NL2010579C2 - Anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast

Beschrijving

De uitvinding betreft een anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast, omvattende een drager die, in gebruik, met de gereedschapskast verbonden is, alsmede een zwenkbaar op de drager bevestigd vergrendelorgaan dat zwenkbaar is tussen een vergrendelstand waarin het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades, en tussen een ontgrendelstand waarin een lade ten minste naar een uitgetrokken positie beweegbaar is, alsmede omvattende een actuatororgaan dat onder invloed van beweging van de lades het vergrendelorgaan naar de vergrendelstand of ontgrendelstand te zwenken.

Een dergelijk anti-kantelsamenstel is bekend uit W09625577, en het wordt gebruikt om te voorkomen dat twee laden van een gereedschapskast zich tegelijkertijd in de open positie kunnen bevinden, zodat de kans op kantelen van de gereedschapskast verminderd wordt. In het bekende anti-kantelsamenstel zijn twee plaatvormige organen voorzien, die via een zwenkbaar mechanisme met elkaar verbonden zijn. De plaatvormige organen werken samen met een nok die op elk van de lades voorzien is. Daarbij is een van de plaatvormige organen zodanig uitgevoerd, dat deze naar een vergrendelstand brengbaar is, in welke stand het plaatvormig orgaan aanligt tegen de nok, zodanig dat de lade niet naar buiten toe beweegbaar is. Het andere plaatvormige orgaan is zodanig uitgevoerd, dat deze onder invloed van de nok op de lade, het eerste plaatvormige orgaan naar de ontgrendelstand brengt, bij het terugduwen van een uitgetrokken lade.

Het bekende anti-kantelsamenstel heeft het nadeel, dat deze relatief complex is uitgevoerd, met relatief veel onderdelen, waardoor het geheel relatief moeilijk en kostbaar te vervaardigen is. De plaatvormige organen zijn instabiel waardoor bij een klap op de gereedschapskast, bijvoorbeeld wanneer een verrijdbare kast over een kabel rijdt, de plaatvormige organen van de ontgrendelstand naar de vergrendelstand zwenken. Het is dan niet meer mogelijk om een lade te openen. Door de relatieve complexiteit van het samenstel, laat de betrouwbaarheid te wensen over.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding, om een anti-kantelsamenstel te verschaffen, dat relatief eenvoudig is, dat bij voorkeur goedkoop te produceren is, en met een verbeterde betrouwbaarheid.

Dit doel wordt bereikt met het anti-kantelsamenstel zoals gedefinieerd in conclusie 1. Het anti-kantelsamenstel volgens de onderhavige uitvinding omvat een vergrendelprofiel, met een eerste profieldeel en een zich onder een hoek ten opzichte daarvan uitstrekkend tweede profieldeel. Volgens de uitvinding is dit vergrendelprofiel zwenkbaar tussen een vergrendelstand waarin het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades, en tussen een ontgrendelstand waarin een lade ten minste naar een uitgetrokken positie beweegbaar is. Daarbij vormt een van het eerste profieldeel weg gerichte zijde van het tweede profieldeel een vergrendelvlak dat in de vergrendelstand van het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades. De naar elkaar gerichte zijden van het eerste profieldeel en het tweede profieldeel bepalen ten minste twee actuatorvlakken die zijn ingericht om samen te werken met een lade, bijvoorbeeld met een actuatornok op die lade, om onder invloed van beweging van de lade de vergrendelbalk naar de vergrendelstand of de ontgrendelstand te zwenken. Met het vergrendelprofiel wordt de functie van het actuatororgaan en het vergrendelorgaan, zoals dat bekend is uit de stand van de techniek, gecombineerd in een enkel profiel. Het vergrendelorgaan en het actuatororgaan volgens de stand van de techniek zijn samengevoegd op een enkel vergrendelprofiel. Er is derhalve geen ingewikkelde overbrenging meer nodig tussen het actuatororgaan en het vergrendelorgaan, waardoor het anti-kantelmechanisme eenvoudiger en goedkoper kan worden uitgevoerd. Doordat er minder bewegende onderdelen zijn, is de werking van het anti-kantelsamenstel volgens de onderhavige uitvinding ook nog eens betrouwbaarder. Daarmee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen zullen navolgend worden toegelicht.

