NL2000848C2 - Momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van verbindingen, en werkwijze voor het vastmaken of losmaken daarvan. - Google Patents

Description

NL 108 67-Vo/hv

Momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van verbindingen, en werkwijze voor het vastmaken of losmaken daarvan

VERWIJZING

5

De onderhavige aanvrage is gebaseerd op de US provisional patent application 60/844,060, ingediend op 12 september 2006 overeenkomstig 35 U.S.C. 119(e). De inhoud van de eerder genoemde US provisional patent application wordt 10 door verwijzing hierin expliciet opgenomen.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 15 momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van een verbinding, alsmede een werkwijze voor het vastmaken of losmaken daarvan.

Volgens de stand van de techniek wordt het vastmaken of losmaken van verbindingen zoals op gasturbines 20 of gaspijpleidingen op typische wijze uitgevoerd met behulp van handsleutels. Twee sleutels worden op typische wijze gebruikt, één om de fitting op zijn plaats te houden, en de tweede sleutel wordt gebruikt voor het vastmaken of losmaken van de bout.

25 Bij normale toepassing is de uit te oefenen kracht door een typische met de hand gebruikte sleutel onvoldoende om een industriële bout hetzij vast te maken hetzij los te maken. Bovendien zijn dergelijke boutverbindingen vaak ontoegankelijk of omringd door andere industriële uitrusting 30 zoals leidingen en meters en elektrische componenten en dergelijke. Dergelijke omringende componenten en leidingen maken het moeilijk om op veilige wijze handsleutels in de onmiddellijke omgeving te manipuleren.

Bovendien is het vaak het geval dat het met het oog 35 op omringende uitrusting en dergelijke niet mogelijk is om een handsleutel in de nabijheid van de te draaien bout te 2 manipuleren. Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om de lengte van de handsleutel te verlengen door het daarop aanbrengen van een stuk pijp dat de handgreep van de sleutel omringt en in feite daar vanaf uitsteekt.

5 Derhalve is het in een typische bekende toepassing vaak noodzakelijk om twee handsleutels te manipuleren die elk zijn verlengd door het gebruik van een stuk pijp, zodat de sleutels zullen worden verlengd door het omringende gebied teneinde een bout vast te maken of los te maken.

10 Een dergelijke procedure is zowel moeilijk als vervelend, alsmede potentieel gevaarlijk met het oog op een mogelijke beschadiging aan omringende apparatuur, zoals pijpleidingen of elektrische componenten of dergelijke.

Het wordt derhalve aangenomen duidelijk te zijn, 15 dat het wenselijk is om een verbeterd gereedschap en verbeterde werkwijze te verschaffen voor het vastmaken en losmaken van dergelijke verbindingen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

20

Dienovereenkomstig is het een doelstelling van de onderhavige uitvinding om een momentengereedschap te verschaffen voor het vastmaken of losmaken van een verbinding alsmede een werkwijze voor het vastmaken of losmaken daarvan, 25 welke de nadelen van de stand van de techniek vermijden.

Met het oog op deze doelstellingen en met andere doelstellingen die hierna duidelijk zullen worden, is één aspect van de onderhavige uitvinding, kort gezegd, gelegen in een momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van 30 verbindingen, omvattende een aandrijfelement dat kan aangrijpen op een draaibaar gedeelte van de verbinding voor het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding voor het vastmaken of losmaken van de verbinding en dat draaibaar is om een as; en een aandrijving die is geconfigureerd voor 35 het inwerken op het genoemde aandrijfelement, zodanig dat de aandrijving inwerkt op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding over een gedeeltelijk slag te draaien, 3 waarbij een ruimte wordt gevormd tussen de aandrijving en het aandrijfelement, en waarbij de aandrijving vervolgens over de genoemde ruimte wordt verplaatst in de richting van het aandrijfelement teneinde opnieuw in te werken op het 5 aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding over een volgende gedeeltelijk slag te draaien.

