NL192376C - Snijblok voor het in langwerpige delen snijden van knolvormige producten. - Google Patents

Description

SnIJblok voor het in langwerpige delen snijden van knolvormige producten

De uitvinding heeft betrekking op een snijblok voor het in langwerpige delen snijden van knolvormige producten, zoals aardappelen, voorzien van een huis met een doortocht, waarin messen zijn opgenomen, 5 die in de beoogde verplaatsingsrichling van de producten evenwijdig aan de verplaatsingsrichting naast en achter elkaar en in haaks op elkaar verlopende richtingen staan opgesteld.

Dergelijke snijblokken, zoals bijvoorbeeld bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 1.194.193, worden bijvoorbeeld gebruikt voor het snijden van frites, waarbij in de doortocht een aantal messen staan opgesteld, die met zijn allen, gezien in de lengterichting van de doortocht, openingen begrenzen, waarvan de grootte 10 overeenkomt met de beoogde dwarsdoorsnede van de te snijden voorwerpen, dus in het bijzonder de frites.

Bij de constructie volgens de Duitse octrooiaanvrage 1.194.193 zijn de messen in het blok met in de zijkanten van de messen ingeschroefde bouten vastgezet om te bewerkstelligen, dat tijdens bedrijf de messen in hun juiste stand in het blok blijven. Na verloop van tijd zijn de messen echter bot geworden en om de messen dan na te slijpen en/of door nieuwe scherpe messen te vervangen, moeten de botte messen 15 uit het snijblok worden verwijderd door de boutverbindingen los te schroeven, waarna de nieuwe messen in het blok kunnen worden aangebracht en weer met bouten moeten worden vastgezet. Het zal duidelijk zijn, dat dit een tijdrovend en duur werk is. Verder bestaat het gevaar van corrosie van de schroefdraad, hetgeen het verwijderen van de bouten sterk zal bemoeilijken, zo niet onmogelijk maken.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een snijblok van bovengenoemde soort te verkrijgen, bij 20 toepassing waarvan de messen op eenvoudige en snelle wijze zijn uit te wisselen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat een eerste huisdeel is voorzien van twee stellen diametraal tegenover elkaar gelegen uitsparingen, waarbij de breedte van iedere uitsparing vanaf een open einde van de uitsparing in de richting van een gesloten einde van de uitsparing trapsgewijs kleiner wonft, en in deze uitsparing complementair gevormde uitstekende ruggen van een tweede huisdeel zijn opgenomen, 25 terwijl de messen tussen de zich evenwijdig aan de lengte-as verlopende begrenzingsvlakken van de uitsparingen en de ruggen liggen opgesloten.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen de messen los tussen de begrenzings-wanden van de uitsparingen en de begrenzingswanden van de complementair aan de uitsparingen gevormde uitstekende ruggen worden opgenomen onder het waarborgen van een vaste stand van deze 30 messen in het snijblok indien de beide huisdelen met elkaar zijn verbonden. Dit maakt een eenvoudige uitwisseling van de messen mogelijk, daar, nadat de beide huisdelen van elkaar zijn gescheiden, de messen zonder meer kunnen worden uitgenomen en door andere messen kunnen worden vervangen, waarna men voor het fixeren van de messen slechts de beide huisdelen weer met elkaar behoeft te verbinden.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in langwerpige delen 35 snijden van knolvormige producten, zoals aardappelen, voorzien van een leidingsysteem waarin de producten met behulp van een fluïdum worden getransporteerd, terwijl in het leidingsysteem een snijblok voor het snijden van de producten volgens de uitvinding is opgenomen.

Volgens de uitvinding zijn een tweetal snijblokken bevestigd aan een gemeenschappelijke drager, weke verstelbaar is tussen een eerste stand waarin het ene snijblok in het leidingsysteem is opgenomen en het 40 andere snijblok naast het leidingsysteem is gelegen, en een tweede stand, waarin het ene snijblok naast het leidingsysteem is gelegen en het andere snijblok in het leidingsysteem is opgenomen.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een snijblok waarvan de messen bot zijn geworden door verzwenking van de drager buiten het leidingsysteem worden gebracht, terwijl gelijktijdig een ander snijblok op de gewenste plaats in het leidingsysteem wordt ingebracht, zodat de inrichting slechts 45 gedurende een verwaarloosbare korte tijd buiten bedrijf zal zijn tijdens het verwisselen van de snijblokken.

