NL193741C - Inrichting voor het bewaken van de werking van overspanningsafleiders. - Google Patents

Description

1 193741

Inrichting voor het bewaken van de werking van overspanningsafleiders

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewaken van de werking van overspanningsafleiders met een storingsaanwijsmiddel en een schakelonderdeel, dat ten minste bij het uitvallen van de 5 overspanningsafleider door het storingsaanwijsmiddel kan worden bediend, waarbij in het bijzonder verscheidene overspanningsafleiders in dezelfde stand en ruimtelijk onmiddellijk naast elkaar zijn aangebracht.

Overspanningsafleiders van deze soort zijn uit de stand van de techniek bekend, en zijn in het bijzonder in DE-A-3.639.533 (een ouder voorstel van aanvraagster) beschreven. Om in het bijzonder in omvangrijke 10 gebouwen en dergelijke snel te kunnen ingrijpen, wanneer een overspanningsinrichting gestoord is, is reeds voorgesteld het storingsaanwijsmiddel met een microschakelaar samen te voegen, die door dit storingsaanwijsmiddel kan worden bediend, en door tussenkomst van overeenkomstige signaalleidingen het uitvallen van de overspanningsafleider op afstand aangeeft.

Deze op zichzelf praktische uitvoering heeft echter in zoverre nadelen, dat bij elke overspanningsafleider 15 een microschakelaar en een bijbehorende schakeiketen moet zijn aangebracht. Dit vereist een omvangrijke bedrading, terwijl bovendien een nadeel is, dat tengevolge van de nabijheid van de afleiders bij optredende overspanningen een overslag naar een signaalschakelketen optreedt, terwijl ook een inductieve beïnvloeding mogelijk is, en bovendien door de bedradingswijze (doorslijpen van de afzonderlijke verbindingen naar de microschakelaars) veel arbeid vereist is.

20 Uitgaande van deze stand van de techniek beoogt de uitvinding een inrichting van de voomoemde soort te verschaffen, met behulp waarvan door het eenmalig plaatsen van een gering aantal onderdelen bewaking op afstand van een groot aantal overspanningsafleiders mogelijk wordt. Voorts moet het gevaar van inductieve koppelingen worden verminderd, en het gevaar van overslag zo mogelijk geheel worden uitgesloten.

25 Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk, dat als schakelonderdeel een zender en een ontvanger zijn aangebracht, waarbij de door de zender afgegeven signalen naar de ontvanger een signaalweg doorlopen, die door schakelonderdelen van het storingsaanwijsmiddel wordt gevormd en de overspanningsafleider met storingsaanwijzing ais een insteekblok is uitgevoerd, en in een verscheidene van deze blokken naast elkaar ondersteunende vatting is aangebracht, waarbij de vatting de signaalweg in de 30 vorm van een doorgaande holle ruimte omvat, waarin mechanische onderdelen van de storingsaanwijzing afhankelijk van de schakeltoestand kunnen steken om de signaalweg te onderbreken.

Bij voorkeur worden als zender en ontvanger opto-elektronische onderdelen gebruikt.

Door de uitvoering volgens de uitvinding wordt het mogelijk ruimtelijk naast de overspanningsafleiders, en eventueel in een afzonderlijke omhulling, een bewakingsonderdeel te verkrijgen, dat een nagenoeg 35 willekeurig aantal overspanningsafleiders tegelijkertijd kan bewaken, zodat de kosten voor de bewaking slechts eenmaal ontstaan. Dit geldt dan ook, wanneer later nog verdere afleiders worden toegevoegd. Een latere aanpassing is daarbij niet alleen mogelijk doordat overspanningsafleiders later van een bewaking kunnen worden voorzien, doch ook doordat later bijkomende overspanningsafleiders aan de eenheid kunnen worden toegevoegd. Door het aanbrengen van zenders en ontvangers en de bijbehorende signaalweg is 40 geen bijkomende elektrische bedrading binnen de overspanningsafleiders of de ondersteuning daarvoor vereist, zodat de met de bedrading samenhangende vraagstukken kunnen worden vermeden.

Het verdient in het bijzonder de voorkeur het schakelonderdeel in ten minste een afzonderlijk en naast de overspanningsafleiders opgestelde omhulling aan te brengen.

Door de ruimtelijke scheiding van overspanningsafleiders en schakelonderdeel wordt het gevaar van 45 inductieve koppelingen aanmerkelijk verminderd. Ook overslag kan wegens de mogelijke goede isolatie en afschermingsmogelijkheid worden uitgesloten.

