NL2001596C2

NL2001596C2 - Afwerkelement, constructie en werkwijze voor vloeistofdichte afdichting van een oppervlak.

Info

Publication number: NL2001596C2
Application number: NL2001596A
Authority: NL
Inventors: Joost Cornelis Duvekot; Martin Mastenbroek
Original assignee: Kedge Holding Bv
Priority date: 2008-05-19
Filing date: 2008-05-19
Publication date: 2009-11-20
Also published as: RU2508480C2; US20110094652A1; JP5458094B2; EP2304117A1; CA2724825A1; BRPI0912827B1; ZA201008237B; EP2304117B1; AU2009249946B2; CN102099534A; CA2724825C; CN102099534B; JP2011521189A; AU2009249946A1; WO2009142485A1; US8628286B2; BRPI0912827A2; RU2010151980A

Description

Afwerkelement, constructie en werkwijze voor vloeistofdichte afdichting van een oppervlak.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afwerkelement voor vloeistofdichte 5 afwerking van een althans hoofdzakelijk schachtvormig vrij uiteinde van een constructie-element. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor vloeistofdichte afdichting van een oppervlak waaruit een schachtvormig uiteinde van een constructie-element steekt.

10 Vele verschillende typen constructie-elementen zijn bekend, die met name in de bouw voor uiteenlopende constructiedoeleinden worden toegepast. Een voorbeeld van een dergelijk constructie-element is een bevestigingsmiddel, zoals een bout of draadeind, dat met een schachtvormig vrij uiteinde uitsteekt om een mogelijkheid te bieden daaraan een inrichting of onderdeel te bevestigen. Een ander voorbeeld is een doorvoer waarbij 15 door het schachtvormige uiteinde een lichaamsholte zich uitstrekt om daarin bijvoorbeeld een doorgaande kabel of leiding te ontvangen.

Gewoonlijk vereist een montage van een dergelijk constructie-element een daarop afgestemde boring in een constructiedeel om daarin vervolgens een proximaal deel van 20 het constructie-element te ontvangen. Een daarbij onvermijdelijke penetratie van een wand van het betreffende constructiedeel heeft echter als bezwaar dat een integriteit en met name lekdichtheid van die wand niet steeds zal kunnen worden gewaarborgd.

Met de onderhavige uitvinding wordt onder meer beoogd te voorzien in een afwerk-25 element van de in de aanhef beschreven soort om aan dit bezwaar althans in belangrijke mate tegemoet te komen.

Om het beoogde doel te bereiken omvat een afwerkelement van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding een vormvaste kern met een holte om daarin het 30 uiteinde althans in hoofdzaak vloeistofdicht te ontvangen en een flexibele krans die althans in hoofdzaak vloeistofdicht rondom lateraal van de kem uitgaat. Door de holte kan het afwerkelement in hoofdzaak lekdicht over het vrije uiteinde van een constructie-element worden aangebracht. De passing van het uiteinde in de-holte gaat daarbij tegen LA08.1386NLnLwpd -2- dat vocht tussen het kemlichaam en het uiteinde kan dringen. De flexibele krans kan relatief eenvoudig vloeistofdicht aan een oppervlak van het constructiedeel worden bevestigd en zorgt daarmee voor een volledig lekdichte afwerking van het geheel. De flexibiliteit van de krans bevordert daarbij een conformerende aansluiting op het 5 oppervlak ook als dit laatste niet volledig vlak of effen is. Aldus wordt voorzien in een afwerkelement waarmee in relatief korte tijd en betrekkelijk eenvoudig het uiteinde van een constructie-element betrouwbaar vloeistofdicht kan worden afgewerkt.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van het afwerkelement van de onderhavige uitvinding 10 heeft als kenmerk dat de kem in de holte een inwendige schroefdraad omvat complementair aan een uitwendige schroefdraad van het uiteinde. Een dergelijke schroefdraadverbinding voorziet in een relatief eenvoudige, doch duurzame en betrouwbare bevestigingsmogelijkheid. In een bijzondere uitvoeringsvorm is het afwerkelement volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de kem een moer 15 omvat. Een moer is een tegen lage kosten algemeen verkrijgbaar product en is aldus een zeer voordelige optie voor toepassing op een daarmee complementair constructie-element zoals bijvoorbeeld een passende schroefbout of draadeinde.

