NL194833C

NL194833C - Schermconstructie.

Info

Publication number: NL194833C
Application number: NL9900010A
Authority: NL
Inventors: Jakob Van Wageningen
Original assignee: Mado Nederland
Priority date: 1994-02-23
Filing date: 2000-12-07
Publication date: 2003-04-03
Also published as: NL9400278A; NL9900010A; FR2716922A1; LU88590A1; FR2716922B1; BE1010525A4; NL194091B; NL194091C; NL194833B

Description

1 194833

Schermconstructie

De uitvinding heeft betrekking op een schermconstructie voorzien van ondersteuningsmiddelen voor het draaibaar ondersteunen van een langwerpige doekrol voor het op- of afwikkelen van een doek of dergelijk 5 scherm, waarbij nabij elk uiteinde van de doekrol een schijf voor het op- of afwikkelen van een daarmee gekoppeld trekmiddel is aangebracht, zodanig, dat bij opwikkelen van het doek het trekmiddel van een schijf wordt afgewikkeld en omgekeerd bij afwikkelen van het doek het trekmiddel op een schijf wordt opgewikkeld, van een zich parallel aan de doekrol uitstrekkende doekbalk aan een van de doekrol afgekeerde vrije rand van het doek, welke doekbalk met uiteinden daarvan geleid is in geleidingsbalken, die met behulp van 10 scharnierassen, die de lengterichting van de doekrol nagenoeg loodrecht kruisen, zodanig scharnierend met de ondersteuningsmiddelen gekoppeld zijn, dat de geleidingsbalken instelbaar zijn tussen een zich althans nagenoeg loodrecht op de doekrol uitstrekkende stand en een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van de doekrol uitstrekkende stand, terwijl het door een geleidingsbalk verlopend trekmiddel via een omleidorgaan nabij een van de scharnieras afgekeerd vrij uiteinde van de desbetreffende 15 geleidingsbalk naar de doekbalk toe is teruggeleid om met de doekbalk samen te werken.

Een dergelijke schermconstructie is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.238.194. Bij deze bekende constructie is in ieder van de geleidingsbalken een afzonderlijke draad of snoer aangebracht, waarbij iedere draad of snoer eventueel gekoppeld kan zijn met verende middelen. Dit heeft een gecompliceerde constructie tot gevolg.

20 Volgens de uitvinding is nu slechts een enkele lengte van het als band uitgevoerd trekmiddel toegepast, waarbij de band door de doekbalk van de ene naar de andere geleidingsbalk is geleid en de uiteinden van de doekbalk elk voorzien zijn van een geleidingsorgaan voor de band, waarbij elk geleidingsorgaan aan de van de doekbalk afgekeerde zijde een halfcirkelvormig verloop heeft.

Door toepassing van een enkele lengteband als trekmiddel die door de doekbalk heen en via de 25 geleidingsorganen hieraan verloopt, kan men bij een gelijke dikte van de band en het doek een gelijke wikkeldikte van elk verkrijgen, waardoor minder compensatie voor rekverschillen en dergelijke nodig zal zijn dan bij de bekende schermconstructie.

Indien daarbij een rekcompensatie in de band zelf niet gewenst is kan men door toepassen van de enkele band waarvan de einden op de beide schrijven zijn ingewikkeld volstaan met een door veerkracht in 30 een richting tegengewerkte relatieve verdraaibaarheid van een van de schijven en de doekrol, zoals op zich bekend is uit de Duitse octrooiaanvrage 2.238.194.

Opgemerkt wordt nog, dat uit de Duitse octrooiaanvrage 3.700.925 het toepassen van parallel aangebrachte eindloze met gaten uitgeruste metalen banden als trekmiddel op zich bekend te achten is. Hierbij zijn voor het op- en afwikkelen van een doek gebruikte banden met de einden van de doekbalk gekoppeld. 35 Via slipkoppelingen zijn de banden aandrijfbaar met de doekrol verbonden. Daarbij zijn geleidingsbalken voor de uiteinden van de doekbalk vast ten opzichte van de doekrol opgesteld.

Uit de Franse octrooipublicatie 2.604.203 is verder een constructie bekend, waarbij ter compensatie tussen aan een tweetal, ieder aan een einde van een doek aangebrachte snoerstukken en het doek aan beide einden van een doekrol een met behulp van een in de doekrol opgestelde motor aan te drijven 40 snoerschijf is aangebracht, terwijl iedere motor met een veer met de doekrol is gekoppeld om relatieve verdraaiing tussen de doekrol en een desbetreffende van de snoerschijven mogelijk te maken.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvorm.

45 Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een schermconstructie; figuur 2 toont schematisch een zijaanzicht op een uitvoeringsvorm van een dergelijke schermconstructie; figuur 3 toont op grotere schaal een deel van de in figuur 2 schematisch weergegeven schermconstructie; figuur 4 toont een bovenaanzicht op figuur 3, gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in aanzicht; 50 figuur 5 toont de doekrol van de schermconstructie volgens de figuren 2-4, gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede; en figuur 6 toont een uiteinde van de doekbalk van de schermconstructie volgens de figuren 2-5.

