NL1038588C2 - Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat. - Google Patents
Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1038588C2 NL1038588C2 NL1038588A NL1038588A NL1038588C2 NL 1038588 C2 NL1038588 C2 NL 1038588C2 NL 1038588 A NL1038588 A NL 1038588A NL 1038588 A NL1038588 A NL 1038588A NL 1038588 C2 NL1038588 C2 NL 1038588C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- bolt
- edge
- housing
- plane
- lap
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B15/00—Other details of locks; Parts for engagement by bolts of fastening devices
- E05B15/02—Striking-plates; Keepers; Bolt staples; Escutcheons
- E05B15/0205—Striking-plates, keepers, staples
- E05B15/024—Striking-plates, keepers, staples adjustable
- E05B15/0255—Deformable element
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B15/00—Other details of locks; Parts for engagement by bolts of fastening devices
- E05B15/10—Bolts of locks or night latches
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E05—LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
- E05B—LOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
- E05B63/00—Locks or fastenings with special structural characteristics
- E05B63/04—Locks or fastenings with special structural characteristics for alternative use on the right-hand or left-hand side of wings
- E05B63/042—Locks or fastenings with special structural characteristics for alternative use on the right-hand or left-hand side of wings constructed symmetrically
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Casings For Electric Apparatus (AREA)
Description
Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schootbehuizing voorzien van een schootmodule welke schootmodule een schoot en 5 een frame omvat, waarbij de schootmodule beweegbaar is langs een X-as tussen een eerste X-positie waarin de schoot zich maximaal buiten de schootbehuizing bevindt, en een tweede X-positie waarbij de schoot zich maximaal in de schootbehuizing bevindt, waarbij de schootbehuizing een orgaan bezit voor het uitoefenen van een kracht op de 10 schootmodule voor het kunnen doen bewegen van de schoot in een rich ting van de tweede X-positie naar de eerste X-positie.
Een dergelijke schootbehuizing is in het vak algemeen bekend, en wordt veelal toegepast in een deur, maar ook wel in een raam of dergelijke. De schoot heeft aan een zijde van een Z-X vlak (een vlak 15 parallel met het vlak van de deur, of dergelijke) een schootkant die een glijgebied omvat, welk glijgebied onder een hoek met het Z-X vlak staat en bij contact met een kozijnstijl (die evenwijdig met het Z-X vlak loopt) de schootmodule in de richting van de tweede X-positie dwingt, d.w.z. in de schootbehuizing dwingt. Wanneer de deur/het raam 20 of dergelijke waarin de schootbehuizing is gemonteerd dicht is, is het distale uiteinde van de schoot opgenomen in een holte van een kozijnstijl. Overigens is het ongebruikelijk, maar niet onmogelijk, dat de schootbehuizing in de kozijnstijl is opgenomen en dat na het sluiten van de deur/het raam het distale uiteinde van de schoot in de 25 deur/het raam is opgenomen. Hoewel hierna alleen gesproken zal worden over de eerste mogelijkheid, omvat de uitvinding ook de tweede mogelijkheid. Verder zal, voor de eenvoud van de beschrijving, hierna alleen nog worden gesproken over een deur, zonder dat daarmee het kader van de uitvinding wordt beperkt. De deur kan een binnendeur, buiten-30 deur, kastdeur enz. zijn.
De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterde schootbehuizing te verschaffen.
Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een schootbehuizing voorzien van een schootmodule welke schootmodule een schoot en een 35 frame omvat, waarbij de schootmodule beweegbaar is langs een x-as tussen een eerste X-positie waarin de schoot zich maximaal buiten de schootbehuizing bevindt, en een tweede X-positie waarbij de schoot zich maximaal in de schootbehuizing bevindt, waarbij de schootbehui- 1 03 8588 2 zing een orgaan bezit voor het uitoefenen van een kracht op de schootmodule voor het kunnen doen bewegen van de schoot in een richting van de tweede X-positie naar de eerste X-positie, en waarbij de schoot 5 - aan een eerste zijde van een Z-X vlak een eerste schootkant heeft dat een eerste glijgebied omvat, welk eerste glijgebied over ten minste een eerste deel van de oppervlakte ervan in een X-Y vlak een eerste hoek tussen 35 en 55° met de X-as maakt, en - aan de tegenoverliggende tweede zijde van het Z-X vlak een tweede 10 schootkant heeft dat een tweede glijgebied omvat, welk tweede glijgebied over ten minste een tweede deel van de oppervlakte ervan in het X-Y vlak een tweede hoek tussen 35 en 55° met de X-as maakt - aan de eerste zijde van het Z-X vlak een derde schootkant heeft die een blokkeergebied omvat dat in het X-Y vlak een derde hoek van ten 15 hoogste 20° en bij voorkeur ten hoogste 15° maakt met de X-as, en - aan de tweede zijde van het Z-X vlak een vierde schootkant heeft die een blokkeergebied omvat dat in het X-Y vlak een vierde hoek van ten hoogste 20' en bij voorkeur ten hoogste 15° maakt met de X-as; en maken de derde en/of de vierde hoek onafhankelijk van elkaar een hoek 20 met de X-as van minimaal 2°.