Een krans die wordt vervaardigd uit materiaal dat gelijk, soortgelijk dan wel althans in 20 belangrijke mate compatibel is aan het materiaal van een wandoppervlak van een constructie, zal zich in het algemeen daaraan bijzonder betrouwbaar en op beproefde wijze laten hechten. Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het afwerkelement van de onderhavige uitvinding is dan ook gekenmerkt doordat de flexibele krans een wandbedekkingsmateriaal, in het bijzonder een bitumineus of kunststof 25 dakbedekkingsmateriaal omvat. Veelal wordt een wand van een object, zoals een dak van een woning of een andersoortig gebouw, ten behoeve van een lekdichte afwerking voorzien van een laag wandbedekkingsmateriaal. De hier beschreven voorkeursuitvoeringsvorm sluit hierop uitstekend aan.

30 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het afwerkelement van de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat de kem in de holte is voorzien van een vloeistofkering -3- die in staat en ingericht is om vloeistofdicht aan te liggen op een wand van het uiteinde. Een dergelijke vloeistofkering biedt reeds op zichzelf een probate, althans nagenoeg hermetische vloeistofafdichtingen laat daarmee een zekere tolerantie toe waar het gaat om een passing van het schachtvormige uiteinde in de holte. Deze tolerantie komt een 5 plaatsingsgemak van het afwerkelement ten goede. Aldus wordt voorzien in een bijzonder praktisch afwerkelement dat betrouwbaar het oppervlak van een object vloeistofdicht afdicht, zelfs wanneer het afwerkelement onder een relatief hoge vloeistofdruk verkeert, zoals bijvoorbeeld wanneer dit voor kortere of langere tijd gedeeltelijk of geheel onder water staat.

10

Een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het afwerkelement volgens de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat een wand van de holte in een omtreksrichting een groef omvat om daarin een afdichting te ontvangen. Een dergelijke afdichting sluit een speling tussen het uiteinde en de kern rondom in zijn geheel vloeistofdicht af. De groef 15 biedt een passende ruimte waarin <ie afdichting ten dele wordt ontvangen en daardoor op zijn plaats blijft.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het afwerkelement van de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat de flexibele krans en de kern integraal met elkaar zijn 20 verbonden. Een dergelijk integraal, monolithisch geheel bespaart een verdere assemblage en vermijdt bovendien een onderlinge kier waardoor anders eventueel vocht zou kunnen doordringen.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het afwerkelement volgens de uitvding is 25 gekenmerkt doordat de kern een eerste kerndeel omvat met een eerste holte om daarin een eerste deel van het schachtvormige uiteinde verstelbaar te ontvangen alsmede een tweede kerndeel met een tweede holte om daarin een tweede deel van het schachtvormige uiteinde verstelbaar te ontvangen, waarbij de kerndelen in staat en ingericht zijn om althans in een op het uiteinde gemonteerde toestand daartussen een 30 onderlinge klemkracht te ontwikkelen en te onderhouden om een centraal deel van de flexibele krans althans in hoofdzaak lekdicht in te sluiten. Dankzij de verstelbaarheid -4- van beide kerndelen kan het afwerkelement aldus desgewenst op een zekere hoogte boven een af te werken oppervlak worden gefixeerd, hetgeen in de praktijk in voorkomende gevallen wenselijk blijkt te zijn.

5 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het afwerkelement van de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat een distaai uiteinde van de holte in de kern vloeistofdicht gesloten is. Aldus wordt vermeden dat een vloeistof aan het distale uiteinde de holte binnen kan dringen.

10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een constructie waaruit een constructie- element met een in hoofdzaak schachtvormig vrij uiteinde steekt, waarbij het uiteinde is voorzien van een afwerkelement volgens de uitvinding. In een bijzondere uitvoeringsvorm van de constructie volgens de onderhavige uitvinding omvat het constructie-element in althans het schachtvormige uiteinde een aan weerszijden open 15 longitudinale lichaamsholte.

