NL2004369C2 - Werkwijze voor het behandelen van slanke producten. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het behandelen van slanke producten

De uitvinding betreft het gebied van het behandelen van slanke producten, bijvoorbeeld in samenhang met het uitvoeren van bepaalde bewerkingen daarop. Als 5 voorbeeld worden genoemd uitzetstangen die kunnen worden toegepast in de raammechanismen van uitzetbare ramen voor kassen of warenhuizen. Deze uitzetstangen bezitten alle een bepaalde lengte, terwijl aan hun einde lippen kunnen zijn gevormd die schamierbaar zijn opgenomen in het raammechanisme. Deze lippen zijn onder een bepaalde hoek gezet, afhankelijk van de positie waarin de uitzetstang wordt 10 toegepast. De uitzetstangen kunnen ook zonder lippen zijn uitgevoerd.

Dergelijke uitzetstangen worden op grote schaal efficiënt vervaardigd door middel van speciaalmachines, die per tijdseenheid een aanzienlijke hoeveelheid producten afleveren. Deze producten worden gewoonlijk en gelabeld, en tenslotte samengebonden tot bundels ter aflevering. De daarmee samenhangende logistieke 15 stromen kunnen ertoe leiden dat een zekere hoeveelheid mankracht beschikbaar moet zijn. Dat is een nadeel omdat daarmee vrij hoge kosten gepaard gaan. Een ander nadeel is dat verstoringen in het logistieke proces als gevolg van onvoldoende beschikbaarheid van mankracht tot verstoringen in het productieproces kunnen leiden en zelfs tot stilstand van de machine.

20 Als voorbeeld van een machine voor het bewerken van slanke producten wordt verwezen naar NL-C-1009629. De daaruit bekende machine is geschikt voor het vervaardigen van uitzetstangen uit buisvormig materiaal. De gerede uitzetstangen komen aan het eind van het productieproces in groten getale beschikbaar, op welk moment de hiervoor geschilderde logistieke behandeling een rol gaat spelen.

25 Het doel van de uitvinding is daarom het behandelen van dergelijk voorwerpen efficiënter vorm te geven. Dat doel wordt bereikt door een werkwijze voor het behandelen van slanke producten, zoals buisvormige producten, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een tenminste een slank product, 30 -het verschaffen van een bufferinrichting voorzien van meerdere opneemposities die dwars zijn gericht op de transportrichting van de bufferinrichting en die elk bestemd zijn voor het opnemen van het tenminste ene slanke product, 2 -het met tenminste een slank product vullen van een beschikbare opneempositie die zich dichter bij het afgifte-eind bevindt dan andere beschikbare opneemposities, -het dwars op de langsrichting van het tenminste ene slanke product verplaatsen van de opneemposities naar een afgifte-eind van de bufferinrichting.

5 Zoals hiervoor reeds genoemd, kunnen bij de werkwijze volgens de uitvinding de slanke producten die beschikbaar komen verzameld worden in de bufferinrichting.

Deze bufferinrichting wordt echter zodanig gevuld, dat nabij het afgifte-eind daarvan steeds een slank product of een bundel uit de slanke producten beschikbaar is voor afname. Daardoor kan de beschikbare mankracht efficiënt worden ingezet: er is immers 10 steeds voorraad beschikbaar om afgevoerd te worden. Anderzijds leidt het deponeren van de slanke producten of de bundel slanke producten op een positie nabij het afgifte-eind ertoe dat steeds zoveel mogelijk ruimte beschikbaar is voor nieuwe hoeveelheden slanke producten of bundels. Dit blijkt ook uit het feit dat het ontstaan van open opneemposities tussen het voorste eind en het afgifte-eind van de bufferinrichting 15 vermeden kan worden. Daardoor is gewaarborgd dat de machine die de slanke producten aflevert, vrijwel ongestoord kan blijven functioneren zonder dat de werking daarvan noodgedwongen moet worden stilgelegd doordat de opneempositie aan het voorste eind van de bufferinrichting reeds bezet is terwijl andere opneemposities nog vrij zouden zijn.

20 Onder een beschikbare opneempositie zoals hiervoor beschreven wordt verstaan een opneempositie die nog leeg is. De opneempositie waarin de producten worden opgenomen kan die zijn welke zich het dichtst bij het afgifte-eind bevindt. Dit hoeft echter niet te betekenen dat bij een lege buffer de producten noodzakelijkerwijs gedeponeerd worden in de opneempositie direct aan het afgifte-eind van het bovenste 25 part. Het kan om veiligheidsredenen bij voorbeeld wenselijk zijn om het deponeren dan uit te voeren in een opneempositie die zich op enige afstand van het afgifte-eind bevindt, bijvoorbeeld onder vrijlating van een of twee opneemposities die dichter bij het afgifte-eind liggen.