Een ander aspect van de onderhavige uitvinding is, kort gezegd, gelegen in een werkwijze voor het vastmaken of 10 losmaken van verbindingen omvattende het in aangrijping brengen van een aandrijfelement met een draaibaar gedeelte van de verbinding voor het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding voor het vastmaken of losmaken van de verbinding, welk draaibaar gedeelte draaibaar is om een as; 15 het zodanig door een aandrijving inwerken op het aandrijfelement dat de aandrijving inwerkt op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding te draaien over een gedeeltelijke slag, waarbij een ruimte wordt gevormd 20 tussen de aandrijving en het aandrijfelement; het verplaatsen van de aandrijving over de ruimte in de richting van het aandrijfelement; en het opnieuw door de aandrijving inwerken op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding 25 verder te draaien over een extra gedeeltelijke slag.

Wanneer het momentengereedschap wordt ontworpen en de werkwijze wordt uitgevoerd in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, staan deze een betrouwbaar, veilig en efficiënt vastmaken of losmaken van corresponderende 30 verbindingen toe, zoals bijvoorbeeld gasleidingsverbindingen op gasturbines en dergelijke.

De nieuwe aspecten die kenmerkend worden beschouwd voor de onderhavige uitvinding worden in het bijzonder uiteengezet in de bij gevoegde conclusies. De uitvinding op 35 zichzelf zal echter, zowel ten aanzien van zijn constructie als zijn werkingswijze, samen met aanvullende doelstellingen en voordelen daarvan, het best worden begrepen uit de 4 volgende beschrijving van specifieke uitvoeringsvormen, in combinatie met de bijgevoegde tekeningen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 5

Figuur 1 is een schematisch aanzicht dat een pijpfitting toont die moet worden vastgemaakt of losgemaakt door een momentengereedschap en door een werkwijze in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; 10 figuur 2 is een zijaanzicht van een momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van verbindingen in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuur 3 is een frontaal aanzicht van het 15 momentengereedschap voor het vastmaken of losmak'en van verbindingen in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuur 4 is een schematisch aanzicht dat het momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van 20 verbindingen in overeenstemming met de onderhavige uitvinding aangebracht toont op de pijpfitting voor het vastmaken of losmaken daarvan; figuren 5a en 5b zijn een zijaanzicht respectievelijk frontaal aanzicht van een zijplaat van het 25 momentengereedschap in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuren 6a en 6b zijn een zijaanzicht respectievelijk frontaal aanzicht van een aandrijfplaat van het momentengereedschap in overeenstemming met de onderhavige 30 uitvinding; figuren 7a en 7b zijn een zijaanzicht respectievelijk frontaal aanzicht van een reactieplaat van een momentengereedschap in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; en 35 figuren 8a en 8b zijn een zijaanzicht respectievelijk frontaal aanzicht van een grendelpal van het momentengereedschap in overeenstemming met de onderhavige uitvinding.

5

BESCHRIJVING VAN DE DE VOORKEUR GENIETENDE UITVOERINGSVORMEN

5 Een momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van verbindingen en een werkwijze voor het vastmaken of losmaken daarvan in overeenstemming met de onderhavige uitvinding kunnen, bijvoorbeeld, worden gebruikt voor het vastmaken of losmaken van een pijpfitting die is getond in 10 figuur 1 en die is aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De pijpfitting bezit een pijpelement 2 dat is voorzien van een niet-draaibaar vormdeel dat bijvoorbeeld is uitgevoerd als een hexagonaal deel 3, en een kop 4 die is voorzien van buitenschroefdraad 5. Een moer 6 met een binnenschroefdraad 7 15 moet op de kop 4 worden gespannen door het op laatstgenoemde opschroeven daarvan.

Het momentengereedschap in overeenstemming met de onderhavige uitvinding bezit een aandrijving die in zijn geheel wordt aangeduid met het verwijzingscijfer 11 en die 20 kan worden uitgevoerd als een door een fluïdum bekrachtigde aandrijving omvattende een cilinder 12 en en zuiger 13 met een in de cilinder beweegbare zuigerstang 14. De aandrijving 11 is onbewegelijk verbonden met twee zijplaten 15. De cilinder 12 van de aandrijving 11 en de zijplaten 15 vormen 25 samen een stationair gedeelte van het momentengereedschap dat gedurende het draaien van de moer 6 van de pijpfitting 1 niet draait.

