NL1013048C2 - Steekwagen met een inrichting voor het van de steekplaat afduwen van goederen. - Google Patents

Description

Steekwagen met een inrichting voor het van de steekplaat afduwen van goederen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een Steekwagen met een inrichting voor het van de steekplaat afduwen van goederen omvattende een steekplaat, 5 twee in hoofdzaak loodrecht op de steekplaat staande framedelen elk aan een zijkant van de steekplaat en nabij de achterrand daarvan, twee wielen, elk roteerbaar aan een van de framedelen bevestigd, een bedieningsdeel voorzien van twee evenwijdige benen die draaibaar rond een eerste hartlijn, aan de framedelen zijn bevestigd zodanig dat tijdens het draaien van het bedieningsdeel rond die hartlijn, de beide onderste uiteinden 10 van de genoemde benen langs een boogvormige baan bewegen vanaf een positie dicht boven de achterrand van de steekplaat naar een positie op enige afstand van de steekplaat boven de voorrand daarvan.

Met dit type steekwagen kan de lading met het onderste uiteinde van de genoemde benen van de steekplaat worden geduwd. Dergelijke steekwagens zijn 15 bekend onder andere uit het Amerikaanse patent US 4,355,941. Het voordeel van steekwagens met een dergelijke inrichting is dat de goederen eenvoudiger kunnen worden gelost, preciezer kunnen worden neergezet en dat het lossen ook sneller gaat. Ook al is dit type steekwagen bekend en zijn er duidelijke voordelen, de tot nu toe bekende uitvoeringvormen hadden een groot nadeel.

20 Het nadeel was dat de kracht die de benen uitoefenen op de goederen op de steekplaat slechts op een beperkt oppervlak van die goederen aangrijpt. Dit kan leiden tot vervormingen en beschadigingen. Ook als aan de onderkanten van de benen een afduworgaan met een groter oppervlak wordt gemonteerd, raken de goederen nog beschadigd doordat het orgaan door de bewegingen van het bedieningsdeel in een 25 scheve stand komt te staan, en het oppervlak als nog gering is.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een steekwagen met een inrichting voor het lossen van de goederen, die de producten op een relatief groot oppervlak aangrijpt, waardoor er minder snel vervormingen en beschadigingen optreden. Verder moet de steekwagen eenvoudig te produceren, robuust en licht zijn.

30 Dit doel wordt bereikt doordat de steekwagen verder is voorzien van een in hoofdzaak loodrecht op de steekplaat staande duwplaat waarvan de bovenrand, draaibaar rond een tweede hartlijn evenwijdig aan de eerstgenoemde hartlijn, is bevestigd aan de ene uiteinden van twee evenwijdige benen van een hulpframe, 1 ni30 48 2 waarvan de andere uiteinden zijn voorzien van geleidingselementen die verlopen in geleidebanen in of aan de genoemde ffamedelen, waarbij de benen van dit hulpframe tussen de beide uiteinden draaibaar rond een derde hartlijn evenwijdig aan de eerstgenoemde hartlijn, zijn bevestigd aan de benen van het bedieningsdeel, en 5 dat de genoemde onderste uiteinden van het bedieningsdeel voorzien zijn van geleidingselementen die verlopen in geleidebanen in of aan de zijranden van de duwplaat.

Door middel van deze constructie wordt gewaarborgd dat de duwplaat altijd in een in hoofdzaak haakse stand ten opzichte van de steek plaat blijft, omgeacht de stand 10 van het bedieningsdeel. Hierdoor en doordat de duwplaat een groot oppervlak heeft grijpt de kracht van de duwplaat op een groter oppervlak van die goederen aan en zullen deze minder snel vervormd en beschadigd raken.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zij de wielen elk roteerbaar om een gemeenschappelijke hartlijn. Tevens heeft het de voorkeur dat de geleidingselementen 15 aan het hulpframe en aan het bedieningsdeel gepositioneerd zijn op respectieve vierde en vijfde hartlijnen die evenwijdig lopen aan de reeds genoemde hartlijnen.

