed of solid material
    • B01D11/023Moving bed of solid material using moving bands, trays fixed on moving transport chains

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Processing Of Solid Wastes (AREA)

Description

NLP188790A
Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas.
5 Bodemas, in het bijzonder AEC granulaten of AVI- bodemas, is een steenachtig materiaal dat overblijft na het verbranden van afval, in het bijzonder huishoudelijk afval, in een verbrandingsinrichting. Bodemas is geschikt als bouwmateriaal voor het bouwen van infrastructuur, bijvoor-10 beeld voor het aanleggen van wegverhogingen. Bodemas bevat echter bij het verlaten van de verbrandingsinrichting verontreinigingen die op de lange termijn door blootstelling aan bijvoorbeeld regenwater of grondwater uit de bodemas kunnen spoelen en in het grondwater terecht kunnen komen. 15 Dit is vanuit milieu-overwegingen ongewenst.
Bij een bekende werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas wordt gebruik gemaakt van een reinigingsproces waarbij verontreinigingen die gebonden zijn aan fijne fracties en organische stoffen samen met die fijne 20 fracties en organische stoffen met behulp van spoelwater uit de bodemas gespoeld worden. Het spoelwater wordt vervolgens nabehandeld teneinde de verontreinigingen aan het spoelwater te onttrekken. De verontreinigingen zijn echter niet alleen gebonden aan de fijne fracties of organische stof. Een 2 substantieel deel van de verontreinigingen bestaat uit ongebonden zouten die zijn gevormd tijdens de verbranding van huishoudelijk afval. Deze zouten lossen in het hiervoor beschreven spoelwater op, het zogenaamde uitlogen. Met elke 5 hoeveelheid spoelwater wordt een beperkte hoeveelheid zouten uit de bodemas geloogd. Het spoelwater moet vervolgens in een nabehandelingsstap worden ontdaan van de zouten, teneinde het spoelwater op een milieuvriendelijke wijze te kunnen afvoeren. Men tracht volgens de bekende werkwijze met 10 een aanvullende hoeveelheid spoelwater het resterende zout uit de bodemas te logen. De benodigde hoeveelheid spoelwater kan daarbij oplopen tot wel tien keer het volume van het te reinigen volume bodemas. Deze overmatige hoeveelheid spoelwater moet echter ook weer nabehandeld worden teneinde 15 de meegespoelde verontreinigingen daaraan te onttrekken.
De hiervoor beschreven bekende werkwijze is door het verbruik van grote hoeveelheden spoelwater en de nabehandeling daarvan inefficiënt en zeer kostbaar. Daarom wordt in de praktijk gekozen voor een alternatieve werkwijze, 20 waarin verontreinigde bodemas of slechts gedeeltelijk gereinigde bodemas aanvullend geïsoleerd wordt van de omgeving waarin het aangebracht wordt, bijvoorbeeld door de bodemas in te pakken in waterkerend materiaal. Door onvoldoende isolatie, gebrekkige isolatie, onjuist aangebrachte 25 isolatie of het vergaan van isolatie is het risico op milieuverontreiniging ten gevolge van uitloging van ongewenste fracties zoals zout en zware metalen bij deze werkwijze groot.
Het is een doel van de uitvinding een efficiënte 30 werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas te verschaffen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING 35
De uitvinding verschaft een werkwijze voor het in een inrichting reinigen van verontreinigde bodemas, waarbij 3 de verontreinigingen in de bodemas ten minste een bestanddeel zout omvatten, waarbij de inrichting is voorzien van een ziltgedeelte, waarbij de werkwijze omvat het invoeren van de verontreinigde bodemas in het ziltgedeelte, het 5 spoelen van de verontreinigde bodemas met zilt spoelwater dat in hoofdzaak verzadigd is met daarin opgelost zout, waarbij het in de verontreinigde bodemas aanwezige zout als onopgeloste zoutdeeltjes door het in hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater wordt uitgespoeld. De niet opgeloste, 10 meegespoelde zoutdeeltjes kunnen vervolgens eenvoudig van het zilte spoelwater gescheiden worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze voorts het afscheiden van het als onopgeloste deeltjes uitgespoelde zout uit het in hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater, het 15 recirculeren van het in hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater en het opnieuw spoelen van de verontreinigde bodemas met het gerecirculeerde, in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater. Het opgeloste zout in het zilte spoelwater hoeft niet aan het zilte spoelwater onttrokken te worden, 20 aangezien de goede werking van het zilte spoelwater juist berust in de verzadiging daarvan met opgelost zout. Het zilte spoelwater kan daardoor continu gerecirculeerd worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het spoelen van de verontreinigde bodemas met slechts gedeelte-25 lijk verzadigd spoelwater waarbij het in de verontreinigde bodemas aanwezige zout oplost in het slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater, het opvangen van het door de verontreinigde bodemas gespoelde, gedeeltelijk verzadigde spoelwater, het herhaaldelijk recirculeren van het opgevangen en 30 gedeeltelijk verzadigde spoelwater en het spoelen van de verontreinigde bodemas met het gerecirculeerde, slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater, waarbij het slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater steeds meer verzadigd raakt met zouten en er uiteindelijk nagenoeg geen zout meer 35 vanuit de verontreinigde bodemas in het in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater oplost, waardoor het in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater wordt verkregen. Op deze wijze 4 kan de inrichting opgestart worden met nog niet verzadigd spoelwater, waarbij na een aantal recirculaties voldoende zout in het spoelwater is opgelost zodanig dat het nog in de bodemas aanwezige zout als zoutdeeltjes met het verzadigde 5 spoelwater worden uitgespoeld.