In figuur 1 is schematisch een schermconstructie weergegeven, die is voorzien van een doekrol 18 aan de 55 uiteinden waarvan een tweetal riemschijven 19 en 20 zijn bevestigd. Het doek is hierbij aan een einde vastgezet aan de doekrol en aan het andere uiteinde aan een met stippellijnen aangeduide doekbalk 21.

Aan de doekbalk zijn de uiteinden van een aandrijfband 22 bevestigd, welke aandrijfband is geleid om 194833 2 omleidrollen 24 resp. 25 en door de doekbalk 21 langs omleidrollen 23. De uiteinden van de band 22 zijn bevestigd aan de riemschrijven 19 en 20. De uitvoering is daarbij zodanig, dat bij het afwikkelen van het doektan de doekrol de band 22 wordt opgewikkeld op de riemschijven 19 en 20, terwijl b.j het opalen van het doek, waarbij de doekbalk 21 weer in de richting van de doekrol 18 wordt getrokken, de band 22 5 riemschiiven 19 en 20 wordt afcjewikkeld.

Een dergelijke schermconstructie wordt bijvoorbeeld gebruikt bij zogenaamde serres, waarbij, zoa schemaïsch is weergegeven in figuur 2, een doekrol is opgenomen in een sehermkast 26 en de doekbalk 21 met zijn uiteinden wordt geleid langs op de sehermkast 26 aansluitende, mm of meer horizontaal verlopende geleidingsbalken 27, op de van de sehermkast 26 afgekeerde uiteinden waarvan naar t>eneden 10 verlopende en zich bijvoorbeeld met een ondereinde op de grond afsteunende geleidingsbalken 28 voo doekbalk 21 zijn aangesloten. . . , .

Het zal duidelijk zijn, dat bij het op- en afwikkelen van het doek niet kan worden gewaarborgd, dat bijvoorbeeld bij het opwikkelen van het doek de banden geheel zijn afgewikkeld en omgekeerd dat indien de banden geheel zijn opgewikkeld het doek ook geheel is afgewikkeld, daar ook hier variaties tussen op- en 75 afW^ok^ 5 js weergegeven is in het inwendige van de doekrolbuis 18 een concentrisch door de doekrol 18 omgeven koppelbuis 29 aangebracht, waarin een vast opgestelde aandrijfmotor 30 is gelegen. Aan een buiten de doekbuis uitstekend uiteinde van de koppelbuis 29 is een nemschijf 20 20 ^Thetbinneneinde van de koppelbuis 29 is een verbindingsstuk 31 gelegen, dat is voorzien van een onrond gat, waarin de een overeenkomstige doorsnede bezittende uitgaande as 32 van de motor 3 gestoken. In het verbindingsstuk 31 is tevens het uiteinde gestoken van een as 33, die aan zijn buitenomtrek is voorzien van spiebanen. . , , ....

Het uiteinde van de as 33 is aan het verbindingsorgaan 31 vastgezet met behulp van een stift 34 me 25 behulp waarvan het verbindingsorgaan 31 tevens aan de koppelbuis 29 is vastgezet.

DePas 33 is omgeven door een een overbrengingsorgaan vormende bus 35, die uitwendig is voorzien van schroefdraad. , , . „

Het overbrengingsorgaan 35 ligt met een uiteinde in een in de doekrol gelegen een verder overbrengingsorgaan vormend schuifstuk 36, dat is voorzien van inwendige schroefdraad overeenkomend 30 met de schroefdraad van het overbrengingsorgaan 35. In het schuifstuk 36 .s een groef 37 aangebracht waarin een deel van de doekrol 18 uitmakende kanaaldeel 38 voor het opnemen van een u.te nde van het doek is gelegen, een en ander zodanig, dat het schuifstuk 36 niet ten opzichte van de doekrol kan νθΓΑ33ηΓ van het overbrengingsorgaan 35 afgekeerde zijde van het schuifstuk 36 is om een verlenging van 35 de as 33 een tegen het uiteinde van het schuifstuk 36 liggende drukveer 39 aangebracht, die ligt opgesloten tussen het schuifstuk 36 en het uiteinde van een het uiteinde van de as 33 omgevende verbind,ngsbus 40, die met behulp van een stift 41' aan de as 33 is vastgezet. De bus 40 kan, indien gewenst, op een of meer plaatsen nog worden ondersteund door in de doekrol gelegen steunringen 41 · P Het van de as 33 afgekeerde uiteinde van de bus is opgenomen in een m het uiteinde van de doekrol 40 qeleqen en aan de bus 40 vastgezette verbindingsprop 42 waaraan de riemschijf 19 is vastgezet.