Een dergelijke schootbehuizing heeft als voordeel dat de schoot de deur dicht kan trekken (d.w.z in de sponning kan trekken). Daarenboven is de schootbehuizing zonder verdere aanpassingen geschikt voor zowel links- als rechts-draaiende deuren, en afhankelijk van de deur-25 stijl kan de deur naar beide kanten open/dicht. Wanneer er door contact met een glijgebied van de schoot voor wordt gezorgd dat de schoot niet helemaal in de eerste X-positie kan komen waarin de schoot zich maximaal buiten de schootbehuizing bevindt (d.w.z. de stand die de schoot heeft wanneer de deur niet gesloten is), wordt de 30 deur zodanig vastgehouden dat deze niet of nauwelijks kan rammelen. Desgewenst kan een gesloten deur zonder deurklink of dergelijke weer worden opengetrokken of opengeduwd. De schootbehuizing kan naar keuze een van twee functies vervullen, afhankelijk van de kozijnstijl waarmee de schootbehuizing samenwerkt. Zo kan, anders gezegd, bijvoor-35 beeld door het kiezen van een sluitplaat de functie van de schootbehuizing worden gekozen of gewijzigd, in plaats van door het kiezen van een andere schootbehuizing. De eerste functie is om, zoals hierboven beschreven, een deur dicht te trekken zonder het openen daarvan 3 te blokkeren. Dat wil zeggen, de deur kan ook weer open worden getrokken of geduwd, zonder dat daartoe een deurklink hoeft te worden bediend. Ter toelichting, wanneer bij het sluiten de schoot door glijden over het eerste glijgebied van de eerste schootkant in de 5 richting van de tweede X-positie wordt ingedrukt, zal bij het openen de schoot door glijden over het tweede glijgebied van de tweede schootkant in de richting van de tweede X-positie worden gedrukt. Echter, bij een geschikte keuze van de vorm van de holte van de ko-zijnstijl waarin de schoot valt, is de tweede functie die kan worden 10 gekozen het blokkeren van de gesloten deur. Dat blokkeren geschiedt door een van de blokkeergebieden gekozen uit die van de derde en de vierde schootkant, welk blokkeergebied door de geringe hoek die het blokkeergebied van de derde (of vierde) schootkant met het Z-X vlak maakt niet toelaat dat de schoot in de schootbehuizing wordt gedrukt. 15 Dit is geheel analoog aan een algemeen bekende, zeer vaak toegepaste schoot met een schuine kant en een in hoofdzaak met het Z-X vlak parallelle kant, welke laatste het blokkeergebied omvat. Hierbij heeft de schootbehuizing volgens de uitvinding in vergelijking met de bekende schoot het voordeel dat deze zonder aanpassing voor zowel 20 links- als rechts-draaiende deuren geschikt is. Een hoek met de X-as van minimaal 2° maakt dat de schoot van de schootbehuizing de deur nog steeds dicht kan trekken. Verder neemt de hoeveelheid speling in de uitsparing waarin de schoot is opgenomen wanneer de deur gesloten is af, hetgeen de kans op rammelen van de deur in de sponning ver-25 kleint.
Volgens een eerste mogelijke voorkeursuitvoering komen de eer-· ste schootkant en de tweede schootkant bij elkaar en bevindt zich daar een eerste distaai uiteinde van de schoot en komen de derde schootkant en de vierde schootkant bij elkaar en bevindt zich daar 30 een tweede distaai uiteinde van de schoot.
Het paar gevormd door het eerste en het tweede schootvlak bevindt zich daarbij boven of onder (d.w.z. in de Z richting verschoven) het paar gevormd door het derde en het vierde schootvlak. Een dergelijke schoot is geschikt om een grote variatie in sluitnaad-35 breedtes op te vangen. De keuze tussen de 2 functies kan gemaakt worden door de vorm van de opening waarin de schoot in gesloten toestand van de deur is opgenomen te variëren.
4
Bij voorkeur ligt het tweede distale uiteinde tussen het proxi-male uiteinde van de schoot en het distale uiteinde van de eerste schootkant en de tweede schootkant.
In de bovengenoemde context heeft de term "tussen" betrekking 5 op de X-richting (d.w.z. de richting van de X-as, welke zoals hierboven uiteengezet wordt gedefinieerd door de bewegingsrichting van de schoot ten opzichte van de behuizing). Ofschoon het niet onmogelijk is dat het tweede distale uiteinde marginaal verder uitsteekt dan het eerste distale uiteinde, zal dit voor een soepel dichtgaan van de 10 deur bij voorkeur niet het geval zijn.
Om de deur doelmatig dicht te kunnen trekken zal het tweede distale uiteinde zich in de X-richting op 0-3 mm van het eerste distale uiteinde bevinden. Doordat de derde en/of vierde hoek minimaal 2° is, kan de schoot de deur over een relatief grote afstand en daar-15 door zeer doelmatig dichttrekken.
Voor het soepel sluiten van de deur geniet het de voorkeur dat het eerste distale uiteinde en/of het tweede distale uiteinde in het X-Y vlak een afgeronde punt heeft.
Bij voorkeur bezit de schoot twee tweede distale uiteinden, en 20 bevindt het eerste distale uiteinde zich in de Z-richting tussen de beide tweede distale uiteinden.
De schoot bezit derhalve twee derde schootkanten en twee vierde schootkanten, welke twee tweede distale uiteinden vormen. Dit heeft als voordeel dat wanneer de schoot een blokkerende functie uitoefent, 25 de schoot minder aan torsiekrachten wordt blootgesteld, terwijl tevens de sluitplaat minder sterk hoeft te worden uitgevoerd in vergelijking met een schoot met twee eerste distale uiteinden waarbij het tweede distale uiteinde zich in de Z-richting tussen de beide eerste distale uiteinden bevindt.
30 Volgens een tweede mogelijke uitvoeringsvorm komen de eerste schootkant en de vierde schootkant bij elkaar onder vorming van een eerste distaai uiteinde en komen de tweede en de derde schootkant bij elkaar onder vorming van een tweede distaai uiteinde. Ofschoon het niet onmogelijk is dat het ene distale uiteinde marginaal verder uit-35 steekt dan het andere distale uiteinde, zal dit voor een soepel dichtgaan van de deur bij voorkeur niet het geval zijn. Het verschil in afstand (in de X-richting) is bij voorkeur minder dan 3 mm.