Het uit het leidingsysteem uitgenomen, botte messen bevattende snijblok kan worden uitgewisseld voor een snijblok met scherpe messen of de botte messen in het snijblok kunnen vervangen worden door scherpe messen.

50 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in de tekening schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een inrichting voor het in langwerpige delen snijden van knolvormige producten, zoals aardappelen.

Figuur 2 toont schematisch in perspectief een aanzicht op een bij de inrichting volgens figuur 1 toegepast 55 snijblok.

Figuur 3 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht, waarbij de huisdelen van het snijblok op afstand van elkaar zijn weergegeven.

Figuur 4 toont een zijaanzicht op het van uitsparingen voorziene huisdeel.

Figuur 5 toont een onderaanzicht op figuur 4.

Figuur 6 toont een aanzicht op een deel van het van uitstekende ruggen voorziene huisdeel.

Figuur 7 toont in perspectief een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een snijblok volgens de uitvinding.

5 Figuur 8 toont in perspectief het in figuur 7 weergegeven snijblok met de beide huisdelen van dit snijblok op afstand van elkaar weergegeven.

Figuur 9 toont een aantal van de in een snijblok opgenomen messen.

Figuur 10 toont een doorsnede over een mes, gezien volgens de lijn X-X in figuur 9.

Figuur 11 toont schematisch een aanzicht op een drager met een tweetal door deze drager onder· 10 steunde snijblokken.

Figuur 12 toont een zijaanzicht op de drager volgens figuur 11 met de daarop aansluitende leidingdelen van de inrichting.

De in figuur 1 weergegeven inrichting omvat een reservoir 1, dat aan een uiteinde met behulp van een 15 verbindingsgoot 2 in verbinding staat met een buffertank 3, terwijl het andere uiteinde van het reservoir via een zuigbuis 4 is aangesloten op een pomp 5, welke kan worden aangedreven door een electromotor 6.

De perszijde van de pomp is via een zich omhoog uitstrekkende verbindingsleiding 7 aangesloten op horizontaal verlopende leiding 8. De doorsnede van deze leiding 8 neemt in de richting van een schematisch weergegeven hieronder nader te omschrijven snijblok 9 geleidelijk in grootte af. Een centrale in het 20 verlengde van de leiding 8 gelegen doortocht in het snijblok 9 verbindt de leiding 8 met een leiding 10, die is aangesloten op het van de leiding 8 afgekeerde uiteinde van het snijblok 9. De leiding 9 is aangesloten op het ondereinde van een zich omhoog uitstrekkende leiding 11, die uitmondt in het boveneinde van een kamer 12, waarin een zeef 13 is opgesteld.

Tijdens bedrijf zal de buffertank evenals het reservoir 1 met water zijn gevuld en kunnen te verwerken 25 producten, zoals bijvoorbeeld aardappelen 14, in de verbindingsgoot worden gestort via een toevoeropening 15. Deze aardappelen zullen met de vloeistof door de pomp 5 worden aangezogen en via de leiding 7 en 8 naar het messenblok 9 worden verpompt. Doordat daarbij de stroomsnelheid van de vloeistof in de leiding 8 geleidelijk zal toenemen worden de producten met hun lengteas althans nagenoeg evenwijdig aan de lengteas van de leiding 8 en evenwijdig aan de lengteas van het in het verlengde daarvan liggende snijblok 30 9 door het snijblok getransporteerd waarin de producten, bijvoorbeeld de aardappelen in langwerpige delen 14' worden gesneden. Deze delen worden met de vloeistof door de leiding 10 en de leiding 11 omhoog gepompt naar het bovenste gedeelte van de kamer 12 om in de kamer 12 over de zeef 13 naar beneden te bewegen. De vloeistof zal daarbij door de zeef 13 heenbewegen en via een op de onderzijde van de kamer 12 aangesloten afvoerleiding 16 weer worden teruggevoerd naar de buffertank 3, terwijl de langwerpige 35 delen, bijvoorbeeld frites indien aardappelen zijn verwerkt, wordt afgevoerd door een afvoeropening 17.

