NL1039862C2

NL1039862C2 - Inrichting voor het rollend transporteren van een last.

Info

Publication number: NL1039862C2
Application number: NL1039862A
Authority: NL
Inventors: Paul Anton Gerard Marie Belgers; Edwin Jan Otten; Kornelis Jan Peereboom
Original assignee: Matador Exploitatie B V
Priority date: 2012-10-25
Filing date: 2012-10-25
Publication date: 2014-04-29
Also published as: EP2911930B1; EP2911930A1; WO2014065662A1

Description

Inrichting voor het rollend transporteren van een last

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het rollend transporteren van een last.

5

Voor het transporteren van een last is het bekend om gebruik te maken van een kruiwagen. Met een kruiwagen worden doorgaans zware lasten getransporteerd door deze in de kruiwagen te laden, de kruiwagen te heffen en vervolgens de kruiwagen in geheven toestand, rollend over een voorwiel, te verplaatsen. Dit levert echter een 10 aanzienlijke belasting voor de heffer van de kruiwagen op. Gelet op de strenge eisen en handhaving van de arbeidsinspectie is er behoefte aan een kruiwagen met een lagere belasting voor de gebruiker.

Het is daarom het doel van de onderhavige uitvinding om bovenstaande nadelen te 15 ondervangen, danwel een passend alternatief te bieden voor het rollend transporteren van een last.

De vinding omvat daartoe een inrichting voor het transporteren van een last, omvattende een drager voor het houden van de transporteren last; een de drager ondersteunend 20 gestel; welk gestel is voorzien van ten minste één voorwiel; en ten minste twee uiteen geplaatste achterwielen; twee met het gestel verbonden duwhandvatten voor het duwen van de transportinrichting; welke duwhandvatten zich aan de van het gestel afgekeerde zijde van de drager bevinden en zich uitstrekken in een richting in hoofdzaak loodrecht op het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak; twee met het gestel verbonden 25 hefhandvatten voor het rond het voorwiel kantelen van het gestel, welke hefhandvatten zich dichter bij het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak bevinden dan de duwhandvatten en zich uitstrekken in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak; en een met het gestel verbonden drukstang voor het rond de achterwielen kantelen van het gestel, welke drukstang zich op een afstand 30 van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak bevindt die groter is dan de afstand van de hefhandvatten tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak en die kleiner is dan de afstand van de duwhandvatten tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak, en welke drukstang zich in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak.

1 03 98 62 2

De vinding is voorzien van ten minste drie wielen, waardoor het niet noodzakelijk is het gestel te heffen om de last te transporteren. Dit levert een voordeel op voor de belasting van de rug van de gebruiker van de inrichting. Om de inrichting voort te bewegen zijn 5 duwhandvatten voorzien, die zich in hoofdzaak loodrecht op het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak uitstrekken, zodat zij op een ergonomische manier door de gebruiker kunnen worden aangegrepen, en tullen van het gestel overbodig is. De duwhandvatten kunnen onder tussenkomst van bijvoorbeeld stangen met het gestel verbonden zijn, om de kracht die door de gebruiker op de duwhandvatten wordt 10 uitgeoefend over te brengen op het gestel.

Wanneer een last, nadat deze pp de drager is geplaatst en de inrichting door middel van de ten minste drie wielen is verplaatst door duwen tegen de duwhandvatten, kan de last van de drager gekiept worden door het gestel te kippen. Daartoe is het gestel voorzien 15 van hefhandvatten. De hefhandvatten kunnen onder tussenkomst van bijvoorbeeld stangen met het gestel verbonden zijn, om de kracht die door de gebruiker op de duwhandvatten wordt uitgeoefend over te brengen op het gestel. De hefhandvatten kunnen ook gebruikt worden wanneer het gestel over smalle doorgangen verplaatst moet worden. Smalle doorgangen zijn doorgangen waar alleen het voorwiel overheen 20 kan, maar die te smal zijn voor de ten minste twee achterwielen, bijvoorbeeld een plank richting een verhoogd plateau. Afhankelijk van de positie van het gestel kunnen de hefhandvatten en/of de duwhandvatten ook gebruikt worden om het voorwiel van de inrichting vrij van de ondergrond te maken. Daartoe worden de handvatten richting de ondergrond bewogen, en kantelt het gestel om de ten minste twee achterwielen, waarna 25 de voorkant, en daarmee het voorwiel, los kan komen van de ondergrond.