5
Deze variant heeft als voordeel dat een schootbehuizing kan worden verschaft waarvan de distale uiteinden dezelfde of in hoofdzaak dezelfde sterkte hebben. Indien grote krachten op een blokkerend vlak worden uitgeoefend, zal een dergelijke schoot sterker zijn dan 5 die van de bovengenoemde eerste uitvoeringsvorm.
Een schootbehuizing volgens de uitvinding kan, volgens een derde uitvoeringsvorm, zodanig zijn uitgevoerd dat de eerste schootkant en de tweede schootkant bij elkaar komen en daar zich een eerste distaai uiteinde van de schoot bevindt en het eerste glijgebied van de 10 eerste schootkant zich tussen het eerste distale uiteinde en de derde schootkant bevindt, en het tweede glijgebied van de tweede schootkant zich tussen het eerste distale uiteinde en de vierde schootkant bevindt, waarbij - wanneer de schoot zich in de eerste X-positie bevindt - het blokkeergebied van de derde schootkant en het blokkeerge-15 bied van de vierde schootkant zich ten minste op 3 mm en bij voorkeur ten minste op 5 mm buiten de schootbehuizing bevinden.
De schoot van deze schootbehuizing heeft een zeer eenvoudige vorm en is zeer sterk, en de functie kan worden ingesteld door aanpassen van de uitsparing waarin de schoot valt. Door de schoot diep 20 in de kozijnstijl op te nemen zodanig dat de derde (of vierde) schootkant als aanslag fungeert, wordt de deur geblokkeerd. Door de schoot minder diep in de kozijnstijl op te nemen zal de eerste en/of tweede schootkant het mogelijk maken dat de deur kan worden opengetrokken of opengeduwd. Bij deze uitvoeringsvorm dient te worden ver-25 zekerd dat in gemonteerde toestand van de schootbehuizing het glijgebied van de eerste en/of tweede schootkant bij het sluiten de kozijnstijl raakt, aangezien de contactplaats van de schoot met het kozijn zich bij deze uitvoeringsvorm op wat grotere afstand van de schootbehuizing zal bevinden. Het meer of minder diep in de kozijnstijl opne-30 men kan bijvoorbeeld worden ingesteld door een vullichaam in de uitsparing voor de schoot in de kozijnstijl op te nemen, waarbij het , vullichaam als aanslag voor het distale uiteinde van de schoot fun geert .
Voor een zo gelijk mogelijk gedrag, onafhankelijk van of de 35 deur links- of rechts-draaiend is, geniet het de voorkeur dat de eerste en de tweede hoek ten opzichte van het Z-X vlak even groot zijn en/of de derde en de vierde hoek ten opzichte van het Z-X vlak even 6 groot zijn, waarbij de term "even groot" betekent dat de hoeken minder dan 5' van elkaar verschillen.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een set welke een schootbehuizing volgens de uitvinding en een sluitplaat om-5 vat, waarbij de sluitplaat een lijf omvat met een uitsparing bezit voor het opnemen van de schoot, en de sluitplaat een verstelelement heeft voor het bepalen van de mate waarin de schoot door de uitsparing kan steken.
Een dergelijke sluitplaat maakt het mogelijk om de schoot van 10 functie te veranderen, zoals bij de bespreking van conclusie 1 uiteengezet. Binnen het kader van de uitvinding omvat de term sluitplaat ook een sluitplaat die een sluitkom (d.w.z. een niet-doorgaande uitsparing) in plaats van een doorgaande opening voor de schoot bezit.
Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat het 15 lijf van de sluitplaat aan een zijde ervan een lip bezit voor het beschermen van een kozijn, waarbij de uitsparing in een richting evenwijdig aan de lipzijde een eerste sectie en een tweede sectie omvat, waarbij de tweede sectie de vorm heeft van een aan de zijde van de lip voor het beschermen van een kozijn gelegen schouder, welke schou-20 der als aanslag kan fungeren voor een blokkeergebied van een schootkant gekozen uit de derde en de vierde schootkant.
De zich in hoofdzaak evenwijdig met de zijde met de lip voor het beschermen van het kozijn uitstrekkende rand van de schouder, bevindt zich op een grotere afstand van de zijde met de lip voor het 25 beschermen van het kozijn dan de rand van de eerste sectie. Aldus wordt een set verschaft waarvan de uitsparing is toegesneden op het gebruik van de schootbehuizing voorzien van een schoot met een func-tiekeuze-mogelijkheid, zoals hierboven bij de bespreking van conclusie 1 uiteengezet. De set kan verder een vulblokje omvatten.
30 Volgens een gunstige uitvoeringsvorm heeft het verstelelement de vorm van een verstelbare lip waarvan de hoek met het Z-X vlak zodanig instelbaar is dat bij een relatief grote hoek van de verstelbare lip met het Z-X vlak de verstelbare lip als aanslag voor een schootkant gekozen uit het eerste en tweede schootkant fungeert, en 35 bij een relatief kleine hoek met het Z-X vlak niet als aanslag voor de schootkant gekozen uit het eerste en tweede schootkant fungeert.
Aldus kan de functie zeer gemakkelijk worden aangepast, ook nadat de sluitplaat reeds is aangebracht. Als de verstelbare lip als 7 aanslag fungeert dan drijft de verstelbare lip bij het openen van een gesloten deur de schoot in de schootbehuizing, door contact tussen de verstelbare lip en de schoot.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een set welke een 5 schootbehuizing volgens de uitvinding en een kozijnstijl omvat, waarbij de kozijnstijl in een Z-Y vlak een uitsparing voor het opnemen van de schoot bezit, waarbij de uitsparing in de Z-richting een eerste sectie en een tweede sectie omvat, waarbij de tweede sectie de vorm heeft van een aan een zijde van het Z-X vlak gelegen schouder 10 die als aanslag kan fungeren voor een blokkeergebied van een schootkant gekozen uit de derde en de vierde schootkant. De set kan verder een vulblokje omvatten. De kozijnstijl kan deel uitmaken van een kozijn, zoals voor een deur of raam. Het is in het algemeen een kunststof of metalen profiel.
