NL2000047C1 - Cilinderslot met schuifdeel en platte sleutel met stuurribbe. - Google Patents

Description

f i. . ··' 4

Cilinderslot met schuifdeel en platte sleutel met stuurribbe

De uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot met een daarin verdraaibare cilinderkern, welke een sleutel-kanaal voor een platte sleutel en aftastelementen voor inkepingen en/of stuurvlakken van de sleutel alsmede 5 borgelementen omvat, die de cilinder tegen verdraaien blokkeren of vrijgeven.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een platte sleutel met inkepingen en/of stuurvlakken aan de smalle zijden van de sleutel en/of sleutelflanken.

10 Cilindersloten dié door middel van verschillende tuimelaars inkepingen of stuurvlakken aan een bijpassende platte sleutel aftasten zijn bekend. Een belangrijk voordeel van dergelijke sloten en sleutels is de goedkope fabricagemogelijkheid alsmede de relatief hoge 15 afsluitzekerheid. Voor de verbetering van de afsluitzekerheid van dergelijke sloten is het gewenst om de variatiemogelijkheden aan de sleutel en van het slot te ! vergroten. Dit leidt er meestal toe, dat de constructie van de sloten steeds gecompliceerder wordt, wat nadelig voor de 20 betrouwbaarheid van het functioneren van de sloten kan uitwerken en tot hogere productiekosten leidt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een cilinderslot te verschaffen, dat de bovengenoemde nadelen verhelpt en een vergroting van de variatiemogelijkheden 25 toestaat, waarbij tegelijkertijd de slotconstructie zo eenvoudig mogelijk moet blijven en de fabricagekosten laag gehouden worden. Verder is het een doel van de uitvinding een bijpassende platte sleutel voor een dergelijk cilinderslot te verschaffen.

30 Dit doel wordt bereikt doordat boven het sleutelkanaal een schuifdeel is aangebracht, dat het sleutelk.anaal overlapt, waarbij het schuifdeel aan zijn naar het sleutelkanaal toegekeerde zijde ten minste één stuuruitsparing vertoont die met een bijpassende styurribbe 2000047 2 aan de sleutelrug tot ineengrijpen is te brengen, en waarbij het schuifdeel in zijn rustpositie met bijpassende arreteeruitsparingen in het cilinderhuis ineengrijpt en in de vrijgavepositie bij de juiste sleutel dwars op het 5 sleutelkanaal verschuifbaar is om de cilinderkern tegen verdraaien vrij te geven.

Voorts wordt een bijpassende platte sleutel verschaft, die aan de sleutelrug een zich in de lengterichting in de richting van de sleutelpunt uitstrekkende stuurribbe 10 omvat, die een stuurkant aan de voorzijde, en linker- en rechter-zijkanten vertoont die parallel aan de lengterichting van de sleutel verlopen.

Een kenmerk van het cilinderslot volgens de onderhavige uitvinding is het, dat het schuifdeel in een 15 uitsparing van de cilinderkern is geplaatst en door middel van een veer in de richting van het cilinderhuis is voorgespannen. De aan het schuifdeel aanwezige stuuruitsparing is in de lengte en breedte varieerbaar, waarbij de lengte van de stuuruitsparing kleiner dan de lengte van het schuifdeel en de 20 breedte van de stuuruitsparing kleiner of gelijk aan de breedte van het sleutelkanaal moet zijn, en waarbij verder de uitsparing in de vrijgavepositie van het schuifdeel over het middellangsvlak van het sleutelkanaal of parallel daaraan is geplaatst. Een wezenlijk voordeel van een dergelijk schuifdeel 25 is, dat het met een relatief kleine moeite het sleutelkanaal overlappend geplaatst kan worden en dat door de variatie van de lengte, de breedte en de positie van de uitsparing een vergroting van het aantal variaties van het slot wordt bereikt.

30 Een verder kenmerk van het cilinderslot volgens de onderhavige uitvinding is, dat de stuuruitsparing een geleidingskant vertoont, die voor de geleiding van de bijpassende stuurribbe aan de sleutelrug dient, waarbij de geleidingskant schuin of afgerond is vormgegeven en in de 35 rustpositie over het middellangsvlak van het sleutelkanaal uitsteekt. Bij het insteken van een sleutel met een bijbehorende stuurribbe aan de sleutelrug wordt derhalve de stuurribe over de geleidingskant geleid, waarbij het 3 schuifdeel tegen de kracht van de veer dwars op het sleutelkanaal wordt verschoven en het slot, bij de juiste sleutel aldus in de vrijgavepositie wordt gebracht.

Verdere kenmerken van de platte sleutel zijn volgens 5 de onderhavige uitvinding, dat de stuurribbe zich langs het middellangsvlak of parallel daaraan langs de sleutelrug in de richting van de sleutel zich uitstrekt, waarbij deze bij voorkeur in het midden, of links of rechts van het middellangsvlak is geplaatst.