Een aandrijfelement van het momentengereedschap wordt, bijvoorbeeld, gevormd door een aandrijfplaat 16 die 30 tussen de zijplaten 15 is gelegen en die draaibaar is om een as A onder invloed van de zuigerstang 14 van de aandrijving 11, welke een bedieningskracht uitoefent op de aandrijfplaat 16 wanneer de zuigerstang 14 van de cilinder 12 van de aandrijving 11 wordt uitgeschoven.

35 Het momentengereedschap bezit verder een reactie- element dat kan aangrijpen op een niet-draaibaar gedeelte van de verbinding, in het bijzonder op het deel 3 teneinde een reactiekracht tegen te werken die wordt opgewekt gedurende 6 het draaien van het draaibare gedeelte 6 van de verbinding door de aandrijfplaat 16, en het hierdoor verhinderen van het naar achteren draaien van het gereedschap wanneer de moer 6 vooruit wordt gedraaid. Het reactie-element wordt, 5 bijvoorbeeld, uitgevoerd als een reactieplaat 17 die samenwerkt met een grendelpal 18. De grendelpal 18 is verdraaibaar bevestigd op het onbewegelijke gedeelte van het momentengereedschap. Bijvoorbeeld is één dergelijke grendelpal 18 bevestigd aan elke zijplaat 15. Elke grendelpal 10 18 is veerbelast door een veer 19 in de richting van de reactieplaat 17.

Zoals getoond in de figuren 5a en 5b, bezit elke zijplaat 15 een groef 21 die is aangebracht aan één zijde van de zijplaat en die zich in de omtreksrichting over een 15 bepaalde hoek uitstrekt rond de as A. Een corresponderend gevormd uitsteeksel 22 van de aandrijfplaat 16 grijpt verschuifbaar aan in de groef 21 van de zijplaat 15.

De zijplaat 15 bezit tevens een uitsteeksel 23 dat is aangebracht op de tegenover gelegen zijde en dat zich in 20 een omtreksrichting rond de as A uitstrekt. Het uitsteeksel 23 van de zijplaat 15 grijpt verschuifbaar aan in een corresponderende groef 24 die is voorzien in de reactieplaat 17. De zijplaten 15 zijn onbewegelijk verbonden met de aandrijving 11, bijvoorbeeld door een groef 25 die is 25 aangebracht in elke zijplaat 15 en een uitsteeksel 26 dat is aangebracht op de aandrijving 11.

De aandrijfplaat 16 bezit een gedeelte 27 dat samenwerkt met de zuigerstang 14 van de aandrijving 11 teneinde de aandrijfplaat 16 gedurende een arbeidsslag van 30 het gereedschap te draaien. Ze bezit tevens een tegenover gelegen aangrijpingsgedeelte 28 dat is voorzien van een polygonale opname die, bijvoorbeeld, is gevormd als een 12-puntige opname. Het aangrijpingsgedeelte 28 met zijn polygonale opname grijpt aan over de moer 6 van de verbinding 35 die moet worden vastgemaakt of losgemaakt.

De reactieplaat 17 bezit een gedeelte 29 dat is voorzien van een inwendige polygonale opname die, bijvoorbeeld, is uitgevoerd als een in hoofdzaak hexagonale 7 opname met lippen. Gedurende gebruik wordt het gedeelte 29 met zijn polygonale opname op het niet-draaibare gedeelte 3 van de verbinding geplaatst met het oog op reactiekrachten, zoals hierboven werd toegelicht.

5 Op een buitenomtrek bezit de reactieplaat 17 twee stellen vormgevingen die, bijvoorbeeld, zijn uitgevoerd als hellende tanden 30' en 30. De grendelpal 18 bezit een aangrijpingsgedeelte 31 dat kan aangrijpen op de tanden 30’ of 30" teneinde de reactieplaat 17 vast te houden tegen 10 draaien gedurende de arbeidsslag van het momentengereedschap, en om over de tanden van de reactieplaat 17 te ratelen gedurende een niet-arbeidsslag van het momentengereedschap.