In een uitvoeringsvorm wordt ten minste 70% van het zilte spoelwater per cyclus gerecirculeerd, bij voorkeur ten minste 80%, bij meeste voorkeur ten minste 90%. Ten opzichte van de bekende werkwijze voor het reinigen van 10 bodemas, waarin een overmaat aan spoelwater noodzakelijk is om een groot deel van de zouten in de verontreinigde bodemas op te kunnen lossen ofwel uit te kunnen logen, heeft de werkwijze volgens de uitvinding als voordeel dat een in hoofdzaak vaste hoeveelheid zilt spoelwater in het zilte 15 gedeelte kan worden gerecirculeerd, zonder dat het afscheiden van de daarin opgeloste zouten noodzakelijk is.
In een uitvoeringsvorm omvat de bodemas en het spoelwater organische en/of anorganische zouten uit de groep omvattende; chloriden, hydroxiden, sulfaten, sulfieten, 20 sulfiden, nitraten, nitrieten, nitriden, fosfaten, fosfieten, fosfiden, carbonaten, fluoriden, bromiden en j odiden.
In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting verder een ontziltgedeelte, waarbij de werkwijze omvat het over-25 brengen van de gespoelde bodemas vanuit het ziltgedeelte naar het ontziltgedeelte, het in het ontziltgedeelte spoelen van de bodemas met zoet of ontzilt spoelwater, waarbij het nog in de bodemas aanwezige zilte spoelwater uit de bodemas gespoeld wordt. Hierdoor wordt bodemas verkregen met een 30 zeer laag zoutgehalte, waardoor er geen of aanzienlijk minder aanvullende kostbare ontzoutingsbehandelingen uitgevoerd hoeven te worden. Het uiteindelijke doel kan zijn het verkrijgen van bodemas waaruit geen of nagenoeg geen zouten meer uitlogen, waardoor de bodemas geschikt kan zijn 35 als bouwstof en als toeslagmateriaal in beton en asfalt.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van scheidingsmiddelen uit de groep omvattende roosters, 5 magneten, waszeeftrommels, zeven, zwaardwassers, spiralen, separatoren, hydrocyclonen, wervelstroominrichtingen, flotatie-inrichtingen, bezinkinrichtingen, flocculatie- inrichtingen, persinrichtingen en opstroomkolommen. Afhan-5 kelijk van de scheidingseigenschappen van de scheidings-middelen kan een selectieve afscheiding van fracties uit de verontreinigde bodemas worden bewerkstelligd. Het uiteindelijke doel kan zijn het verkrijgen van bodemas waaruit geen of nagenoeg geen ongewenste fracties, zoals zout en zware 10 metalen meer uitlogen, waardoor de bodemas geschikt kan zijn als bouwstof en als toeslagmateriaal in beton en asfalt.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het met behulp van de scheidingsmiddelen scheiden van fracties uit de bodemas, in het bijzonder fracties uit de groep omvat-15 tende zand, granulaat, grof puin, fijn puin, ferrometalen, non-ferrometalen, organisch materiaal, fijne slibdeeltjes en zout. Door het scheiden en/of verwijderen van fracties kan worden tegengegaan dat verontreinigingen na het in-situ aanbrengen van de bodemas het milieu verontreinigen. Het 20 uiteindelijke doel kan zijn het verkrijgen van bodemas waaruit geen of nagenoeg geen ongewenste fracties meer uitlogen, waardoor de bodemas geschikt kan zijn als bouwstof en als toeslagmateriaal in beton en asfalt.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het met 25 behulp van de scheidingsmiddelen scheiden van zandvormige bodemas en granulaatvormige bodemas. De scheiding van de gereinigde bodemas in zandvormige bodemas en granulaatvormige bodemas maakt het mogelijk de mengverhouding van het zand en het granulaat af te stemmen op de toepassing van de 30 gereinigde bodemas.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die 35 afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich 6 zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 5
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de in de bij gevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: figuur 1 een schematische weergave van een inrich-10 ting voor het reinigen van bodemas; figuur 2 een detail van de inrichting volgens kader II in figuur 1; figuur 3 een detail van de inrichting volgens kader III in figuur 1; en 15 figuur 4 een detail van de inrichting volgens kader IV in figuur 1.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
20
Figuur 1 toont schematisch een inrichting 1 voor het nat reinigen van verontreinigde bodemas 20. Bodemas, in het bijzonder AEC granulaten of AVI-bodemas, is een steenachtig of slakachtig materiaal dat overblijft na het ver-25 branden van afval, in het bijzonder huishoudelijk afval of bedrijfsafval, in een niet weergegeven verbrandingsinrich-ting. Bodemas bevat in dit voorbeeld bij het verlaten van de verbrandingsinrichting naast de gewenste fracties grof granulaat 11 en fijn AVI-granulaat ofwel zand 12 tevens 30 ongewenste fracties zoals grof puin 13, fijn puin 14, ferrometaal 15, non-ferrometalen 10, organisch materiaal 16, fijne slibdeeltjes 17 en zout 18. De verontreinigde bodemas 20 wordt in de inrichting 1 gescheiden in granulaat 11, zand 12, het organische materiaal 16, slib 98 en alle andere 35 bovengenoemde ongewenste fracties. De gereinigde bodemas 80 is daarmee geschikt als bouwmateriaal voor het aanleggen van infrastructuur, bijvoorbeeld als ophoogmateriaal voor 7 aanleggen van wegverhogingen of als toeslag-materiaalvervanger in asfalt of beton.