10 De stuurribbe kan in haar breedte varieerbaar zijn uitgevoerd, waarbij de breedte groter dan nul en kleiner dan de breedte van de sleutelrug is. De stuurribbe kan in haar lengte, breedte zowel als in haar positie gevarieerd worden, opdat ze in de desbetreffende bijpassende stuuruitsparingen i 15 van het schuifdeel in het cilinderslot past. i

Verdere kenmerken van de uitvinding volgen uit de conclusies, de tekeningen en de beschrijvingen.

Fig. 1 toont een schematische langsdoorsnede door een cilinderslot volgens de onderhavige uitvinding met een 20 ingestoken platte sleutel.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht op een cilinderkern met een niet volledig ingestoken platte sleutel.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht op een cilinderkern met een volledig ingestoken platte sleutel.

25 Fig. 4 toont een schematisch doorsnede door een cilinderslot met het schuifdeel in de blokkeerpositie.

Fig. 5 toont een schematische doorsnede door een cilinderslot met het schuifdeel in vrijgavepositie.

Fig. 6 tot en met 9 tonen verschillende 30 uitvoeringsvormen van het schuifdeel van het cilinderslot volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 10 toont een zijaanzicht van de platte sleutel volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 11 toont een bovenaanzicht van een platte 35 sleutel volgens de onderhavige uitvinding.

De in Fig. 1 getoonde schematische langsdoorsnede toont een cilinderslot met een cilinderkern 13, een huis 3, en een daarin gestoken platte sleutel 1. De sleutel 1 omvat een 4 sleutelgreep 2 en een sleutelschacht 4, waarin zich, hier als voorbeeld getoonde, inkepingen 7 en aan de sleutelrug 14 aan de sleutelpunt 22 een stuurribbe 10 bevindt.

In het huis 3 bevinden zich huisboringen 5 welke in 5 de nulpositie van het slot met de cilinderkernboringen 6 in één lijn liggen. Binnenin deze boringen 5, 6 bevinden zich . veerbelaste gedeelde palstiften (niet getoond), welke de inkepingen 7 van de sleutel 1 aftasten. Als verdere tuimelaar bevindt zich boven het sleutelkanaal 17 een, deze overlappend, 10 schuifdeel 8, dat door middel van een veer 9 in de richting van het huis 3 is voorgespannen. Dit schuifdeel 8 tast met zijn stuuruitsparing 18 de stuurribbe 10 af, waarbij vooral de stuurkant aan de voorzijde 12, de breedte van de stuurribbe 10 alsmede de positie van de stuurribbe 10 aan de sleutelrug 14 15 worden gecontroleerd.

Fig. 2 en 3 tonen ieder een bovenaanzicht op een cilinderkern waarin een platte sleutel 1 volgens de onderhavige uitvinding wordt gestoken. Bij de in Fig. 2 getoonde afbeelding is de platte sleutel 1 nog niet volledig 20 in het sleutelkanaal 17 gestoken. Het schuifdeel 8 wordt door de veer 9 in de richting van het huis voorgespannen.

Bij de getoonde sleutel 1 is de stuurribbe 10 aan de sleutelrug 14 aan de sleutelpunt 22 links van het middellangsvlak 25 en parallel daaraan geplaatst.

25 Indien nu de sleutel 1 verder in het sleutelkanaal 17 wordt gestoken, raakt de stuurkant aan de voorzijde 12 van de stuurribbe 10 de geleidingskant 19, waardoor het schuifdeel 8 dwars op het sleutelkanaal 17 wordt bewogen. Door middel van de stuuruitsparing 18 wordt de breedte van de stuurribe 10, de 30 diepte, evenals de correcte positie langs het middellangsvlak 25 gecontroleerd. Bij een volledig ingestoken juiste sleutel 1, zoals in Fig. 3 is getoond, bevindt zich het schuifdeel 8 in zijn vrijgavepositie.

Fig. 4 en 5 tonen ieder een schematische doorsnede 35 door een cilinderslot met een huis 3, een cilinderkern 13 en een sleutelkanaal 17. In de borgpositie bevindt zich het schuifdeel 8 in een arreteeruitsparing 21 welke zich in het 5 huis bevindt, waarin het schuifdeel 8 door de veer 9 gehouden wordt en het slot tegen verdraaien blokkeert.

Bij een ingestoken juiste sleutel 1 wordt door de stuurribbe 10, die in de stuuruitsparing 18 ingrijpt, het 5 schuifdeel 8 uit zijn borgpositie bewogen en dwars op het sleutelkanaal 17 verschoven, waardoor het slot wordt vrijgegeven.

Fig. 6 toont een schuifdeel 8 van een cilinderslot volgens de onderhavige uitvinding in een zijaanzicht met de 10 stuuruitsparing 18 en de geleidingskant 19.

