NL193464C

NL193464C - Rolluik voor een venster of een deur en dergelijke.

Info

Publication number: NL193464C
Application number: NL9002526A
Authority: NL
Original assignee: Schueco Int Kg
Priority date: 1989-12-14
Filing date: 1990-11-20
Publication date: 1999-11-02
Also published as: DE8914695U1; NL9002526A; AT400169B; ATA234490A; NL193464B; CH682170A5

Description

1 193464

Rolluik voor een venster of een deur en dergelijke

De uitvinding heeft betrekking op een rolluik voor een venster of een deur en dergelijke, met een roiluikkast waarbij in de kopse wanden een wikkelas voor een rolgordijn gelagerd is, met een inwendig op iedere 5 kopse wand van een roiluikkast aangebracht lagerdeel, dat ter opname van de bijbehorende lagertap van de wikkelas een U-vormige uitsparing omvat.

Een dergelijk rolluik is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.538.785, waarbij het rolluik een montageplaat voor een rolgordijn omvat, die in telkens over 90° ten opzichte van elkaar versprongen posities aan te brengen is. De montageplaat bezit een omgezette bevestigingsflens, die bijvoorbeeld aan het 10 frame van een vensterkap of direct aan het vensterkozijn kan worden vastgemaakt. In de montageplaat is een opneemblok te bevestigen, dat altijd zo geplaatst moet worden dat een opneemsleuf in het opneemblok naar boven open is voor het opnemen een lageras, ten opzichte waarvan de wikkelas kan roteren. Na het plaatsen heeft het opneemblok een vaste stand.

Een nadeel van het bekende rolluik is, dat een rolgordijn dat rond een wikkelas gewonden is niet direct 15 onder een kozijn en dergelijke aangebracht kan worden, aangezien het rolgordijn van boven af in de opneemsleuven van de opneemblokken geplaatst moet worden. Dit is op te lossen door het rolgordijn af te wikkelen, maar dan is de montage niet eenvoudig.

Het is een doel van de uitvinding een verbeterd rolluik te verschaffen. Het is een ander doel een rolluik te verschaffen dat zo uitgevoerd is, dat het aanbrengen en verwijderen van de wikkelas eenvoudig is.

20 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een rolluik van de in de aanhef genoemde soort, waarbij het lagerdeel roteerbaar in een binnenwaarts op de kopse wand van de roiluikkast bevestigde houdplaat is aangebracht, zodanig dat in de houdplaat een lang gat en op het lagerdeel een grendelplaat met gelijke contour voorzien is die in de bedrijfsstand van het lagerdeel achter deelgebieden van de het lange gat begrenzende rand aan de van de wikkelas afgekeerde zijde grijpt, en dat op het lagerdeel ten minste één 25 grendelnok gevormd is, die ten opzichte van het tegen de houdplaat aanliggende vlak uitsteekt, en die in de montage- en bedrijfsstand in een telkens in de juiste stand staande boring grijpt.

Het lagerdeel met de grendelplaat is na het bevestigen van de houdplaat gemakkelijk aan de houdplaat te bevestigen, door de grendelplaat door het lange gat in de houdplaat te steken en vervolgens het lagerdeel te verdraaien. Voor het aanbrengen van het rolgordijn kan de U-vormige sleuf horizontaal 30 geplaatst worden, waarna de wikkelas ingeschoven kan worden. Vervolgens wordt het lagerdeel 90° verdraaid, zodat de U-vormige sleuf verticaal staat. De grendelnok vergrendelt het lagerdeel in de verschillende standen. Voor het aanbrengen van de wikkelas is derhalve geen gereedschap nodig.

Opgemerkt wordt dat uit de Franse octrooiaanvrage 2.366.435 een rolluik bekend is, waarbij de wikkelas aan een einde hol is, waarbij in de holte een motor aangebracht is. Een sluitdeksel is aan de aandrijf-35 eenheid bevestigd en grijpt achter uitgebogen hoekdelen van een wandplaat, die aan de vaste wereld bevestigd is. Het sluitdeksel is niet verdraaibaar ten opzichte van de wandplaat.

Bij voorkeur zijn aan het lagerdeel twee grendelnokken gevormd, en omvat de houdplaat vier telkens over 90° ten opzichte van elkaar versprongen boringen, die op een cirkel liggen, waarvan het middelpunt samenvalt met de draai-as van het lagerdeel. Hierdoor is het lagerdeel steeds na verdraaiing over 90° te 40 vergrendelen.