9 De boven omschreven doekrol kan zijn opgenomen in de sehermkast 26, zoals meer in het bijzonder thematischsjafgebfjguur 4 js weergegeven zijn daarbij aan de uiteinden van de sehermkast 26 steunen 43 bevestigd, waaraan de uiteinden van de armen 27 zijn gekoppeld. Daarbij zijn de armen 27 45 met behulp van de as van de doekrol verticaal kruisende stiften 44 scharnierend met de steunen 43 qekoppeld en in de in figuren 2-4 weergegeven normale gebruikstand tegen verdraaiing om de pennen vastgezet met behulp van schroeven 45. In de steunen 43 zijn verder nog geleidingsrollen 46 gelegen voor 06 Zoals verder in figuur 6 is weergegeven zijn aan de uiteinden van de doekbalk 21 geleidingsrollen 47 50 bevestigd, met behulp waarvan de doekbalk wordt geleid langs de armen 27 en 28. Verder zijn aan de uiteinden van de doekbalk 21 uitstekende steunen 48 bevestigd, waarvan de van de uiteinden van doekbalk afgekeerde uiteinden een halfcirkelvormig verloop hebben voor het geleiden van de band 22, die zoals hierboven reeds vermeld, verloopt door het inwendige van de doekbalk en door het inwendige van de 55 am^oofdaf de^armen 27 met behulp van de pennen 44 scharnierend met de kast 26 zijn gekoppeld en verder ook de armen 27 en 28 bij voorkeur zodanig met elkaar zijn gekoppeld, dat de arm 28 vanuit e i figuur 2 weergegeven stand omhoog kan worden geklapt tegen de arm 27, kunnen voor transport van de

Claims

3 194833 , schermconstructie vanaf de fabriek naar de gebruikersplaats de tegen elkaar geklapte armen 27 en 28 evenwijdig aan de doekrol 18 tegen de kast 26 worden gezwenkt. In het algemeen zal er in de scharnieren voldoende speling aanwezig zijn om de verschillende armen boven elkaar en evenwijdig aan de lengterichting van de doekrol te leggen. Indien nodig kan men echter de scharnierpennen 44 enigszins schuin 5 opstellen om een opstelling van de armen boven elkaar te kunnen waarborgen. Door deze verzwenkbare aankoppeling van de armen 27 en 28 aan de kast 26 kan men in de fabriek de schermconstructie geheel monteren, zodat het op de bouwplaats nog slechts nodig is om de armen 27 en 28 in de gewenste stand ten opzichte van de schermkast 26 te verzwenken en de schermconstructie aan het gebouw of dergelijke vast te zetten.
10 Indien met behulp van de motor 30 het doek moet worden opgewikkeld zal doekrol 18 met behulp van de motor 30 in draaiing worden gebracht. De doekrol 18 zal worden meegenomen via de beide overbrengings-organen 35 en 36, die in het algemeen tijdens het oprollen van het doek op de doekrol 18 niet ten opzichte van elkaar zullen verdraaien. Indien het doek geheel is opgewikkeld zal in het algemeen, zoals hierboven omschreven, de motor 30 nog even doordraaien. Daarbij gaat het overbrengingsorgaan 35 verschuiven ten 15 opzichte van het overbrengingsorgaan 36 tegen de werking van de veerkracht van de veer 39 in. Hierbij kunnen de banden 20 nog een weinig worden afgewikkeld ter vereffening van variaties en lengte tussen het doek en de band 1.
20 Conclusie Schermconstructie voorzien van ondersteuningsmiddelen voor het draaibaar ondersteunen van een langwerpige doekrol voor het op- of afwikkelen van een doek of dergelijk scherm, waarbij nabij elk uiteinde van de doekrol een schijf voor het op- of afwikkelen van een daarmee gekoppeld trekmiddel is aangebracht, 25 zodanig, dat bij opwikkelen van het doek het trekmiddel van een schijf wordt afgewikkeld en omgekeerd bij afwikkelen van het doek het trekmiddel op een schijf wordt opgewikkeld, van een zich parallel aan de doekrol uitstrekkende doekbalk aan een van de doekrol afgekeerde vrije rand van het doek, welke doekbalk met uiteindenden daarvan geleid is in geleidingsbalken, die met behulp van scharnierassen, die de lengterichting van de doekrol nagenoeg loodrecht kruisen, zodanig scharnierend met de ondersteuningsmid-30 delen gekoppeld zijn, dat de geleidingsbalken instelbaar zijn tussen een zich althans nagenoeg loodrecht op de doekrol uitstrekkende stand en een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van de doekrol uitstrekkende stand, terwijl het door een geleidingsbalk verlopend trekmiddel via een omleidorgaan nabij een van de scharnieras afgekeerd vrij uiteinde van de desbetreffende geleidingsbalk naar de doekbalk toe is teruggeleid om met de doekbalk samen te werken, met het kenmerk, dat slechts een enkele lengte 35 van het als band (22) uitgevoerd trekmiddel is toegepast, waarbij de band door de doekbalk (21) van de ene naar de andere geleidingsbalk (27) is geleid en de uiteinden van de doekbalk (21) elk zijn voorzien van een geleidingsorgaan (48) voor de band, waarbij elk geleidingsorgaan aan de van de doekbalk afgekeerde zijde een halfcirkelvormig verloop heeft. Hierbij 5 bladen tekening