Een werkwijze van de in de aanhef beschreven soort is volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat een afwerkelement volgens de onderhavige uitvinding vloeistofdicht over het uiteinde wordt aangebracht, en dat de flexibele krans van het 20 afwerkelement vloeistofdicht aan het oppervlak wordt gehecht.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is gekenmerkt doordat de flexibele krans aan het oppervlak wordt gelast, gebrand, verkleeft of anderszins oppervlakkig daaraan wordt gehecht. Het zal voor de vakman die 25 normaliter de vloeistofdichte laag aanbrengt duidelijk zijn welke hechtingstechniek voordelig bij welk materiaal gebruikt kan worden.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden en een bijbehorende tekening. In de tekening toont: 30 Figuur 1-3 een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding in respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en -5- perspectivisch aanzicht.

Figuur 4,5 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding in respectievelijk een vooraanzicht en perspectivisch aanzicht.

5 Figuur 6 een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding in een vooraanzicht.

Figuur 7 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding in een vooraanzicht.

Figuur 8,9 een derde uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de 1 o uitvinding in respectievelijk een vooraanzicht en perspectivisch aanzicht.

Figuur 10 een derde uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding in een vooraanzicht.

Figuur 11 een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding in een vooraanzicht.

15

De figuren zijn overigens zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen, ter wille van de duidelijkheid, sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren zoveel mogelijk met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

20

Een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 1-3 in respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en perspectivisch aanzicht. Zoals in figuur 1 is getoond omvat het afwerkelement 1 een vormvaste kern 2 die aan een onderzijde vloeistofdicht is verbonden aan een flexibele 25 krans 4, die hier rondom lateraal van uit gaat. De vormvaste kern 2 omvat een centrale holte 3, zoals in figuur 2 nader is getoond. Hoewel de vormvaste kem in vorm, materiaal en afmeting naar wens gevarieerd kan worden, is in dit eerste uitvoeringsvoorbeeld uitgegaan van een moer omdat dit een algemeen in de detailhandel verkrijgbaar product is met een lage kostprijs. Met het oog op duurzaamheid en betrouwbaarheid is de moer 30 uit roestvast staal. Een centraal deel van de flexibele krans 4 is met een hechtmiddel, in het bijzonder een geschikte lijmsoort, vloeistofdicht aan de kem 2 gehecht.

-6-

Het eerste uitvoeringsvoorbeeld van het afwerkelement 1, zoals getoond in figuur 1-3 is een relatief eenvoudig en kostprijstechnisch voordelig afwerkelement dat betrekkelijk snel over een schachtvormig vrije uiteinde van een constructie-element dat uit een oppervlak van een object steekt kan worden aangebracht om deze vloeistofdicht af te 5 werken. Daarbij wordt het uiteinde passend in de holte 3 ontvangen, zodat wordt tegengegaan dat een vloeistof tussen de kem en het uiteinde kan dringen. De flexibele krans 4 wordt relatief eenvoudig, door bijvoorbeeld te lassen, branden of kleven vloeistofdicht aan het oppervlak van het object bevestigd om te verhinderen dat een vloeistof tussen de flexibele krans 4 en het oppervlak van het object kan komen.

10

Een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 4-5 in respectievelijk een vooraanzicht en perspectivisch aanzicht. Zoals in figuur 4 is getoond omvat het afwerkelement 1 in dit tweede uitvoeringsvoorbeeld een kem 2 met een holte 3 en een flexibele krans 4. Voor een 15 betrouwbare vloeistofdichte afwerking van een uiteinde van een constructie-element zijn de kem 2 en de krans 4 integraal met elkaar verbonden zodat ze deel uitmaken van een unitair lichaam. Hierdoor wordt uitgesloten dat een vloeistof tussen de kem 2 en de krans 4 kan dringen. Hoewel het unitaire lichaam uit verschillende materialen kan worden vervaardigd, is het unitaire lichaam in een lichtgewicht variant uit kunststof.

20 Een dergelijk integraal kunststof afwerkelement 1 is bovendien relatief eenvoudig met bekende processen te vervaardigen. Een andere manier om uit te sluiten dat een vloeistof tussen de kem 2 en de krans 4 kan dringen is door zowel de krans 4 als de kem 2 uit kunststof te vervaardigen en de krans 4 met een centraal deel in de kem 2 te schuimen.