De twee pallen 18 die zijn gelegen aan tegenovergelegen axiale zijdes, kunnen draaibaar met de 15 zijplaten 15 worden verbonden, bijvoorbeeld door een pen die zich uitstrekt door uitgelijnde openingen die zijn gevormd in de grendelpallen 18 en in de zijplaten 15.

Het momentengereedschap bezit tevens een fluïdumtoevoersysteem voor de door een fluïdum bekrachtigde 20 aandrijving 11 dat in zijn geheel wordt aangeduid met het verwijzingscijfer 32.

Het momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van verbindingen in overeenstemming met de onderhavige uitvinding werkt op de volgende wijze in 25 overeenstemming met de inventieve werkwijze voor het vastmaken of losmaken van verbinding.

Wanneer het bijvoorbeeld noodzakelijk is om de moer 6 te draaien voor het vastmaken van de moer 6 op het deel 4 van de verbinding 1, wordt een fluïdum toegevoerd in de door 30 fluïdum bekrachtigde aandrijving 11, wordt de zuiger 13 verplaatst zodat de zuigerstang 14 wordt uitgeschoven, werkt de zuigerstang 14 in op de aandrijfplaat 16 door middel van een bedieningskracht, bijvoorbeeld om de aandrijfplaat 16 aan te drijven, en draait de aandrijfplaat 16 die met zijn deel 35 26 de moer 6 draait.

Gedurende het draaien van de aandrijfplaat 16 grijpt de grendelpal 18 die is bevestigd op het onbewegelijke gedeelte van het gereedschap, bijvoorbeeld op de zijplaat 15, 8 aan op de corresponderende tanden van de reactieplaat 17, zodat, wanneer een werkkracht door de aandrijfplaat 16 wordt overgedragen aan de moer 6, een gedurende het draaien gegenereerde reactiekracht door de zijplaat 15, de grendelpal 5 18 en de reactieplaat 17 wordt overgebracht naar het niet- draaibare gedeelte 3 van de verbinding ter verhindering van het draaien van het momentengereedschap in een tegengestelde richting.

De aandrijfplaat 16 en dienovereenkomstig de moer 6 10 voeren een gedeeltelijke slag uit, en de moer 6 wordt gedraaid over een vooraf bepaalde hoek, bijvoorbeeld 20 tot 30 graden. Teneinde de moer 6 verder te draaien, wordt het onbewegelijke gedeelte van het gereedschap, bijvoorbeeld de cilinder 12 van de aandrijving 11 en de zijplaten 15, 15 verplaatst in de richting van de aandrijfplaat 16. Gedurende deze verplaatsing ratelt de grendelpal 8 over de corresponderende tanden van de reactieplaat 17.

Hierna wordt de aandrijving 11 opnieuw geactiveerd, en wordt de zuigerstang 14 uit de cilinder 12 uitgeschoven 20 teneinde opnieuw in te werken op de aandrijfplaat 16 en om de aandrijfplaat 16 gedurende een volgende slag over een volgende hoek te draaien. Tijdens deze fase vindt hetzelfde proces plaats, namelijk dat de door de aandrijving 11 veroorzaakte werkingskracht door de aandrijfplaat 16 wordt 25 uitgeoefend op de moer 6 van de verbinding, terwijl de reactiekracht wordt overgebracht door de zijplaat 15, de pal 18 en de reactieplaat 17 naar het niet-draaibare gedeelte 3 van de verbinding.