In een uitvoeringsvorm, omvat het anti-kantelsamenstel verder met de drager verbonden uitschuifbeperkingsmiddelen. Deze omvatten een veelvoud van in een rij voorziene versperringselementen die, in gebruik, loodrecht op de schuifrichting van de lades verplaatsbaar zijn. De bewegingsruimte van de versperringselementen is echter beperkt, en wel zodanig dat er een bepaalde maximale tussenruimte is waardoorheen een deel van de lade, zoals bijvoorbeeld een nokelement op die lade, doorheen kan bewegen. Door de bewegingsruimte zodanig beperkt te kiezen, dat slechts één nokelement tegelijkertijd de versperringselementen kan verdringen, wordt voorkomen dat twee lades tegelijkertijd geopend kunnen worden.

Het anti-kantelsamenstel kan op eenvoudige wijze vormgegegven zijn, wanneer de naar het tweede profieldeel gerichte zijde van het eerste profieldeel een eerste actuatorvlak omvat dat is ingericht om samen te werken met een lade voor het naar de vergrendelstand zwenken van het vergrendelorgaan, en waarbij de naar het eerste profieldeel gerichte zijde van het tweede profieldeel een tweede actuatorvlak omvat dat is ingericht om samen te werken met een lade voor het naar de ontgrendelstand zwenken van het vergrendelorgaan.

Een compacte uitvoering is mogelijk wanneer het eerste profieldeel en het tweede profieldeel een hoek α insluiten die gelegen is tussen 60 graden en 100 graden. Bij voorkeur is de hoek α ongeveer 80 graden.

Het eerste profieldeel en het tweede profieldeel zijn bij voorkeur langgerekt, en strekken zich in hoofdzaak parallel aan de zwenkas uit. Het anti-kantelsamenstel kan zich zo, in gebruik, in de hoogterichting van de gereedschapskast uitstrekken, zodanig dat alle daarin voorziene lades in goed contact brengbaar zijn met vergrendelbalk.

Het anti-kantelsamenstel kan in een uitvoeringsvorm aandringmiddelen omvatten voor het naar de vergrendelstand en/of naar de ontgrendelstand dringen van het vergrendelprofiel. De aandringmiddelen omvatten bij voorkeur een tussen de drager en het vergrendelprofiel geplaatste veer, zoals een bladveer. In een uitvoering wordt het aandringmiddel gevormd door een eerste aandringdeel dat aan een eerste eind zwenkbaar met de drager verbonden is. Aan een verder eind van het eerste aandringdeel bevindt zich een tweede aandringdeel dat in de langsrichting van het eerste aandringdeel beperkt kan bewegen, waardoor de aandringdelen in en uit elkaar schuiven. Het tweede aandringdeel is zwenkbaar met de vergrendelbalk verbonden. Een veer tussen de beide aandringdelen dringt de vergrendelbalk in de ontgrendelpositie of de vergrendelpositie.

Een goede activering, of zwenking tussen de vergrendelstand en ontgrendelstand is mogelijk wanneer het eerste profieldeel in hoofdzaak star met het tweede profieldeel verbonden is. Bij grote voorkeur is het vergrendelprofiel echter integraal gevormd. Het is gebleken dat het vergrendelprofiel volgens de onderhavige uitvinding op bijzonder eenvoudige wijze te vervaardigen is door middel van bijvoorbeeld extrusie.

Een compacte constructie wordt mogelijk wanneer het vergrendelprofiel zwenkbaar is rondom een zwenkas, die in hoofdzaak tussen het eerste profieldeel en het tweede profieldeel gelegen is. Daarbij kunnen de zwenkas en uiteinden van het eerste en tweede profieldeel een driehoek vormen, waarbij de afstand tussen de uiteinden van het eerste en tweede profieldeel de langste zijde van die driehoek bepalen.

Het vergrendelprofiel kan voorzien zijn van asbevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een in het profiel gevormde uitsparing, waarmee het vergrendelprofiel bevestigbaar is op een met de drager verbonden zwenkas. Het profiel heeft dan in een uitvoering ter plaatse van de cirkelvormige uitsparing de vorm van een halve-maan, met twee asbevestigingsarmen die naar elkaar gericht zijn, en die een gedeeltelijke omtrek van de cirkelvormige uitsparing bepalen. Op deze wijze kan eenvoudig een robuuste zwenkverbinding tot stand gebracht worden.