25

Om het afwerkelement 1 duurzaam en betrouwbaar op een constructie-element dat aan het uiteinde is voorzien van een uitwendige schroefdraad te kunnen bevestigen, omvat de kem 2 in de holte 3 een inwendige schroefdraad 5 die complementair is aan de uitwendige schroefdraad van het uiteinde. Zoals in figuur 5 nader is getoond, is de kem 30 in de holte voorzien van een groef waarin een rubberen afdichtring 6 als vloeistofkering zit om te verhinderen dat een vloeistof via een schroefdraad de holte 3 binnendringt -7- wanneer deze onvoldoende goed afsluit. In plaats van een afdichtring 6 kan ook een andere vloeistofkering in de holte worden toegepast, zoals bijvoorbeeld een stuk tape, in het bijzonder isolatietape, een vloeistofdichte pasta of een barrière van uitgeharde hars.

5 Een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 6 in een vooraanzicht. De constructie 30 omvat een object 20, bijvoorbeeld een betonnen wand of dak, waarin een bevestigingsmiddel 12, bijvoorbeeld een bout, zit verankerd. Het bevestigingsmiddel 12 steekt met een althans nagenoeg schachtvormig vrij uiteinde 10 door een oppervlak 21 van het object uit. Om het 10 oppervlak 21 vloeistofdicht af te dichten is een afwerkelement 1 met een kem 2 en flexibele krans 4 op het schachtvormige vrije uiteinde 10 tot aan het oppervlak 21 aangebracht. Daarbij steekt het uiteinde 10 door een holte in de kem 2 en een centrale opening in de flexibele krans 4. De flexibele krans 4 van het afwerkelement 1 strekt zich rondom lateraal van de kem 2 en het uiteinde 10 uit en is hecht aan het oppervlak 21 15 gekleefd met een daartoe geschikt hechtmiddel. De krans 4 omvat een buigzame vloeistofdichte afsluitende flap of rozet die tegen gaat dat een vloeistof hier doorheen dringt. De krans 4 kan van een gewenst vloeistofdicht en flexibel materiaal zijn vervaardigd, maar is bij voorkeur vervaardigd uit materiaal dat nagenoeg gelijk is aan een materiaal van het oppervlak 21, zoals bijvoorbeeld een wandbedekkingsmateriaal, 20 of meer in het bijzonder een bitumineus of kunststof dakbedekkingsmateriaal. Voor een duurzame en betrouwbare bevestiging van het afwerkelement 1 op het uiteinde 21 is het uiteinde 21 voorzien van een metrische uitwendige schroefdraad 11 die complementair is aan een inwendige schroefdraad in de holte van de kem 2.

25 Een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 7 in een vooraanzicht. De constructie 30 omvat een dak 20 dat aan een oppervlak 21 is voorzien van een laag dakbedekkingsmateriaal. In het dak 20 zit een schroefbout 12 verankerd, die door het oppervlak 21 steekt met een vrij uiteinde 10. Een afwerkelement 1 met een kem 2 en een flexibele krans 4 is op het vrije uiteinde 10 30 aangebracht. Om tegen te gaan dat het afwerkelement 1 onnodig ver over het uiteinde 10 wordt aangebracht, en door de laag dakbedekkingsmateriaal aan het oppervlak 21 in een -8- oneffenheid 22 , zoals een verdieping, in het object 20 gaat, omvat de kern 2 een eerste kerndeel 8 en een tweede kerndeel 9. Het tweede kerndeel 9 kan op een gewenste hoogte op het uiteinde 10 van de schroefbout 12 worden aangebracht, zodat vervolgens de krans 4 en het eerste kerndeel 8 waaraan de krans 4 is bevestigd tegen het tweede 5 kerndeel 9 kan worden gedraaid en daarbij op de juiste hoogte ten opzichte van het oppervlak 21 kan worden aangebracht. Hierbij wordt de krans 4 vloeistofdicht tussen de twee kerndelen ingeklemd, zodat wordt tegengegaan dat een vloeistof tussen de krans en een kerndeel dringt. De krans 4 is vervaardigd uit een materiaal dat gelijk is aan het dakbedekkingsmateriaal van het oppervlak 21, in het bijzonder een bitumineus 10 dakbedekkingsmateriaal, zodat de krans 4 hecht aan het oppervlak kan worden bevestigd, bijvoorbeeld door middel van branden.