15 De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin
Fig. 1 een opengewerkt zijaanzicht van de schootbehuizing met schoot volgens de uitvinding laat zien;
Fig. 2 overeenstemt met fig. 1 doch meer (op zich bekende) on-20 derdelen van de schootbehuizing laat zien;
Fig. 3a en 3b een zijaanzicht en een onderaanzicht van en een doorsnede door een deel van de schootbehuizing van fig. 1 laten zien;
Fig. 4 een vooraanzicht is van een voorplaat van de schootbehuizing van fig. 1, en fig. 4b-d een voor de voorplaat van fig. 4 a 25 geschikte schoot 5 tonen in respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en perspectivisch aanzicht;
Fig. 5 een vooraanzicht op een sluitplaat toont geschikt voor gebruik in combinatie met de schootbehuizing van fig. 1;
Fig. 6a-c vooraanzichten van alternatieve sluitplaten tonen, 30 waarbij onder deze vooraanzichten bovenaanzichten zijn weergegeven;
Fig. 7a-c laten zien hoe een deur voorzien van de schootbehuizing van fig. 2 door samenwerking met de sluitplaat van fig. 5 kan worden gesloten en niet meer door trekken of duwen kan worden geopend; 35 Fig. 8a-d laten zien hoe een deur voorzien van de schootbehuizing van fig. 2 door samenwerking met de sluitplaat van fig. 6a kan worden gesloten en weer door trekken of duwen kan worden geopend; 8
Fig. 9a een vooraanzicht van een voorplaat toont van een alternatieve schootbehuizing, en fig. 9b-d in een vooraanzicht, onderaanzicht en perspectivisch aanzicht een voor de voorplaat geschikte schoot tonen; 5 Fig. 10a een vooraanzicht van een voorplaat toont van een air ternatieve schootbehuizing, en fig. lOb-d in een vooraanzicht, onderaanzicht en perspectivisch aanzicht een voor de voorplaat van fig. 10a geschikte schoot tonen; en
Fig. lla-d laten zien hoe een deur voorzien van een alternatie-10 ve schootbehuizing (met de schoot van fig. 4b en de sluitplaat van fig. 6c) kan worden gesloten.
Fig. 1 toont een opengewerkt zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een schootbehuizing 1 volgens de uitvinding. De schootbehuizing 1 omvat een slotplaat 2 en een voorplaat 3. De voorplaat 3 is 15 voorzien van een opening 4 (fig. 4) voor een schoot 5. De schoot 5 maakt deel uit van een schootmodule 6, welke verder een frame 7 omvat. De schootmodule 6 is beweegbaar tussen een eerste uiterste stand waarbij de schoot 5 zo ver mogelijk uit de voorplaat 3 steekt (welke situatie in fig. 1 is weergegeven), en een tweede uiterste stand 20 waarbij de schoot 5 zover mogelijk in de schootbehuizing 1 is opgenomen. De schootbehuizing 1 is voorzien van een orgaan om op de schoot module 6 een kracht uit te oefenen van de tweede uiterste stand naar de eerste uiterste stand (in fig. 1 dus naar links). In de weergegeven uitvoeringsvorm is gebruik gemaakt van een dagschootveer 8. De 25 richting waarin de schoot heen-en-weer kan bewegen is in de onderhavige aanvraag aangeduid als de X-richting of de richting van de X-as. De slotplaat 2 loopt evenwijdig met het Z-X vlak, en de voorplaat 3 evenwijdig met het Z-Y vlak. Om de schootmodule 6 in een rechte lijn tussen de eerste en de tweede uiterste stand te laten bewegen zijn 30 middelen aanwezig voor de geleiding van de schootmodule 6. Deze omvatten bij de hier getoonde uitvoeringsvorm een op de slotplaat 2 aangebrachte pen 9 en een sleuf 10 in frame 7. Zoals later bij Fig. 4a zal worden uitgelegd omvat ook de voorplaat 3 geleidingsmiddelen, welke samenwerken met de schoot 5.
35 Fig. 2 betreft dezelfde schootbehuizing 1 en stemt in hoofdzaak overeen met fig. 1, met dit verschil dat tevens een op zich bekende tuimelaar 11 is weergegeven die op op zich bekende wijze aangrijpt op een aanslag 12 van het frame 7. Om een deurklink (niet weergegeven) 9 weer zijn oorspronkelijke stand'in te laten nemen, is een op zich bekende contraveer 13 voorzien, hetgeen voor de gewone ter zake kundige allemaal geen verdere toelichting behoeft.
Fig. 3 toont in detail de schoot 5 van de schootmodule 6 vol-5 gens de uitvinding in respectievelijk een zijaanzicht (fig. 3a), een onderaanzicht (fig. 3b) en een doorsnede langs lijn IIIc-IIIc van fig. 3a (fig. 3c). Te zien zijn een eerste schootkant 21, een tweede schootkant 22, twee derde schootkanten 23 en twee vierde schootkanten 24. De eerste en tweede schootkanten 21, 22 bezitten een eerste 10 glijgebied 101 respectievelijk een tweede glijgebied 102, zoals hieronder zal worden uitgelegd. Bij deze uitvoeringsvorm van de schoot 5 bevinden zich tussen de tweede en derde schootkanten 21, 22 enerzijds en de derde en vierde schootkanten 23, 24 anderzijds gelei-dingssleuven 25 (fig. 3a). Nokken 26 van de voorplaat 3 (fig. 4a) 15 grijpen op de geleidingssleuven 25 van schoot 5 aan, en vormen tezamen met de pen 9 en sleuf 10 (fig. 1 en 2) het geleidingssysteem voor dë.gschêbtciodLB]ten de schoot 5 in respectievelijk een vooraanzicht, bovenaanzicht en een perspectivisch aanzicht zien. In fig. 4d is te zien dat de eerste schootkant 21 en de tweede schootkant 22 een 20 eerste distaai uiteinde 125 vormen, terwijl de derde en vierde schootkanten 23, 24 twee tweede distale uiteinden 126 vormen. De derde schootkanten 23 bezitten blokkeergebieden 127, en de vierde schootkanten 24 bezitten blokkeergebieden 128. De blokkeergebieden maken een hoek van minder dan 20° met de X-as in het X-Y vlak, en in 25 de hier weergegeven uitvoeringsvorm een hoek van 13°. De functie van de blokkeergebieden 127, 128 zal hierna worden uiteengezet.
