NL194491C - Inrichting voor het afsnijden van de voetjes van de stelen van geplukte champignons. - Google Patents

Description

1 194491

Inrichting voor het afsnijden van de voetjes van de stelen van geplukte champignons

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen en toevoeren van geplukte champignons naar een voetjesafsnij-orgaan, omvattende twee in horizontale zin op afstand van elkaar en ter weerszijden 5 van een verticaal door het snijorgaan en boven dit snijorgaan gelegen, de champignons ondersteunende elementen, waarbij elk der elementen een aantal, schuin boven elkaar gelegen champignonondersteuningen bepaalt.

Een dergelijke inrichting is op zich bekend uit FR-2.038.068. Bij deze bekende inrichting wordt het ondervlak van de hoed van een te verwerken champignon aan weerskanten van de voet ervan ondersteund 10 door de respectievelijke bovenoppervlakken van de beide op afstand van elkaar gelegen transport- elementen. De transportelementen zijn voorzien van licht hellende, uit schuimrubber vervaardigde steunvlak-ken. Aldus worden de champignons in een rij naar een aantal snijorganen, die elk twee tegenover elkaar opgestelde roterende snijmessen omvatten, gevoerd.

Een nadeel van deze inrichting is dat door de relatief grote hoek tussen de steunvlakken en de relatief 15 zachte steunvlakken, de onderzijde van de hoed toch steeds op een nagenoeg vaste hoogte wordt ondersteund. Om in staat te zijn om de voet van de steel op een bepaalde afstand van de hoed te kunnen afsnijden, is de bekende inrichting voorzien van sensoren met behulp waarvan de lengte van de steel wordt bepaald. Afhankelijk van de lengte van de steel, wordt het gewenste snijorgaan aangestuurd. Doordat de inrichting is voorzien van een aantal snijorganen en een aantal sensoren, is de inrichting relatief gecompli-20 ceerd.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarbij de stelen van champignons op eenvoudige wijze op de gewenste lengte worden afgesneden.

Dit doel worden volgens de uitvinding bereikt, doordat de horizontale afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen ondersteuningen met de verticale afstand daarvan tot het snijorgaan relatief langzaam af· 25 respectievelijk toeneemt.

Met de maatregel volgens de uitvinding wordt bereikt dat de afstand van de champignonhoed boven het snijorgaan en daarmee ook de lengte waarover de steel wordt afgesneden direct afhankelijk is van de hoeddiameter. Kleine champignons zullen lager (dieper) tussen de transportelementen hangen, zodat de voet op de juiste plaats wordt afgesneden; grotere champignons, die een grotere hoeddiameter en een 30 langere voet hebben, hangen hoger tussen de transportelementen en ook van deze champignons wordt de voet op de juiste plaats afgesneden.

Bij de inrichting volgens het in de aanhef genoemde Franse octrooischrift FR-A-2:038.068 zal door de slechts licht hellende steunvlakken en het feit dat door de champignons de steunvlakken worden ingedrukt het effect dat stelen van champignons met een relatief grote diameter op een relatief grotere afstand van de 35 hoed worden afgesneden dan stelen van champignons met een relatief kleine diameter, nagenoeg niet optreden.

Bij voorkeur bepalen de transportelementen naar elkaar gerichte, onderling een hoek insluitende, steunvlakken voor de champignonhoedranden. Elk der geleidingen wordt daarbij bij voorkeur gevormd door een transportband. Daarbij is er in feite een oneindig aantal ondersteuningen gerealiseerd.

40 Opgemerkt wordt dat uit W0-A-9.300.022 een inrichting voor het afsnijden van voetjes van de stelen van geplukte champignons bekend is, welke inrichting is voorzien van middelen voor optische lengtedetectie en afhankelijk hiervan, bijvoorbeeld een verticale verplaatsing van de ondersteuning van de champignons. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke inrichting relatief gecompliceerd is.