Zoals in figuur 1 is weergeven is de inrichting 1 voorzien van een aanvoergedeelte 2 voor het invoeren van de 5 verontreinigde bodemas 20, een ziltgedeelte 3 voor het scheiden van het granulaat 11, het zand 12, het organische materiaal 16, het zout 18, het slib 98 en alle andere bovengenoemde ongewenste fracties, en een ontziltgedeelte 8 voor het nabehandelen van het granulaat 11 en het zand 12. 10 De inrichting 1 is voorzien van een spoelwaterverdeelsysteem 59 dat spoelwater 30 toevoert naar verschillende, nader te beschrijven scheidingssystemen in het aanvoergedeelte 2 en het ziltgedeelte 3 voor het reinigend spoelen van de verontreinigde bodemas 20.
15 In de hiernavolgende beschrijving worden de hierboven beschreven gedeelten 2, 3, 8 van de inrichting 1 nader beschreven.
Zoals in figuur 2 is weergegeven wordt de verontreinigde bodemas 20 in een invoerrichting A aangeleverd aan 20 het aanvoergedeelte 2 van de inrichting 1. De verontreinigde bodemas 20 bevat op dat moment granulaat 11, zand 12, grof puin 13, fijn puin 14, ferrometaal 15, non-ferrometaal 10, organisch materiaal 16, fijne slibdeeltjes 17 en zout 18. Het zout 18 omvat in het bijzonder organische en/of 25 anorganische zouten omvat uit de groep omvattende; chloriden, hydroxiden, sulfaten, sulfieten, sulfiden, nitraten, nitrieten, nitriden, fosfaten, fosfieten, fosfiden, carbo-naten, fluoriden, bromiden en jodiden. Voorbeelden van in zouten voorkomende metalen zijn ijzer, aluminium, koper, 30 nikkel, kobalt, zink, natrium, calcium, kalium, magnesium en barium. In principe zijn een groot deel van de elementen van het periodiek systeem der elementen terug te vinden in de samenstelling van de verontreinigde bodemas 20, afhankelijk van de samenstelling van het verbrande huishoudelijk afval 35 of bedrijfsafval.
Het aanvoergedeelte 2 omvat een stortbunker 21 waarin het verontreinigde bodemas 20 in de invoerrichting A
8 gestort wordt. De stortbunker is voorzien van een rooster 22 dat grof puin 13 tegenhoudt en de overige bestanddelen van de verontreinigde bodemas 20 doorlaat. Het grove puin 13 wordt in een eerste afvoerrichting R gestort in een eerste 5 depot 91. De stortbunker 21 is voorzien van een doseerinrichting 23 voor het gedoseerd afgeven van de verontreinigde bodemas 20. Het aanvoergedeelte 2 is recht onder de doseerinrichting 23 van de stortbunker 21 voorzien van een eerste aanvoertransportband 24 en een tweede aan-10 voertransportband 25 die vanaf de stortbunker 21 een op waarts eerste transporttraject C bepalen naar het zilt-gedeelte 3 van de inrichting 1. Boven de tweede aanvoertransportband 25 is een magneet 2 6 aangebracht die met behulp van magnetisme grove delen ferrometaal 15 uit de 15 verontreinigde bodemas 20 verwijdert en in de tweede afvoerrichting B stort in het tweede depot 92.
Zoals in figuur 3 is weergegeven wordt de verontreinigde bodemas 20 vervolgens via het eerste transporttraject C vanuit het aanvoergedeelte 2 overgebracht naar het 20 ziltgedeelte 3. Vanuit het spoelwaterverdeelsysteem 59 wordt spoelwater 30 aangevoerd. Bij aanvang van het reinigen zal het spoelwater 30 relatief onverzadigd zijn. Het in de verontreinigde bodemas 20 aanwezige zout 18 zal daaruit uitgeloogd worden en in het slechts gedeeltelijk verzadigde 25 spoelwater 30 oplossen of neerslaan. Eventueel kan elk ander geschikt, in het spoelwater 30 oplosbare zout aan het spoelwater 30 worden toegevoegd om het verzadigingsproces te versnellen. Het slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater 30 wordt op een nader te beschrijven wijze binnen het 30 ziltgedeelte 3 gerecirculeerd, waardoor het slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater 30 steeds meer verzadigd raakt met zouten 18 uit de verontreinigde bodemas 20. Uiteindelijk zal er nagenoeg geen zout 18 meer vanuit de verontreinigde bodemas 20 in het in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater 35 30 oplossen of neerslaan. Bij de hiernavolgende beschrijving wordt met het zilte spoelwater 30 het spoelwater 30 bedoeld dat reeds na een aantal recirculaties daarvan door het 9 ziltgedeelte 3 in hoofdzaak verzadigd is geraakt met zouten 18. Het in hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater 30 heeft een evenwichtssituatie bereikt, waarbij er evenveel zouten 18 uitlogen als dat er zouten 18 oplossen. Per saldo blijft 5 het zilte spoelwater 30 in hoofdzaak verzadigd.