Fig. 5 toont een sluitplaat 30 geschikt voor gebruik in combinatie met de schootbehuizing 1. Het lijf van de sluitplaat is aan een zijde ervan voorzien van een lip 31, welke aan een uiteinde ervan om 30 een kozijn K (fig. 7) wordt gebogen teneinde dat te beschermen wanneer een deur D (fig. 7) wordt gesloten. De sluitplaat 30 van de in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvorm is geschikt voor het voorkómen dat een eenmaal gesloten deur weer kan worden opengetrokken of opengeduwd. De sluitplaat 30 bezit een doorgaande uitsparing 32 met twee 35 schouders 33 welke samen zullen werken met de blokkeergebieden 128 van de schoot 5 en een rand 34 die zich zodanig dicht aan de zijde van de sluitplaat 30 die de lip 31 draagt bevindt dat deze niet in contact kan komen met de tweede schootkant 22 van de schoot 5. Dit 10 maakt dat de sluitplaat 30 een blokkerende sluitplaat is wanneer deze samenwerkt met de hierboven beschreven schootbehuizing 1.
Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het mogelijk te kiezen tussen een functie waarbij er sprake is van blok-5 keren (waardoor de deur D niet opgeduwd of opengetrokken kan worden) , en een functie waarbij de deur D wel opengeduwd of opengetrokken kan worden. Eerst zullen daartoe geschikte sluitplaten 130 en 230 worden besproken, waarna de werking zal worden toegelicht aan de hand van fig. 7, 8 en 11. In deze figuren is de schootbehuizing 1 in een deels 10 weergegeven deur D opgenomen. De niet weergegeven scharnieren van de deur D bevinden zich (buiten de tekening) aan rechts.
Fig. 6a toont een sluitplaat 130, welke een alternatieve variant van de sluitplaat 30 van fig. 5 is en eveneens geschikt is voor gebruik in combinatie met de schoot 5 van schootbehuizing 1. Deze 15 sluitplaat 130 laat toe dat een eenmaal gesloten deur weer kan worden opengetrokken of opengeduwd. Dit zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van fig. 8, welke schematische doorsnede tekeningen zijn.
De sluitplaat 130 van fig. 6a bezit een uitsparing 132 en een lip 133 welke een afronding verschaft voor het soepel laten samenwer-20 ken van de sluitplaat 130 met de schoot van de schootbehuizing 1. In fig. 6b is de lip 133 in een zodanige stand geplaatst dat deze het voor bepaalde schoten, zoals die besproken voor fig. 10, mogelijk kan maken dat de deur door duwen of trekken kan worden geopend, terwijl dat bij de in fig. 6a weergegeven stand van de lip 133 niet mogelijk 25 is. De lip 133 bezit een sleufgat 135 waardoor de lip 133 met een puntig voorwerp zoals een schroevendraaier gebogen kan worden tussen de onder fig. 6a en fig. 6b in bovenaanzicht getoonde standen.
Fig. 6c toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een sluitplaat 230 welke een lip 234 toont welke zoals bij fig. 6b uiteengezet 30 een sleufgat 235 bezit voor het buigen van lip 234 in een van de onder fig. 6c in bovenaanzicht weergegeven standen. Bij gebruik van een schoot met een bijpassende vorm fungeert schouder 233 dan al dan niet als aanslag, hetgeen bij fig. 11 nader zal worden toegelicht.
Fig. 7a laat zien hoe de eerste schootkant 21 van de schoot 5 35 en meer specifiek het glijgebied 101 ervan tegen een beschermende lip 31 van de sluitplaat 30 voor het beschermen van het kozijn K komt, als gevolg waarvan de beschermende lip 31 de schoot 5 in de schootbehuizing 1 drukt. Het eerste distale uiteinde 125, gevormd door de 11 schootkanten 21, 22, beweegt bij het verder sluiten van de deur over het lijf van de sluitplaat 30, tot de schoot 5 door de door de dag-schootveer 8 (fig. 1) uitgeoefende kracht in uitsparing 32 (fig. 5) van de sluitplaat 30 valt. Aangezien de vierde schootkant 24 in het 5 X-Y vlak een geringe (vierde) hoek maakt met een Z-X vlak (waarbij de X -richting de richting is waarin de schootmodule 6 beweegbaar is, en de Z-richting in wezen overeenstemt met de lengterichting van de voorplaat 3) zal de beweging van de vierde schootkant 24 langs schouders 33 de deur verder dichttrekken en/of rammel-vrij vasthouden. De 10 schouders 33 zijn zodanig gevormd dat de tweede schootkant 22 de nabij de het kozijn beschermende lip 31 gelegen rand 34 van de uitsparing niet kan raken. Door de geringe (vierde) hoek vormt de vierde schootkant 24 een blokkeergebied, in combinatie met het feit dat de tweede schootkant 22 de uitsparing 31 niet raakt, waardoor trekken 15 aan of duwen tegen de deur de schoot 5 niet in de schootbehuizing 1 kan dwingen (Fig. 7c). Dat is wel het geval wanneer gebruik wordt gemaakt van de sluitplaat 130 van fig. 6a. Wederom is te zien (Fig. 8a) hoe bij het sluiten van de deur D de eerste schootkant 21 van de schoot 5 en meer specifiek het glijgebied 101 ervan tegen een het ko-20 zijn beschermende lip 131 van de sluitplaat 130 voor het beschermen van het kozijn K komt, waardoor de schoot 5 in de schootbehuizing 1 wordt gedrukt. Fig. 8b laat zien dat het eerste distale uiteinde 25 bij het verder sluiten van de deur over de sluitplaat 130 beweegt, tot de schoot 5 door de door de dagschootveer 8 uitgeoefende kracht 25 in uitsparing 132 van de sluitplaat 130 valt. Aangezien het glijgebied 102 van de tweede schootkant 22 een (tweede) hoek maakt met de X-as van 45', zal de beweging van de tweede schootkant 22 langs rand 133 de deur verder dichttrekken en/of rammel-vrij vasthouden (fig. 8c) . Doordat het glijgebied 102 van de tweede schootkant 22 de rand 30 133 van de uitsparing 132 raakt, zal trekken aan of duwen tegen de deur de schoot 5 in de schootbehuizing 1 (fig. 8d) drukken, en kan de deur D aldus worden geopend.
