NL9002526A

NL9002526A - Rolluik voor een venster, een deur of dergelijke.

Info

Publication number: NL9002526A
Application number: NL9002526A
Authority: NL
Original assignee: Schueco Int Kg
Priority date: 1989-12-14
Filing date: 1990-11-20
Publication date: 1991-07-01
Also published as: NL193464C; DE8914695U1; ATA234490A; AT400169B; NL193464B; CH682170A5

Description

ROLLUIK VOOR EEN VENSTER, EEN DEUR OF DERGELIJKE

De uitvinding heeft betrekking op een rolluik voor een venster, een deur of dergelijke met een rolluikkast, in welks kopwanden een wikkelas voor een rolluik is gelagerd.

Rolluiken van het in aanmerking komende soort zijn algemeen bekend en dienen als verduistering en als bescherming tegen weersinvloeden. Het rolluik bestaat uit een groot aantal horizontaal lopende lamellen die bij voorkeur van kunststof of aluminium zijn vervaardigd. De lamellen zijn aan beide zijden in twee leirails geleid, die aan de verticale stijlen van de venster- of deuromranding zijn toegevoegd. De wikkelas bestaat gewoonlijk uit een hol profiel, in welks eindgebieden lagertappen zijn bevestigd. Deze lagertappen zijn bij de tot nu toe bekende constructies gelagerd in twee vaste lagers. Het monteren en in het geval van een reparatie ook het demonteren is bij de bekende constructies zeer omslachtig. Dit wordt nog verergerd, doordat de montage resp. de demontage gewoonlijk met het opgewikkelde rolluik, dus een dienovereenkomstig hoog gewicht plaats vindt.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een rolluik op constructief eenvoudige wijze zodanig uit te voeren, dat de montage en de demontage van de wikkelas aanzienlijk wordt vergemakkelijkt.

Volgens de uitvinding is dit bereikt, door een inwendig op elke kopwand van de rolluikkast aangebracht lagerdeel, dat voor het opnemen van de bijbehorende lagertap van de wikkelas een U-vormige uitsparing bezit, en tenminste in een montagestand voor het toevoeren van de wikkelas en in een bedrijfsstand voor het op- en afwikkelen van het rolluik kan worden gebracht. De zich tot aan een rand uitstrekkende U-vormige uitsparing maakt het mogelijk, dat de wikkelas in de montagestand van binnenuit, dat wil zeggen vanuit het gebouw in het lagerdeel kan worden geschoven. Daarna kan het montagedeel bijvoorbeeld over een hoek van circa 90° worden gedraaid, zodat de U-vormige uitsparing verticaal staat. Daardoor wordt een zekere lagering van de wikkelas bereikt. Zou een demontage noodzakelijk worden, dan vindt deze in omgekeerde volgorde plaats·

De montage wordt bijzonder eenvoudig indien volgens een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm beide lagerdelen roteerbaar zijn cpgesteld in een binnenwaarts op de kopwand van de rol-luikkast bevestigde vasthoudplaat, op een zodanige wijze dat in de vasthoudplaat een lang gat en op het lagerdeel een grendelplaat met gelijke omtrek is aangebracht, die in de bedrijfsstand van het lagerdeel achter deelgebieden van de het lange gat begrenzende rand aan de van de wikkelas afgekeerde zijde grijpt. De vasthoudplaat kan bijvoorbeeld met schroeven aan de kopwand van de rolluikkast zijn bevestigd. Dit is met de beschikbare werktuigen in zeer korte tijd te doen. Aangezien de binnenruimte van de rolluikkast nog leeg is, zijn de kopwanden bijzonder goed bereikbaar. Het is echter ook mogelijk, dat de vasthoudplaten bij het vervaardigen van de rolluikkast worden vastgeschroefd. Voor het monteren van de wikkelas worden eerst de beide lagerdelen door het laten passeren van de grendelplaten door de lange gaten aan de vasthoudplaten bevestigd. De langsas van de U-vormige uitsparing staat dan nagenoeg horizontaal, zodat de lagertappen van de wikkelassen van het inwendige van het gebouw af in de uitsparingen kunnen worden geschoven. Door het verdraaien van de lagerdelen staan de uitsparingen dan loodrecht, zodat de boogvormig uitgevoerde bodem van de uitsparingen als la-gerplaats dient. Door deze uitvoering is voor het monteren van de wikkelas geen enkel gereedschap nodig.