Het heeft de voorkeur, wanneer de naar elkaar gerichte zijden van het eerste profieldeel en het tweede profieldeel in hoofdzaak continu verlopend met elkaar verbonden zijn, voor het vormen van een in hoofdzaak glad profieloppervlak. Het profieloppervlak is dan gekromd uitgevoerd. De actuatorvlakken op het eerste en tweede profieldeel verlopen dan continu, en glad in elkaar over, zodanig dat een actuator van de lade, bijvoorbeeld een nok op die lade, soepel kan bewegen langs het gekromde profieloppervlak.

De zwenking van het vergrendelprofiel is bij voorkeur beperkt tot zwenking tussen de ontgrendelstand en de vergrendelstand. Daartoe is het vergrendelprofiel bij voorkeur voorzien van ten minste een aanslag, die is ingericht om samen te werken met een aanslagoppervlak op de drager voor het beperken van een zwenking van het vergrendelprofiel tot voorbij de vergrendelstand en/of de ontgrendelstand.

Zoals reeds vermeld, kan de inrichting voorzien zijn van versperringselementen. In een uitvoeringsvorm bepalen twee naastgelegen versperringselementen taps toelopende geleidingsvlakken.

In een uitvoeringsvorm zijn de versperringselementen in hoofdzaak achthoekig zijn uitgevoerd.

Het anti-kantelsamenstel omvat in een uitvoering verder een aantal actuatororganen die, in gebruik, elk met een van de laden verbonden zijn, waarbij de actuatororganen elk een nokdeel omvatten dat is ingericht om samen te werken met de actuatorvlakken van de vergrendelbalk. De nokdelen van de actuatororganen zijn dus ingericht om de vergrendelbalk afwisselend naar de vergrendelstand en de ontgrendelstand te brengen.

Het nokdeel is in een uitvoering in hoofdzaak L-vormig uitgevoerd, waarbij de basis van de L is ingericht om samen te werken met de actuatorvlakken van de vergrendelbalk.

Voor een soepele geleiding, omvat de basis van de L een eerste nokoppervlak dat, in gebruik, naar de lade gericht is, alsmede een tweede nokoppervlak dat, in gebruik, van de lade weggericht is, waarbij het eerste nokoppervlak is ingericht om samen te werken met het eerste actuatorvlak, en waarbij het tweede nokoppervlak is ingericht om samen te werken met het tweede actuatorvlak. Het eerste en tweede nokoppervlak strekken zich bij voorkeur onder een hoek ten opzichte van elkaar uit.

Het anti-kantelsamenstel omvat in een uitvoering een slot dat door middel van een actuator het vergrendelprofiel in de vergrendelstand fixeert. De rotatie van een sleutelorgaan aan de voorzijde van de kast wordt overgebracht door middel van een balk, die een slot op de drager beweegt. De balk grijpt aan op een uitsparing in het slot. Een sluitorgaan beweegt door contact met de vergrendelbalk de vergrendelbalk in de vergrendelpositie: de gesloten laden zijn geblokkeerd. Hierdoor is het niet mogelijk om een gesloten lade naar een uitgetrokken positie te bewegen. Om nu toe te staan dat een geopende lade in een dergelijke toestand van het vergrendelprofiel toch kan worden gesloten, is de lade, bij voorkeur een actuatororgaan op die lade, in een uitvoering ingericht om het vergrendelprofiel in de vergrendelstand te passeren bij het sluiten van een lades. Dit kan bijvoorbeeld door het actuatororgaan deels flexibel uit te voeren. In een uitvoering passeert het actuatororgaan de vergrendelprofiel door buiging van een nokdeel wanneer het eerste nokoppervlak het eerste actuatorvlak contacteert. Dit voorkomt dat men onnodig de gereedschapskast moet ontsluiten.

Ontsluiten geschiedt door een tegengestelde rotatie van het sleutelorgaan waarbij door middel van een balk het slot wordt bewogen zodanig dat een ontsluitorgaan op het slot de vergrendelbalk naar de ontgrendelpositie beweegt.

Zoals reeds vermeld, kan het anti-kantelsamenstel voorzien zijn van uitschuifbeperkingsmiddelen. In dat geval kan het actuatororgaan voorzien zijn van een uitschuifbeperkingsorgaan dat is ingericht om, in gebruik, bij het uittrekken van een lade de versperringselementen van de uitschuifbeperkingsmiddelen te bewegen.

Dit uitschuifbeperkingsorgaan strekt zich in een richting dwars op de uitschuifbeweging van een lade uit. Het uitschuifbeperkingsorgaan kan een blokvormige verdikking omvatten, die is ingericht om de versperringselementen weg te dringen en te passeren wanneer slechts een lade wordt uitgetrokken. Wanneer twee laden uitgetrokken worden, dan is de beschikbare ruimte tussen de versperringselementen te klein, zodat de versperringselementen niet verder bewogen kunnen worden, waardoor ten minste een van de twee laden zal blokkeren.