De reactieplaat 17 is verwijderbaar van de 30 corresponderende zijplaat. Ze kan gelegen zijn aan een axiale zijde van de zijplaten 15, zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 4, voor het vastmaken van de verbinding. Vervolgens kan ze worden verwijderd en aan de tegenover gelegen zijde van de zijplaten 15 worden geplaatst om bijvoorbeeld de 35 verbinding los te maken. In de eerste positie werkt de grendelpal 18 samen met één stel tanden, bijvoorbeeld de tanden 30' van de reactieplaat 17, en in de tweede positie, wanneer de reactieplaat aan de tegenover gelegen zijde de 9 zijplaten 15 is geplaatst, werkt de pal 18 samen met het andere stel tanden, bijvoorbeeld de tanden 30", van de reactieplaat 17. De tanden 30' en 30" kunnen hellen ter verschaffing van het vasthouden van de reactieplaat 17 door 5 de pallen 18 gedurende het draaien aan de moer 6, en om het ratelen van de pal 18 over de tanden toe te staan gedurende de verplaatsing van de cilinder 12 van de aandrijving 11 met de zijplaten 15 in de richting van de aandrijfplaat 16.

Het zal duidelijk zijn, dat elk van de in het 10 voorgaande beschreven elementen, of twee of meer samen, tevens een nuttige toepassing kunnen vinden in andere types constructies die verschillen van het boven beschreven type.

Terwijl de uitvinding werd weergegeven en beschreven als zijnde belichaamd in een momentengereedschap 15 voor het vastmaken of losmaken van een verbinding alsmede in een werkwijze voor het vastmaken of losmaken daarvan, wordt niet beoogd dat deze is beperkt tot de getoonde details, omdat diverse modificaties en constructieve wijzigingen kunnen worden uitgevoerd zonder op enigerlei wijze buiten het 20 kader van de onderhavige uitvinding te treden.

Zonder nadere analyse zal het voorafgaande de geest van de onderhavige uitvinding zodanig volledig duidelijk maken dat anderen, door toepassing van hedendaagse kennis, deze eenvoudig kunnen aanpassen voor diverse toepassingen 25 zonder kenmerken achterwege te laten die, vanuit het oogpunt van de stand van de techniek, op redelijke wijze essentiële kenmerken vormen van de generieke of specifieke aspecten van de onderhavige uitvinding.

Hetgeen als nieuw wordt geclaimd en men wenst te 30 beschermen door het octrooi, is uiteengezet in de bijgevoegde conclusies.

35

Claims (18)

1. Momentengereedschap voor het vastmaken of losmaken van verbindingen, omvattende een aandrijfelement dat kan aangrijpen op een draaibaar gedeelte van de verbinding voor het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding voor 5 het vastmaken of losmaken van de verbinding en dat draaibaar is om een as; een aandrijving die is geconfigureerd voor het inwerken op het genoemde aandrijfelement, zodanig dat de aandrijving inwerkt op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte 10 van de verbinding over een gedeeltelijk slag te draaien, waarbij een ruimte wordt gevormd tussen de aandrijving en het aandrijfelement, en waarbij de aandrijving vervolgens over de genoemde ruimte wordt verplaatst in de richting van het aandrijfelement teneinde opnieuw in te werken op het 15 aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding over een volgende gedeeltelijk slag te draaien, en een reactie-element dat kan aangrijpen op een niet-draaibaar gedeelte van de verbinding en dat zodanig is geconfigureerd dat wanneer het 20 aandrijfelement wordt gedraaid door de aandrijving en het draaibare gedeelte van de verbinding draait door een werkingskracht, het reactie-element een reactiekracht tegenwerkt die wordt gegenereerd gedurende het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding.

2. Momentengereedschap volgens conclusie 1, waarbij de aandrijving is geconfigureerd als een door een fluïdum bekrachtigde aandrijving met een cilinder en een zuiger met een zuigerstang die beweegbaar is in de cilinder, zodat de zuigerstang wordt uitgeschoven uit de cilinder en inwerkt op 30 het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding over de genoemde gedeeltelijke slag te draaien, waarna de cilinder wordt verplaatst over de genoemde ruimte naar het aandrijfelement, en waarna de zuigerstang opnieuw wordt 35 uitgeschoven uit de cilinder in de richting van het aandrijfelement teneinde opnieuw in te werken op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding verder te draaien over de genoemde extra gedeeltelijke slag.