Het voordeel van een dergelijk verzadigd, zilt spoelwater 30 is dat het resterende in de verontreinigde bodemas 20 aanwezige zout 18 zich gaat gedragen als vaste deeltjes of zoutkristallen, waardoor het in de verontrei-10 nigde bodemas 20 aanwezige zout 18 als onopgeloste zoutdeeltjes 19 door het verzadigde, zilte spoelwater 30 wordt uitgespoeld. De niet opgeloste, meegespoelde zoutdeeltjes 19 kunnen vervolgens eenvoudig in een ontwateringsstap, bijvoorbeeld in een nader te beschrijven scheidingsstap als 15 slibdeeltjes kunnen worden afgescheiden. Het opgeloste zout 18 in het zilte spoelwater 30 hoeft niet aan het zilte spoelwater 30 onttrokken te worden, aangezien de goede werking van het zilte spoelwater 30 juist berust in de verzadiging daarvan met opgelost zout 18. Het zilte spoel-20 water 30 kan daardoor continu gerecirculeerd worden. Ten opzichte van de bekende werkwijze voor het reinigen van bodemas, waarin een overmaat aan onverzadigd spoelwater noodzakelijk is om een groot deel van de zouten in de verontreinigde bodemas op te kunnen lossen ofwel uit te 25 kunnen logen, heeft de werkwijze volgens de uitvinding als voordeel dat een vaste hoeveelheid zilt spoelwater 30 in het ziltgedeelte 3 kan worden gerecirculeerd, zonder dat het afscheiden van de daarin opgeloste zouten 18 noodzakelijk is.
30 Het ziltgedeelte 3 omvat een waszeeftrommel 31 met een invoertrechter 32 voor het ontvangen van de via het eerste transporttraject C aangevoerde, verontreinigde bodemas 20. De waszeeftrommel 31 is voorzien van een eerste sproeisysteem 35 dat is aangesloten op het spoelwater-35 verdeelsysteem 59 en dat de verontreinigde bodemas 20 besproeit met zilt spoelwater 30. De waszeeftrommel 31 omvat perforaties 33 die de verontreinigde bodemas 20 doorlaten 10 naar een onder de waszeeftrommel 31 opgestelde eerste flotatietank, bezinktank of slurrytank 34. Grove fracties die groter zijn dan de perforaties 33 in de waszeeftrommel 31 blijven in de waszeef trommel 31 achter en worden in een 5 derde afvoerrichting V gestort in een derde depot 93.
De door de waszeeftrommel 31 doorgelaten fracties van de verontreinigde bodemas 20 worden in de eerste slurrytank 34 blootgesteld aan een in de slurrytank 34 op gang gebrachte spoelwaterstroom. De spoelwaterstroom veroorzaakt 10 een scheiding tussen lichte, op het zilte spoelwater 30 drijvende fracties en zwaardere bezinkende fracties van de verontreinigde bodemas 20. De drijvende organische fracties 16 worden uit de eerste slurrytank 34 gespoeld en in een vierde afvoerrichting X in een vierde depot 94 gestort. De 15 bezonken fracties worden overgepompt naar een eerste zeef 37. Boven de eerste zeef 37 is een tweede sproeisysteem 38 aangebracht dat de bezonken fracties van de verontreinigde bodemas 20 besproeit met zilt spoelwater 30. De eerste zeef 37 veroorzaakt dat het granulaat 11 van de bodemas 20 op de 20 eerste zeef 37 achterblijft terwijl het zand 12 samen met de fijne ferrometalen 15, de fijne non-ferrometalen 10, de fijne organische fracties 16, de fijne slibdeeltjes 17, de niet opgeloste, meegespoelde zoutdeeltjes 19 en zilt spoelwater 30 door de eerste zeef 37 gespoeld wordt en in een 25 onder de eerste zeef 37 opgestelde tweede slurrytank 39 belandt. Het granulaat 11 wordt vanaf de eerste zeef 37 gestort in een zwaardwasser 40, waarin het granulaat 11 aanvullend wordt ontdaan van aanhangend organisch materiaal 16. Het granulaat 11 bezit als het de zwaardwasser 40 30 verlaat een droogstofgehalte van ongeveer 50-80%. Het granulaat 11 wordt vervolgens via een tweede transporttraject F overgebracht naar het ontziltgedeelte 8 van de inrichting 1, alwaar het een nader te beschrijven ontwateringsbehandeling ondergaat.