Om de steekwagen zo eenvoudig moegelijk te houden heeft het de voorkeur dat de afstand tussen de tweede en de derde hartlijn gelijk is aan de afstand tussen de derde en de vijfde hartlijn. Daarbij is het eveneens voordelig dat de afstand tussen de eerste 20 en de derde hartlijn gelijk is aan de afstand tussen de derde en de vierde hartlijn.

Om de steekwagen genoeg stevigheid te geven het de voorkeur dat het bedieningsdeel voorzien is van tenminste een dwarselement waarmee zijn genoemde benen aan elkaar zijn bevestigd. Bovendien kan het hulpframe voorzien zijn van tenminste een dwarselement waarmee de genoemde benen daarvan aan elkaar zijn 25 bevestigd.

Om er voor te zorgen dat tijdens het vervoer de goederen niet per ongeluk van de steekplaat worden geduwd, is het belangrijk dat de wagen is voorzien van een vergrendelmechanisme waarmee de duwplaat kan worden vergrendeld in een van de uiterste standen, welk vergrendelmechanisme is gekoppeld met een 30 bedieningsmechanisme dat zich bevindt aan het bedieningsdeel waarbij de koppelingsdelen tussen het vergrendelmechanisme en het bedieningsmechanisme zich bevinden in holle delen van de bedieningseenheid. Voor ergonomische redenen is het 1013048 3 wenselijk dat het bedieningsmechanisme zo geplaatst is dat de gebruiker er eenvoudig bij kan.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de duwplaat uitgevoerd als een vlakke plaat met omgezette randen. Bovendien is de duwplaat uitgevoerd als een voorgevormde 5 plaat zodanig dat de draaiingspunten rond de tweede en vijfde hartlijn in stand zijn gebleven en/of lopen alle genoemde hartlijnen evenwijdig.

Het kan voordelig zijn de afduwplaat zo te vormen dat bepaalde goederen beter van de steekplaat afgeduwd kunnen worden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een holle duwplaat die speciaal geschikt is voor het afduwen van fusten.

10 In het navolgende zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm, waarin: fïg. 1 een schuin zijaanzicht van die voorkeursuitvoeringsvorm toont; fig. 2 een dwarsdoorsnede van de uitvoeringsvorm uit figuur 1 toont, waarbij de steekwagen zich in de stand bevindt die geschikt is voor het vervoeren van producten; 15 fig. 3 dezelfde dwarsdoorsnede toont als fig. 2, maar waarbij de steekwagen zich in de positie bevindt waarin de duwplaat een stuk over de steekplaat is verschoven.

In fig. 1 wordt een uitvoeringsvorm van een steekwagen volgens de onderhavige uitvinding getoond. In de getoonde stand van de steekwagen 1 bevindt het 20 bedieningsdeel 2 zich in een naar achter hellende positie, terwijl de framedelen 3 zich in een stand bevindt die deze zou aannemen als er een last op de steekplaat 4 is geplaatst. In deze stand rusten de steekplaat 4 en de aan het ffamedeel 3 verbonden wielen op de grond.

Doordat de duwplaat zich in hoofdzaak haaks op de steekplaat 4 uitstrekt, wordt 25 er een gelijkmatige kracht op de producten op die steekplaat uitgeoefend. In het geval van stapels losse goederen, wordt het gevaar dat die stapel wordt omgeduwd door het grote oppervlak van de plaat verkleind.

Zoals zichtbaar is, hoeft het bedieningsdeel 2 niet ver naar achter te worden getrokken om de duwplaat 9 een volledige slag over de steekplaat 4 te laten maken. 30 Door deze beperkte slag wordt bereikt dat de bovenkant 13 van het bedieningsdeel 2 bij het lossen slechts over een geringe afstand daalt. Dit heeft als grote voordeel dat het maken van de voor het lossen benodigde beweging minder vermoeiend is, omdat de 1013048 4 gebruiker niet voorover hoeft te buigen. Dit zal vooral bij veelvuldig gebruik een belangrijk voordeel blijken.