Voor het kantelen van het gestel is het gestel tevens voorzien van een drukstang, welke drukstang zich op een afstand van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak bevindt die groter is dan de afstand van de hefhandvatten tot het door de wielen 30 bepaalde ondersteuningsvlak en die kleiner is dan de afstand van de duwhandvatten tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak, en welke drukstang zich in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak. De drukstang is bijvoorbeeld gekoppeld met de stangen die de duwhandvatten met het gestel verbinden. De drukstang biedt een relatief breed oppervlak voor de gebruiker van de 3 inrichting om de achterkant van het gestel richting de ondergrond te bewegen, en daarmee het gestel rond de achterwielen van het gestel doet kantelen.

De aanwezigheid van hefhandvatten, duwhandvatten en een drukstang biedt de 5 gebruiker in tal van gebruikersmogelijkheden van de inrichting een zo ergonomisch mogelijke houding, waarin de belasting van de gebruiker wordt beperkt.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding gaan de hefhandvatten aan de van de dager afgekeerde zijde over in gekromde koppelstangen. De kromming van de 10 hefhandvatten heeft als bijzonder voordeel dat, wanneer het gestel rond het voorwiel wordt gekipt om de lading van de drager te krijgen, het contact tussen de gebruiker en de transportinrichting tijdens het kippen kan worden gehandhaafd. Tijdens het kippen van het gestel kan de positie van de hefhandvatten ten opzichte van de ondergrond veranderen, waarmee een ongunstigere positie voor het heffen van het gestel kan 15 worden gevormd. Om dit tegen te gaan kan de gebruiker de positie waarin deze het gestel vast heeft veranderen, door het gestel op een andere plaats op de gekromde koppelstangen vast te pakken.

In een bijzondere uitvoeringsvorm hebben de gekromde koppelstangen vanaf de 20 hefhandvatten een U- vorm, zodanig dat deze doorlopen totdat deze evenwijdig verlopen aan de hefhandvatten. Tijdens het kippen wordt het ompakken van de hefhandvatten daarmee overbodig. Tijdens het kippen kan de gebruiker de plaats waar deze het gestel vastheeft veranderen, en de gehele U-vorm bestrijken om het gestel op een zo verantwoord mogelijke wijze te kippen.

25

In een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft het voorwiel een grotere diameter dan de diameter van de achterwielen. De achterwielen kunnen over identieke diameter beschikken. Het voorwiel is doorgaans groter, omdat in het algemeen een inrichting vaak over één voorwiel en twee achterwielen zal beschikken, en het ene 30 voorwiel eenzelfde last als de twee achterwielen moet dragen.

In een uitvoeringsvorm van de vinding bevinden de handvatten zich ten opzichte van het voorwiel aan de achterzijde van de drager. Daardoor kan een gebruiker, wanneer 4 deze de inrichting transporteert, de richting van de inrichting zien en het gestel sturen, zodat de inrichting zich in de gewenste richting voortbeweegt.

In aan andere uitvoeringsvorm is de inrichting tevens voorzien van een op het voorwiel 5 aangrijpbare rem. De rem kan het voorwiel blokkeren. Een geblokkeerd voorwiel is bijvoorbeeld gunstig wanneer het gestel rond het voorwiel wordt gekipt, zodat tijdens het kippen het voorwiel op zijn plaats blijft. Een geblokkeerd voorwiel is ook bijzonder gunstig wanneer de inrichting stil dient te staan (bijvoorbeeld tijdens laden en lossen) op een hellend vlak. De rem zit bij functioneel gebruik de gebruiker niet in de weg.