35 Het zilte spoelwater 30 en het van het granulaat 11 gescheiden organische materiaal 16 uit de zwaardwasser 40 worden op een tweede zeef 41 gestort. Boven de tweede zeef 11 41 is een derde sproeisysteem 42 opgesteld dat is verbonden met het spoelwaterverdeelsysteem 59. Het derde sproeisysteem 42 spuit zilt spoelwater 30 op het zilte spoelwater 30 uit de zwaardwasser 40, waarbij het daarin meegevoerde organisch 5 materiaal 16 op de tweede zeef 41 achterblijft. Eventuele zandige minerale delen die door het zilte spoelwater 30 vanuit de zwaardwasser 40 zijn meegevoerd, gaan samen met het zilte spoelwater 30 door de tweede zeef 41 en worden onder de tweede zeef 41 opgevangen door een opvangtank 43. 10 Vanuit de opvangtank 43 wordt het zilte spoelwater 30 met eventueel de zandige mineralen gepompt naar de tweede slurrytank 39 teneinde aldaar te worden vermengd met het reeds vanuit de eerste zeef 37 in de tweede slurrytank 39 gestorte zand 12, fijne organische delen 16, fijne 15 slibdeeltjes 17, fijne non-ferrometalen 10, de niet opgeloste, meegespoelde zoutdeeltjes 19 en zilt spoelwater 30 met het daarin opgeloste zout 18. Het gezeefde organische materiaal 16 wordt in de vorm van pulp in een derde afvoerrichting W in een vijfde depot 95 gestort.
20 Het zand 12, de fijne slibdeeltjes 17, de fijne organische delen 16, het opgeloste zout 18, het onopgeloste zout 19 en het zilte spoelwater 30 worden vervolgens vanuit de tweede slurrytank 39 naar een eerste hydrocycloon 45 en een tweede hydrocycloon 46 verpompt. In de hydrocyclonen 45, 25 46 wordt een draaikolk of vortex op gang gebracht welke een afscheiding bewerkstelligt van de fijne slibdeeltjes 17 met een afmeting tot 40 ym of tot 63 ym die ten gevolge van de vortex naar de bovenuitgang van de hydrocyclonen 45, 46 stijgen. De fijne organische delen 16, de fijne slibdeeltjes 30 17 en het onopgeloste zout 19 worden afgevoerd naar een slibtank 50.
Het zwaardere zand 12 en het opgeloste zout 18 worden vervolgens vanuit de onderuitgang van de hydrocyclonen 45, 46 gelost in een onthouter of opstroomkolom 47. In 35 de opstroomkolom 47 wordt een opwaartse stroom S van zilt spoelwater 30 op gang gebracht, waardoorheen het zand 12 tengevolge van de zwaartekracht T in een tegengestelde, 12 neerwaartse richting neerdaalt. De lichte bestanddelen van het zand 12, zoals fijne organische delen en slibdelen met een afmeting tot 40 ym of tot 63 ym die nog niet in eerdere scheidingsstappen zijn gescheiden van het zand 12, worden 5 daarbij opwaarts uit het zand 12 gespoeld terwijl het zand 12 verder neerdaalt. Het zilte spoelwater 30 met de lichte bestanddelen uit het zand 12 wordt via de bovenzijde van de opstroomkolom 47 afgevoerd naar de slibtank 50. Het zand 12 wordt aan de onderzijde van de opstroomkolom 47 gestort op 10 een derde zeef 48 die het met het zand 12 gemengde zilte spoelwater 30 doorlaat. Het door de derde zeef 48 doorgelaten zilte spoelwater 30 wordt opgevangen in een tweede opvangtank 44 en van daaruit gepompt naar de slibtank 50. Het zand 12 dat op de derde zeef 48 achterblijft wordt 15 vervolgens via het derde transporttraject G overgebracht naar het ontziltgedeelte 8 van de inrichting 1, alwaar het een nader te beschrijven ontwateringsbehandeling ondergaat.
Het zilte spoelwater 30 met daarin het organische materiaal 16, de fijne slibdeeltjes 17, het opgeloste zout 20 18 en de meegevoerde onopgeloste zoutdeeltjes 19, dat vanuit de hydrocyclonen 45, 46 en de tweede opvangtank 44 is toegevoerd aan de slibtank 50 wordt via een aanvoertraject Q met behulp van flocculanten 97 behandeld zodat er een ingedikt slibmateriaal 98 ontstaat. Het slibmateriaal 98 25 wordt vervolgens vanuit de slibtank 50 via een niet weergegeven voorindikkingsstap toegevoerd aan een persinrichting 52, alwaar het zilte spoelwater 30 mechanisch uit het ingedikte slibmateriaal 98 geperst wordt teneinde een relatief droge slibkoek 99 van fijne organische delen 16, 30 fijne slibdelen 17 niet opgeloste, meegespoelde zoutdeeltjes 19, een relatief klein restant van het zilte spoelwater 30 en flocculanten 97 over te houden. Alternatief kan in plaats van een persinrichting 52 ook een zeefbandinrichting of een scheiding door middel van centrifugaalkrachten worden 35 toegepast. De droge slibkoek 99 wordt afgevoerd in een vijfde afvoerrichting E naar een zesde depot 100.