Opgemerkt wordt tevens dat uit US-A-743.004 een inrichting voor het afsnijden van voetjes van de stelen 45 van geplukte champignons bekend is, waarbij de voetjes van tussen twee transportbanden hangende champignons met behulp van een hellend oplopende band op eenzelfde hoogte worden gebracht. Hierbij worden de stelen op een voorafbepaalde afstand vanaf de onderzijde van de steel afgesneden in plaats van op een voorafbepaatde afstand van de hoed. Bovendien wordt de hoed tijdens het afsnijden niet ondersteund waardoor het risico bestaat dat de champignon tijdens het afsnijden kantelt.

50 Met de maatregelen volgens de uitvinding treedt geen inknellen der champignonstelen op, terwijl bovendien de invoer der ter verwerken champignons door de volgens de uitvinding voorgestelde opstelling der transportelementen gemakkelijk is. Het invoeren kan plaatsvinden aan de bovenzijde (verticaal) en over een groot traject van de schuin opgestelde transportbanden. De met de hand verticaal geplaatste champignons komen vanzelf op de juiste hoogte tussen de transportelementen te hangen met de voetjes omlaag 55 gericht.

Voorkeursuitvoeringsvormen en varianten der uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies.

194491 2

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Daarbij tonen: figuren 1a en 1b schematisch de situatie bij het afsnijden van champignonvoeten van champignons met verschillende grootte met behulp van de inrichting volgens de uitvinding.

figuur 2a en figuur 2b tonen in boven- respectievelijk in zijaanzicht een voorkeursuitvoering; 5 figuur 3 is een doorsnede over de lijn lll-lll in figuur 2a; figuur 4 toont schematisch een variant.

In de figuren 1a en 1b, die schematisch en in doorsnede de inrichting volgens een voorkeursuitvoering weergeven, zijn er twee onder een hoek ten opzichte van elkaar geplaatste ondersteuningsvlakken 14a, 14b 10 aangegeven die in het getekende geval een hoek van circa 90° insluiten. Op een vaste afstand d onder de denkbeeldige snijlijn 16 van de vlakken 14a, 14b bevindt zich het snijniveau, aangegeven met S'.

Figuur 1a toont hoe een grote champignon 2 met de randbegrenzing van de hoed 10 door de geleide-vlakken 14a, 14b wordt ondersteund op een afstand D1 boven het snijniveau S'. Het resultaat is dat het voetje na het afsnijden een lengte 1, heeft, bij benadering gelijk aan de straal r1 van de hoed 10 van de 15 champignon 2.

Ook de kleinere champignon 2', getekend in figuur 1b, steunt met de randbegrenzing 16' van de hoed 10' op de ondersteuningen 14a, 14b doch op een niveau dat over een afstand D2 ligt boven het snijniveau S'; de afstand D2 is uiteraard kleiner dat de afstand D1 daar de kleine champignon ’’dieper” tussen de ondersteuningen ligt. Het resultaat is dat ook van de kleinere champignon 2 het voetje op de juiste afstand 20 1/= r2 onder de hoed 10' wordt afgesneden.

Een inrichting die gebaseerd is op het in het voorgaande beschreven principe is in bovenaanzicht afgebeeld in figuur 2a, en in zijaanzicht in figuur 2b. Figuur 3 toont een doorsnede over de lijn lll-lll in figuur 2a.

De inrichting heeft twee eindloze transportbanden 22a, respectievelijk 22b die zijn geleid over de 25 geleiderollen 22a, 24a enerzijds en 22b, 24b anderzijds. De assen 26a, 26b van de rollen 22a, 22b liggen in één vlak en sluiten onderling een hoek van circa 90° in; hetzelfde geldt voor de assen 28a, 28b van de rollen 24a respectievelijk 24b. De naar elkaar toegekeerde steunvlakken 30a, 30b van de transportbanden 20a respectievelijk 20b sluiten dus eveneens een hoek van 90° in.