Doordat bij het lossen het bedieningsdeel 2 achterover wordt getrokken, worden de onderste uiteinden 5 van de benen 6 daarvan in de richting van de voorzijde 7 van de 5 steekplaat 4 bewogen. Het bedieningsdeel 2 roteert hierbij om een as 8 die overeenkomt met de eerste hartlijn. Door de beweging van de onderste uiteinden 5 van de benen 6 wordt ook de daarmee verbonden duwplaat 9 naar voren bewogen. Doordat de verbinding tussen die onderste uiteinden 5 en de duwplaat 9 en lineaire geleiding 18 is (zie figuur 3), wordt de duwplaat 9, als deze zich in zijn verticale stand bevindt, niet 10 omhoog gedwongen.

Om de duwplaat 9 in zijn verticale stand te houden is deze aan de bovenzijde daarvan schamierbaar aan een hulpframe 10 bevestigd. Hun onderlinge rotatieas 10 komt overeen met de tweede hartlijn, die in hoofdzaak parallel loopt aan de eerste hartlijn. De benen 12 van het hulpframe 10 zijn met hun ander uiteinde aan het 15 framedeel 3 verbonden, via een lineaire geleiding 23 (zie figuur 3). In hun middengebied zijn de benen 12 schamierbaar via een as 14, overeenkomend met de derde hartlijn, met het bedieningsdeel 2 verbonden. Aan de hand van de figuren 2 en 3 zal nu het mechanisme dat de duwplaat 9 in zijn rechte stand houdt meer in detail worden besproken.

20 In de in fig. 2 getoonde stand functioneert de steekwagen volledig zoals een normale steekwagen zonder een afschuifinrichting. De steekplaat 4 strekt zich in hoofdzaak haaks uit op de benen 6 van het bedieningsdeel 2 en kan op de normale manier beladen worden. Om te voorkomen dat de benen 6 ten opzichte van het framedeel 3 om de rotatieas 8 roteert, grijpt het blokkeerorgaan 15 aan op een aanslag 25 16. Door middel van de in fig. 1 getoonde hendel 17 kan het blokkeerorgaan 15 worden opgelicht, waardoor dit niet langer aangrijpt op de aanslag 16. Door nu het bedieningsdeel 2 in de richting van pijl A te bewegen zal het bedieningsdeel 2 ten opzichte van het framedeel 3 scharnieren.

Doordat het bedieningsdeel 2 om de rotatieas 8 beweegt, zal het onderste uiteinde 30 5 daarvan in de tegengestelde richting bewegen. Om ervoor te zorgen dat de duwplaat 9 niet door het bedieningsdeel 2 wordt opgelicht, is de verbinding tussen dat deel 2 en die plaat 9 een lineaire geleiding, bestaande uit een rol 18 in een langwerpige geleiding 19. Om ervoor te zorgen dat de duwplaat 9 verticaal blijft, is aan deze plaat 9 de benen 12 1013048 5 van het hulpframe 11 bevestigd. Deze benen 12 zijn met hun eerste uiteinden 20 schamierbaar om de as 10 aan de duwplaat 9 bevestigd. Hun andere uiteinden 21 zijn via rollen 22, die zijn opgenomen in een geleiding 23, verbonden aan het framedeel 3. In zijn middengebied 24 is het hulpframe 11 scharnierend om de as 16 aan het 5 bedieningsdeel 2 verbonden. Deze constructie zorgt ervoor dat de duwplaat 9 in elke stand van het bedieningsdeel 2 verticaal blijft, waardoor de gewenste eigenschappen worden verkregen.

De verhouding tussen de afstand die het bedieningsdeel 2 naar achteren moet worden bewogen en de afstand die de duwplaat 9 over de steekplaat 4 beweegt, hangt 10 in sterke mate af van de afstanden tussen de hartlijnen 8, 10, 14, 18, 22. De keuze van deze afstanden hangt ook af van de kracht die nodig is om de goederen van de steekplaat te duwen.

In fig. 4 is een andere uitvoeringsvorm van het bedieningsorgaan getoond. In deze uitvoeringsvorm is de hendel vervangen door en draaibediening 17 en loopt het 15 bedieningsmechanisme, hier een, niet zichtbare, kabel binnen in de buis 24 van het bedieningsdeel 2. Door de draaibediening 17 in de getoonde richting te draaien, kan het blokkeerorgaan 15 van de aanslag 16 worden ontkoppeld. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat bij het kantelen van het bedieningsdeel 2 de handvatten 25 niet vastgehouden hoeven te worden. Hierdoor kan de gebruiker rechter blijven staan, wat 20 ergonomische voordelen heeft.