10

De rem is bijvoorbeeld een voetrem die aan zijde van de achterwielen met het gestel verbonden is. De rem is bijvoorbeeld roterend met het gestel verbonden, waarbij de gebruiker de rem intrapt, en het deel aan de zijde van het voorwiel door rotatie op het voorwiel aangrijpt. De rem kan dan bijvoorbeeld door de gebruiker voorbij een positie 15 met de hoogste weerstand ten opzichte van het voorwiel worden gebracht, waarbij de rem het voorwiel blijvend blokkeert. Om de rem terug in zijn ruststand te brengen waarbij het voorwiel niet wordt geblokkeerd, dient de rem in tegengestelde richting te worden bewogen. Daartoe kan het voorwiel in de richting worden bewogen die, doordat de rem aangrijpt op het voorwiel, de rem voorbij het punt met de hoogste weerstand 20 brengt en de rem terug in de rustpositie brengt.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de drager een bak. De bak kan bijvoorbeeld een open bak zijn, om de last in een gedeeltelijk omsloten toestand te vervoeren, maar ook een gesloten bak, wanneer de last bijvoorbeeld van de elementen 25 moet worden afgeschermd. In plaats van een bak is ook een vlakke drager denkbaar, wanneer bijvoorbeeld een zware of grote last of een pallet moet worden vervoerd, waarbij het onwenselijk is de last in en uit een drager te moeten halen.

De bak kan gemaakt zijn van een kunststof, een metaal, hout of van hetzelfde materiaal 30 als het gestel.

In een uitvoeringsvorm is de drager geïntegreerd met gestel. Het integreren van de drager met het gestel biedt extra stevigheid aan de drager, en voorkomt dat de drager los kan komen van het gestel tijdens het vervoeren van een last.

5

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de duwhandvatten gelegen op een afstand van [0,50 - 1,25] m en bij voorkeur 0,8 m van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak. Deze afstand verzekert een zo ergonomisch mogelijke 5 voortbeweging van de inrichting, waarbij de gebruiker in een zo natuurlijk mogelijke manier de inrichting kan voortbewegen door tegen de duwhandvatten te duwen.

In een andere uitvoering zijn de hefhandvatten gelegen op een afstand van [0,35 - 1,00] m van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak. Bij voorkeur zijn de 10 hefhandvatten gelegen op een hoogte van 0,65 m van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak, om het heffen van het gestel op een zo ergonomisch mogelijke wijze te laten plaatsvinden, waarbij de belasting op de lage rug van de gebruiker wordt beperkt.

15 In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding ligt een projectie van de drukstang op het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak aan de van het voorwiel afgekeerde zijde van de achterwielen. Deze locatie van de drukstang biedt een hefboom wanneer het gestel rond de achterwielen moet worden gekanteld, zodat de benodigde kracht voor het kantelen wordt beperkt.

20

In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van longitudinaal symmetrievlak. Een symmetrievlak zorgt ervoor dat de te transporteren last op een gelijkmatige wijze over de inrichting wordt verdeeld, en een goed verdeelde belasting van de inrichting plaatsvindt.

25

In een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding strekt de drukstang zich in hoofdzaal uit in een richting die loodrechts staat op de richting waarin de hefhandvatten zich uitstrekken. Om de inrichting op een zo ergonomisch mogelijke wijze te gebruiken, zijn de richtingen waarin de verschillende onderdelen zich 30 uitstrekken afgestemd op het gebruik ervan.

In een uitvoeringsvorm is de transportinrichting tevens voorzien van een elektrische aandrijving. Om de belasting van de gebruiker verder te beperken kan ook het voortbewegen van de inrichting worden gefaciliteerd. Een elektrische aandrijving, die 6 bijvoorbeeld de achterwielen van de transportinrichting aandrijft, kan daarbij de belasting voor de gebruiker die nodig is om de geladen inrichting voort te bewegen wegnemen. De elektromotor kan ook een in het voorwiel geïntegreerde elektromotor zijn met nabij ten minste één van de handvatten gelegen bedieningsmiddelen, voor het 5 ten minste in en uitschakelen van de elektromotor.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarin: - Figuur 1 een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont; en - Figuur 2 een inrichting met voetrem toont.