Een derde uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 8-9 in respectievelijk een vooraanzicht en perspectivisch 15 aanzicht. Dit uitvoeringsvoorbeeld stemt grotendeels overeen met de hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeelden, zij het dat in dit voorbeeld afwerkelement 1 een relatief langwerpige kern 2 omvat die vloeistofdicht aan een flexibele krans 4 is bevestigd. De flexibele krans 4 heeft in dit uitvoeringsvoorbeeld ter illustratie een vierkante vorm, maar kan afhankelijk van de situatie een andere gewenste vorm hebben, 20 zolang de krans 4 zich rondom lateraal uitstrekt van de kern 2. De kern 2 is in dit uitvoeringsvoorbeeld relatief langwerpig met een langwerpige holte 3 zodat het schachtvormige uiteinde van een constructie-element in zijn geheel in de holte 3 kan worden ontvangen. Om tegen te gaan dat een vloeistof in de holte kan dringen, wordt een hoogte van de langwerpige kem 2 afgestemd op een eventuele maximale 25 vloeistofhoogte rond het constructie-element, waarbij de hoogte van de kem 2 boven de maximale vloeistofhoogte uitstijgt. De kem 2 kan echter ook relatief plat zijn in het geval het schachtvormige uiteinde van het constructie-element een weinig uitsteekt. Om volledig uit te sluiten dat een vloeistof de holte 3 in kan dringen, is de holte 3 aan een distaai uiteinde vloeistofdicht afgesloten. Een relatief eenvoudige uitvoering hiervan is 30 dat de kem aan het distale uiteinde gesloten is. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de kem 2 aan het distale uiteinde echter een kleplichaam 7 waarmee de holte aan het distale -9- uiteinde vloeistofdicht kan worden afgesloten. Het kleplichaam 7 kan door middel van bijvoorbeeld schamiermiddelen of veermiddelen in een open stand worden gebracht, zodat de holte wordt vrijgegeven. Een andere mogelijkheid om het distale uiteinde van de holte vloeistofdicht af te sluiten is door middel van een dop.

5

Een derde uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 10 in een vooraanzicht. Dit uitvoeringsvoorbeeld stemt grotendeels overeen met de hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeelden, zij het dat in dit voorbeeld het constructie-element 12 door het object 20 heen steekt. Het constructiele) element 12 omvat een buisvormig lichaam met een relatief gladde buitenzijde en een aan weerszijden van het object 20 open holte. De holte biedt een mogelijk iets door het object 20 te voeren, zoals bijvoorbeeld een kabel. Om te verhinderen dat een vloeistof in de holte kan dringen wordt een afwerkelement 1 met een kern 2 en flexibele krans 4 over een hoofdzakelijk schachtvormig vrij uiteinde 10 van het constructie-element 15 aangebracht. Het afwerkelement is daarbij aan een distaai uiteinde afsluitbaar met een kleplichaam 7. Omdat het constructie-element 12 in dit uitvoeringsvoorbeeld een relatief gladde buitenzijde heeft, wordt het afwerkelement 1 vloeistofdicht aan het object 20 bevestigd door middel van de flexibele krans 4.

20 Een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een afwerkelement volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 11 in een vooraanzicht. Het afwerkelement 1 omvat een kern 2 met een eerste kerndeel 8 en een tweede kerndeel 9 die onderling schroefbaar zijn door een inwendige schroefdraad van het eerste kerndeel 8 en een complementaire uitwendige schroefdraad van het tweede kerndeel 9. Hoewel het eerste kerndeel 8 25 handzaam op het tweede kerndeel 9 kan worden gedraaid, is voor een extra stevige en betrouwbare aandraaiing het kerndeel 8 nabij een proximaal uiteinde voorzien van verdiepingen om daarin aan te kunnen grijpen met een geschikt hulpstuk. Het tweede kerndeel 9 omvat een holte 3 om daarin een uitstekend uiteinde van een constructie-element passend te ontvangen. Het tweede kerndeel 9 is in de holte voorzien van een 30 inwendige schroefdraad ter fixatie op het uiteinde van het constructie-element voorzien van een complementaire uitwendige schroefdraad. Om te voorzien in een relatief -10- lichtgewicht afwerkelement 1 zijn de kerndelen 8,9 uit aluminium vervaardigd. Een flexibele krans 4 ligt met een centraal deel tussen de twee kerndelen in geklemd, en kan met een lateraal uitstekend deel vloeistofdicht aan een oppervlak van een object worden bevestigd. De kerndelen 8,9 en het tussenliggende centrale deel van de krans 4 krommen 5 zich ten opzichte van een oppervlak waaraan het afwerkelement 1 wordt gehecht omhoog als extra barrière voor een vloeistof. Doordat de kerndelen 8,9 krommen worden scherpe randen waardoor de flexibele krans zou worden aangetast vermeden.