De werkwijze kan verder de stap omvatten van het verschaffen van een 30 transportinrichting voor het transporteren van telkens tenminste een slank product naar de beschikbare opneempositie die zich het dichtst bij het afgifte-eind bevindt. Een dergelijke transportinrichting kan op vele verschillende manieren worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld met een robotarm die telkens een slank product of een bundel kan 3 grijpen en in de betreffende opneempositie kan deponeren. Volgens een uitvoering die de voorkeur verdient omvat de werkwijze de stappen van: -het doen verplaatsen van de opneemposities volgens een baan die zich langs de bufferinrichting uitstrekt, 5 -het doen verplaatsen van de opneemposities in verticale richting.

Op deze wijze kunnen de slanke producten op gelijkmatige wijze worden toegevoerd aan de bufferinrichting. Het toevoeren van de producten in de bufferinrichting naar het afgifte-eind daarvan geschiedt bij voorkeur door het stapsgewijze doen verplaatsen van de opneemposities over een stapgrootte die in wezen 10 gelijk is aan de afstand tussen twee van die opneemposities.

De uitvinding betreft verder een inrichting voor het behandelen van slanke producten volgens de werkwijze zoals hiervoor beschreven. Deze inrichting omvat een bufferinrichting voorzien van meerdere langwerpige opneemposities welke, tussen een eerste eind en een afgifte-eind van de bufferinrichting, verplaatsbaar zijn dwars op hun 15 langsrichting en in elk waarvan een tenminste een slank product of een bundel uit slanke producten opneembaar is zodanig dat de langsrichting van de bundel of van het slanke product samenvalt met de langsrichting van de opneempositie, een transportinrichting welke de bufferinrichting overlapt voor het langs de bufferinrichting transporteren van een slanke product, alsmede afzetmiddelen voor het deponeren van 20 het slanke product in een beschikbare opneempositie die zich het dichter bij het afgifte-eind van de bufferinrichting bevindt dan andere beschikbare opneemposities.

De bufferinrichting omvat tenminste een soepele of gelede band zonder eind omvat met een bovenste part en een onderste part, welk bovenste part de opneemposities omvat. De slanke voorwerpen kunnen zonder probleem op de 25 opneemposities worden opgenomen. Deze kunnen daartoe houders omvatten met een naar boven toe open U-vormige of V-vormige doorsnede bezitten. Omdat de slanke voorwerpen vrij lang kunnen zijn, omvat de bufferinrichting bij voorkeur twee van dergelijke soepele of gelede banden naast elkaar , zodanig dat de slanke producten elk nabij hun tegenoverliggende einden zijn ondersteund in tegenoverliggende houders van 30 beide banden. Verder kunnen de banden naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn voor het aanpassen van de bufferinrichting aan de lengte der slanke producten.

Zoals reeds genoemd kan de transportinrichting in de vorm van een of meer banen worden uitgevoerd. Bij voorkeur omvat de transportinrichting onderling 4 evenwijdige banen zonder eind omvat waarvan de onderling afstand groter is dan de onderlinge afstand van de banden zonder eind van de bufferinrichting, door welke banen van de transportinrichting tenminste elk een houder verplaatsbaar is ondersteund, welke houders in dwarsrichting tegenover elkaar liggen en een onderlinge afstand 5 bezitten die groter is dan de onderlinge afstand van de houders van een paar van de bufferinrichting en groter is dan de onderlinge afstand van de banden van de bufferinrichting.

In verband met de automatische werking van de inrichting kunnen detectiemiddelen zijn voorzien voor het detecteren van de aanwezigheid van een slank 10 product op een opneempositie, alsmede regelmiddelen voor het zodanig besturen van de transportinrichting en de afzetmiddelen dat een door die transportinrichting getransporteerd slank product wordt afgezet in een beschikbare opneempositie.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

15 Figuur 1 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht

Figuur 3 toont een vooraanzicht.

De in de figuren 1-3 weergegeven inrichting volgens de uitvinding bestaat uit de in zijn geheel met verwijzingsteken 1 aangegeven bufferinrichting en uit de met 2 20 aangeduide transportinrichting. De bufferinrichting 1 bestaat uit twee evenwijdig naast elkaar opgestelde banden zonder eind 3. In het bovenaanzicht van Figuur 2 is te zien dat deze banden naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsbaar zijn uitgevoerd. In de uiterste, maximaal uit elkaar bewogen stand kunnen relatief lange slanke producten of een complete bundel 4 van die producten worden behandeld, terwijl in de andere, 25 uiterste positie de banden 3 dicht bij elkaar liggen voor het behandelen van relatief korte slanke producten of bundels 4. In het vooraanzicht van figuur 3 zijn de banden 3 in deze laatste positie, zo dicht mogelijk bij elkaar, weergegeven. Tevens is daar te zien dat een der banden is opgenomen op een verplaatsbaar gestel 5, dat door middel van de rollen 6 heen en weer verplaatsbaar is over de geleidingen 7. Het andere gestel 8 is 30 vast.