Derhalve kan door keuze van de sluitplaat 30 of een sluitplaat 130 worden gekozen voor een verschillende functionaliteit, d.w.z. of 35 het wel of niet mogelijk is een gesloten deur weer open te trekken.
Echter, het kan wenselijk zijn de functionaliteit te wijzigen zonder een andere sluitplaat aan te brengen. Dit kan bereikt worden met een 12 sluitplaat welke een lip bezit die kan worden verbogen, zoals besproken zal worden aan de hand van fig. 11.
Fig. 9a laat een alternatieve voorplaat 303 zien voorzien van een uitsparing 304. Een schootbehuizing met een dergelijke voorplaat 5 303 maakt gebruik van een schoot 305 waarvan de eerste schootkant 321 samen met de vierde schootkant 324 een distaai uiteinde 325 vormen, en tweede schootkanten 322 met derde schootkanten 323 distale uiteinden 326 vormen. De schoot 305 is in fig. 9b-d in respectievelijk een vooraanzicht, onderaanzicht en perspectivisch aanzicht weergegeven.
10 Fig. 10a laat een alternatieve voorplaat 403 zien voorzien van een uitsparing 404. Een schootbehuizing met een dergelijke voorplaat 403 maakt gebruik van een schoot 405 met een eerste glijgebied 421 van een eerste schootkant en een tweede glijgebied 422 van een tweede schootkant. De schoot 405 bezit verder blokkeergebieden 423 en 425, 15 waarvan de werking aan de hand van fig. 11 zal worden uiteengezet. De blokkeergebieden bevinden zich verder van het Z-X vlak (dat voor een in een deur gemonteerde schootbehuizing een vertikaal vlak is) af dan de glijgebieden 421 en 422, en maken een hoek met de X-as die kleiner is dan 20”, en in dit geval 5”, waardoor de schoot 405 een deur nog 20 dicht kan trekken en/of rammelvrij vast kan houden. Nokken 461 op de schoot 405 (fig. lOb-d, in respectievelijk vooraanzicht, onderaanzicht en perspectivisch aanzicht)) en geleidingsgleuven 426 in de voorplaat (fig. 10a) werken samen om de schoot 405 in de X-richting te geleiden.
25 Fig. lla-d laten zien hoe een deur D voorzien van een alterna tieve schootbehuizing (met de schoot 22 van fig. 4b en de sluitplaat 230 van fig. 6c) kan worden gesloten. Door het wegbuigen van van de lip 234 kan de schouder 233 als aanslag fungeren. Het blokkeergebied 128, welke een geringe hoek met de X-richting maakt, kan de schoot 22 30 verder in de sluitkom SK trekken, maar blokkeert het door trekken openen van de deur D. Als lip 234 niet was omgebogen zou deze tegen het glijgebied 102 komen en zou de deur D wel door trekken kunnen worden geopend.
Fig. 12a tot d laten het effect van een vulblokje V in het ko-35 zijn K op een schoot 1205 van de schootbehuizing volgens de onderhavige uitvinding zien. Een deur D komt bij het sluiten ervan met de schoot 1205 tegen een lip 1231 van een sluitplaat 1230 aan, waardoor de schoot 1205 in de schootbehuizing wordt gedrukt (fig. 12b). In 13 fig. 12c is geen vulblokje V aanwezig waardoor de schoot 1205 zich tot in de eerste stand kan bewegen, en de schoot 1205 dankzij derde schootkant 1232 door duwen tegen de deur D niet worden ingedrukt. De schoot 1205 zal dan als dagschoot of als nachtschoot fungeren. De 5 schoot 1205 kan wel worden ingedrukt in geval van de aanwezigheid van vulblokje V (fig. 12d). Het distale uiteinde van de schoot 1205 komt tegen de zijde 1298 van het blokje V, waardoor de deur D door er tegenaan te duwen kan worden geopend aangezien een eerste schootkant 1221 van de schoot 1205 als glijvlak kan fungeren. Dit glijvlak zorgt 10 tevens voor het doelmatig dichttrekken van de deur D wanneer deze net niet gesloten is. De functie van de schootbehuizing kan dus worden gewijzigd zonder de schootbehuizing zelf te wijzigen. Een toepassing waarbij regelmatig wordt gewenst te wisselen tussen de mogelijkheid om de deur open te duwen en de mogelijkheid om dat niet te doen is 15 voor een winkel. Tegen sluitingstijd wordt de functie van de schoot gewijzigd naar die van een dagschoot. Klanten kunnen dan de winkel niet meer in, terwijl in de winkel aanwezige klanten de winkel kunnen verlaten door een kruk te bedienen.