Opdat de tappen van de wikkelas zo gemakkelijk mogelijk zelf in de lagerplaatsen van de uitsparingen glijden is het doelmatig indien de zijvlakken van de uitsparingen hellen ten opzichte van de horizontaal, waarbij de ingesloten hoek een relatief kleine scherpe hoek is. Om dit in de montagestand te bereiken, is voorgeschreven dat de evenwijdige vlakken van het lange gat van elke vasthoudplaat hellend zijn ten opzichte van de horizontaal, en dat de langszijden van de grendelplaten samenvallen met of evenwijdig zijn aan de zijvlakken van de U-vormige uitsparing. De door de vlakken van het lange gat en de horizontaal ingesloten hoek is relatief klein. De helling is zodanig gekozen, dat de vlakken van de lagerplaats uit naar de vrije einden toe omhoog lopen. Het lager-deel en de vasthoudplaat zijn bij voorkeur van kunststof vervaardigd. Opdat het lagerdeel zowel in de montagestand alsook in de be-drijfsstand niet ongewenst draait, is bepaald, dat in de vasthoudplaat tenminste twee uitsparingen zijn aan gebracht, en dat op het lagerdeel tenminste éën tegenover het tegen de vasthoudplaat aanliggende vlak uitstaande nok is gevormd, die in de montage- en in de bedrijfsstand in de telkens in de juiste stand gebrachte uitsparing grijpt. Het lagerdeel laat zich dan slechts met een bepaalde kracht draaien. Daarbij worden de vorm- en verende materiaaleigenschappen van een kunststof benut

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een rolluik volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont; fig. 1 een gedeeltelijk zijaanzicht van de lagering van de wikkelas waarbij het lagerdeel zich in de montagestand bevindt, fig. 2 een aanzicht van het lagerdeel, en fig. 3-5 een aanzicht in de richting van de pijl III van fig. 1 met doorgesneden tap van de wikkelas, waarbij het lagerdeel in drie verschillende standen is getoond.

De wikkelas 10 voor een niet-weergegeven rolluik bestaat uit een hol profiel van kunststof. Met het oog op de eenvoud is slechts de lagering voor de rechter zijde weergegeven. De linker zijde is gespiegeld uitgevoerd. In beide einden van de wikkelas 10 is een bout 11 vast aangebracht, die ten opzichte van het kunststof profiel uitsteekt. Een aan de hand van de figuren 2-5 nog nader toegelicht lagerdeel is roteeraar op een vasthoudplaat 13 aangebracht. De vasthoudplaat 13 is op niet nader toegelichte wijze aan de kopwand 14 van een rolluikkast geschroefd. De vasthoudplaat 13 is voorzien van een lang gat 15 dat bijzonder duidelijk in de figuren 4 en 5 is weergegeven. Het lange gat 15 staat in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld onder een kleine hoek tot de horizontaal, waarbij de evenwijdige vlakken van de invoerzijde naar de tegenovergelegen zijde toe omhoog lopen- Aan het lagerdeel 12 is een grendelplaat 16 gevormd, en wel aan de van de wikkelas 10 afgekeerde zijde. De grendelplaat 16 is zodanig gevormd, dat zij door het lange gat 15 heen kan worden gestoken en na draaiing achter het van de wikkelas 10 af gekeerd liggende vlak van de vasthoudplaat 13 grijpt. Het lagerdeel 12 is bovendien aan de naar de wikkelas 10 toegekeerde zijde voorzien van een U-vormige uitsparing 17, waarin de bout 11 is gelagerd. De uitsparing 17 strekt zich niet uit over de totaalbreedte van het lagerdeel 12. Bovendien strekt de uitsparing 17 zich voor het vormen van een toevoeropening voor de bout 11 uit van een rand over een deelhoogte van het lagerdeel 12, zoals in het bijzonder de figuren 3-5 tonen. De middenlangsas van de bout 11 is gelijktijdig de draaias van het lagerdeel 12. Dientengevolge ligt de door het middelpunt van de cirkelboogvormig uitgevoerde bodem van de uitsparing 17 eveneens in de middenlangsas van de bout 11. Ook het snijpunt van de diagonalen van de grendelplaat 16 ligt in het denkbeeldige verlengde van de middenlangsas van de bout 11.

In de uitsparing 17 zijn twee naar elkaar toe gerichte beveiligingsuitsteeksels 18, 19 aangebracht, die de in de uitsparing 17 geschoven bout 11 tegen een onbedoeld terugleiden borgen. Bij het inschuiven van de bout 11 is daarom een elastische vervorming van de aan de uitsparing 17 grenzende gebieden van het lagerdeel 12 nodig. Dit wordt mogelijk gemaakt aangezien het naar de wikkelas 10 toegekeerde gebied van de uitsparing 17 in een uitsteeksel liggen, dat wil zeggen de naar de randen toegekeerde gebieden zijn uitgespaard, zoals in het bijzonder uit fig. 1 blijkt. Bovendien wordt de vervorming mogelijk omdat het lagerdeel 12 als kunststof vormdeel is uitgevoerd. Aan het lagerdeel 12 zijn aan de van de wikkelas 10 afgekeerd liggende zijde twee uit het tegen de vasthoudplaat 13 aanliggende vlak stekende nokken 20, 21 gevormd. De vasthoudplaat 13 heeft vier telkens over 90° ten opzichte van elkaar geplaatste boringen 22, die op een cirkel liggen, waarvan het middelpunt in de middenlangsas van de bout 11 ligt. De nokken 20, 21 komen in de boringen 22 en 23, zodat het lagerdeel 12 slechts door een bepaalde krachtsinspanning kan worden gedraaid. De nokken 20, 21 zijn op bijzonder doelmatige wijze cilindrisch uitgevoerd, waarbij de vrije kopvlakken zodanig zijn afgeschuind, dat de hogerstaande kanten in draairichting van het lagerdeel 12 voorwaarts liggen. De draairichting van het lagerdeel 12 is in de figuren 3 en 4 door de pijl A aangeduid. Door de schuine vlakken kan het lagerdeel uitsluitend in deze richting draaien.