Met de opbouw volgens de uitvinding wordt niet alleen het op afstand aangeven van een gestoorde overspanningsafleider mogelijk, doch wordt ook een zodanige aanwijzing mogelijk dat het ontbreken van een overspanningsafleider wordt aangegeven.

50 Bij een bijzondere uitvoering daarvan zijn de in de signaalweg te steken onderdelen van de storingsaanwijzing als een spiegel uitgevoerd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is de vatting voor deze blokken ongeveer U-vormig uitgevoerd, en in het bodemgedeelte als signaalweg een doorgaand kanaal bezit, waarbij alle doorgaande kanalen van verscheidene naast elkaar geplaatste blokken in eikaars verlengde zijn gelegen, terwijl verder in de bodem 55 een instelvinger voor elk blok is ondersteund, die bij een ontbrekend en/of een gestoord blok onder veerkracht naar een het doorgaande kanaal afsluitende stand kan worden verplaatst, en bij een aangebracht en werkzaam blok door een instelonderdeel van de storingsaanwijzing uit het doorgaande kanaal 193741 2 wordt weggezwenkt.

Daarbij verdient het de voorkeur, dat de storingsaanwijzing een onder veerspanning staande schakel-vinger omvat, die met een schakelnok door de bodem van het blok steekt, terwijl de instelvinger voor het verkrijgen van het doorgaande kanaal bij aangebracht blok door de schakelnok kan worden bediend, waarbij 5 een het doorgaande kanaal afsluitend scherm aan de instelvinger is bevestigd, en deze vinger tegen de kracht van een wegens de omhullingsgedeelten steunende veer naar de vrijgeefstand kan worden verschoven, en in de storingsstand van de schakelvinger naar de afsluitstand kan worden overgebracht.

Bij een gunstige uitvoeringsvorm omvat de vatting van een blok twee doorgaande kanalen, waarbij in het verlengde van het ene kanaal de zender, en van het andere de ontvanger is geplaatst, terwijl het afsluit-10 scherm als een het zendsignaal naar de ontvanger terugvoerende spiegel is uitgevoerd.

Bij nog een andere uitvoeringsvorm omvat de vatting van een blok twee doorgaande kanalen, waarvan het ene in het verlengde van de zender, en het andere in het verlengde van de ontvanger is gelegen, terwijl aan het van de zender resp. ontvanger afgekeerde kanaaleind een straal- of signaalomleiding is aangebracht, die het signaal van het ene naar het andere kanaal voert.

15 Uit FR-A-2.591.030 is op zichzelf een inrichting bekend voor het op afstand aangeven van de toestand van een of meer zekeringen van de niet-terugstelbare soort in de vorm van een insteekblok met een onder veerspanning naar buiten te drijven waarschuwingspen die door een smeitdraad in de ingedrukte stand wordt gehouden, waarbij een aantal lichtgeleidingsvezeltakken zodanig tussen een lichtbron en een lichtomzetter is aangebracht dat een doorgaande lichtweg wordt gevormd die wordt onderbroken zodra de 20 pen van een zekering naar buiten is gedreven. Het aanbrengen van dergelijke vezeltakken bij een samenstel van onmiddellijk naast elkaar geplaatste schakelonderdelen is echter zeer bezwaarlijk, en bemoeilijkt het vervangen van een gestoorde schakelaar of het wijzigen van het aantal schakelaars.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening van een 25 uitvoeringsvoorbeeld; hierin toont: figuren 1-3 een vereenvoudigde schematische voorstelling van de inrichting volgens de uitvinding: figuur 4 een gedeeltelijk opengebroken zijaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm; en figuur 5 een met figuur 4 overeenkomend zijaanzicht van deze inrichting in de storingsstand.

30 De inrichting voor de bewaking van de werking van overspanningsafleiders bestaat in hoofdzaak uit verscheidene naast elkaar opgestelde overspanningsafleiders 1 met een storingsaanwijzing 2 en een in het onderstaande nog nader te beschrijven schakelonderdeel, dat bij het uitvallen van de overspanningsafleider 1 door het storingsaanwijsmiddel 2 kan worden bediend.

Het schakelonderdeel in de vorm van een zender 3 en een ontvanger 4 is bij het uitvoeringsvoorbeeld 35 van figuur 1 zijdelings naast de overspanningsafleider 1 opgesteld, en omvat twee onderdelen. Deze onderdelen zijn elk afgeschermd, en elektrisch niet met het overspanningsonderdeel verbonden. De verbinding wordt uitsluitend door het met een streeplijn aangeduide signaalweg 5 gevormd, die de signaaloverdracht van de zender 3 naar de ontvanger 4 mogelijk maakt. Bij voorkeur is de zender van een lichtdiode voorzien, die aan het ene eind van de signaalweg 5 is opgesteld, terwijl aan het andere eind van 40 de signaalweg 5 een elektronisch bewakings- en ontvangonderdeel is opgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een transistor.