T013O4ff

Claims (12)

1. Steekwagen (1) omvattende - een steekplaat (4) 5. twee in hoofdzaak loodrecht op de steekplaat (4) staande framedelen elk aan een zijkant van de steekplaat en nabij de achterrand daarvan, - twee wielen, elk roteerbaar aan een van de framedelen bevestigd, - een bedieningsdeel (2) voorzien van twee evenwijdige benen die draaibaar rond een eerst hartlijn (8), aan de framedelen zijn bevestigd zodanig dat tijdens het 10 draaien van het bedieningsdeel (2) rond die hartlijn (8), de beide onderste uiteinden(5) van de genoemde benen langs een boogvormige baan bewegen vanaf een positie dicht boven de achterrand van de steekplaatm (4) naar een positie op enige afstand van de steekplaat (4) boven de voorrand (7) daarvan, met het kenmerk, dat de steekwagen (1) verder voorzien is van 15 - een in hoofdzaak loodrecht op de steekplaat staande duwplaat (9) waarvan de bovenrand, draaibaar rond een tweede hartlijn (10) evenwijdig aan de eerstgenoemde hartlijn (8), is bevestigd aan de ene uiteinden (20) van twee evenwijdige benen (12) van een hulpframe (11), waarvan de andere uiteinden zijn voorzien van geleidingselementen die verlopen in geleidebanen in of aan de 20 genoemde framedelen, waarbij de benen (12) van dit hulpframe (11) tussen de beide uiteinden draaibaar rond een derde hartlijn (14) evenwijdig aan de eerstgenoemde hartlijn (8), zijn bevestigd aan de benen van het bedieningsdeel (2), en dat de genoemde onderste uiteinden van het bedieningsdeel (2) voorzien zijn van 25 geleidingselementen (18) die verlopen in geleidebanen (19) in of aan de zijranden van de duwplaat.

2. Steekwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wielen elk roteerbaar zijn rond een gemeenschappelijke, hartlijn. 30

3. Steekwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de geleidingselementen (18) aan het hulpframe (11) en aan het bedieningsdeel (2) 1013048 gepositioneerd zijn op respectieve vierde en vijfde hartlijnen die evenwijdig lopen aan de reeds genoemde hartlijnen.

4. Steekwagen volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de afstand tussen de 5 tweede (10) en de derde (14) hartlijn gelijk is aan de afstand tussen de derde (14) en de vijfde hartlijn.

5. Steekwagen volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de afstand tussen de eerste (8) en de derde (14) hartlijn gelijk is aan de afstand tussen de derde (14) en 10 de vierde hartlijn.

6. Steekwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsdeel (2) voorzien is van tenminste een dwarselement waarmee de genoemde benen aan elkaar zijn bevestigd. 15

7. Steekwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hulpframe (11) voorzien is van tenminste een dwarselement waarmee de genoemde benen aan elkaar zijn bevestigd.

8. Steekwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wagen is voorzien van een vergrendelmechanisme (15,16) waarmee de duwplaat (9) kan worden vergrendeld in een van de uiterste standen, welk vergrendelmechanisme (15,16) is gekoppeld met een bedieningsmechanisme (17) dat zich bevindt aan het bedieningsdeel (2) waarbij de koppelingsdelen tussen het 25 vergrendelmechanisme en het bedieningsmechanisme zich bevinden in holle delen van de bedieningseenheid.

9. Steekwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de duwplaat (9) is uitgevoerd als een vlakke plaat met omgezette randen. 30

10. Steekwagen volgens een van de conclusies 3 tot en met 9, met het kenmerk, dat de duwplaat (9) is uitgevoerd als een voorgevormde plaat zodanig dat de <013048 draaiingspunten rond de tweede (10) en vijfde hartlijn in stand zijn gebleven.

11. Steekwagen volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat alle genoemde hartlijnen (8,10,14) evenwijdig lopen. 5

12. Steekwagen volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afduwplaat (9) gevormd is om bepaalde goederen beter van de steekplaat (4) te kunnen afduwen. 1013048