Een uitvoeringsvoorbeeld van een snijblok volgens de uitvinding is nader weergegeven in de figuren 2 - 6. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat het snijblok 9 een tweetal in doorsnede in hoofdzaak cilindrisch huisdelen 18 en 19 die samen een in doorsnede cirkelvormige doortocht 20 begrenzen.

In het huisdeel 18 zijn een viertal uitsparingen 21-24 aangebracht, die twee aan twee diametraal 40 tegenover elkaar zijn gelegen. Zoals in het bijzonder uit figuur 4 blijkt neemt iedere uitsparing vanaf een open uiteinde van de uitsparing in de richting van een gesloten uiteinde van de uitsparing trapsgewijs in doorsnede af. Het breedste open uiteinde van een uitsparing, zoals de uitsparing 21 weergegeven in figuur 4, wordt begrensd door een tweetal evenwijdig aan de hartlijn van het huisdeel 18, dat wil zeggen evenwijdig aan de hartlijn van de doortocht 20 verlopende begrenzingsvlakken 25, die via haaks daarop en 45 in een naar elkaar toegekeerde richting verlopende begrenzingsvlakken 26 aansluiten op zich evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 25 uitstrekkende begrenzingsvlakken 27, die dichter bij elkaar zijn gelegen dan de begrenzingsvlakken 25. Deze begrenzingsvlakken 27 sluiten via smalle zich dwars daarop uitstrekkende begrenzingsvlakken 28 aan op ach evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 27 uitstrekkende begrenzingsvlakken 29, waartussen de afstand weer kleiner is dan de afstand tussen de begrenzingsvlakken 27.

50 De afstand tussen een tweetal via een begrenzingsvlak 28 op elkaar aansluitende begrenzingsvlakken 27 en 29 is, gemeten in een richting loodrecht op deze vlakken en dus ook loodrecht op de hartlijn van het snijblok gelijk aan de dikte van een hieronder nog nader te beschrijven in het snijblok opgenomen mes.

De vlakken 29 sluiten via evenwijdig aan de vlakken 26 verlopende vlakken 30 aan op zich evenwijdig aan de vlakken 29 uitstrekkende vlakken 31, die weer dichter bij elkaar zijn gelegen dan de vlakken 29.

55 De vlakken 31 sluiten weer via smalle met de begrenzingsvlakken 28 overeenkomende begrenzingsvlakken 32 aan op zich evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 31 uitstrekkende begrenzingsvlakken 33, die weer dichter bij elkaar zijn gelegen dan de begrenzingsvlakken 31. Deze begrenzingsvlakken 33 sluiten weer met behulp van met de vlakken 26 en 30 overeenkomende en zich evenwijdig aan deze vlakken uitstrekkende begrenzingsvlakken 34 aan op zich evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 33 uitstrekkende begrenzingsvlakken 35. De begrenzingsvlakken 35 sluiten weer via mat da begrenzingsvlakken 28 overeenkomende begrenzingsvlakken 36 aan op zich evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 35 uitstrek-5 kende begrenzingsvlakken 37. De begrenzingsvlakken 37 sluiten via met de begrenzingsvlakken 26 overeenkomende en zich evenwijdig aan deze begrenzingsvlakken 26 uitstrekkende begrenzingsvlakken 38 aan op zich evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 37 uitstrekkende begrenzingsvlakken 39, waarvan de binnenste uiteinden zijn verbonden door een zich evenwijdig aan de begrenzingsvlakken 38 uitstrekkend begrenzingsvlak 40, dat het dichte uiteinde van de uitsparing 21 begrenst.

10 Twee diametraal tegenover elkaar gelegen uitsparingen, zoals de uitsparingen 21 en 22 of de uitsparingen 23 en 24 zijn gelijk aan elkaar.