Daarbij wordt opgemerkt dat de hierboven beschreven uitvoeringsvorm met de uitschuifbeperkingsmiddelen ook afzonderlijk toepasbaar is in combinatie met een vergrendelorgaan en een actuatororgaan, in afwezigheid van een vergrendelbalk. Volgens een aspect verschaft de uitvinding derhalve een anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast, omvattende een drager die, in gebruik, met de gereedschapskast verbonden is, alsmede een zwenkbaar op de drager bevestigd vergrendelorgaan dat zwenkbaar is tussen een vergrendelstand waarin het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades, en tussen een ontgrendelstand waarin een lade ten minste naar een uitgetrokken positie beweegbaar is, alsmede omvattende een actuatororgaan dat onder invloed van beweging van de lades het vergrendelorgaan naar de vergrendelstand of ontgrendelstand te zwenken, alsmede omvattende met de drager verbonden uitschuifbeperkingsmiddelen. De uitvinding beschrijft een anti-kantelsamenstel dat voorkomt dat meerdere laden tegelijk geopend kunnen worden, waardoor de stabiliteit van de gereedschapskast te allen tijde voldoende is om kantelen van de gereedschapskast te voorkomen: de gereedschapskast is veilig voor gebruikers. Het beschreven anti-kantelsamenstel is tevens stabiel en voorkomt ongewenste obstructie van de laden.

Volgens een aspect, verschaft de onderhavige uitvinding een gereedschapskast, omvattende een aantal in geleiders bevestigde laden, waarbij die gereedschapskast gekenmerkt is doordat deze een anti-kantelsamenstel volgens de onderhavige uitvinding omvat. De voordelen hiervan zijn hierboven reeds toegelicht.

De laden van de gereedschapskast zijn daarbij in een uitvoeringsvorm voorzien van de actuatororganen, zoals deze hierboven reeds omschreven zijn.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van een anti-kantelsamenstel volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren. Hierin tonen:

Fig. 1 - een aanzicht in perspectief van het anti-kantelsamenstel volgens de onderhavige uitvinding, met twee op lades van een gereedschapskast bevestigbare actuatororganen;

Fig. 2 - een vooraanzicht van het in Fig. 1 getoonde samenstel;

Fig. 3 - een zijaanzicht van het in Fig. 1 en 2 getoonde samenstel;

Fig. 4 - een aanzicht in perspectief van een actuatororgaan voor gebruik in het samenstel van de onderhavige uitvinding;

Fig. 5a en 5b - een bovenaanzicht van het samenstel in respectievelijk een ontgrendelde toestand en een vergrendelde toestand van de vergrendelbalk;

Fig. 6 - een bovenaanzicht van het anti-kantelsamenstel in de ontgrendelde positie;

Fig. 7 - een bovenaanzicht van het anti-kantelsamenstel bij beweging van de vergrendelbalk van de vergrendelstand naar de ontgrendelstand, of vice versa.

Fig. 8 - een bovenaanzicht van het anti-kantelsamenstel in de vergrendelde positie;

Fig. 9a - 9d - bovenaanzichten en aanzichten in perspectief van het aandringsamenstel;

Fig. 1 toont een aanzicht in perspectief van een anti- kantelsamenstel 1 volgens een uitvoering van de onderhavige uitvinding. Het anti-kantelsamenstel 1 omvat een drager 2, die in hoofdzaak gevormd is uit een profiel, en die bevestigbaar is met een gereedschapskast (niet getoond) waarin laden (niet getoond) schuifbaar bevestigd zijn. De drager 2 is bij voorkeur bevestigd nabij een achterzijde van de gereedschapskast, zodanig dat de drager 2 geplaatst is tussen een achterwand van de gereedschapskast en achterzijden van de in de gereedschapskast geplaatste laden.

De drager 2 omvat een in hoofdzaak U-vormig gevormd profiel, waarbij aan een eerste been van de U (linkerzijde in Fig. 1) vergrendelmiddelen 3 voorzien zijn, die zijn ingericht om, bij aanwezigheid van ten minste een uitgetrokken lade, beweging van gesloten lades, often minste opening van gesloten lades, tegen te gaan. Aan een tweede been van de U (rechterzijde in Fig. 1) zijn uitschuifbeperkingsmiddelen 201 voorzien, die zijn ingericht om gelijktijdige opening van twee of meer lades tegen te gaan.