De banden 3 dragen elk houders 9. Deze houders zijn aan het bovenste part 10 van de band 3 opwaarts gericht zodanig dat daar in de bundels 4 onder invloed van de zwaartekracht kunnen rusten. Via op zich bekende omkeerrollen 12 gaat het bovenste 5 part 10 over in het onderste part 11. De banden 3 strekken zich uit tussen een voorste eind 13 en afgifte-eind 14. Ter plaatse van dit afgiftc-cind 14 moeten de bundels 4 uit de houders 9 worden verwijderd, bijvoorbeeld door mankracht of door mechanische hulpmiddelen. De transportbeweging van het bovenste part 10 is dan ook, in het 5 aanzicht van figuur 1 gezien, naar rechts gericht. Aan het voorste eind is voor de bufferinrichting 1 een willekeurige andere inrichting 15 geplaatst, welke de slanke voorwerpen behandelt en aflevert in een afgewerkte vorm. De aard en uitvoering van deze andere inrichting 15 is verder niet relevant voor de werking van de inrichting volgens de uitvinding. Als voorbeeld wordt echter genoemd en inrichting van het type 10 zoals bekend uit het Nederlandse octrooischrift 1009629, in het bijzonder geschikt is voor het vormen van uitzetstangen.

De aldus verkregen slanke voorwerpen, bijvoorbeeld in de vorm van uitzetstangen, komen niet direct terecht in de bufferinrichting 1, doch worden allereerst verzameld door de transportinrichting 2. Deze transportinrichting 2 bestaat uit twee 15 banen 16 die geplaatst zijn buiten de banden zonder eind 3 van de bufferinrichting 1. De banen 16 van de transportinrichting 2 dragen eveneens elk een houder die aangeduid zijn met het verwijzingsteken 17. Het paar houders 17 wordt, zoals met onderbroken lijnen weergegeven in figuur 1, gereed gehouden aan het eind van de andere inrichting 15, zodat daarin een bundel 4 uit slanke producten kan worden 20 verzameld. Zodra deze houders 17 tot een zekere mate gevuld zijn, worden deze, gezien in het aanzicht van figuur 1, door de banen 16 van de transportinrichting 2 naar rechts bewogen.

Aldus bewegen de houders 17 van de transportinrichting 2 naar rechts, gezien in figuur 1, en langs het bovenste part 10 van de banden 3 van de bufferinrichting 1. Deze 25 beweging wordt voortgezet totdat de houders 17 met daarin de bundel slanke voorwerpen terechtkomt boven de nog lege houders 9 van de bufferinrichting 1 en die dichtbij het afgifte-eind 14 liggen. Op die positie worden de houders 17 van de transportinrichting 2 naar beneden bewogen door de zuiger/cilinderinrichtingen 18, hetgeen mogelijk is omdat deze zich buiten de houders 4 van de bufferinrichting 1 30 bevinden. De bundel slanke voorwerpen 4 komt dan terecht in die houders 4 van de bufferinrichting, terwijl de dan geledigde houders 17 langs de banen 16 teruggevoerd worden naar de uitgangspositie voor het opnemen van verdere bundels slanke voorwerpen.

6

Op deze wijze is verzekerd dat zich nabij het afgifte-eind 14 van de buffer inrichting 1 steeds een aaneengesloten reeks uit bundels 4 bevindt, hetgeen het afnemen van de bundels op efficiënte wijze mogelijk maakt. Tevens is verzekerd dat zoveel mogelijk bundels 4 kunnen worden verzameld in de bufFerinrichting 1, waarbij 5 vermeden wordt dat open posities ontstaan tussen gevulde posities.