Zoals echter uit figuur 2 blijkt, zijn de het open einde van de uitsparingen 21 en 22 begrenzende begrenzingsvlakken 25 een weinig langer uitgevoerd dan de overeenkomstige begrenzingsvlakken 25' van de uitsparingen 23 en 24, terwijl de verdere vormgeving van de uitsparingen 23 en 24 gelijk is aan die van 15 de uitsparingen 21 en 22. Hiermede wordt bereikt, dat gezien in de lengterichting van het huisdeel 18 de uitsparingen 23 en 24 een weinig versprongen staan opgesteld ten opzichte van de uitsparingen 21 en 22 voor een nog hieronder nader te omschrijven doel.

Het huisdeel 19 is vooizien van een viertal complementair aan de uitsparingen 21-24 gevormde uitstekende ruggen 41, die met behulp van bouten 42 aan een draagplaat 43 zijn bevestigd en die een 20 geheel met elkaar kunnen vormen of ieder afzonderlijk aan de draagplaat zijn bevestigd. In figuur 6 is een enkele rug 41 weergegeven.

Het smalste boveneinde 42 van de rug 41 past daarbij met twee aan weerszijden daarvan gelegen messen tussen de beide begrenzingsvlakken 39 van de uitsparing 21. Het daarop aansluitende gedeelte 43 past tussen de begrenzingsvlakken 37, het daaropvolgende gedeelte 44 past tussen de begrenzingsvlakken 25 33, daarop aansluitend gedeelte 45 past tussen de begrenzingsvlakken 29 en het tegen de plaat 43 rustende breedste gedeelte 46 past tussen de begrenzingsvlakken 25. Zoals verder uit figuur 6 blijkt zijn bq de aansluiting van een smaller gedeelte op een daaronder gelegen breder gedeelte in het verlengde van de begrenzingswanden van het smallere gedeelte gleuven 47 aangebracht voor het opnemen van de uiteinden van messen 48, die zich haaks ten opzichte van elkaar door de doortocht 20 uitstrekken.

30 Uit de figuren zal het duidelijk zijn, dat de uiteinden van de messen over een gedeelte van hun hoogte zijn gelegen in de gleuven 47, terwijl de boven de gleuven uitstekende gedeelten van de uiteinden van de messen zijn opgenomen in de ruimtes, die worden begrensd door de zijdelingse begrenzingswanden van de uitsteeksels 42-46 en de daar tegenoverliggende begrenzingswanden 27, 31, 35 en 39 van de desbetreffende uitsparingen 21-24. Daarbij wordt het snijblok zodanig in de inrichting opgesteld, dat gezien in de 35 verplaatsingsrichting van de producten door het snijblok de afstand tussen de messen steeds kleiner wordt, dus gezien in figuur 2 zullen de producten in de richting volgens pijl A door het snijblok bewegen.

Zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 10 is ieder snijmes tussen de tussen de huisdelen ingeklemde uiteinden van het mes onder een hoek « van ± 6° afgeschuind voor het vormen van de snijrand.

De beide het meest stroomopwaarts gelegen messen 48 zijn zonder onderbrekingen uitgevoerd, zoals 40 voor het onderste mes in figuur 9 is weergegeven. De overige messen zijn voorzien van zich haaks op de snijrand uitstrekkende sleufgaten 49, die op zodanige afstand van elkaar zijn gelegen, dat de desbetreffende messen over de haaks daarop staande, meer stroomopwaarts gelegen messen kunnen worden geschoven, zoals in het bijzonder duidelijk in figuur 2 is weergegeven. Daar in stroomafwaartse richting de afstand tussen tegenover elkaar gelegen messen geleidelijk kleiner wordt varieert ook voor de verschillende messen 45 de afstand tussen deze sleufgaten zoals in figuur 9 eveneens is weergegeven.

Doordat de messen zo gedeeltelijk over elkaar heengrijpen wordt een goede ondersteuning van de messen verkregen.