Nu verwijzend naar Fig. 2, is te zien dat de vergrendelmiddelen 3 een langwerpige vergrendelbalk 4 omvatten, die zich over een hoogte van de drager 2 uitstrekt. De drager 2 omvat een slot 20, waarmee zwenking van de vergrendelbalk 4 tegengegaan kan worden, en waarmee de gereedschapskast op slot gezet kan worden zoals later zal worden toegelicht. Door rotatie van een sleutelorgaan aan de voorzijde van de kast wordt door middel van een balk het slot 20 op de drager geroteerd. De balk grijpt aan op een uitsparing 23 in het slot. Een sluitorgaan 21 op het slot 20 beweegt de vergrendelbalk 4 naar de vergrendelpositie. De gesloten laden zijn dan geblokkeerd. Een tegengestelde rotatie van het slot 20 beweegt de vergrendelbalk 4 naar de ontgrendelpositie door middel van een ontsluitorgaan 23 op het slot 20. De rechterzijde van Fig. 2 toont in nader detail de uitschuifbeperkingsmiddelen 201, wiens opbouw en functie beter afgeleid kan worden aan de hand van Fig. 3.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van het samenstel 1, waarbij goed te zien is dat de uitschuifbeperkingsmiddelen 201 een veelheid in een verticale rij geplaatste verplaatsbare versperringselementen 202 omvatten. De lengte van de baan waarover deze versperringselementen 202 verplaatsbaar zijn is iets groter dan de gezamenlijke afmeting van de verplaatsbare versperringselementen 202 in die baan, waardoor tussen aangrenzende versperringselementen 202 slechts een beperkte doorvoerruimte voor een onderdeel van een lade vormbaar is. In de getoonde uitvoeringsvorm, wordt daarbij gebruik gemaakt van met de lade verbonden actuatororganen 101, bestaande uit een plaatvormig basislichaam 100 dat telkens voorzien is van een lipvormig uitschuifbeperkingsorgaan 104. Dit uitschuifbeperkingsorgaan is ingericht om, in gebruik, bij het uittrekken van een lade de versperringselementen 202 te bewegen in een richting loodrecht op de schuifbeweging (aangegeven met pijl P) van de lade. Het actuatororgaan 101 is daarbij vierkant uitgevoerd, met een hoogte die ten minste nagenoeg overeen komt met de beschikbare ruimte tussen de versperringselementen 202. Verder laat Fig. 3 zien dat aan uiteinden van de rij insluitelementen 204 voorzien zijn, die gebruikt kunnen worden om de beschikbare tussenruimte tussen de versperringselementen 202 te bepalen, maar ook om de uiterste posities van de buitenste versperringselementen 202 te bepalen. In een uitvoering zijn de insluitelementen verstelbaar. Het is denkbaar dat een verstelbaar versperringselement 206 (zie bovenzijde rij in Fig. 3), dat onbeweegbaar bevestigbaar is in de rij, dient als verstelbaar insluitelement 206.

Fig. 4 toont een aanzicht in perspectief van een actuatororgaan 101, dat met een lade verbindbaar is door middel van bevestigingsmiddelen 110, en dat in de getoonde uitvoeringsvorm is ingericht om zowel de vergrendelmiddelen 3 te activeren, alsmede de uitschuifbeperkingsmiddelen 201 te activeren bij het uittrekken of sluiten van een lade. Het actuatorgaan 201 is in hoofdzaak plaatvormig uitgevoerd, met een eerste deel 100 waarin gaten 110 voorzien zijn waarmee het actuatororgaan 101 met de lade bevestigbaar is. Vanaf het eerste deel 100 strekken zich een nokdeel 102, en een uitschuifbeperkingsorgaan 104 via een arm 105 naar achteren toe uit. Het nokdeel 102 is in hoofdzaak L-vormig uitgevoerd, met een been 102 van de L dat verbonden is met het eerste deel 100, en een basis 103 van de L die zich enigszins naar buiten toe uitstrekt. Het nokdeel 102 omvat een zich dwars op de plaat 100 uitstrekkende rand. De rand omvat ter plaatse van het buitenste deel van de basis van de L een eerste oppervlak 108 dat naar het eerste deel 100 gericht is, alsmede een tweede oppervlak 109 dat van het eerste deel 100 afgericht is. De twee oppervlakken staan onder een hoek ten opzichte van elkaar, zodanig dat de basis van de L een puntvormig uiteinde bezit. Vanaf het eerste deel 100 strekt zich tevens een arm 105 zich via naar achteren toe uit, parallel aan het een nokdeel 102. Een uitschuifbeperkingsorgaan 104 staat onder een hoek ten opzichte van de arm 105 om een L-vorm te vormen. De basis van de L wordt gevormd door het uitschuifbeperkingsorgaan 104.