Zoals reeds vermeld zijn de bouwstenen van de schakelonderdelen 3 en 4 volgens figuur 1 in twee zijdelings naast de overspanningsafleiders opgestelde omhullingsgedeelten 6 en 7 aangebracht. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 zijn de zender 3 en de ontvanger 4 aan eenzelfde zijde naast de 45 overspanningsafleiders in een afzonderlijke omhulling 8 opgesteld, waarbij twee signaalwegen 5 en 5" aanwezig zijn, terwijl bij het uitvallen van een overspanningsafleider door het storingsaanwijsmiddel een terugkaatsend scherm 9 in de signaalweg 5, 5' wordt geplaatst, waarmede het zendsignaal naar de ontvanger wordt teruggekaatst, en een dienovereenkomstige schakelimpuls (storingsmelding) naar een verwijderd punt wordt overgedragen.

50 Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3 zijn weer een zender 3 en een ontvanger 4 in een gemeenschappelijke omhulling aangebracht, terwijl weer twee signaalwegen 5 en 5' door de gehele eenheid verlopen, en een insteekbare stralingsomleiding 10 in de in de tekening links afgebeeld buitenste bouwsteen is aangebracht om het zendsignaal naar de ontvanger te leiden.

Bij een gestoorde overspanningsafleider wordt een niet terugkaatsend scherm 11 door het storings-55 aanwijsmiddel bestuurd in de signaalweg 5' of de signaalweg 5 gebracht, waarmede het doorgeven van het van de zender 3 afkomstige signaal wordt onderbroken om de melding op afstand in te leiden.

Bij alle uitvoeringsvoorbeelden is elke overspanningsafleider 1 met de storingsaanwijzing 2 als een

Claims (8)

1. Inrichting voor het bewaken van de werking van overspanningsafleiders, bestaande uit tenminste een 35 overspanningsafleider met een storingsaanwijsmiddel en een schakelonderdeel, dat tenminste bij het uitvallen van de overspanningsafleider door het storingsaanwijsmiddel kan worden bediend, waarbij in het bijzonder verscheidene overspanningsafleiders in dezelfde stand en ruimtelijk onmiddellijk naast elkaar zijn aangebracht, met het kenmerk, dat als schakelonderdeel een zender (3) en een ontvanger (4) zijn aangebracht, waarbij de door de zender (3) afgegeven signalen naar de ontvanger (4) een signaalweg (5, 40 5') doorlopen, die door schakelonderdelen van het storingsaanwijsmiddel (2) wordt gevormd en de overspanningsafleider (1) met de storingsaanwijzing (2) als een insteekblok is uitgevoerd, en in een verscheidene van deze blokken naast elkaar ondersteunende vatting (12) is aangebracht, waarbij de vatting (12) de signaalweg (5, 5') in de vorm van een doorgaande holle ruimte omvat, waarin mechanische onderdelen van de storingsaanwijzing (2) afhankelijk van de schakeltoestand kunnen steken om de 45 signaalweg (5, 5') te onderbreken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zender (3) en de ontvanger (4) door opto-elektronische onderdelen worden gevormd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het schakelonderdeel in tenminste een afzonderlijke en naast de overspanningsafleiders aangebrachte omhulling (6, 7, 8) is aangebracht.