Aldus wordt een lichtgewicht en uitermate betrouwbaar afwerkelement verschaft waarmee relatief in korte tijd het uiteinde van een constructie-element met een 10 hoofdzakelijk schachtvormig vrij uiteinde vloeistofdicht kan worden afgewerkt. Hierbij wordt een vloeistof verhindert door kieren rond het constructie-element het object binnen te dringen.

Hoewel de uitvinding aan de hand van louter enkele uitvoeringsvoorbeelden nader werd 15 toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt.

Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk.

Claims

1. Afwerkelement voor vloeistofdichte afwerking van een althans hoofdzakelijk schachtvormig vrij uiteinde van een constructie-element, omvattende een vormvaste 5 kem met een holte om daarin het uiteinde althans in hoofdzaak vloeistofdicht te ontvangen en een flexibele krans die althans in hoofdzaak vloeistofdicht rondom lateraal van de kem uitgaat.

2. Afwerkelement volgens conclusies 1, met het kenmerk dat de kem in de holte een 10 inwendige schroefdraad omvat complementair aan een uitwendige schroefdraad van het uiteinde.

3. Afwerkelement volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de kem een moer omvat. 15

4. Afwerkelement volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de flexibele krans een wandbedekkingsmateriaal, in het bijzonder een bitumineus of kunststof dakbedekkingsmateriaal omvat.

5. Afwerkelement volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de kem in de holte is voorzien van een vloeistofkering die in staat en ingericht is om vloeistofdicht aan te liggen op een wand van het uiteinde.

6. Afwerkelement volgens conclusie 5, met het kenmerk dat een wand van de holte 25 in een omtreksrichting een groef omvat om daarin een afdichtring te ontvangen.

7. Afwerkelement volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de flexibele krans en de kem integraal met elkaar zijn verbonden.

8. Afwerkelement volgens één of meer der conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk dat de kem een eerste kerndeel omvat met een eerste holte om daarin een -12- eerste deel van het schachtvormige uiteinde verstelbaar te ontvangen alsmede een tweede kerndeel met een tweede holte om daarin een tweede deel van het schachtvormige uiteinde verstelbaar te ontvangen, waarbij de kerndelen in staat en ingericht zijn om althans in een op het uiteinde gemonteerde toestand daartussen een 5 onderlinge klemkracht te ontwikkelen en te onderhouden om een centraal deel van de flexibele krans althans in hoofdzaak lekdicht in te sluiten.

9. Afwerkelement volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een distaai uiteinde van de holte in de kern vloeistofdicht gesloten is. 10

10. Constructie waaruit een constructie-element met een in hoofdzaak schachtvormig vrij uiteinde steekt, waarbij het uiteinde is voorzien van een afwerkelement volgens één of meer der voorgaande conclusies.

11. Constructie volgens conclusie 10, met het kenmerk dat althans het schachtvormige uiteinde een aan weerszijden open longitudinale lichaamsholte omvat.

12. Werkwijze voor vloeistofdichte afdichting van een oppervlak waaruit een schachtvormig uiteinde van een constructie-element steekt, met het kenmerk dat een 20 afwerkelement volgens één of meer der conclusies 1 tot en met 9 vloeistofdicht over het uiteinde wordt aangebracht, en dat de flexibele krans van het afwerkelement vloeistofdicht aan het oppervlak wordt gehecht.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de flexibele krans aan het 25 oppervlak wordt gelast, gebrand, verkleeft of anderszins oppervlakkig daaraan wordt gehecht.