3. Momentengereedschap volgens conclusie 1, tevens omvattende een stationair gedeelte dat stationair is gedurende het draaien van het aandrijfelement, welk stationair gedeelte is voorzien van een element dat een gedeelte vormt van de aandrijving en een element ten opzichte 10 waarvan het aandrijfelement draaibaar is.

4. Momentengereedschap volgens conclusie 1, waarbij het stationaire gedeelte en het reactie-element zodanig zijn geconfigureerd, dat gedurende het draaien van het draaibare 15 gedeelte van de verbinding door het aandrijfelement het stationaire gedeelte en het reactie-element niet draaibaar zijn ten opzichte van elkaar, terwijl gedurende de verplaatsing van de aandrijving naar het aandrijfelement over de genoemde ruimte het stationaire gedeelte met een 20 ratelwerking beweegbaar is ten opzichte van het reactie-element .

5. Momentengereedschap volgens conclusie 4, tevens omvattende middelen voor het onbewegelijk ten opzichte van elkaar houden van het stationaire deel en het reactie-element 25 wanneer het aandrijfelement wordt gedraaid door de aandrijving en het draaibare gedeelte van de verbinding draait, doch voor het toestaan van een beweging van het stationaire deel ten opzichte van het reactie-element wanneer de aandrijving wordt verplaatst in de richting van het 30 aandrijfelement.

6. Momentengereedschap volgens conclusie 5, waarbij de vasthoudmiddelen een grendelpal omvatten die is bevestigd op het stationaire deel of het reactie-element, en tandvoorzieningen die zijn toegepast op het reactie-element 35 of het stationaire deel en die zodanig zijn geconfigureerd dat de grendelpal aangrijpt op de tandvoorzieningen teneinde het stationaire deel en het reactie-element onbewegelijk ten opzichte van elkaar te houden gedurende het draaien van het aandrijfelement door de aandrijving, doch het toestaan van het ratelen van de grendelpal over de genoemde tandvoorzieningen wanneer de aandrijving wordt verplaatst in de richting van het aandrijfelement.

7. Momentengereedschap volgens conclusie 1, waarbij het reactie-element verwijderbaar is verbonden met het stationaire deel en zodanig is geconfigureerd dat het afwisselend bevestigbaar is aan de ene axiale zijde van het stationaire deel en aan de andere axiale zijde van het 10 stationaire deel.

8. Momentengereedschap volgens conclusie 3, waarbij het aandrijfelement en het stationaire deel zijn voorzien van middelen die het draaien van het aandrijfelement ten opzichte van het stationaire deel toestaan, welk middelen 15 samenwerkende uitsteeksels en groefvoorzieningen omvatten die in elkaar kunnen aangrijpen en ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn rond de genoemde as.

9. Momentengereedschap volgens conclusie 1, waarbij het stationaire deel en het reactie-element middelen bezitten die 20 het draaien van het stationaire deel ten opzichte van het reactie-element toestaan en die in elkaar grijpende uitsteeksels en groefvoorzieningen omvatten die verschuifbaar zijn ten opzichte van elkaar rond de genoemde as.

10. Werkwijze voor het vastmaken of losmaken van 25 verbindingen omvattende het in aangrijping brengen van een aandrijfelement met een draaibaar gedeelte van de verbinding voor het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding voor het vastmaken of losmaken van de verbinding, welk draaibaar gedeelte draaibaar is om een as; het zodanig door 30 een aandrijving inwerken op het aandrijfelement dat de aandrijving inwerkt op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding te draaien over een gedeeltelijke slag, waarbij een ruimte wordt gevormd tussen de aandrijving en het 35 aandrijfelement; het verplaatsen van de aandrijving over de ruimte in de richting van het aandrijfelement; en het opnieuw door de aandrijving inwerken op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding verder te draaien over een extra gedeeltelijke slag, en het door een reactie-element aangrijpen op een niet-draaibaar gedeelte van de verbinding zodanig dat wanneer het aandrijfelement door de aandrijving 5 wordt gedraaid en het draaibare gedeelte van de verbinding draait door een werkingskracht, het reactie-element een reactiekracht tegenwerkt die wordt gegenereerd gedurende het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding .

11. Werkwijze volgens conclusie 10, tevens omvattende 10 het uitvoeren van de aandrijving als een door een fluïdum bekrachtigde aandrijving met een cilinder en een zuiger met een zuigerstang die beweegbaar is in de cilinder, het uitschuiven van de zuigerstang uit de cilinder teneinde in te werken op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te 15 draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding over de genoemde gedeeltelijk slag te draaien; het verplaatsen van de cilinder over de genoemde ruimte in de richting van het aandrijfelement; en het opnieuw uitschuiven van de zuigerstang uit de cilinder in de richting van het 20 aandrijfelement teneinde opnieuw in te werken op het aandrijfelement teneinde het aandrijfelement te draaien en hierdoor het draaibare gedeelte van de verbinding verder te draaien over de genoemde extra gedeeltelijke slag.

12. Werkwijze volgens conclusie 10, tevens omvattende 25 het verschaffen van een stationair gedeelte dat stationair is gedurende het draaien van het aandrijfelement, en het opnemen in het stationaire deel van een element dat een onderdeel is van de aandrijving en een element ten opzichte waarvan het aandrijfelement draaibaar is.

13. Werkwijze volgens conclusie 10, tevens omvattende het zodanig configureren van het stationaire gedeelte en het reactie-element dat gedurende het draaien van het draaibare gedeelte van de verbinding door het aandrijfelement het genoemde stationaire gedeelte en het genoemde reactie-element 35 niet draaibaar zijn ten opzichte van elkaar, terwijl gedurende de verplaatsing van de aandrijving in de richting van het aandrijfelement over de genoemde ruimte het genoemde stationaire gedeelte door een ratelwerking beweegbaar is ten opzichte van het reactie-element.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, tevens omvattende het verschaffen van middelen voor het onbewegelijk ten 5 opzichte van elkaar houden van het stationaire gedeelte en het reactie-element wanneer het aandrijfelement wordt gedraaid door de aandrijving en het draaibare gedeelte van de verbinding draait, doch het toestaan van een beweging van het stationaire gedeelte ten opzichte van het reactie-element 10 wanneer de aandrijving wordt verplaatst in de richting van het aandrijfelement.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, tevens omvattende het uitvoeren van de vasthoudmiddelen als een grendelpal die is bevestigd op het stationair gedeelte of het reactie- 15 element, en tandvoorzieningen die zijn voorzien op het reactie-element of het stationaire gedeelte en die zodanig zijn geconfigureerd dat de grendelpal aangrijpt op de tandvoorzieningen teneinde het stationaire gedeelte en het reactie-element niet draaibaar ten opzichte van elkaar te 20 houden gedurende het draaien van het aandrijfelement door de aandrijving, doch het toestaan van het ratelen van de grendelpal over de genoemde tandvoorzieningen wanneer de aandrijving wordt verplaatst in de richting van het aandrij felement.

16. Werkwijze volgens conclusie 10, tevens omvattende het verwijderbaar verbinden van de reactieplaat met het stationaire gedeelte, zodat deze afwisselend aan één axiale zijde van het stationaire gedeelte en aan een andere axiale zijde van het stationaire gedeelte bevestigbaar is.

17. Werkwijze volgens conclusie 12, tevens omvattende het voorzien van het aandrijfelement en het stationaire gedeelte van middelen die het draaien van het aandrijfelement ten opzichte van het stationaire gedeelte mogelijk maken en die samenwerkende uitsteeksels en groefvoorzieningen omvatten 35 die op elkaar kunnen aangrijpen en verschuifbaar zijn ten opzichte van elkaar rond de genoemde as.

18. Werkwijze volgens conclusie 10, tevens omvattende het voorzien van het stationaire gedeelte en het reactie- element van middelen die het draaien van stationaire gedeelten ten opzichte van het reactie-element mogelijk maken en die in elkaar aangrijpende uitsteeksels en groefvoorzieningen omvatten die verschuifbaar zijn ten 5 opzichte van elkaar rond de genoemde as.