Fig. 5a en 5b tonen een detail in bovenaanzicht van het anti-kantelsamenstel 1, waarbij met name duidelijk zal worden hoe de vergrendelmiddelen 3 werken. Zoals Fig. 5a laat zien, omvatten de vergrendelmiddelen 3 een vergrendelprofiel 6, met een eerste profieldeel 9 en een tweede profieldeel 7, dat zich in hoofdzaak onder een hoek α ten opzichte van het eerste profieldeel 9 uitstrekt. Het eerste profieldeel 9 omvat een naar het tweede profieldeel 7 gericht eerste actuatorvlak 10. Het tweede profieldeel 7 omvat een naar het eerste profieldeel 9 gerichte tweede actuatorvlak 8. Een van het tweede actuatorvlak 8 afgekeerde deel van het tweede profieldeel 7 bepaalt een vergrendelvlak 12. Het profiel is met asverbindingsmiddelen 16 geplaatst op een cilindervormig uitsteeksel 161 van de drager 2. De asverbindingsmiddelen 16 omvatten een cilindervormige uitsparing in het profiel 6. De uitsparing is gelegen tussen uiterste delen van het eerste profieldeel 9 en het tweede profieldeel 7, en vormt hiermee een driehoek, en wel zodanig dat de afstand tussen de uitersten van de profieldelen 7, 9 de basis van de driehoek bepaalt.

Fig. 5b toont dat het vergrendelprofiel 6 zwenkbaar is over de as van de drager 2, om zo het vergrendelprofiel 6 naar de vergrendelstand te zwenken. Daarbij zorgt een aanslag 21 (zie Fig. 5a) nabij de asverbindingsmiddelen 16 ervoor dat zwenking tot voorbij de vergrendelstand niet mogelijk is, doordat deze in aanraking komt met de drager 2. In de ontgrendelstand (Fig. 5a) vormt het vergrendeloppervlak 12 juist een aanslag die tegen een wand van de drager 2 ligt, zodanig dat zwenking tot voorbij de ontgrendelstand niet mogelijk is. Door middel van bovengenoemde aanslagen is de beweging van het integraal vormgegeven vergrendelprofiel 6 dus beperkt.

Fig. 5a en 5b tonen verder nog dat zich tussen de drager 2 en het zwenkbare vergrendelprofiel een veerelement 14 voorzien is. Dit veerelement is ingericht om het profiel naar een van de uiterste standen (vergrendelstand, ontgrendelstand) te zwenken. Een verdere uitvoering van het aandringmiddel is te vinden in Fig. 9, waar het aandringmiddel gevormd is door een aandringsamenstel 300, bestaande uit een eerste aandringdeel 302 dat aan een eerste eind zwenkbaar met de drager 2 verbonden is en een tweede aandringdeel 306 dat zich aan een verder eind van het eerste aandringdeel 302 bevindt en dat zich in de langsrichting van het eerste aandringdeel 302 beperkt kan bewegen. De aandringdelen 302, 306 schuiven in en uit elkaar. Het tweede aandringdeel 306 is zwenkbaar met de vergrendelbalk 4 verbonden. Een aandringveer 304 tussen de beide aandringdelen 302, 304 dringt de vergrendelbalk 4 in of de ontgrendelpositie of de vergrendelpositie.

De werking van het vergrendelprofiel 6 zal nader worden toegelicht aan de hand van Fig. 6 tot en met 8.

Fig. 6 toont daarbij het anti-kantelsamenstel 1, met het vergrendelprofiel 6 in de ontgrendelstand, en met de laden (niet getoond) met daarop bevestigde actuatororganen 101 in een gesloten toestand, dat wil zeggen, de laden zijn volledig in de gereedschapskast (niet getoond) opgenomen. De puntvormige nok 103 van het actuatororgaan bevindt zich daarbij bijna in lijn met het tweede actuatorvlak 8, en is op enige afstand daarvan geplaatst, zodanig dat de nok 103 langs het tweede actuatorvlak 8 kan bewegen.