Een deel van het zilte spoelwater 30 loopt tenge- 13 volge van de zwaartekracht reeds uit de slibtank 50. Het overige zilte spoelwater 30 wordt door de persinrichting 52 uit het ingedikte slibmateriaal 98 geperst. Het uitgeperste spoelwater 30 wordt hergebruikt of gerecirculeerd door het 5 via een recirculatietraject D terug te voeren naar het spoelwaterverdeelsysteem 59.
Zoals in figuur 4 is weergegeven worden het granulaat 11 en het zand 12 afzonderlijk door het zilte spoelwater 30 via respectievelijk het tweede transporttra-10 ject F en een derde transporttraject G meegevoerd en overgebracht naar het ontziltgedeelte 8. In het granulaat 11, het zand 12 en het spoelwater 30 kunnen nog fijne slibdeel-tjes 17, fijne ferrometalen 15 en fijne non-ferrometalen 10 aanwezig zijn.
15 Het granulaat 11 en het zilte spoelwater 30 vanuit het tweede transporttraject F worden op een eerste ontwateringszeef 81 aangebracht teneinde daarop te worden gespoeld en afgezeefd. De eerste ontwateringszeef 81 laat het zilte spoelwater 30, de fijne slibdeeltjes 17 en de 20 fijne ferrometalen 15 door naar een daaronder gelegen derde opvangtank 85.
Een gedeelte van het uitgespoelde zilte spoelwater 30, de fijne slibdeeltjes 17 en de fijne ferrometalen 15 wordt vanuit de derde opvangtank 85 via een nader te 25 beschrijving vierde opvangtank 49 teruggevoerd via terug-voertraject P naar de slibtank 50 van het ziltgedeelte 3. Een ander deel van het uitgespoelde zilte spoelwater 30 wordt vanuit de derde opvangtank 85 via een eerste pomptra-ject H uit het ontziltgedeelte 8 gepompt naar de water-30 behandelingseenheid 9. In de waterbehandelingseenheid 9 wordt het uitgespoelde zilte spoelwater 30 ontzout waardoor zoet of ontzilt spoelwater 90 wordt verkregen. Het ontzilte spoelwater 90 wordt in een tweede pomptraject K teruggevoerd naar het ontziltgedeelte 8 teneinde aldaar via een boven de 35 eerste ontwateringszeef 81 opgesteld vierde sproeisysteem 82 op het granulaat 11 gespoten te worden. Hiermee kan een groot deel van het nog in het granulaat 11 aanwezige zilte 14 spoelwater 30 alsnog worden uitgespoeld. Op de hiervoor beschreven wijze wordt het zilte spoelwater 30 met ontzilt spoelwater 90 uit het granulaat 11 gespoeld zodat er nagenoeg geen zilt spoelwater 30 meer in het granulaat 11 5 aanwezig is. Hierdoor wordt schoon granulaat 11 verkregen met een laag zoutgehalte, waarmee de verkregen bodemas voldoet aan de milieueisen en waardoor er geen of aanzienlijk minder aanvullende kostbare ontzoutingsbehande-lingen uitgevoerd hoeven te worden. Het gereinigde granulaat 10 11 wordt op een derde transportband 83 gestort, alwaar een eerste Eddy-current- of wervelstroominrichting 101 is aangebracht. De wervelstroominrichting 101 bewerkstelligt een rondlopende inductiestroom die non-ferrometalen 10 zoals aluminium, koper, messing, zink en lood van het granulaat 11 15 scheidt. Het granulaat 11, dat ontdaan is van de non-ferrometalen 10, wordt vervolgens in een eerste houder 84 gestort.
Op eenzelfde wijze worden het zand 12 en het zilte spoelwater 30 vanuit het derde transporttraject G op een 20 tweede ontwateringszeef 86 aangebracht teneinde daarop te worden gespoeld en afgezeefd. De tweede ontwateringszeef 86 laat het zilte spoelwater 30, de fijne slibdeeltjes 17 en de fijne ferrometalen 15 door naar een daaronder gelegen vierde opvangtank 49.
25 Een gedeelte van het uitgespoelde zilte spoelwater 30, de fijne slibdeeltjes 17 en de fijne ferrometalen 15 wordt vanuit de vierde opvangtank 49 teruggevoerd via terugvoertrajeet P naar de slibtank 50 van het ziltgedeelte 3. Een ander deel van het uitgespoelde zilte spoelwater 30 30 wordt vanuit de vierde opvangtank 49 samengevoegd met het uitgespoelde zilte spoelwater 30 uit de derde opvangtank 85 en via een eerste pomptraject H uit het ontziltgedeelte 8 gepompt naar de waterbehandelingseenheid 9. In de water-behandelingseenheid 9 wordt volgens de hierboven beschreven 35 wijze het zilte spoelwater 30 ontzout, waarna het verkregen ontzilte spoelwater 90 via een tweede pomptraject K teruggevoerd wordt naar het ontziltgedeelte 8 teneinde aldaar via 15 een boven de tweede ontwateringszeef 86 opgesteld vijfde sproeisysteem 87 op zand 12 gespoten te worden. Hiermee kan een groot deel van het nog in het zand 12 aanwezig zilte spoelwater 30 alsnog worden uitgespoeld. Op de hiervoor 5 beschreven wijze wordt het zilte spoelwater 30 met ontzilt spoelwater 90 uit het zand 12 gespoeld, zodat er nagenoeg geen zilt spoelwater 30 meer in het zand 12 aanwezig is.