10

Figuur 1 toont een inrichting Ivoor het transporteren van een last, omvattende een drager 2 voor het houden van de transporteren last, een de drager ondersteunend gestel 3, welk gestel is voorzien van ten minste één voorwiel 4, en ten minste twee uiteen geplaatste achterwielen 5, twee met het gestel 3 verbonden duwhandvatten 6 voor het 15 duwen van de transportinrichting 1; welke duwhandvatten 6 zich aan de van het gestel afgekeerde zijde van de drager bevinden en zich uitstrekken in een richting in hoofdzaak loodrecht op het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak A, twee met het gestel 6 verbonden hefhandvatten 7 voor het rond het voorwiel 4 kantelen van het gestel 3 , welke hefhandvatten 7 zich dichter bij het door de wielen bepaalde 20 ondersteuningsvlak A bevinden dan de duwhandvatten en zich uitstrekken in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak A; en een met het gestel 3 verbonden drukstang 8 voor het rond de achterwielen 5 kantelen van het gestel 3, welke drukstang 8 zich op een afstand van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak A bevindt die groter is dan de afstand van de 25 hefhandvatten 7 tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak A en die kleiner is dan de afstand van de duwhandvatten 6 tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak A, en welke drukstang 8 zich in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak A.

30 Figuur 2 toont een inrichting zoals in figuur 1, waarbij de hefhandvatten 7 overgaan in gekromde koppelstangen 9, waarbij de gekromde koppelstangen 9 vanaf de hefhandvatten 7 een U- vorm hebben zodanig dat deze doorlopen totdat deze evenwijdig verlopen aan de hefhandvatten 7. Figuur 2 toont tevens een op het voorwiel aangrijpbare rem 10. De rem grijpt, na rotatie om rotatiepunt 11 aan op het voorwiel 4.

1 03 98 62

Claims

1. Inrichting voor het transporteren van een last, omvattende: 5. een drager voor het houden van de transporteren last; - een de drager ondersteunend gestel; welk gestel is voorzien van ten minste één voorwiel; en ten minste twee uiteen geplaatste achterwielen; - twee met het gestel verbonden duwhandvatten voor het duwen van de transportinrichting; welke duwhandvatten zich aan de van het gestel afgekeerde 10 zijde van de drager bevinden en zich uitstrekken in een richting in hoofdzaak loodrecht op het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak; - twee met het gestel verbonden hefhandvatten voor het rond het voorwiel kantelen van het gestel, welke hefhandvatten zich dichter bij het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak bevinden dan de duwhandvatten en zich 15 uitstrekken in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak; en - een met het gestel verbonden drukstang voor het rond de achterwielen kantelen van het gestel, welke drukstang zich op een afstand van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak bevindt die groter is dan de afstand van de 20 hefhandvatten tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak en die kleiner is dan de afstand van de duwhandvatten tot het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak, en welke drukstang zich in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de hefhandvatten aan de van de dager afgekeerde zijde overgaan in gekromde koppelstangen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de gekromde koppelstangen vanaf de hefhandvatten een U- vorm hebben zodanig dat deze doorlopen 30 totdat deze evenwijdig verlopen aan de hefhandvatten.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het voorwiel een grotere diameter heeft dan de diameter van de achterwielen. 1 03 98 62

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de handvatten zich ten opzichte van het voorwiel aan de achterzijde van de drager bevinden.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting tevens is voorzien van een op het voorwiel aangrijpbare rem.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de drager een bak is. 10

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de drager is geïntegreerd met gestel.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat 15 duwhandvatten zijn gelegen op een afstand van [0,5 - 1,25] m, en bij voorkeur ongeveer 0.8 m van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hefhandvatten zijn gelegen op een afstand van [0,35 - 1,00] m, en bij voorkeur 20 ongeveer 0,65 m van het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een projectie van de drukstang op het door de wielen bepaalde ondersteuningsvlak ligt aan de van het voorwiel afgekeerde zijde van de achterwielen. 25

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van longitudinaal symmetrievlak.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de 30 drukstang zich in hoofdzaal uitstrekt in een richting die loodrechts staat op de richting waarin de hefhandvatten zich uitstrekken.

14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de transportinrichting tevens is voorzien van een elektrische aandrijving. 1 03 98 62