Voor de montage van het snijblok 9 kunnen de messen in het geëigende patroon met hun uiteinden in de sleufgaten 47 van de vier uitstekende ruggen 41 van het huisdeel 19 worden geplaatst, waarna het huisdeel 50 18 over deze uitstekende ruggen kan worden geschoven om vervolgens aan de plaat 43 te worden vastgezet met behulp van bouten 50 die door in de plaat 43 aangebrachte gaten 51 kunnen worden gestoken en kunnen worden geschroefd in in het huisdeel 18 aangebrachte van schroefdraad voorziene boringen 52. Daarbij zijn de messen automatisch in de beoogde juiste opstelling in het snijblok vastgezet. Voor uitwisseling van eventueel bot geworden messen 48 tegen scherpe messen behoeven de bouten 50 55 slechts te worden losgedraaid, waarna de beide huisdelen 18 en 19 weer uit elkaar kunnen worden genomen en de messen uit het snijblok kunnen worden verwijderd.

Voor het gemakkelijk hanteren van het snijblok kan aan het snijblok nog een handgreep 53 zijn

Claims (4)

30 Zoals nog uit figuur 12 blijkt zijn in de naar elkaar toegekeerde zijden van de steunen 60 en 61 groeven aangebracht voor het opnemen van afdichtringen 70, die tegen de eindvlakken van het in het leidingsysteem opgenomen snijblok aanliggen. 35 Conclusies

1. Snijblok voor het in langwerpige delen snijden van knolvormige producten, zoals aardappelen, voorzien van een huis met een doortocht waarin messen zijn opgenomen, die in de beoogde verplaatsingsrichting van de producten evenwijdig aan de verplaatsingsrichting naast en achter elkaar en in haaks op elkaar 40 verlopende richtingen staan opgesteld, met het kenmerk, dat een eerste huisdeel (18) is voorzien van twee stellen diametraal tegenover elkaar gelegen uitsparingen (21-24), waarbij de breedte van iedere uitsparing (21-24) vanaf een open uiteinde van de uitsparing in de richting van een gesloten uiteinde van de uitsparing trapsgewijs kleiner wordt en in deze uitsparingen complementair gevormde uitstekende ruggen (41) van een tweede huisdeel (19) zijn opgenomen, terwijl de messen (48) tussen de zich evenwijdig aan de lengte-as 45 verlopende begrenzingsvlakken (27, 31, 35, 39) van de uitsparingen (21-24) en de ruggen (41) liggen opgesloten.

2. Snijblok volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitstekende ruggen (41) bij de overgang van een deel (43) van de rug (41) in een breder deel (44) van de rug (41) zijn voorzien van groeven (47) voor het opnemen van de uiteinden van de messen (48), zodanig, dat deze messen (48) over een deel van hun 50 hoogte boven de groeven uitsteken, terwijl deze boven de groeven uitstekende delen van de messen (48) liggen opgesloten tussen een begrenzingsvlak van de desbetreffende rug (41), een zich evenwijdig aan dit begrenzingsvlak uitstrekkend begrenzingsvlak (27, 31, 35, 39) van de uitsparing (21-24) en een zich dwars op dit begrenzingsvlak van de uitsparing uitstrekkend verder begrenzingsvlak (28, 32, 36, 40) van de uitsparing (21-24).

3. inrichting voor het in langweipige delen snijden van knolvormige producten, zoals aardappelen, voorzien van een leidingsysteem waarin de producten met behulp van een fluïdum worden getransporteerd, terwijl in het leidingsysteem een snijblok voor het snijden van de producten volgens een der conclusies 1 of 2 is opgenomen, met het kenmerk, dat een tweetal snijblokken (55, 56) is bevestigd aan gemeenschappelijke drager (62), welke verstelbaar is tussen een eerste stand waarin het ene snijblok (55) in het leidingsysteem (8,10) is opgenomen en het andere snijblok (56) naast het leidingsysteem (8,10) is gelegen, en een tweede stand, waarin het ene snijblok (55) naast het leidingsysteem (8,10) is gelegen en het andere 5 snijblok (56) in het leidingsysteem (8,10) is opgenomen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de drager (62) om een zich evenwijdig aan da lengte-assen van de snijblokken (55, 56) uitstrekkende schamieras (53) verzwenkbaar is. Hierbij 7 bladen tekening