Bij voorkeur zijn de grendelnokken als cilindrische tappen uitgevoerd, waarvan de vrije, buitenste vlakken tegengesteld afgeschuind zijn, zodanig dat de hoogste rand in draairichting van het lagerdeel aan de achterzijde ligt. Hierdoor kan het lagerdeel uitsluitend in één richting draaien, zodat de U-vormige uitsparing vanuit de horizontale stand niet per ongeluk met zijn opening naar beneden gedraaid kan worden.

45

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een rolluik volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont, respectievelijk tonen: figuur 1 een gedeeltelijk zijaanzicht van de lagering van de wikkelas waarbij het lagerdeel zich in de 50 montagestand bevindt, figuur 2 een aanzicht van het lagerdeel, en figuren 3-5 een aanzicht in de richting van de pijl III van figuur 1 met doorgesneden tap van de wikkelas, waarbij het lagerdeel in drie verschillende standen is getoond.

55 De wikkelas 10 voor een niet-weergegeven rolluik bestaat uit een hol profiel van kunststof. Met het oog op de eenvoud is slechts de lagering voor de rechter zijde weergegeven. De linker zijde is gespiegeld uitgevoerd. In beide einden van de wikkelas 10 is een bout 11 vast aangebracht, die ten opzichte van het

Claims

193464 2 kunststof profiel uitsteekt. Een aan de hand van de figuren 2-5 nog nader toegelicht lagerdeel is roteerbaar op een vasthoudplaat 13 aangebracht. De vasthoudplaat 13 is op niet nader toegelichte wijze aan de kopwand 14 van een rolluikkast geschroefd. De vasthoudplaat 13 is voorzien van een lang gat 15 dat bijzonder duidelijk in de figuren 4 en 5 is weergegeven. Het lange gat 15 staat in het weergegeven 5 uitvoeringsvoorbeeld onder een kleine hoek tot de horizontaal, waarbij de evenwijdige vlakken van de invoerzijde naar de tegenovergelegen zijde toe omhoog lopen. Aan het lagerdeel 12 is een grendelplaat 16 gevormd, en wel aan de van de wikkelas 10 afgekeerde zijde. De grendelplaat 16 is zodanig gevormd, dat zij door het lange gat 15 heen kan worden gestoken en na draaiing achter het van de wikkelas 10 afgekeerd liggende vlak van de vasthoudplaat 13 grijpt. Het lagerdeel 12 is bovendien aan de naar de 10 wikkelas 10 toegekeerde zijde voorzien van een U-vormige uitsparing 17, waarin de bout 11 is gelagerd. De uitsparing 17 strekt zich niet uit over de totaalbreedte van het lagerdeel 12. Bovendien strekt de uitsparing 17 zich voor het vormen van een toevoeropening voor de bout 11 uit van een rand over een deelhoogte van het lagerdeel 12, zoals in het bijzonder de figuren 3-5 tonen. De middenlangsas van de bout 11 is gelijktijdig de draaias van het lagerdeel 12. Dientengevolge ligt de door het middelpunt van de cirkel-15 boogvormig uitgevoerde bodem van de uitsparing 17 eveneens in de middenlangsas van de bout 11. Ook het snijpunt van de diagonalen van de grendelplaat 16 ligt in het denkbeeldige verlengde van de middenlangsas van de bout 11. In de uitsparing 17 zijn twee naar elkaar toe gerichte beveiligingsuitsteeksels 18, 19 aangebracht, die de in de uitsparing 17 geschoven bout 11 tegen een onbedoeld terugleiden borgen. Bij het inschuiven van de 20 bout 11 is daarom een elastische vervorming van de aan de uitsparing 17 grenzende gebieden van het lagerdeel 12 nodig. Dit wordt mogelijk gemaakt aangezien het naar de wikkelas 10 toegekeerde gebied van de uitsparing 17 in een uitsteeksel liggen, dat wil zeggen de naar de randen toegekeerde gebieden zijn uitgespaard, zoals in het bijzonder uit figuur 1 blijkt. Bovendien wordt de vervorming mogelijk omdat het lagerdeel 12 als kunststofvormdeel is uitgevoerd. Aan het lagerdeel 12 zijn aan de van de wikkelas 10 25 afgekeerd liggende zijde twee uit het tegen de vasthoudplaat 13 aanliggende vlak stekende nokken 20, 21 gevormd. De vasthoudplaat 13 heeft vier telkens over 90° ten opzichte van elkaar geplaatste boringen 22, die op een cirkel liggen, waarvan het middelpunt in de middenlangsas van de bout 11 ligt. De nokken 20, 21 komen in de boringen 22 en 23, zodat het lagerdeel 12 slechts door een bepaalde krachtsinspanning kan worden gedraaid. De nokken 20, 21 zijn op bijzonder doelmatige wijze cilindrisch uitgevoerd, waarbij de vrije 30 buitenste vlakken tegengesteld zijn afgeschuind, zodanig dat de hoogste rand in draairichting van het lagerdeel 12 aan de achterzijde ligt. De draairichting van het lagerdeel 12 is in de figuren 3 en 4 door de pijl A aangeduid. Door de schuine vlakken kan het lagerdeel uitsluitend in deze richting draaien. Het lagerdeel wordt in de in figuur 3 weergegeven stand in de vasthoudplaat 13 gestoken. In deze stand grijpen de nokken 20, 21 nog niet in de beide boringen 22, doch pas nadat het lagerdeel 12 over een 35 relatief kleine hoek tegenkloksgewijze werd gedraaid. Deze stand geeft de figuur weer. Het is te zien, dat de grendelplaat 16 enigszins achter het van de wikkelas 10 afgekeerd liggende vlak van de vasthoudplaat 13 grijpt. De stand van het lagerdeel 12 dan is gefixeerd, zodat de wikkelas 10 in deze montagestand van het lagerdeel 12 met zijn bout 11 in de cirkelboogvormig uitgevoerde bodem van de uitsparingen 17 kan worden geschoven. Vervolgens wordt het lagerdeel 12 over een hoek van 90° gedraaid, waarbij de beide nokken 40 dan in de tevoren vrije boringen 22 grijpen. De middenlangsas van elke uitsparing 17 staat dan verticaal, zodat door de bouten 11 het gewicht van de wikkelas 10 naar onderen worden getrokken. Bij een eventueel noodzakelijke demontage moet het lagerdeel over een hoek van 270° in de richting van pijl A verder worden gedraaid. De in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm veroorzaakt, dat het lagerdeel 12 reeds in de montage-45 stand zeker is gefixeerd en niet alleen in de bedrijfsstand van figuur 5. In tegenstelling daarmee is het echter ook denkbaar, dat de helling van het lange gat 15 tegengesteld tot de weergegeven uitvoering is. Daardoor ligt ook de uitsparing in een dienovereenkomstig schuine stand, zodat in de montagestand van het lagerdeel 12 de bout 11 van de wikkelas 10 automatisch in de bodem van de uitsparing 17 glijdt. 50