Onder de transportbanden 20a, 20b zijn twee schijfvormige roterend aangedreven en elkaar met de 30 snijranden overlappende snijmessen 32a, 32b geplaatst. Het mes 32a wordt via de as 34 aangedreven door de aandrijfeenheid 36 en drijft via de poelie 38 en de snaar 40 de poelie 42, en daarmee het mes 32b aan; de assen 28a, 28b en daarmee de transportbanden 20a, 20b worden via de aandrijfriemen 44a, 44b en, niet nader aangegeven, poelieschijven aangedreven vanaf de, aangedreven, assen der snijmessen 32a, 32b.

De te verwerken champignons worden van boven af los gestort op het invoereinde 21 van de transport-35 banden 20a, 20b, dus het gedeelte links van de lijn lll-lll geplaatst. Zij bewegen in de richting van de pijl 46 en komen, zoals aangegeven voor de champignon 48, uiteindelijk bij de snijmessen 32a, 32b waar de steel 50 exact op de juiste lengte wordt afgesneden, een en ander zoals hierboven toegelicht. De gesneden champignons bewegen verder naar rechts en komen uiteindelijk in een verzamelbak op de afvoertransport-band 52 die ze in de richting van de pijl 54 afvoert. De afgesneden voetjes worden via de afvoer 55 40 afgevoerd. Verschillende varianten zijn mogelijk.

Zo toont figuur 3 dat onder de geleidebanden 20a, 20b twee verticale stationaire geleideplaten 56a, 56b kunnen zijn aangebracht voorzien van uitsparingen 58a, 58b ter plaatse van de snijmessen 32a, 32b. Deze geleideplaten 56a, 56b voorkomen kantelen van de champignons tijdens het doorlopen van de inrichting. Deze figuur toont tevens in aanvulling op de met 48 aangegeven champignon een tweede, kleinere met 45 streeplijnen getekende champignon 60 die ’’dieper” tussen de geleidebanden 20a, 20b ligt en waarvan het voetje dus eveneens op de juiste afstand wordt afgesneden.

Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm waarbij gebruik wordt gemaakt van drie stellen geleidebanden 60a, 60b, 62a, 62b en 64a, 64b in combinatie met drie stellen stationaire, opstaande, geleideplaten, 66a, 66b, 68a, 68b en 70a, 70b. Bij deze variant zijn er slechts drie sorteerniveau’s: de grootste champignons 72 50 rusten op de bovenste banden 60a, 60b en de kleinste, gestreept getekende champignons 74 op de onderste banden 64a, 64b. Van zowel de grote als de kleine champignons worden de voetjes door de op het niveau S" opgestelde snijmessen op de juiste plaats afgesneden. In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de banden worden vervangen door snaren terwijl het ook denkbaar is de opstaande stationaire geleideplaten geheel weg te laten.

Claims (6)

1. Inrichting voor het opnemen en toevoeren van geplukte champignons naar een voetjesafsnij-orgaan, omvattende twee in horizontale zin op afstand van elkaar en ter weerszijden van een verticaal door het 5 snijorgaan en boven dit snijorgaan gelegen, de champignons ondersteunende elementen, waarbij elk der elementen een aantal, schuin boven elkaar gelegen champignonondersteuningen bepaalt, met het kenmerk, dat de horizontale afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen ondersteuningen met de verticale afstand daarvan tot het snijorgaan relatief langzaam af* respectievelijk toeneemt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de elementen naar elkaar gerichte, onderling een 10 relatief geringe hoek insluitende, steunvlakken voor de champignonhoedranden bepalen.

3. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat elk der ondersteuningen wordt gevormd door een transportband.

3 194491

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, gekenmerkt door twee, onder de onderranden der steunvlakken in hoofdzaak verticaal opgestelde geleidevlakken.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de geleidevlakken worden gevormd door meebewegende transportbanden.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de geleidevlakken worden gevormd door stationaire geleideplaten. Hierbij 3 bladen tekening