Fig. 7 toont de situatie waarin een lade wordt uitgetrokken. Daarbij is te zien dat het lipvormig uitschuifbeperkingsorgaan 104 in contact is gekomen met een van de versperringselementen 202 (rechterzijde Fig. 7). De nok 103 is daarbij in contact gekomen met het door de naar elkaar gerichte zijden van het eerste 9 en het tweede profieldeel 7 bepaalde oppervlak. Door het contact, zal het vergrendelprofiel 6 de nok 103 volgen, waardoor bij beweging tot voorbij het eerste actuatorvlak 10 een zwenking van het vergrendelprofiel 6 naar de vergrendelstand tot stand gebracht zal zijn. Door deze beweging zal het vergrendelvlak 12 in de richting van de nok 103 van een achtergebleven lade bewegen, en net tot voor het eerste nokoppervlak 108 bewegen.

Die situatie is getoond in Fig. 8. Doordat het vergrendeloppervlak 12 voor het eerste nokoppervlak 108 ligt, kan de verdere lade dat voorzien is van een verder actuatororgaan 101b niet naar de geopende toestand gebracht worden. De starre uitvoering van het vergrendelprofiel 6, op eenvoudige wijze tot stand gebracht door de integrale uitvoering van het vergrendelprofiel 6, alsmede de toepassing van de aanslag, zodanig dat zwenken tot voorbij de vergrendelstand niet mogelijk is, zorgen ervoor dat het nokorgaan 103 van de lade niet voorbij de vergrendelbalk 6 kan bewegen. Hierdoor kunnen verdere laden niet geopend worden.

Daarbij wordt opgemerkt dat de uitschuifbeperkingsmiddelen 201 in een de voorkeur hebbende uitvoering voorzien zijn, zodanig dat tegelijkertijd uitschuiven van een aantal laden, hetgeen in principe mogelijk is met het vergrendelprofiel 6 volgens de onderhavige uitvinding, niet meer toegestaan is.

Daarmee wordt op eenvoudige en doeltreffende wijze bereikt dat slechts een lade tegelijkertijd geopend kan worden. Daar het gewicht van een enkele lade te gering is om het zwaartepunt van de kast wezenlijk te verplaatsen, is de stabiliteit van de gereedschapskast voldoende om kantelen te voorkomen.

Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven omschreven is aan de hand van enkele mogelijke uitvoeringsvormen, welke de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. Binnen het kader van de uitvinding zijn vele modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (23)

1. Anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast, omvattende een drager die, in gebruik, met de gereedschapskast verbonden is; een zwenkbaar op de drager bevestigd vergrendelprofiel met een eerste profieldeel en een zich onder een hoek α daarvan uitstrekkend tweede profieldeel, waarbij het vergrendelprofiel zwenkbaar is tussen een vergrendelstand waarin het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades, en tussen een ontgrendelstand waarin een lade ten minste naar een uitgetrokken positie beweegbaar is, waarbij een van het eerste profieldeel weg gerichte zijde van het tweede profieldeel een vergrendelvlak vormt dat in de vergrendelstand van het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades, en waarbij naar elkaar gerichte zijden van het eerste profieldeel en het tweede profieldeel ten minste twee actuatorvlakken bepalen die zijn ingericht om samen te werken met een lade, bijvoorbeeld met een actuatornok op die lade, om onder invloed van beweging van de lade de vergrendelbalk naar de vergrendelstand of de ontgrendelstand te zwenken.

2. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende met de drager verbonden uitschuifbeperkingsmiddelen omvattende een veelvoud van in een rij voorziene versperringselementen die, in gebruik, loodrecht op de schuifrichting van de lades verplaatsbaar zijn.

3. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 1, of 2, waarbij de naar het tweede profieldeel gerichte zijde van het eerste profieldeel een eerste actuatorvlak omvat dat is ingericht om samen te werken met een lade voor het naar de vergrendelstand zwenken van het vergrendelorgaan, en waarbij de naar het eerste profieldeel gerichte zijde van het tweede profieldeel een tweede actuatorvlak omvat dat is ingericht om samen te werken met een lade voor het naar de ontgrendelstand zwenken van het vergrendelorgaan.

4. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het eerste profieldeel en het tweede profieldeel een hoek α insluiten die gelegen is tussen 60 graden en 100 graden, bij voorkeur ongeveer 80 graden.

5. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste profieldeel en het tweede profieldeel langgerekt zijn, en zich in hoofdzaak parallel aan de zwenkas uitstrekken.

6. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende aandringmiddelen voor het naar de vergrendelstand en/of naar de ontgrendelstand dringen van het vergrendelprofiel.

7. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 6, waarbij de aandringmiddelen een tussen de drager en het vergrendelprofiel geplaatste veer omvatten.

8. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste profieldeel star met het tweede profieldeel verbonden is, en bij voorkeur waarbij het vergrendelprofiel integraal gevormd is.

9. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het vergrendelprofiel zwenkbaar is rondom een zwenkas, die in hoofdzaak tussen het eerste profieldeel en het tweede profieldeel gelegen is.

10. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de naar elkaar gerichte zijden van het eerste profieldeel en het tweede profieldeel in hoofdzaak continu verlopend met elkaar verbonden zijn, voor het vormen van een in hoofdzaak glad profieloppervlak.

11. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het vergrendelprofiel voorzien is van ten minste een aanslag, die is ingericht om samen te werken met een aanslagoppervlak op de drager voor het beperken van een zwenking van het vergrendelprofiel tot voorbij de vergrendelstand en/of de ontgrendelstand.

12. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 2 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij twee naastgelegen versperringselementen taps toelopende geleidingsvlakken bepalen.

13. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 2 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij de versperringselementen in hoofdzaak achthoekig zijn uitgevoerd.

14. Anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende een aantal actuatororganen die, in gebruik, elk met een van de laden verbonden zijn, waarbij de actuatororganen elk een nokdeel omvatten dat is ingericht om samen te werken met de actuatorvlakken van de vergrendelbalk.

15. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 14, waarbij het nokdeel in hoofdzaak L-vormig is uitgevoerd, waarbij de basis van de L is ingericht om samen te werken met de actuatorvlakken van de vergrendelbalk.

16. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 15, afhankelijk van conclusie 3, waarbij de basis van de L een eerste nokoppervlak omvatten dat, in gebruik, naar de lade gericht is, alsmede een tweede nokoppervlak omvatten dat, in gebruik, van de lade weggericht is, waarbij het eerste nokoppervlak is ingericht om samen te werken met het eerste actuatorvlak, en waarbij het tweede nokoppervlak is ingericht om samen te werken met het tweede actuatorvlak.

17. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 16, waarbij het eerste en tweede nokoppervlak zich onder een hoek ten opzichte van elkaar uitstrekken.

18. Anti-kantelsamenstel volgens ten minste conclusie 2 en conclusie 14, waarbij het actuatororgaan voorzien is van een uitschuifbeperkingsorgaan dat is ingericht om, in gebruik, bij het uittrekken van een lade de versperringselementen te bewegen.

19. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 18, waarbij het uitschuifbeperkingsorgaan zich in een richting dwars op de uitschuifbeweging van een lade uitstrekt.

20. Anti-kantelsamenstel voor een reeks van laden in een gereedschapskast, omvattende een drager die, in gebruik, met de gereedschapskast verbonden is, alsmede een zwenkbaar op de drager bevestigd vergrendelorgaan dat zwenkbaar is tussen een vergrendelstand waarin het vergrendelprofiel een obstructie vormt voor beweging van gesloten lades, en tussen een ontgrendelstand waarin een lade ten minste naar een uitgetrokken positie beweegbaar is, alsmede omvattende een actuatororgaan dat onder invloed van beweging van de lades het vergrendelorgaan naar de vergrendelstand of ontgrendelstand te zwenken, verder omvattende met de drager verbonden uitschuifbeperkingsmiddelen omvattende een veelvoud van in een rij voorziene versperringselementen die, in gebruik, loodrecht op de schuifrichting van de lades verplaatsbaar zijn.

21. Gereedschapskast, omvattende een aantal in glijders bevestigde laden, met het kenmerk, dat de gereedschapskast een anti-kantelsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies omvat.

22. Gereedschapskast volgens conclusie 20, waarbij de laden voorzien zijn van actuatororganen als gedefinieerd in een van de conclusies 14 tot en met 19.

23. Anti-kantelsamenstel volgens conclusie 6, waarbij de aandringmiddelen een aandringsamenstel omvatten, dat een eerste aandringdeel , een tweede aandringdeel dat in de langsrichting van het eerste aandringdeel beweegbaar is, en een tussen de drager en het vergrendelprofiel geplaatste aandringveer omvat.