Hierdoor wordt schoon zand 12 verkregen met een laag zoutgehalte, waarmee de verkregen bodemas voldoet aan de 10 milieueisen en waardoor er geen of aanzienlijk minder, aanvullende kostbare ontzoutingsbehandelingen uitgevoerd hoeven te worden. Het gereinigde zand 12 wordt op een vierde transportband 88 gestort, alwaar een tweede Eddy-current- of wervelstroominrichting 102 is aangebracht. De 15 wervelstroominrichting 102 bewerkstelligt een rondlopende inductiestroom die non-ferrometalen 10 zoals aluminium, koper, messing, zink en lood van het zand 12 scheidt. Het zand 12, dat ontdaan is van de non-ferrometalen 10, wordt vervolgens in een tweede houder 89 gestort.
20 Het gereinigde granulaat 11 en het gereinigde zand 12 worden vanuit respectievelijk de eerste houder 84 en de tweede houder 89 via respectievelijk een eerste uitvoertraject M en een tweede uitvoertraject N uit de inrichting 1 uitgevoerd om vervolgens afzonderlijk of in een 25 bepaalde mengverhouding als gereinigde bodemas 80 te worden aangeboden aan afnemers. De mengverhouding is afhankelijk van de toepassing van de gereinigde bodemas. De gereinigde bodemas 80 kan bijvoorbeeld voor toepassing als ophoogmateriaal voor wegverhogingen bestaan uit een mengsel 30 van zand 12 en granulaat 11, terwijl voor gereinigde bodemas 80 als grindvervanger in asfalt of beton een samenstelling van hoofdzakelijk granulaat 11 meer geschikt is.
Het zout 18 dat in de ontwateringseenheid 9 aan
het zilte spoelwater 30 onttrokken is of daarvan afgeschei-35 den is, wordt in dit voorbeeld vanuit de ontwateringseenheid 9 in de vorm van brijn 70 via een terugvoertraject L
teruggevoerd aan de slibtank 50 in het ziltgedeelte 3 van de 16 inrichting 1.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te 5 beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het in een inrichting reinigen van verontreinigde bodemas, waarbij de verontreinigingen in de bodemas ten minste een bestanddeel zout omvatten, waarbij de inrichting is voorzien van een ziltgedeelte, waarbij de 5 werkwijze omvat het invoeren van de verontreinigde bodemas in het ziltgedeelte, het spoelen van de verontreinigde bodemas met zilt spoelwater dat in hoofdzaak verzadigd is met daarin opgelost zout, waarbij het in de verontreinigde bodemas aanwezige zout als onopgeloste zoutdeeltjes door het 10 in hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater wordt uitgespoeld.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de werkwijze voorts omvat het afscheiden van het als onopge loste deeltjes uitgespoelde zout uit het in hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater, het recirculeren van het in 15 hoofdzaak verzadigde, zilte spoelwater en het opnieuw spoelen van de verontreinigde bodemas met het gerecircu-leerde, in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de werkwijze omvat het spoelen van de verontreinigde bodemas 20 met slechts gedeeltelijk verzadigd spoelwater waarbij het in de verontreinigde bodemas aanwezige zout oplost in het slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater, het opvangen van het door de verontreinigde bodemas gespoelde, gedeeltelijk verzadigde spoelwater, het herhaaldelijk recirculeren van 25 het opgevangen en gedeeltelijk verzadigde spoelwater en het spoelen van de verontreinigde bodemas met het gerecirculeerde, slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater, waarbij het slechts gedeeltelijk verzadigde spoelwater steeds meer verzadigd raakt met zouten en er uiteindelijk 30 nagenoeg geen zout meer vanuit de verontreinigde bodemas in het in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater oplost, waardoor het in hoofdzaak verzadigde zilte spoelwater wordt verkregen.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij ten minste 70% van het zilte spoelwater per 5 cyclus gerecirculeerd wordt, bij voorkeur ten minste 80%, bij meeste voorkeur ten minste 90%.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclu sies, waarbij de bodemas en het spoelwater organische en/of anorganische zouten omvat uit de groep omvattende; chlori- 10 den, hydroxiden, sulfaten, sulfieten, sulfiden, nitraten, nitrieten, nitriden, fosfaten, fosfieten, fosfiden, carbo-naten, fluoriden, bromiden en jodiden.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting verder een ontziltgedeelte 15 omvat, waarbij de werkwijze omvat het overbrengen van de gespoelde bodemas vanuit het ziltgedeelte naar het ontziltgedeelte, het in het ontziltgedeelte spoelen van de bodemas met zoet of ontzilt spoelwater, waarbij het nog in de bodemas aanwezige zilte spoelwater uit de bodemas gespoeld 20 wordt.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van scheidings-middelen uit de groep omvattende roosters, magneten, was-zeeftrommels, zeven, zwaardwassers, spiralen, separatoren, 25 hydrocyclonen, wervelstroominrichtingen, flotatie-inrich-tingen, bezinkinrichtingen, flocculatie-inrichtingen, persinrichtingen en opstroomkolommen.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de werkwijze omvat het met behulp van de scheidingsmiddelen 30 scheiden van fracties uit de bodemas, in het bijzonder fracties uit de groep omvattende zand, granulaat, grof puin, fijn puin, ferrometalen, non-ferrometalen, organisch materiaal, fijne slibdeeltjes en zout.