Het lagerdeel wordt in de in fig. 3 weergegeven stand in de vasthoudplaat 13 gestoken. In deze stand grijpen de nokken 20, 21 nog niet in de beide boringen 22, doch pas nadat het lagerdeel 12 over een relatief kleine hoek tegenkloksgewijze werd gedraaid. Deze stand geeft de figuur weer. Het is te zien, dat de grendelplaat 16 enigszins achter het van de wikkelas 10 afgekeerd liggende vlak van de vasthoudplaat 13 grijpt. De stand van het lagerdeel 12 dan is gefixeerd, zodat de wikkelas 10 in deze montage-stand van het lagerdeel 12 met zijn bout 11 in de cirkelboogvormig uitgevoerde bodem van de uitsparingen 17 kan worden geschoven. Vervolgens wordt het lagerdeel 12 over een hoek van 90° gedraaid, waarbij de beide nokken dan in de tevoren vrije boringen 22 grijpen. De middenlangsas van elke uitsparing 17 staat dan verticaal, zodat door de bouten 11 het gewicht van de wikkelas 10 naar onderen worden getrokken. Bij een eventueel noodzakelijke demontage moet het lagerdeel over een hoek van 270° in de richting van pijl A verder worden gedraaid.

De in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm veroorzaakt, dat het lagerdeel 12 reeds in de montagestand zeker is gefixeerd en niet alleen in de bedrijfsstand van fig. 5. In tegenstelling daarmee is het echter ook denkbaar, dat de helling van het lange gat 15 tegengesteld tot de weergegeven uitvoering is. Daardoor ligt ook de uitsparing in een dienovereenkomstig schuine stand, zodat in de montagestand van het lagerdeel 12 de bout 11 van de wikkelas 10 automatisch in de bodem van de uitsparing 17 glijdt.

Claims

1. Rolluik voor een venster, een deur of dergelijke, met een rolluikkast in welks kopwanden een wikkelas voor een rolluik is gelagerd, gekenmerkt door een inwendig op elke kopwand (14) van de rolluikkast aangebracht lagerdeel (12), dat voor het opnemen van de bijbehorende lagertap (11) van de wikkelas (10) een U-vormige uitsparing (17) bezit en tenminste in een montagestand voor het invoeren van de wikkelas (10) en in een bedrijfsstand voor het op- en afwikkelen van het rolluik kan worden gebracht.

2. Rolluik volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lagerdeel (12) roteerbaar in een binnenwaarts op de kopwand (14) van de rolluikkast bevestigde vasthoudplaat (13) is aan gebracht, dat in de vasthoudplaat (13) een lang gat (15) en op het lagerdeel (12) een grendelplaat (16) met gelijk uiterlijk is aangebracht die in de bedrijfsstand van het lagerdeel achter deelgebieden van de het lange gat (15) begrenzende rand aan de van de wikkelas (10) afgekeerde zijde grijpt.

3. Rolluikkast volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de evenwijdige vlakken van het lange gat (15) van de vasthoudplaat (13) hellend ten opzichte van de horizontaal zijn, en dat de langsrijden van de grendelplaten (16) in hetzelfde of in een evenwijdig vlak liggen tot de zijvlakken van de U-vormige uitsparing (17).

4. Rolluik volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in de vasthoudplaat (13) tenminste twee boringen 22) zijn aangebracht, en dat op het lagerdeel (12) tenminste ién uit het aanligvlak van de vasthoudplaat (13) stekende nok (20 resp. 21) is gevormd, die in de montage- en in de bedrijfsstand in de telkens in de juiste stand staande boring (22) grijpt.

5. Rolluik volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat op het lagerdeel (12) twee nokken (20, 21) zijn gevormd, en dat de vasthoudplaat (13) vier telkens over 90° van elkaar afgelegen boringen (22) bezit, die op een cirkel liggen, waar- van het middelpunt overeenstemt met de draaias van het lagerdeel (12).

6. Rolluik volgens conclusie 5, net het kennerk, dat de nokken (20, 21) als cilindrische tappen zijn uitgevoerd, waarvan de vrije, buitenste vlakken tegengesteld zijn afgeschuind, zodat de hogere kanten in draairichting van het lagerdeel (12) voorwaarts liggen.

7. Rolluik volgens ëin der voorgaande conclusies, net het kennerk, dat in de evenwijdige van de vlakken van de uitsparingen (17) telkens een beveiligingsuitsteeksel (18, 19) is aangebracht dat in de bedrijfsstand van de wikkelas (10) achter de lagertap (11) grijpt.

8. Rolluik volgens één der voorgaande conclusies, net het kennerk, dat het lagerdeel (12) als een gevormd kunst-stofdeel is uitgevoerd.