3 193741 insteekblok uitgevoerd, en in een in een of meer van deze blokken naast elkaar ondersteunende vatting 12 aangebracht. Zoals in het onderstaande nog aan de hand van figuur 4 en 5 zal worden beschreven, omvat de vatting 12 bij voorkeur de signaalweg in de vorm van een doorgaande holle ruimte 13. Deze doorgaande holle 5 ruimte is bij de juiste werking van de overspanningsafleiders in het bijzonder voor lichtsignalen vrij doorlatend, terwijl bij een gestoorde overspanningsafleider 1 en een daardoor in werking gesteld storings-aanwijsmiddel 2 mechanische onderdelen van deze storingsaanwijzing 2 in de signaalweg 5 en 5' steken om deze te onderbreken. Zoals in het bijzonder uit figuren 4 en 5 duidelijk blijkt, is de vatting 12 voor het blok (de overspannings-10 afleider 1) ongeveer U-vormig uitgevoerd, terwijl in het bodemgedeelte daarvan de signaalweg 5 in de vorm van een doorgaand kanaal 13 is gelegen. In deze bodem is voorts een instelvinger 14 voor elke blok-bouwsteen 1 ondersteund, die bij een ontbreken en/of gestoord blok onder veerspanning naar een het kanaal 13 afsluitende stand wordt gedreven. Bij een aangebracht en werkend blok 1 is de vinger 14 door een instelonderdeel 15 van de storings-15 aanwijzing 2 uit het kanaal 13 gezwenkt, waardoor dit wordt vrijgegeven. De storingsaanwijzing 2 omvat een door een veer 16 voorgespannen schakelvinger 15, die met een schakelnok 17 door de bodem van het blok 1 steekt. De instelvinger 14 wordt bij een werkzame overspanningsafleider door de schakelnok 17 in de tekening naar beneden gedrukt, zodat het doorgaande kanaal 13 wordt vrijgegeven. Als afsluitonderdeel voor het kanaal dient een scherm 18 van de schakelvinger 20 14. Wanneer het blok 1 wordt verwijderd of de storingsaanwijzing 2 naar de storingsstand overgaat, wordt de schakelnok 17 weggedrukt, zodat de instelvinger tegen de kracht van een tegen omhullingsgedeelten en tegen de schakelvinger 14 rustende veer 19 naar de gesloten stand wordt gedreven, waarin het kanaal 13 door het scherm 18 wordt afgesloten. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld grijpt de instelvinger 14 door een opening van het blok 1 in de holle ruimte daarvan, en is daar met de schakelnok 17 van het onderdeel 15 in 25 aanraking, in tegenstelling tot hetgeen eerder is beschreven. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat het gat in de bodem van de vatting 12, waardoorheen het instelgedeelte van het onderdeel 14 steekt, door dit instelonderdeel wordt afgesloten, wanneer het blok 1 wordt verwijderd. Een verontreiniging van de opening in de bodem van de vatting 12, die de werking van de bewakingsinrichting zou kunnen schaden, wordt daardoor vermeden. 30

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het in de signaalweg (5, 5') grijpende onderdeel van de storingsaanwijzing (2) als spiegel (9) is uitgevoerd.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de vatting (12) voor een blok ongeveer U-vormig is uitgevoerd, en in het bodemgedeelte als signaalweg (5, 5') een doorgaand kanaal (13) bezit, waarbij alle doorgaande kanalen (13) van verscheidene naast elkaar aangebrachte blokken in 55 eikaars verlengde zijn gelegen, dat verder in de bodem een instelvinger (14) voor elk blok is ondersteund, die bij een ontbrekend en/of gestoord blok onder veerkracht naar een het doorgaande kanaal (13) afsluitende stand kan worden verplaatst, en bij een aangebracht en werkzaam blok door een instelonderdeel 193741 4 (bijvoorbeeld 15) van de storingsaanwijzing (2) uit het doorgaande kanaal wordt weggezwenkt.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de storingsaanwijzing (2) een onder veerspanning staande schakelvinger (15) omvat, die met een schakelnok (17) door de bodem van het blok steekt, en dat de instelvinger (14) voor het vrijgeven van het doorgaande kanaal (13) bij een aangebracht 5 blok door de schakelnok (17) kan worden bediend, waarbij een het doorgaande kanaal (13) afsluitend scherm (18) aan de instelvinger (14) is bevestigd, terwijl de instelvinger (14) tegen de kracht van een tegen deze vinger en omhullingsgedeelten rustende veer (19) naar de vrijgeefstand kan worden verschoven, en in de storingsstand van de schakelvinger (15) naast de afsluitstand kan worden overgebracht.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de vatting (12) van een blok twee 10 doorgaande kanalen (5, 5') omvat, waarbij in het verlengde van het ene de zender (3), en van het andere de ontvanger (4) is geplaatst, en dat het afsluitscherm (18) als een het zendsignaal naar de ontvanger (4) terugvloeiende spiegel (9) is uitgevoerd.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de vatting (12) van een blok twee doorgaande kanalen (5, 5') omvat, waarvan het ene in het verlengde van de zender (3), en het andere in 15 het verlengde van de ontvanger (4) is gelegen, en dat aan het van de zender (3) respectievelijk (4) afgekeerde kanaaleind een straal- of signaalomleiding (10) is aangebracht, die het signaal van het ene kanaal (5) naar het andere (S') voert. Hierbij 2 bladen tekening