Om het rammelen tegen te gaan, kan de derde of vierde schoot- 20 kant samenwerken met een tochtstrip T uit elastisch materiaal, dat door de wigvorm van de schoot steeds verder wordt ingedrukt.
25 1038588
Claims (13)
1. Schootbehuizing voorzien van een schootmodule welke schootmodule 5 een schoot en een frame omvat, waarbij de schootmodule beweegbaar is langs een X-as tussen een eerste X-positie waarin de schoot zich maximaal buiten de schootbehuizing bevindt, en een tweede X-positie waarbij de schoot zich maximaal in de schootbehuizing bevindt, waarbij de schootbehuizing een orgaan bezit voor het uitoefenen van een 10 kracht op de schootmodule voor het kunnen doen bewegen van de schoot in een richting van de tweede X-positie naar de eerste X-positie, en waarbij de schoot - aan een eerste zijde van een Z-X vlak een eerste schootkant heeft dat een eerste glijgebied omvat, welk eerste glijgebied over ten min- 15 ste een eerste deel van de oppervlakte ervan in een X-Y vlak een eerste hoek tussen 35 en 55° met de X-as maakt, en - aan de tegenoverliggende tweede zijde van het Z-X vlak een tweede schootkant heeft dat een tweede glijgebied omvat, welk tweede glijgebied over ten minste een tweede deel van de oppervlakte ervan in het
20 X-Y vlak een tweede hoek tussen 35 en 55” met de X-as maakt, waarbij de schoot verder - aan de eerste zijde van het Z-X vlak een derde schootkant heeft die een blokkeergebied omvat dat in het X-Y vlak een derde hoek van ten hoogste 20° en bij voorkeur ten hoogste 15” maakt met de X-as, en 25. aan de tweede zijde van het· Z-X vlak een vierde schootkant heeft die een blokkeergebied omvat dat in het X-Y vlak een vierde hoek van ten hoogste 20” en bij voorkeur ten hoogste 15” maakt met de X-as; en waarbij de derde en/of de vierde hoek onafhankelijk van elkaar een hoek met de X-as maken van minimaal 2”. 30
2. Schootbehuizing volgens conclusie 1, waarbij de eerste schootkant en de tweede schootkant bij elkaar komen en daar zich een eerste distaai uiteinde van de schoot bevindt en de derde schootkant en de vierde schootkant bij elkaar komen en daar zich een tweede distaai 35 uiteinde van de schoot bevindt. 1038588
3. Schootbehuizing volgens conclusie 2, waarbij het tweede distale uiteinde tussen het proximale uiteinde van de schoot en het distale uiteinde van de eerste schootkant en de tweede schootkant ligt.
4. Schootbehuizing volgens conclusie 2 of 3, waarbij het tweede dis tale uiteinde zich in de X-richting op 0-3 mm van het eerste distale uiteinde bevindt.
5. Schootbehuizing volgens een van de conclusies 2 tot 4, waarbij het 10 eerste distale uiteinde en/of het tweede distale uiteinde in het X-Y vlak een afgeronde punt heeft
6. Schootbehuizing volgens een van de conclusies 2 tot 5, waarbij de schoot twee tweede distale uiteinden bezit, en in de Z-richting het 15 eerste distale uiteinde zich tussen de beide tweede distale uiteinden bevindt.
7. Schootbehuizing volgens conclusie 1, waarbij de eerste schootkant en de vierde schootkant bij elkaar komen onder vorming van een eerste 20 distaai uiteinde en de tweede en de derde schootkant bij elkaar komen onder vorming van een tweede distaai uiteinde.
8. Schootbehuizing volgens conclusie 1, waarbij de eerste schootkant en de tweede schootkant bij elkaar komen en daar zich een eerste dis- 25 taal uiteinde van de schoot bevindt en het eerste glijgebied van de eerste schootkant zich tussen het eerste distale uiteinde en de derde schootkant bevindt, en het tweede glijgebied van de tweede schootkant zich tussen het eerste distale uiteinde en de vierde schootkant bevindt, waarbij - wanneer de schoot zich in de eerste X-positie be-30 vindt - het blokkeergebied van de derde schootkant en het blokkeerge-bied van de vierde schootkant zich ten minste op 3 mm en bij voorkeur ten minste op 5 mm buiten de schootbehuizing bevinden.
9. Schootbehuizing volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 35 eerste en de tweede hoek ten opzichte van het Z-X vlak even groot zijn en/of de derde en de vierde hoek ten opzichte van het Z-X vlak even groot zijn, waarbij de term "even groot" betekent dat de hoeken minder dan 5° van elkaar verschillen.
10. Set welke een schootbehuizing volgens een der voorgaande conclusies en een sluitplaat omvat, waarbij de sluitplaat een lijf omvat met een uitsparing bezit voor het opnemen van de schoot, en de sluit- 5 plaat een verstelelement heeft voor het bepalen van de mate waarin de schoot door de uitsparing kan steken.
11. Set volgens conclusie 10, waarbij het lijf van de sluitplaat aan een zijde ervan een lip bezit voor het beschermen van een kozijn, 10 waarbij de uitsparing in een richting evenwijdig aan de lipzijde een eerste sectie en een tweede sectie omvat, waarbij de tweede sectie de vorm heeft van een aan de zijde van de lip voor het beschermen van een kozijn gelegen schouder, welke schouder als aanslag kan fungeren voor een blokkeergebied van een schootkant gekozen uit de derde en de 15 vierde schootkant.
12. Set volgens conclusie 10 of 11, waarbij het verstelelement de vorm heeft van een verstelbare lip waarvan de hoek met het Z-X vlak zodanig instelbaar is dat bij een relatief grote hoek van de verstel- 20 bare lip met het Z-X vlak de verstelbare lip als aanslag voor een schootkant gekozen uit het eerste en tweede schootkant fungeert, en bij een relatief kleine hoek met het Z-X vlak niet als aanslag voor de schootkant gekozen uit de eerste en tweede schootkant fungeert.