1. Rolluik voor een venster of een deur en dergelijke, met een rolluikkast waarbij in de kopse wanden een wikkelas voor een rolgordijn gelagerd is, met een inwendig op iedere kopse wand van een rolluikkast 55 aangebracht lagerdeel, dat ter opname van de bijbehorende lagertap van de wikkelas een U-vormige uitsparing omvat, met het kenmerk, dat het lagerdeel (12) roteerbaar in een binnenwaarts op de kopse wand (14) van de rolluikkast bevestigde houdplaat (13) is aangebracht, zodanig dat in de houdplaat (13) 3 193464 een lang gat (15) en op het lagerdeel (12) een grendelplaat (16) met gelijke contour voorzien is die in de bedrijfsstand van het lagerdeel achter deelgebieden van de het lange gat (15) begrenzende rand aan de van de wikkelas (10) afgekeerde zijde grijpt, en dat op het lagerdeel (12) ten minste één grendelnok (20, 21. gevormd is, die ten opzichte van het tegen de houdplaat (13) aanliggende vlak uitsteekt, en die in de 5 montage- en bedrijfsstand in een telkens in de juiste stand staande boring grijpt.

2. Rolluik volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het lagerdeel (12) twee grendelnokken (20, 21) gevormd zijn, en dat de houdplaat (13) vier telkens over 90° ten opzichte van elkaar versprongen boringen (22) omvat, die op een cirkel liggen, waarvan het middelpunt samenvalt met de draai-as van het lagerdeel (12).

3. Rolluik volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de grendelnokken (20, 21) als cilindrische tappen uitgevoerd zijn, waarvan de vrije, buitenste vlakken tegengesteld afgeschuind zijn, zodanig dat de hoogste rand in draairichting van het lagerdeel (12) aan de achterzijde ligt. Hierbij 2 bladen tekening