7

Lijst van verwijzingstekens I. Bufferinrichting 5 2. Transportinrichting 3. Band zonder eind van de bufferinrichting 4. Bundel uit slanke producten 5. Beweegbaar gestel van bufferinrichting 6. Rol beweegbaar gestel 10 7. Rolgeleiding 8. Vast gestel van bufferinrichting 9. Houder van bufferinrichting 10. Bovenste part II. Onderste part 15 12. Omkeerrol 13. Voorste eind bufferinrichting 14. Afgifte-eind bufferinrichting 15. Bewerkingsinrichting 16. Baan van transportinrichting 20 17. Houder van transportinrichting 18. Afzetmiddelen van transportinrichting

Claims (12)

1. Werkwijze voor het behandelen van slanke producten (4), zoals buisvormige 5 producten, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een tenminste een slank product, -het verschaffen van een bufferinrichting (1) voorzien van meerdere opneemposities (9) die dwars zijn gericht op de transportrichting van de bufferinrichting en die elk bestemd zijn voor het opnemen van het tenminste ene slanke 10 product (4), -het met tenminste een slank product (4) vullen van een beschikbare opneempositie (9) die zich dichter bij het afgifte-eind (14) bevindt dan andere beschikbare opneemposities (9), -het dwars op de langsrichting van het tenminste ene slanke product (4) 15 verplaatsen van de opneemposities (9) naar een afgifte-eind (14) van de bufferinrichting (1).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een transportinrichting (2) voor het transporteren van telkens 20 tenminste een slank product (4) naar de beschikbare opneempositie (9) die zich het dichtst bij het afgifte-eind (14) bevindt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende de stappen van: -het doen verplaatsen van de opneemposities (9) volgens baan (16) langs de 25 bufferinrichting (1), -het doen verplaatsen van de opneemposities (9) in verticale richting.

4. Werkwijze volgens de in de voorgaande conclusies, omvattende de stap van: -het stapsgewijze doen verplaatsen van de opneemposities (9) over een 30 stapgrootte die in wezen gelijk is aan de afstand tussen twee van die opneemposities of een veelvoud van die afstand.

5. Inrichting voor het behandelen van slanke producten (4) volgens de werkwijze van een der voorgaande conclusies, omvattende een bufferinrichting (1) voorzien van meerdere langwerpige opneemposities (9) welke, tussen een voorste eind (13) en een afgifte-eind (14) van de bufferinrichting (1), verplaatsbaar zijn dwars op hun 5 langsrichting en in elk waarvan een tenminste een slank product (4) opneembaar is zodanig dat de langsrichting van het voorwerp of van het slanke product samenvalt met de langsrichting van de opneempositie (9), een transportinrichting (2) welke zich langs de bufferinrichting (1) uitstrekt voor het langs de bufferinrichting (1) transporteren van een slanke product ( 4), alsmede afzetmiddelen (18) voor het deponeren van het slanke 10 product (4) in een beschikbare opneempositie (9) die zich dichter bij het afgifte-eind (14) van de bufferinrichting (1) bevindt dan andere beschikbare opneemposities (9).

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de bufferinrichting (1) tenminste een soepele of gelede band zonder eind (3) omvat met een bovenste part (10) en een 15 onderste part (11), welk bovenste part de opneemposities (9) omvat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de bufferinrichting (1) onderling evenwijdige banden zonder eind (3) omvat en de opneemposities elk een paar tegenoverliggende houders (9) omvatten die elk op een respectievelijke band (3) zijn 20 opgenomen, zodanig dat de slanke producten (4) elk nabij hun tegenoverliggende einden zijn ondersteund in de houders (9) van een paar.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de houders (9) elk een in wezen U-vormige of V-vormige doorsnede bezitten. 25

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de banden (3) van de bufferinrichting (1) naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn voor het aanpassen van de bufferinrichting aan de lengte der slanke producten (4).

10. Inrichting volgens een der conclusies 5-9, waarbij de transportinrichting (2) onderling evenwijdige banen (16) omvat waarvan de onderling afstand groter is dan de onderlinge afstand van de banden zonder eind (3) van de bufferinrichting (1), op elk van welke banen (16) van de transportinrichting (2) een houder (17) verplaatsbaar is ondersteund, welke houders (17) in dwarsrichting tegenover elkaar liggen en een onderlinge afstand bezitten die groter is dan de onderlinge afstand van de houders (9) van een paar van de bufferinrichting (1) en groter is dan de onderlinge afstand van de banden (3) van de bufferinrichting (1). 5

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de afzetmiddelen een verplaatsingsrichting van de houders (9) verschaffen die op en neer is gericht, zoals een verticaal gerichte zuiger/cilinderinrichting (18).

12. Inrichting volgens een der conclusie 4-11, waarbij detectiemiddelen zijn voorzien voor het detecteren van de aanwezigheid van een slank product op een opneempositie, alsmede regelmiddelen voor het zodanig besturen van de transportinrichting en de afzetmiddelen dat een door die transportinrichting getransporteerd slank product wordt afgezet in een beschikbare opneempositie. 15