13. Set welke een schootbehuizing volgens een van de conclusies 1 tot 9 en een kozijnstijl omvat, waarbij de kozijnstijl in een Z-Y vlak een uitsparing voor het opnemen van de schoot bezit, en de kozijnstijl een verstelelement heeft voor het bepalen van de mate waarin de schoot door de uitsparing kan steken. 30 1038588
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1038588A NL1038588C2 (nl) | 2011-02-18 | 2011-02-18 | Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat. |
PCT/NL2012/050089 WO2012112047A1 (en) | 2011-02-18 | 2012-02-17 | Bolt housing, as well as a set comprising a bolt housing |
EP12705913.7A EP2675972A1 (en) | 2011-02-18 | 2012-02-17 | Bolt housing, as well as a set comprising a bolt housing |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1038588 | 2011-02-18 | ||
NL1038588A NL1038588C2 (nl) | 2011-02-18 | 2011-02-18 | Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1038588C2 true NL1038588C2 (nl) | 2012-08-21 |
Family
ID=45757755
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1038588A NL1038588C2 (nl) | 2011-02-18 | 2011-02-18 | Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2675972A1 (nl) |
NL (1) | NL1038588C2 (nl) |
WO (1) | WO2012112047A1 (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE102013000284A1 (de) * | 2012-06-01 | 2013-12-05 | Assa Abloy Sicherheitstechnik Gmbh | Riegel mit Wellenstruktur |
DE102014225813A1 (de) * | 2014-12-15 | 2016-06-16 | Aug. Winkhaus Gmbh & Co. Kg | Gegenschloss eines Treibstangenschlosses |
FI127562B (fi) * | 2017-11-15 | 2018-09-14 | Abloy Oy | Ovenlukko |
SE545804C2 (en) * | 2022-06-17 | 2024-02-06 | Assa Abloy Ab | Deadbolt, lock device and system |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE250950C (nl) * | ||||
CH197527A (de) * | 1937-09-13 | 1938-05-15 | A Schmid Ernst | Türeinsteckschloss für Rechts- und Linksgebrauch. |
DE1736014U (de) * | 1956-09-10 | 1956-12-13 | Hans Mann | Tuerschloss. |
DE1076524B (de) * | 1956-01-16 | 1960-02-25 | Ludw Rocholl & Cie | Kastenschloss |
CH347093A (fr) * | 1958-06-09 | 1960-06-15 | Grossenbacher Samuel | Serrure |
FR2045510A7 (nl) * | 1969-10-30 | 1971-02-26 | Plodari Francesco | |
DE4112011A1 (de) * | 1991-04-12 | 1992-10-15 | Ewald Leemhuis | Einsteckschloesser fuer zimmer- und haustueren |
-
2011
- 2011-02-18 NL NL1038588A patent/NL1038588C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2012
- 2012-02-17 EP EP12705913.7A patent/EP2675972A1/en not_active Withdrawn
- 2012-02-17 WO PCT/NL2012/050089 patent/WO2012112047A1/en active Application Filing
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE250950C (nl) * | ||||
CH197527A (de) * | 1937-09-13 | 1938-05-15 | A Schmid Ernst | Türeinsteckschloss für Rechts- und Linksgebrauch. |
DE1076524B (de) * | 1956-01-16 | 1960-02-25 | Ludw Rocholl & Cie | Kastenschloss |
DE1736014U (de) * | 1956-09-10 | 1956-12-13 | Hans Mann | Tuerschloss. |
CH347093A (fr) * | 1958-06-09 | 1960-06-15 | Grossenbacher Samuel | Serrure |
FR2045510A7 (nl) * | 1969-10-30 | 1971-02-26 | Plodari Francesco | |
DE4112011A1 (de) * | 1991-04-12 | 1992-10-15 | Ewald Leemhuis | Einsteckschloesser fuer zimmer- und haustueren |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2012112047A1 (en) | 2012-08-23 |
EP2675972A1 (en) | 2013-12-25 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1038588C2 (nl) | Schootbehuizing, alsmede een set welke een schootbehuizing omvat. | |
NL2010579C2 (nl) | Anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast. | |
EP1555372A1 (en) | Hinge device | |
CN109302840A (zh) | 一种具有断开联接部件的信用卡片弹出器 | |
US20150097381A1 (en) | Door latch structure | |
RU2639184C1 (ru) | Складной нож | |
CN107923218A (zh) | 合页侧的手指保护装置 | |
EP1739256A1 (en) | Retractable strike for panic locks | |
US10085527B2 (en) | Slider assembly for a slide fastener | |
JP5464598B2 (ja) | 気密材及び建具 | |
NL2000047C1 (nl) | Cilinderslot met schuifdeel en platte sleutel met stuurribbe. | |
CA2844430A1 (en) | Latch assembly | |
NL2005577C2 (en) | Catch for a lock, assembly of a catch and lock and/or a closing element and a method for closing a closing element. | |
DK2401456T3 (en) | locking device | |
TW202102094A (zh) | 理線總成 | |
KR20110008641U (ko) | 길이조절이 가능한 수갑 | |
CA2992783C (en) | Recessed handle for sliding window and door | |
WO2010036200A1 (en) | Lock device | |
JP5576255B2 (ja) | 開閉体閉止装置 | |
TWM416673U (en) | Buffering device of sliding door | |
RU2734343C2 (ru) | Подпружиненная защелка для замков | |
NL1036964C2 (nl) | Schootbehuizing welke een met een kruk bedienbare schoot omvat. | |
KR100631100B1 (ko) | 슬라이딩유닛을 갖는 도어록장치 | |
KR101081173B1 (ko) | 래치장치 | |
JP3107374B2 (ja) | 引き戸のはね返り防止装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20200301 |