9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij de 35 werkwijze omvat het met behulp van de scheidingsmiddelen scheiden van zandvormige bodemas en granulaatvormige bodemas .
10. Werkwijze voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- RM/FG
NL2006813A 2011-05-19 2011-05-19 Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas. NL2006813C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006813A NL2006813C2 (nl) 2011-05-19 2011-05-19 Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas.
PCT/NL2012/050339 WO2012169882A1 (en) 2011-05-19 2012-05-16 Method for purifying contaminated bottom ash
EP12724768.2A EP2709766B1 (en) 2011-05-19 2012-05-16 Method for purifying contaminated bottom ash

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006813 2011-05-19
NL2006813A NL2006813C2 (nl) 2011-05-19 2011-05-19 Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006813C2 true NL2006813C2 (nl) 2012-11-20

Family

ID=46197661

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006813A NL2006813C2 (nl) 2011-05-19 2011-05-19 Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2709766B1 (nl)
NL (1) NL2006813C2 (nl)
WO (1) WO2012169882A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102011013030A1 (de) 2011-03-04 2012-09-06 Alexandra Beckmann Aufbereiten von Müllverbrennungsasche
NL2016484B1 (en) 2016-03-24 2017-10-05 Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland Prevention of Sb leaching from bottom ash.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2747078A1 (de) * 1977-10-20 1979-05-03 Georg Von Dipl Ing Bormann Verfahren und vorrichtung zum aufbereiten von schlacken
EP0630687A1 (fr) * 1993-06-28 1994-12-28 Sipac S.A. Procédé de traitement de résidus d'installations d'incineration d'immondices ménagères et similaires
WO2002018069A1 (en) * 2000-09-01 2002-03-07 Tech-Wise A/S Process for the treatment of bottom ash from waste incineration plants
JP2005001910A (ja) * 2003-06-10 2005-01-06 Taiheiyo Cement Corp 焼却灰のセメント原料化方法

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2747078A1 (de) * 1977-10-20 1979-05-03 Georg Von Dipl Ing Bormann Verfahren und vorrichtung zum aufbereiten von schlacken
EP0630687A1 (fr) * 1993-06-28 1994-12-28 Sipac S.A. Procédé de traitement de résidus d'installations d'incineration d'immondices ménagères et similaires
WO2002018069A1 (en) * 2000-09-01 2002-03-07 Tech-Wise A/S Process for the treatment of bottom ash from waste incineration plants
JP2005001910A (ja) * 2003-06-10 2005-01-06 Taiheiyo Cement Corp 焼却灰のセメント原料化方法

Also Published As

Publication number Publication date
WO2012169882A1 (en) 2012-12-13
EP2709766B1 (en) 2017-04-19
EP2709766A1 (en) 2014-03-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6022103B1 (ja) キレート剤を用いる土壌浄化施設におけるキレート剤回収方法
KR102099047B1 (ko) 컴팩트형 복합 오염토양 정화 시스템
US20220371064A1 (en) Solid waste treatment system and method
JP5292483B2 (ja) 湿式選別装置
JP5481034B2 (ja) 焼却灰の処理方法及び焼却灰の処理設備
JP2018020270A (ja) 土壌浄化施設のためのキレート剤回収装置及びキレート剤回収方法
CN104475441A (zh) 一种基于减量浓缩设计理念的土壤淋洗修复系统及其方法
JP6264593B1 (ja) 土壌浄化システム
JP2018020264A (ja) 土壌浄化施設のためのキレート剤回収装置及びキレート剤回収方法
CN107127210A (zh) 一种土壤淋洗修复系统及方法
KR101782615B1 (ko) 복합 오염 토양의 정화 시스템 및 방법
JP4943309B2 (ja) 粉粒体処理システム及び粉粒体処理方法
JP2018069121A (ja) キレート剤を用いる土壌浄化施設における土壌浄化方法
NL2006813C2 (nl) Werkwijze voor het reinigen van verontreinigde bodemas.
JP2010227827A (ja) 粉粒体処理システム及び粉粒体処理方法
KR101070255B1 (ko) 준설토 처리시스템 및 그 제어방법
CN108409073A (zh) 通沟污泥处理方法
JP5292482B2 (ja) 湿式選別装置
JP4931841B2 (ja) 湿式選別装置
ITMI20111141A1 (it) Metodo ed impianto di trattamento di ceneri pesanti
JP5143070B2 (ja) 粉粒体処理システム及び粉粒体処理方法
JP5351986B2 (ja) 粉粒体処理システム及び粉粒体処理方法
RU2372439C1 (ru) Способ для обезвреживания и утилизации отсева щебеночного и/или асбестового балласта
JP5226730B2 (ja) シアン汚染土の浄化システム
JP4943358B2 (ja) 粉粒体処理システム及び粉粒体処理方法

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180601