Fig. 7 tot en met 9 tonen ieder een bovenaanzicht op een schuifdeel 8 met verschillend vormgegeven stuuruitsparingen 18. Verder is de veeroplegkant 20 getoond, waarover de kracht van de veer 9 op het schuifdeel 8 wordt 15 overgedragen. De breedte van de stuuruitsparing 18 zowel als de lengte van de uitsparing 24 kan per uitvoering verschillend vormgegeven zijn, wat de variatiemogelijkheden van het slot wezenlijk vergroot. De lengte 24 van de uitsparing moet daarbij groter dan nul, doch minder dan de lengte 23 van het 20 schuifdeel zijn, opdat de stuurkant aan de voorzijde 12 van de stuurribbe 10 van de sleutel 1 controleerbaar is. Om het aantal variaties verder te vergroten kan ook de positie langs het middellangsvlak 25 verschillend zijn, zoals in Fig. 8 en 9 getoond is. In Fig. 8 bevindt de uitsparing 18 zich links 25 parallel aan het middellangsvlak 25 en in Fig. 9 rechts parallel aan het middellangsvlak 25.

Fig. 10 toont een platte sleutel 1 volgens de onderhavige uitvinding met een sleutelgireep 2 en een sleutelschacht 4. Aan de schacht 4 bevinden zich hier als 30 voorbeeld inkepingen 7, die door gedeelde palstiften in het cilinderslot worden afgetast. Aan de sleutelrug 14 aan de sleutelpunt 22 bevindt zich voorts een stuurribbe 10 met een stuurkant aan de voorzijde 12, en aan de beide zijden zijkanten 15.

35 Fig. 11 toont een bovenaanzicht op de platte sleutel 1 uit Fig. 10, waarbij bij deze uitvoeringsvorm de stuurribbe 10 links parallel van het middellangsvlak 25 is aangebracht. Ter verhoging van het aantal variaties kan de stuurribbe 10 5 6 ook in het midden of rechts parallel van het middellangsvlak 25 geplaatst zijn.

2000047

Claims (7)

1. Cilinderslot met daarin verdraaibare cilinderkern (13), welke een sleutelkanaal (17) voor een platte sleutel (1) en aftastelementen voor inkepingen (7) en/of stuurvlakken van 5 de sleutel alsmede borgelementen omvat, die de cilinderkern (13) tegen verdraaien blokkeren of vrijgeven, met het kenmerk, dat boven het sleutelkanaal (17) een schuifdeel (8) is aangebracht, welk het sleutelkanaal (17) overlapt, waarbij het schuifdeel (8) aan zijn naar het sleutelkanaal (17) 10 toegekeerde zijde ten minste één stuuruitsparing (18) omvat, die met een bijpassende stuurribbe (10) aan de sleutelrug (14) tot ineengrijpen is te brengen, en waarbij het schuifdeel (8) in zijn rustpositie met bijbehorende arreteeruitsparingen (21) in het cilinderhuis (3) ineengrijpt, en in de vrijgavepositie 15 bij de juiste sleutel (1) dwars op het sleutelkanaal (17) verschuifbaar is om de cilinderkern (13) tegen verdraaien vrij te geven.

2. Cilinderslot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het schuifdeel (8) in een uitsparing van de cilinderkern 20 is geplaatst en door middel van een veer (9) in de richting van het cilinderhuis (3) is voorgespannen.

3. Cilindersloten volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stuuruitsparing (18) in het schuifdeel (8) in de lengte en breedte varieerbaar is waarbij de lengte (24) van 25 de stuuruitsparing (18) kleiner dan de lengte (23) van het schuifdeel (8) en de breedte van de stuuruitsparing (18) kleiner of gelijk aan de breedte van het sleutelkanaal (17) is, en dat de stuuruitsparing (18) in de vrijgavepositie van het schuifdeel (8) langs het middellangsvlak (25) van het 30 sleutelkanaal (17) of parallel daaraan is geplaatst.

4. Cilinderslot volgens één der conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de stuuruitsparing (18) een geleidingskant (19) vertoont, die voor de geleiding van de bijbehorende stuurribbe (10) aan de sleutelrug (14) dient, 35 waarbij de geleidingskant (19) schuin of afgerond is vormgegeven en in de rustpositie over het middellangsvlak (25) van het sleutelkanaal uitsteekt. 2000047 'O

5. Platte sleutel voor een cilinderslot volgens één der conclusies 1 tot en met 4 met inkepingen en/of stuurvlakken aan de smalle zijden van de sleutel en/of sleutelflanken, met het kenmerk, dat aan de sleutelrug (14) 5 een zich in de lengterichting in de richting van de sleutelpunt (22) uitstrekkende stuurribbe (10) is aangebracht, die een stuurkant aan de voorzijde (12) evenals een linker en rechter zijkant (15) omvat welke parallel zijn aan de lengterichting van de sleutel.

6. Platte sleutel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de stuurribbe (10) zich langs het middellangsvlak (25) of parallel daaraan langs de sleutelrug (14) in de richting van de sleutelpunt (22) uitstrekt, waarbij zij bij voorkeur in het midden, links of rechts van het 15 middellangsvlak (25) is geplaatst

7. Platte sleutel volgens één der conclusies 5 of 6, met het kenmerk, dat de stuurribbe (10) in de breedte varieerbaar uitgevoerd is, waarbij de breedte groter dan nul en kleiner dan de breedte van de sleutelrug (14) is. 20 2000047 I __ ___